ECLI:NL:RBZUT:2010:BO3370

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
10 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460510-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Heenk
  • A. Gilhuis
  • J. Vaandrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en meerdere diefstallen met geweld

Op 10 november 2010 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder afpersing en diefstal. De verdachte werd ervan beschuldigd in de periode van 21 september 2006 tot en met 26 september 2006, samen met anderen, [slachtoffer A] te hebben gedwongen tot de afgifte van € 3.000,- door middel van bedreiging met geweld. De bedreiging bestond uit meerdere telefonische contacten waarin de verdachte dreigende woorden gebruikte. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het stelen van verschillende voertuigen, waaronder een bedrijfsauto en personenauto's, en het verwerven van deze voertuigen terwijl hij wist dat ze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing, diefstal en opzetheling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten, waarbij de bedreiging met geweld en de diefstallen met geweld zwaar wogen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Tevens werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij, [catering] v.o.f., ter hoogte van € 427,06. De rechtbank overwoog dat de verdachte door zijn handelen niet alleen materiële schade had veroorzaakt, maar ook gevoelens van onveiligheid had teweeggebracht bij de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460510-06
Uitspraak d.d. 10 november 2010
tegenspraak / dip - aangezegd - oip - oip - oip - oip
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1970],
wonende te [plaats, adres],
thans (uit anderen hoofde) verblijvende in de penitentiaire inrichting Arnhem-Zuid te Arnhem.
Raadsman mr. M.E. Bosman, advocaat te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 januari 2007, 27 maart 2007, 5 juni 2007, 21 januari 2009, 2 december 2009 en 27 oktober 2010.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Namens verdachte is aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vervolging van verdachte omdat tijdens het opsporingsonderzoek vele fouten zijn gemaakt, het dossier bol staat van de slordigheden en tendentieuze processen-verbaal zijn opgemaakt. Het opsporingsonderzoek heeft in het algemeen niet in dienst gestaan van de waarheidsvinding, maar is slechts gericht geweest op het presenteren van voor verdachte belastende informatie. Aldus hebben de opsporingsambtenaren een ernstige inbreuk gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor welbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
De officier van justitie heeft geen nader standpunt ingenomen omtrent de ontvankelijkheid van de officier van justitie nadat de raadsman bovenstaand verweer heeft gevoerd.
De rechtbank verwerpt het verweer. Zij is van oordeel dat de door raadsman aangevoerde omstandigheden, al zouden zij juist zijn, wat niet voor alle genoemde gevallen opgaat, niet zodanig van aard zijn dat daaraan de vergaande conclusie van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie verbonden dient te worden. Dat het opsporingsonderzoek niet in dienst heeft gestaan van de waarheidsvinding, is onvoldoende onderbouwd, zodat het niet aannemelijk is geworden. Het is de rechtbank niet gebleken dat een ernstige inbreuk is gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor welbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 5 juni 2007 is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 september
2006 tot en met 26 september 2006, te Dinxperlo, gemeente Aalten, en/of
Oldebroek en/of Winterswijk en/of elders in Nederland, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en) met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] heeft gedwongen tot de afgifte van (in totaal) 3.000,= euro, in elk
geval van geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer A], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het meermalen,
althans eenmaal, opbellen van die [slachtoffer A] en hem (telefonisch) de woorden
toevoegen: "Je moet eerst 2.500,= euro storten in een brievenbus. Daarna moet
500,= euro betaald worden. Als de deal niet doorgaat, wordt de bus geslacht en
als de politie erbij gehaald wordt, dan steek ik de boel in de fik", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 september
2006 tot en met 26 september 2006 te Dinxperlo, gemeente Aalten, en/of
Oldebroek en/of Winterswijk en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging
met (een) ander(en) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte van (in
totaal) 3.000,= euro, in elk geval van geld, geheel of ten dele toebehorende
aan die [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer A] heeft opgebeld en
hem (telefonisch) de woorden heeft toevoegd: "Je moet eerst 2.500,= euro
storten in een brievenbus. Daarna moet 500,= euro betaald worden. Als de deal
niet doorgaat, wordt de bus geslacht en als de politie erbij gehaald wordt,
dan steek ik de boel in de fik", althans woorden van gelijke (dreigende) aard
