ECLI:NL:RBZUT:2010:BO2604

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
26 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460456-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prisse
  • A. van der Hooft
  • J. Davids
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en andere geweldsdelicten binnen relationele sfeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 26 oktober 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten, waaronder poging tot zware mishandeling, mishandeling, bedreiging met zware mishandeling, en vernieling. De feiten vonden plaats op 21 september 2009 en 6 december 2009, waarbij de verdachte zijn ex-partner en haar vrienden in de huiselijke omgeving angst aanjoeg. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 6 december 2009 met een hakmes en een houten voorwerp geweld heeft gebruikt tegen de slachtoffers, wat leidde tot verwondingen en schade aan eigendommen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 218 dagen, met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De benadeelde partij, slachtoffer A, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat zij geen schadebedrag had opgegeven en via Slachtofferhulp had laten weten af te zien van voeging in het strafproces. De rechtbank overwoog dat de verdachte door zijn handelen niet alleen zijn ex-partner, maar ook haar huidige partner en vrienden in een onveilige situatie had gebracht, wat de ernst van de feiten onderstreepte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460456-09
Uitspraak d.d. 26 oktober 2010
Tegenspraak / dip en oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Irak) op [1973],
thans verblijvende te [plaats, adres].
Raadsman mr. Gijsen, advocaat te Maastricht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 maart 2010, 16 juni 2010, 14 juli 2010 en 12 oktober 2010.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 06 december 2009 te Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer A] van het leven te beroven, met dat opzet
- een hakmes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd van die [slachtoffer A] heeft laten neerkomen en/of gezwaaid en/of
- met dat hakmes, althans dat scherpe en/of puntige voorwerp, althans een hard voorwerp, in/op het oor en/of het hoofd van die [slachtoffer A] heeft gesneden en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 06 december 2009 te Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- een hakmes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, althans een hard voorwerp op/tegen het hoofd van die [slachtoffer A] heeft laten neerkomen en/of gezwaaid en/of
- met dat hakmes, althans dat scherpe en/of puntige voorwerp, althans een hard voorwerp, in/op het oor en/of het hoofd van die [slachtoffer A] heeft gesneden en/of gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 06 december 2009 te Zutphen opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] met kracht met een houten steel, althans met een hard voorwerp, tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meerdere tijdstippen op of omstreeks 06 december 2009 te Zutphen [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend in de richting van die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] met een hakmes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, althans een hard voorwerp, gezwaaid, althans dat hakmes, althans dat scherpe en/of puntige voorwerp, althans een hard voorwerp, op duidelijk zichtbare wijze aan die [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] getoond, althans handelingen en/of feitelijkheden van gelijke dreigende aard en/of strekking heeft verricht;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 06 december 2009 te Zutphen opzettelijk en wederrechtelijk een raam (boven een deur van perceel [adres]) en/of een spiegel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 21 september 2009 te Zutphen opzettelijk mishandelend [slachtoffer D] meermalen, althans eenmaal, met kracht, met een stok, althans met een hard voorwerp, tegen zijn lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag, nu hiervoor te weinig gegevens bekend zijn in het dossier. Zo zijn er bijvoorbeeld te weinig gegevens bekend over de afstand tussen verdachte en aangever.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde wegens onvoldoende overtuigend bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Feiten 1 subsidiair tot en met 4 (gebeurtenissen 6 december 2009)
Aanleiding van het onderzoek
Op 6 december 2009 drinkt een aantal mensen gezamenlijk een biertje in de woning van [slachtoffer C], gelegen aan de [adres te plaats]. Aan het einde van de avond, tegen middernacht, dringt een man de woning van [slachtoffer C] binnen. In de hal zwaait hij om zich heen met een voorwerp, waarbij hij een aantal van de aanwezige personen raakt. Eén van hen raakt gewond aan zijn oor. Wanneer de politie arriveert, is de dader niet meer aanwezig.2 Door [verbalisant A] wordt geconstateerd dat er een ruit boven een deur en een spiegel kapot zijn.3 Er ligt in de hal veel glas en bloed.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de aangevers en de getuigen duidelijke verklaringen hebben afgelegd over wat zij hebben meegemaakt. Deze personen wijzen direct of indirect naar verdachte. Het door de verdachte naar voren gebrachte alibi vormt geen sluitend geheel. De officier van justitie stelt zich derhalve op het standpunt dat verdachte de persoon is die op 6 december 2009 de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Ten aanzien van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling heeft de officier van justitie zijn standpunt gebaseerd op de verklaringen van aangever [slachtoffer A] en van de getuigen [slachtoffer C], [slachtoffer B] en [slachtoffer D]. Ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde mishandeling heeft de officier van justitie zijn standpunt gebaseerd op de verklaringen van aangever [slachtoffer B] en van getuige [slachtoffer D]. Daarnaast heeft hij verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen en de letselbeschrijving. Ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde bedreiging en onder 4 tenlastegelegde vernieling heeft de officier van justitie verwezen naar de verklaringen van aangevers [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C] en van getuige [slachtoffer D]. Ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde voorwerp heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen op dit punt onderling tegenstrijdig zijn. Derhalve komt de officier van justitie tot een bewezenverklaring van een "hard voorwerp".
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wegens onvoldoende overtuigend bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte ontkent de tenlastegelegde feiten. De raadsman heeft vraagtekens geplaatst bij de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer C] en [slachtoffer D]. Daartoe heeft hij aangevoerd dat hun motieven en de kleur van hun verklaringen niet betrouwbaar zijn. De raadsman stelt dat [slachtoffer C] van verdachte af zou willen en dat het haar goed zou uitkomen als verdachte de dader is. Volgens de raadsman heeft [slachtoffer C] de woning verlaten en heeft zij niet gezien wat er zich binnen afspeelde. Voorts is aangevoerd dat [slachtoffer D] heeft verklaard dat hij is weggeduwd bij de deur. Later heeft hij gezegd dat hij de deur opende toen de bel ging. [slachtoffer A] daarentegen heeft verklaard dat hij de deur opende. De raadsman acht niet geloofwaardig dat [slachtoffer D] de deur opende en kon wegkomen en dat [slachtoffer A] gewond zou zijn geraakt. De verklaring van [slachtoffer A] acht de raadsman geloofwaardig, te weten [slachtoffer A] opende de deur en raakte gewond aan zijn oor. De raadsman heeft voorts betoogd dat het alibi van verdachte klopt. De raadsman heeft ten slotte aangevoerd dat het de dader niet was te doen om de persoon van [slachtoffer C] en [slachtoffer D], maar om de familie [slachtoffer A]. Er is twijfel of er een andere persoon dan verdachte in de woning was die de feiten heeft gepleegd. Nu er veel twijfels bestaan of verdachte wel de dader is, dient verdachte te worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht de navolgende feiten en omstandigheden van belang.
Feit 1
Verbalisanten [verbalisant B] en [verbalisant A] kregen op 6 december 2009 omstreeks 23.30 uur de melding dat er op de [adres] een conflict was geweest waarbij iemand met een zwaard had gezwaaid. Iemand zou hierbij aan zijn oor zijn geraakt. Ter plaatse zagen zij vier personen in de woning, [slachtoffer D], [slachtoffer B], [naam 1] en [slachtoffer A]. Tevens kwam [slachtoffer C] aanrennen. In de hal lag glas en bloed. [slachtoffer A] hield een doek tegen de linkerkant van zijn hoofd; op de doek zat veel bloed. Binnen was het chaotisch en heerste een opgefokte sfeer. Uiteindelijk werd door [slachtoffer C] en [slachtoffer D] verteld wat er gebeurd was. Omstreeks 23.30 uur zou er zijn aangebeld. [slachtoffer D] deed de deur open en werd door verdachte naar binnen geduwd. Verdachte had een hakmes in zijn rechterhand en sloeg hiermee wild om zich heen. [slachtoffer A] en [slachtoffer B] zijn de hal ingelopen. [slachtoffer A] werd geraakt door het hakmes op zijn linker oor. Hierop zijn [slachtoffer B], [slachtoffer D] en [slachtoffer A] de woonkamer ingevlucht en hebben ze de tussendeur geprobeerd dicht te houden. Hierbij heeft verdachte met een houten stok het raam boven de tussendeur vernield.4
[slachtoffer C] heeft op 6 december 2009 om 23.56 uur bij de politie verklaard5 dat die avond bij haar thuis tussen 23.00 uur en 24.00 uur aanwezig waren: haar partner [slachtoffer D], zijn broer [slachtoffer B], haar vriendin [naam 1] en diens oom [slachtoffer A]. Ze zaten in de woonkamer. Op een gegeven moment hoorde en zag ze dat het glas boven de deur naar de hal kapot geslagen werd. Vervolgens kwam verdachte, haar ex, schreeuwend binnen. Hij sloeg wild om zich heen. Ze heeft niet gezien waar hij mee sloeg en wat hij precies deed en ook niet gehoord wat hij precies schreeuwde. Verdachte was helemaal door het dolle heen. [slachtoffer C] belt de politie en vlucht de woning uit. Wanneer de politie is gearriveerd durft ze terug te komen; dan is de dader inmiddels vertrokken. Ze ziet dan dat er naast het ruitje boven de deur ook een spiegel is gesneuveld. Over verdachte vertelde [slachtoffer C] dat hij haar stalkt, sinds ze uit elkaar zijn.