of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode 21 september 2006 tot en met 22
september 2006, te Aalten, gemeente Aalten, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een bedrijfsauto (Mercedes Benz, type 412 D) met
inhoud, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer A] en/of [slachtoffer A] catering, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
die/dat weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak/verbreking/valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 21 september 2006, althans in de periode van 21 september
2006 tot en met 27 september 2006, te Aalten, in elk geval in Nederland en/of
in de Bondsrepubliek Duitsland, een bedrijfsauto (Mercedes-Benz, type 412 D)
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 05 juni 2006, althans in juni 2006, te Delft, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto
(Mercedes Benz), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer B], althans een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of
die/dat weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak/verbreking/valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 05 juni 2006, althans in de periode van 5 juni 2006 tot
en met 27 september 2006, te Delft, in elk geval in Nederland, een
personenauto (Mercedes-Benz) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die auto wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het
een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 19 mei 2006, te Leuvenheim, gemeente Brummen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto
(Mercedes Benz C 280), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of die/dat weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 19 mei 2006, althans in de periode van 19 mei 2006 tot en
met 27 september 2006, te Leuvenheim, gemeente Brummen, in elk geval in
Nederland, een personenauto (Mercedes-Benz C 280) heeft verworven, voorhanden
heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van die auto wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 22 september 2006, te Borne, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (Mercedes Benz
E 270), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer D], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat verdachte met de door hem bestuurde auto (achteruit) is
weggereden, terwijl die [slachtoffer D] in de deuropening stond, waardoor die
[slachtoffer D] is komen te vallen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 22 september 2006 te Ulft en/of te Borne, in elk geval in
Nederland, een personenauto (Mercedes Benz E 270) heeft verworven, voorhanden
heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van die auto wist dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 22 september 2006, te Borne, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen twee, althans een kentekenpla(a)t(en) ([kenteken 1]),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer E], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen kentekenplaten
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 22 september 2006 tot en met 26 september
2006, te Borne en/of te Dinxperlo, in elk geval in Nederland, twee, althans
een kentekenpla(a)t(en) ([kenteken 1]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van die kentekenpla(a)t(en) wist dat het (een) door
misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. De vaststaande feiten / aanleiding
In de nacht van 21 september 2006 op 22 september 20062 werd vanaf een parkeerplaats van cateringbedrijf [catering] te Aalten een bedrijfswagen Mercedes Benz ontvreemd, volgeladen met horecabenodigdheden. De eigenaar, [slachtoffer A], deed aangifte van diefstal.
Op 25 september 2006 werd aangever gebeld door een onbekende man. De onbekende man gaf aan dat [slachtoffer A] de bus terug kon krijgen wanneer hij een bepaald geldbedrag zou betalen. Daarna vonden nog enkele telefonische contacten plaats, waaronder op 26 september 2006.
Op 26 september 2006 werd een rechercheteam geformeerd onder de naam CABAT, met als doel het begeleiden van de aangever in diens contact met de onbekende afperser. Uit onderzoek bleek vervolgens dat er mogelijk raakvlakken waren met een onderzoek dat liep tegen [verdachte] in verband met op grote schaal gepleegde ramkraken bij bedrijven en diefstallen van auto's van het merk Mercedes Benz, gepleegd in de grensstreek van de Achterhoek.
Aan de hand van de observatie werd verdachte ten slotte op 26 september 2006 om 00.10 uur aangehouden nabij de voor de overdracht afgesproken locatie op de parkeerplaats bij de Arena te Dinxperlo, samen met een medeverdachte [medeverdachte].
B. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 subsidiair, 5 primair en 6 subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard kan worden.
C. Het standpunt van de verdediging
Door de raadsman is vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten bepleit, nu zich -kortgezegd- in het dossier tekortkomingen bevinden, ook ten aanzien van de wijze van waarnemen en vastleggen. Daarnaast ontkent verdachte bij alle feiten betrokken te zijn.
D. Beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde: vrijspraak
[slachtoffer B] heeft aangifte gedaan van diefstal van een Mercedes Benz, welke op naam van zijn moeder stond.3 De Mercedes Benz met het kenteken [kenteken 2] bood hij via marktplaats te koop aan. Op 1 juni werd hij gebeld door iemand die zich bekend maakte als [naam]. [naam] had interesse voor de auto en hij wilde de auto bekijken. Na verschillende afzeggingen werd hij op 5 juni 2006 omstreeks 11.00 gebeld door [naam], dat hij er om 12.00 uur zou zijn. Toen aangever vervolgens bij de auto op de locatie [adres te plaats] kwam, stond er al een man bij de auto die zich voorstelde als [naam]. Tijdens de bezichtiging nam de man plaats op de bestuurdersstoel terwijl de motor van de auto liep en reed vervolgens met hoge snelheid weg.4
Blijkens informatie van de Duitse politie heeft op 29 augustus 2009 een ramkraak plaatsgevonden in een sportzaak in Kleef, Duitsland.5 Op de vluchtweg lieten de daders de door hen gebruikte voertuigen achter. Eén van de voertuigen bleek de op 5 juni 2006 gestolen Mercedes Benz van [slachtoffer B] te zijn.6
Aan [slachtoffer B] zijn vijf foto's getoond en op één foto herkende hij verdachte voor 200% als zijnde de persoon die zich had voorgedaan als [naam].7 Hij heeft geen twijfel over het feit dat verdachte de dader is.8
De rechtbank is van oordeel dat zich weliswaar in het dossier aanwijzingen bevinden dat de auto betrokken is geweest bij een ramkraak, maar dat onvoldoende blijkt hoe deze onderzoeksresultaten in relatie tot verdachte staan. Weliswaar bevat het dossier stukken uit een Duits onderzoek tegen verdachte, maar deze zijn veelal niet vertaald en niet volledig. De rechtbank heeft daardoor onvoldoende beeld van de gang van zaken in het onderzoek van de Duitse politie en zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
[slachtoffer A] van cateringbedrijf [catering] heeft verklaard dat op 21 september 2006 de bedrijfsauto, een Mercedes Benz van het Type 412 D met het kenteken [kenteken 3] afgesloten is geparkeerd voor de ingang van het bedrijf te Aalten, gemeente Aalten.9 De auto was volgeladen met allerlei goederen. Toen aangever op 22 september 2006 omstreeks 08.30 uur bij het bedrijf kwam, kwam hij er achter dat de bedrijfsauto was gestolen.10
[slachtoffer A] heeft verklaard dat hij op 25 september 2006 rond 16.55 uur werd gebeld door een man via zijn vaste telefoonaansluiting.11 De man vertelde dat hij had gehoord dat [slachtoffer A] zijn bus kwijt was en dat hij hem wilde helpen om de bus terug te laten bezorgen.
De man zei tegen [slachtoffer A] dat hij eerst € 2.500 moest storten in een brievenbus en daarna
€ 500,--. Vervolgens zei de man: "Als de deal niet doorgaat, wordt de bus geslacht ..." en "Als je de politie er bij haalt, dan gaat de boel in de hens/fik".12 Aangever voelde zich gedwongen het geld aan de man af te geven omdat hij afhankelijk was van de bedrijfsauto. Ook voelde hij zich bedreigd en hij heeft de politie op de hoogte gebracht.
De man heeft hem diverse keren telefonisch benaderd. Het ging daarbij steeds om dezelfde man, die hij herkende aan zijn stem en het soort accent dat aangever daarbij steeds weer opviel.13
Aangever is in het kader van het terugkrijgen van de bus tegen afgifte van geld diverse keren telefonisch benaderd door een man, onder meer op 26 september 2006 te 19.51 uur, 22.27 uur, 22.31 uur, 22.40 uur, 22.59 uur, 23.44 uur, 23.47 uur en op 23.56 uur14 De gesprekken resulteerden in een afspraak op het industrieterrein in Dinxperlo bij de discotheek Arena.
Verbalisant [verbalisant A] heeft op 26 september 2006 de gesprekken tussen aangever [slachtoffer A] en de bellende man gehoord. Nadat verdachte op diezelfde dag werd aangehouden, is hij door [verbalisant A] gehoord. Op 27 september heeft [verbalisant A] verdachte nogmaals gehoord. Tijdens de verhoren stelde hij vast dat verdachte rustig en beheerst praatte en op dezelfde toonhoogte sprak als de man die inbelde naar [slachtoffer A].15 Verbalisant [verbalisant B] heeft verdachte op 27 en 28 september 2006 verhoord. Op 27 september heeft hij ook de bandopnames gehoord die waren gemaakt tussen een inbellende man en aangever [slachtoffer A]. [verbalisant B] heeft geen twijfel dat de opgenomen stem van de naar [slachtoffer A] inbellende persoon, gelijk is aan de stem van de verdachte [verdachte]. Hij hoorde een gelijkenis qua toon, beheerstheid van praten, zijn beleefde manier van praten en zijn accent. Ook het zachte beëindigen van een zin, als toen deze begon, is gelijk aan die van de inbellende man.16
Op 26 september 2006 omstreeks 23.15 uur werd de discotheek Arena aan de Anholtseweg te Dinxperlo onder observatie genomen.17 Door leden van het observatieteam werd gezien dat een Mercedes met het kenteken [kenteken 1] op verschillende tijdstippen diverse malen over de Anholtseweg nabij de inrit van de discotheek Arena reed.