Op 25 mei 2010 heeft [slachtoffer C] bij de rechter-commissaris grotendeels in overeenstemming met haar aangifte verklaard.6 Verder heeft ze nog verklaard heel zeker te weten dat verdachte de indringer was; ze heeft hem zien binnenkomen; ze heeft hem herkend door het raampje van de deur van de gang naar de zitkamer. Daarvoor had ze zijn stem al herkend. Verdachte had een stok vast, al kan het zijn dat ze dit niet zelf heeft gezien maar heeft gehoord van [slachtoffer D].
Aangever [slachtoffer A] heeft op 7 december 2009 om 13.00 uur bij de politie verklaard7 dat hij op de avond van 6 december 2009 in de woning van [slachtoffer C] was, samen met zijn broer [naam 2] en diens dochter [naam 1]. Verder waren nog aanwezig [slachtoffer D], de vriend van [slachtoffer C], en [naam 3], de broer van [slachtoffer D]. Omstreeks 23.30 uur ging [slachtoffer C] even weg. Hij zag aan haar dat er iets speelde. Omstreeks 24.00 uur was er lawaai bij de voordeur. Hierop heeft hij de deur geopend. In de deuropening stond een man die hem direct met een hakmes aanviel. Hij hief dit mes met zijn rechterhand boven zijn hoofd en liet het met kracht neerkomen. Doordat [slachtoffer A] zich wegdraaide kwam het mes niet op zijn hoofd maar op zijn linkeroor terecht. Dit deed veel pijn en veroorzaakte hevig bloeden. De indringer was volledig doorgedraaid. [slachtoffer A] vluchtte terug de woonkamer in en hield de tussendeur naar de gang samen met de anderen dicht. Het raampje boven de deur werd ingeslagen en de indringer stak het mes door het raampje naar beneden, om de mensen die de deur tegen hielden te raken. Het mes had een lemmet van ongeveer 50 a 60 centimeter. De indringer schreeuwde hard en onverstaanbaar. [slachtoffer A] kende de man niet. [slachtoffer A] omschrijft de indringer als volgt: een man van ongeveer 40 a 50 jaar oud met een licht getinte huid, gelijkend een Turks of Marokkaans uiterlijk. De man had donkere ogen. Op 8 juni 2010 heeft [slachtoffer A] bij de rechter-commissaris grotendeels in overeenstemming met zijn aangifte verklaard.8 Hij weet heel zeker dat hij de voordeur heeft geopend. Terug in de zitkamer heeft hij de tussendeur dichtgehouden, samen met [naam 2] en Regina. [slachtoffer A] weet ook heel zeker dat de indringer een mes vast had. Het mes had een lemmet van ongeveer 40-50 centimeter en was ongeveer 4-5 centimeter breed.