Op woensdag 27 september om 00:10 uur is verdachte aan de Anhornweg te Dinxperlo aangehouden. Verdachte zat tijdens de aanhouding als bestuurder in een personenauto, Mercedes Benz, voorzien van kenteken [kenteken 1].18 Voorts werd [medeverdachte] als bijrijder in genoemde auto aangehouden.19
De verbalisanten die de aanhouding verrichtten, hadden van het observatieteam gehoord dat de bestuurder een bivakmuts droeg. Nadat de Mercedes tot stilstand kwam tegen een politievoertuig sprongen beide verdachten uit de auto. De verbalisant zag dat de bestuurder een zwarte muts droeg en dat bleek later een bivakmuts te zijn.20 Bij de insluitingsfouillering is onder verdachte een zwarte bivakmuts aangetroffen (SVO 105).21
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie en de rechter-commissaris verklaard dat hij op 26 september 2006 is aangehouden en dat verdachte toen reed in een Mercedes en [medeverdachte] bijrijder was.22 [medeverdachte] heeft verklaard geen Nederlands te spreken of te verstaan.23
Op 28 september 2006 is de ontvreemde bedrijfsauto door de politie aangetroffen op de Werner-Heisenberg-strasse in Emmerich.24 Ter plaatse werd de politie benaderd door een getuige, die verklaarde dat hij het voertuig daar op 26 september 2006 had zien staan. Op de maandagavond 25 september 2006 had het voertuig daar nog niet gestaan.25
Na zijn aanhouding is verdachte op het politiebureau in Doetinchem gefouilleerd. Bij verdachte is onder andere een sleutelbos met vier sleutels, waaronder een Mercedes-sleutel, aangetroffen (SVO 111).26 Op 5 oktober 2006 is onderzoek gedaan naar het voertuig en bleek dat een sleutel die onderdeel uitmaakt van de sleutelbos die bij de fouillering van verdachte was aangetroffen, paste op het portier aan de bestuurderszijde van de aangetroffen bedrijfsauto van [slachtoffer A].27 Tevens bleek een andere sleutel te passen op een hangslotje dat was aangebracht op de voorste zijdeur van de auto, terwijl er ook nog een sleutel bleek te passen op de achterste zijdeur van de auto. Bedoelde deuren konden worden geopend. Een zich tevens aan de sleutelbos bevindende Mercedes-sleutel bleek te passen in het contactslot van de auto.28
Bespreking van de verweren:
Causaal verband
De raadsman heeft bepleit dat het causaal verband ontbreekt nu niet aangever maar de politie het geld heeft neergelegd/afgegeven.
Het door de raadsman aangevoerde standpunt dat geen sprake is van afgifte door aangever, volgt de rechtbank niet. Artikel 317 ziet immers op de situatie dat iemand gedwongen wordt tot afgifte dan wel gedwongen wordt tot het doen afgeven van iets. Het maakt in casu niet uit dat die feitelijke afgifte door de politie is geschied. De rechtbank verwerpt het verweer.
Stemherkenning
De raadsman heeft bepleit de processen-verbaal omtrent stemherkenning uit te sluiten van het bewijs. In het proces-verbaal staat een onjuiste datum vermeld en indien de rechtbank dat als een kennelijke verschrijving ziet, dan is het proces-verbaal niet ex artikel 152 van het Wetboek van Strafvordering ten spoedigste opgemaakt. Daarnaast hebben beide verbalisanten geen opleiding genoten met betrekking tot stemherkenning en zijn zij derhalve niet deskundig.
Ten aanzien van de stemherkenning door de verbalisanten merkt de rechtbank op dat het twee afzonderlijke verbalisanten zijn die daarover proces-verbaal hebben opgemaakt op twee verschillende tijdstippen. Gelet op de context is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een kennelijke verschrijving van de datum van het afluisteren van de band (te weten 27 december 2006), nu blijkt dat de verbalisant verdachte op 27 en 28 september heeft verhoord en het proces-verbaal op 16 oktober is opgemaakt. De rechtbank oordeelt dat bij het opmaken van het proces-verbaal wel is voldaan aan de criteria van artikel 152 Sv, waaruit blijkt dat geen termijn is gesteld waarbinnen het proces-verbaal dient te worden opgemaakt nu dat afhangt van de omstandigheden van het geval. De rechtbank merkt wel op dat het wenselijk zou zijn geweest als het proces-verbaal eerder opgemaakt zou zijn. De rechtbank acht de stemherkenning van beide verbalisanten wel betrouwbaar nu zij deze herkenning in hun proces-verbaal hebben onderbouwd door het geven van specifieke overeenkomsten tussen de stem van [verdachte], die zij hadden verhoord en de man die [slachtoffer A] belde. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Aantreffen gestolen Mercedes
De raadsman heeft gesteld dat in het proces-verbaal van aantreffen van de Mercedes een verkeerde datum is vermeld, te weten een datum vóór de diefstal van de Mercedes.