[slachtoffer B] heeft op 7 december 2010 om 00.40 uur bij de politie verklaard dat hij die avond bij zijn broer [slachtoffer D] en diens partner [slachtoffer C] was. Verder waren aanwezig [slachtoffer A] en [naam 1]. Omstreeks 23.30 uur werd er aangebeld. Hij zag dat [slachtoffer D] naar de deur toe liep. Hij zag dat [slachtoffer A] op stond en ook naar de gang liep. [slachtoffer B] stond ook op en liep naar de gang. De man die binnen was gekomen had in zijn rechterhand een hakmes. Het was een groot mes; het blad was ongeveer 20 cm en de steel 50 cm. De man sloeg om zich heen met het hakmes. [slachtoffer A] werd met het mes geraakt op zijn hoofd, ter hoogte van zijn linkeroor. [slachtoffer B] heeft de man als volgt omschreven: "Hij heeft een bol hoofd met kort haar, ik kan zijn hoofd ook omschrijven als een moslim hoofd. Hij is geschat tussen de 30 en 40 jaar. Ik weet niet wat voor kleding hij aan had."9
Huisarts Van Binsbergen heeft op 8 december 2009 een geneeskundige verklaring10 opgesteld. Uit deze verklaring blijkt dat [slachtoffer A] een verwonding heeft aan zijn linkeroor.
Feit 2
Aangever [slachtoffer B] heeft op 7 december 2009 om 00.40 uur bij de politie verklaard11 dat hij die avond bij zijn broer [slachtoffer D] en diens partner [slachtoffer C] was. Verder waren aanwezig [slachtoffer A] en [naam 1]. Omstreeks 23.30 uur werd er aangebeld. [slachtoffer D] liep naar de deur toe en liet de deur van de kamer naar de gang openstaan. Hierdoor had [slachtoffer B] vrij zicht op de gang. Plotseling vloog [slachtoffer D] achteruit de gang door; hij werd geduwd. [slachtoffer A], [slachtoffer D] en [slachtoffer B] trokken zich terug in de zitkamer en hielden de tussendeur dicht. Hierop sloeg de man met een houten steel het raampje van de deur kapot. [slachtoffer B] denkt dat hij bij het dicht doen van de deur geraakt is op zijn hoofd; hij heeft er een buil aan overgehouden. Terwijl de man probeerde om de tussendeur open te krijgen schreeuwde hij dat hij [slachtoffer D] zou afmaken. [slachtoffer B] heeft de man als volgt omschreven: "Hij heeft een bol hoofd met kort haar, ik kan zijn hoofd ook omschrijven als een moslim hoofd. Hij is geschat tussen de 30 en 40 jaar. Ik weet niet wat voor kleding hij aan had."
Op 8 juni 2010 heeft [slachtoffer B] bij de rechter-commissaris grotendeels in overeenstemming met zijn aangifte verklaard.12 Ten aanzien van zijn mishandeling heeft hij verklaard dat hij geraakt is, nadat de indringer het ruitje boven de tussendeur kapot had geslagen. Ten aanzien van het voorwerp dat de indringer bij zich had heeft hij verklaard dat het ongeveer een halve meter lang was en aan de ene kant rond en van hout en aan de andere kant iets platter was. Hij is geraakt met het ronde houten uiteinde.
Verbalisant [verbalisant B] constateerde dat aangever een bult op zijn achterhoofd had.13
Feit 3
Aangever [slachtoffer B] heeft op 7 december 2009 om 00.40 uur bij de politie verklaard14 dat hij die avond bij zijn broer [slachtoffer D] en diens partner [slachtoffer C] was. Verder waren aanwezig [slachtoffer A] en [naam 1]. Omstreeks 23.30 uur werd er aangebeld. Hij zag dat [slachtoffer D] naar de deur toe liep. Hij zag dat [slachtoffer A] op stond en ook naar de gang liep. [slachtoffer B] stond ook op en liep naar de gang. De man die binnen was gekomen had in zijn rechterhand een hakmes. Het was een groot mes; het blad was ongeveer 20 cm en de steel 50 cm. De man sloeg om zich heen met het hakmes. [slachtoffer B] zag dat hij dit richtte op [slachtoffer D] en later ook op de mensen die de gang op liepen. [slachtoffer B] heeft de man als volgt omschreven: "Hij heeft een bol hoofd met kort haar, ik kan zijn hoofd ook omschrijven als een moslim hoofd. Hij is geschat tussen de 30 en 40 jaar. Ik weet niet wat voor kleding hij aan had."
Getuige [slachtoffer D] heeft op 25 mei 2010 bij de rechter-commissaris verklaard15 dat hij op 6 december 2009 thuis was met [slachtoffer C]. Tevens waren aanwezig zijn broertje [slachtoffer B], [naam 2] en zijn dochter [naam 1] en de broer van [naam 2]; [naam] of [slachtoffer A]. Op een gegeven moment, omstreeks 23.30 uur - 0.00 uur, verscheen verdachte aan de deur. Verdachte had een stok bij zich en begon [slachtoffer D] te slaan. Iedereen die aanwezig was kende verdachte. [slachtoffer D] heeft alleen een stok gezien; geen mes. De stok zag er uit als een korte bezemsteel.
Feit 4
Aangeefster [slachtoffer C] heeft op 6 december 2009 om 23.56 uur bij de politie verklaard16 dat die avond bij haar thuis tussen 23.00 uur en 24.00 uur aanwezig waren: haar partner [slachtoffer D], zijn broer [slachtoffer B], haar vriendin [naam 1] en diens oom [slachtoffer A]. Ze zaten in de woonkamer. Op een gegeven moment hoorde en zag ze dat het glas boven de deur naar de hal kapot geslagen werd. Vervolgens kwam verdachte, haar ex, schreeuwend binnen. Ze ziet dan dat er naast het ruitje boven de deur ook een spiegel is gesneuveld.
Getuige [slachtoffer B] heeft op 7 december 2009 om 00.40 uur bij de politie verklaard17 dat hij die avond bij zijn broer [slachtoffer D] en diens partner [slachtoffer C] was. Verder waren aanwezig [slachtoffer A] en [naam 1]. Omstreeks 23.30 uur werd er aangebeld. De man die binnenkwam sloeg met een houten steel het raampje van de deur kapot.
Door [verbalisant A] werd geconstateerd dat er een ruit boven een deur en een spiegel kapot zijn.18 Er lag in de hal veel glas en bloed.
Overweging ten aanzien van de betrouwbaarheid van de aangifte en verklaringen
Ten aanzien van het verweer van de raadsman dat de aangifte van [slachtoffer C] en [slachtoffer D] onbetrouwbaar is, overweegt de rechtbank dat de aangifte van [slachtoffer C] en [slachtoffer D] consistent en gedetailleerd zijn. Daarnaast worden hun verklaringen ondersteund door de verklaringen van [slachtoffer A] en [slachtoffer B]. De vier verklaringen komen in grote lijnen overeen en verschillen slechts in detail van elkaar. Dat aangever en de getuigen niet allen het voorwerp hetzelfde beschrijven, acht de rechtbank verklaarbaar, gelet op de commotie ter plaatse en de verschillen in herinneringsvermogen die tussen mensen bestaan. Op de belangrijke (beslis)punten verschillen hun verklaringen niet. De stelling van de raadsman dat aangeefster [slachtoffer C] mogelijk van verdachte af zou willen, blijkt geenszins uit het dossier. De rechtbank acht de aangifte en verklaringen van aangeefster en [slachtoffer D] voldoende betrouwbaar en overtuigend en verwerpt dan ook het daaromtrent gevoerde verweer.
Overweging ten aanzien van het alibi
Het door verdachte opgegeven alibi, te weten dat hij ten tijde van het ten laste gelegde in een café in Zutphen was, is voor de rechtbank onvoldoende controleerbaar. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het alibi geenszins uitsluit dat verdachte op enig moment het café voor een kort moment heeft verlaten om naar de woning van aangeefster [slachtoffer C] te gaan. De rechtbank leidt hieruit af dat de verdachte op grond van het alibi dat hij heeft opgegeven niet vrijuit kan gaan. Dat verdachte die avond met een vriend zou hebben gebeld19, leidt de rechtbank evenmin tot een ander oordeel, nu uit de telefoongegevens van verdachte niet blijkt dat hij heeft gebeld en verdachte bovendien ter terechtzitting heeft verklaard dat hij die avond geen beltegoed voor zijn mobiele telefoon meer had.
Feiten 1 subsidiair, 2 3 en 4
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen.
Feit 5 (gebeurtenissen 21 september 2009)
Aanleiding van het onderzoek
Op 21 september 2009 te 20.45 uur heeft [slachtoffer D] aangifte gedaan van mishandeling door verdachte, eerder die dag gepleegd. De verbalisant constateerde dat [slachtoffer D] diverse rode vlekken alsmede een schram op zijn linkeronderarm had. Tevens was de linkeronderarm gezwollen en had [slachtoffer D] een schram op zijn linkerschouder.
Standpunten van de verdachte/ de verdediging en van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 5 tenlastegelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft aangevoerd dat het de vraag is of verdachte getuige [slachtoffer C] terroriseert of getuige [slachtoffer C] bezig is met verdachte weg te werken.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de onder 5 tenlastegelegde mishandeling overweegt de rechtbank als volgt. Uit het dossier blijkt van de navolgende feiten en omstandigheden.
Aangever [slachtoffer D] heeft verklaard20 dat hij op straat is mishandeld door verdachte, de ex van zijn vriendin [slachtoffer C]. Sinds de relatie tussen [slachtoffer C] en verdachte is geëindigd, ondervinden [slachtoffer D] en [slachtoffer C] veel overlast van verdachte. Verdachte pleegt vernielingen en uit telefonische bedreigingen. Op maandag 21 september 2009 liep [slachtoffer D] samen met [slachtoffer C] in Zutphen. Op de Troelstralaan, ter hoogte van de Ruijs de Beerenbrouckstraat te Zutphen zag [slachtoffer C] een auto; daar zou verdachte in zitten. Direct hierop kwam deze personenauto met grote snelheid op hen af. De auto stopte vlak bij hen. Vervolgens stapte verdachte uit en sloeg hij [slachtoffer D] met een 60 tot 80 centimeter lang, rond stuk hout, dat hij bij het uitstappen in zijn linkerhand hield. [slachtoffer D] werd geraakt op zijn linkerarm en linkerbeen. Hierbij riep verdachte: "Jij bent een man. Kom op, dan ik jou nou doodmaken". Na enige tijd ging verdachte er weer vandoor in zijn auto.
Getuige [slachtoffer C] heeft verklaard21 dat zij op 21 september 2009 samen met [slachtoffer D] de hond uitliet in Zutphen. Gedurende de wandeling werd [slachtoffer D] een aantal malen anoniem gebeld. Op de terugweg, terwijl zij op de stoep van de Troelstralaan liepen, zag [slachtoffer C] de groene Volkswagen Golf III van verdachte. De VW Golf kwam hun kant op rijden en stopte op de hoek van de Troelstralaan en de Groen van Prinstererstraat. Verdachte stapte uit en riep iets in de trant van: "Jij bent toch een man". Vervolgens begon hij [slachtoffer D] te slaan met een stuk hout of knuppel, dat/die hij in zijn rechterhand hield. Verdachte hield de stok met twee handen vast en sloeg [slachtoffer D] meerdere malen met kracht. Hij sloeg in ieder geval meer dan vijf keer. Vervolgens is verdachte er vandoor gegaan. Verdachte had in het verleden al meerdere malen dreigementen geuit.
Verbalisant constateerde diverse rode plekken, vlekken, alsmede een schram op de linker onderarm, een rode schram op de linkerschouder en een gezwollen linker onderarm.22
Verdachte heeft een ontkennende verklaring afgelegd.
De rechtbank leidt uit de voormelde verklaring van aangever en de getuigenverklaring af dat verdachte op 21 september 2009 in Zutphen aangever heeft mishandeld. De rechtbank acht derhalve het tenlastegelegde feit 5 bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. subsidiair
hij op 06 december 2009 te Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een hard voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer A] heeft laten neerkomen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 06 december 2009 te Zutphen opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] met kracht met een houten steel tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 06 december 2009 te Zutphen [slachtoffer A] en [slachtoffer B] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend in de richting van die [slachtoffer A] en hard voorwerp gezwaaid;
4.
hij op 06 december 2009 te Zutphen opzettelijk en wederrechtelijk een raam en een spiegel toebehorende aan [slachtoffer C] heeft vernield;
5.
hij op 21 september 2009 te Zutphen opzettelijk mishandelend [slachtoffer D] meermalen, met kracht, met een stok, tegen zijn lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 subsidiair: poging tot zware mishandeling;
Feit 2: mishandeling;
Feit 3: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort vernielen;
Feit 5: mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie te hoog is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de voorlopige hechtenis van verdachte vanaf 15 juli 2010 is geschorst en dat verdachte het sindsdien goed heeft gedaan en dat het nog steeds goed gaat. Verdachte wil zich in Apeldoorn vestigen, zodat hij in de buurt van zijn kinderen in Zutphen is. De raadsman heeft bepleit dat bij een eventuele strafoplegging een voorwaardelijke gevangenisstraf billijker is dan een onvoorwaardelijke.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 21 september 2009 en 6 december 2009 schuldig gemaakt aan meerdere geweldsdelicten gepleegd binnen de relationele sfeer. Verdachte heeft door zijn handelwijze zijn ex-partner onder meer in de huiselijke omgeving, waar zij zich juist veilig zou moeten voelen, angst aangejaagd. Niet alleen aangeefster maar ook haar huidige partner en haar vrienden heeft verdachte angst aangejaagd. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank heeft voorts ten voordele van verdachte rekening gehouden met het reclasseringsadvies van 6 oktober 2010. Hierin wordt naar voren gebracht dat betrokkene actief bezig is om een zelfstandig bestaan op te bouwen. Hij werkt in de steigerbouw en hij woont voorlopig bij zijn zus. Hij wil zich in de toekomst in Apeldoorn vestigen. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag gemiddeld. Geadviseerd wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Vanwege de taalbarrière worden geen mogelijkheden gezien in het kader van reclasseringstoezicht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf te hoog is. Verdachte heeft 218 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis verbleven. In de persoon van verdachte en de omstandigheid dat het nu goed gaat met verdachte ziet de rechtbank aanleiding om geen aanvullende detentie op te leggen. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 218 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft verbleven.
Vordering tot schadevergoeding
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de benadeelde partij [slachtoffer A] zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces, maar heeft geen bedrag opgegeven. Bij brief van 9 maart 2010 is namens Slachtofferhulp Nederland medegedeeld dat de benadeelde partij afziet van de mogelijkheid van voeging in het strafproces.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij
niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu zij geen bedrag heeft opgegeven. De raadsman heeft eveneens niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering bepleit.
De rechtbank is -met de officier van justitie en raadsman- van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer A] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu geen bedrag is gevorderd en de benadeelde partij via Slachtofferhulp heeft laten weten af te zien van voeging in het strafproces.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 45, 57, 285, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1 subsidiair: poging tot zware mishandeling;
Feit 2: mishandeling;
Feit 3: bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort vernielen;
Feit 5: mishandeling.
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 218 (tweehonderdachttien dagen);
- beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer A] niet-ontvankelijk in haar vordering;
- heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis;
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Van der Hooft en Davids, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 oktober 2010.
Mr. Davids is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het stamproces-verbaal met het registratienummer 2009102237-24, van de Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, team Zutphen, gedateerd 30 december 2009.
2 Stamproces-verbaal, p. 6.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], dossierpagina 28.
4 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 30
5 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], dossierpagina 26 en 27.
6 Verklaring [slachtoffer C], afgelegd op 25 mei 2010 bij de rechter-commissaris, RC-nr.: 09/874
7 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], dossierpagina's 53 en 54.
8 Verklaring [slachtoffer A], afgelegd op 8 juni 2010 bij de rechter-commissaris, RC-nr.: 09/874.
9 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], dossierpagina 44.
10 Geneeskundige verklaring opgesteld op 8 december 2009 door huisarts Van Binsbergen.
11 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], dossierpagina's 43 en 44.
12 Verklaring D.F [slachtoffer B], afgelegd op 8 juni 2010 bij de rechter-commissaris, RC-nr.: 09/874.
13 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], dossierpagina's 44 en 45.
14 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], dossierpagina's 43 en 44.
15 Verklaring [slachtoffer D] [slachtoffer D], afgelegd op 25 mei 2010 bij de rechter-commissaris, RC-nr.: 09/874.
16 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], dossierpagina 26 en 27.
17 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], dossierpagina's 43 en 44.
18 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], dossierpagina 28.
19 Zie verklaring M. Mohou, afgelegd op 25 mei 2010 bij de rechter-commissaris, RC-nr.: 09/874, p. 2.
20 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer D], dossierpagina's 74 tot en met 80.
21 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer C], dossierpagina's 81 tot en met 83.
22 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer D], dossierpagina 75.