De rechtbank oordeelt dat uit de overige stukken en de inhoud van het proces-verbaal afgeleid kan worden dat het een kennelijke verschrijving betreft: 4 september had 4 oktober moeten zijn. Het kan namelijk niet zo zijn dat een auto eerder wordt teruggevonden dan deze gestolen wordt. De rechtbank verwerpt het verweer.
Fouillering verdachte
Voorts is door de raadsman gesteld dat het mogelijk is dat de onder verdachte en onder [medeverdachte] in beslag genomen goederen zijn verwisseld.
Ten aanzien van de fouillering en het aantreffen van onder andere een jas en sleutelbos merkt de rechtbank op dat het niet aannemelijk is dat goederen die van [medeverdachte] danwel een ander zijn verwisseld met goederen van verdachte, te meer ook omdat deze goederen pas bij een insluitingsfouillering op het politiebureau in Doetinchem (en niet bij aanhouding in Dinxperloo) in beslag zijn genomen. Voorts heeft [medeverdachte] verklaard dat de goederen die onder hem in beslag zijn genomen aan hem toebehoren.
Fysieke gesteldheid verdachte
Verdachte heeft aangevoerd dat hij in de ten laste gelegde periode op krukken liep en dat hij geen auto kon rijden. Daarnaast moest hij in de avond medicijnen slikken, die de rijvaardigheid beïnvloedden.
De rechtbank overweegt dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard ook wel auto te hebben gereden, nadat hij zijn medicijnen heeft ingenomen. Voorts blijkt uit de bovengenoemde verklaringen dat verdachte wel degelijk in staat was om auto te rijden. De drie bij de aanhouding aanwezige verbalisanten hebben verklaard dat het verdachte is geweest die heeft gereden, hetgeen wordt bevestigd door de verklaring van [medeverdachte]. Daarnaast is onder verdachte bij de insluitingfouillering een bivakmuts in beslag genomen terwijl zowel de verbalisanten uit het observatieteam, als de verbalisanten die verdachte hebben aangehouden, hebben verklaard dat de bestuurder een (bivak)muts droeg. De rechtbank verwerpt het verweer dan ook.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte is de persoon geweest die [slachtoffer A] meermalen heeft gebeld. Voorts is tijdens zijn aanhouding bij zijn fouillering een sleutelbos gevonden. De sleutels pasten op de sloten van de in Duitsland aangetroffen gestolen Mercedes van [slachtoffer A]. Voorts is het geld afgegeven en waren verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ter plaatse om het geld op te halen. Er is derhalve sprake van een voltooid misdrijf.
Nu uit de aangifte van [slachtoffer A] noch uit een proces-verbaal van bevindingen van politie of een ander stuk blijkt dat sprake is geweest van braak/verbreking/valse sleutel en van medeplegen, zal de rechtbank verdachte van die onderdelen vrijspreken. De rechtbank acht wel de onder 2 primair ten laste gelegde diefstal wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
Aangever [slachtoffer C] heeft verklaard dat hij op 19 mei 2006 op zijn gsm werd gebeld door een man die interesse had voor de personenauto die zijn broer en hij via www.marktplaats.nl te koop hadden aangeboden.29 Het ging daarbij om een zwarte Mercedes C280 met het kenteken [kenteken 4]. Deze auto was eigendom van zijn broer [broer slachtoffer C] en [slachtoffer C] was gemachtigd om aangifte te doen. [slachtoffer C] maakte met de man een afspraak om die avond de auto te komen bezichtigen op de [adres, plaats, gemeente]. Omstreeks 20.55 uur kwam er een man het erf van de woning opgelopen. [slachtoffer C] raakte met de man in gesprek en zij liepen naar de auto die op het erf stond om deze te bekijken. [slachtoffer C] startte de motor en de man nam vervolgens plaats op de bestuurdersstoel. Terwijl hij bij het openstaande linker voorportier stond, gaf de man plotseling veel gas en scheurde het erf af de weg op, richting Arnhemsestraat.
Aangever heeft verder nog verklaard dat de man raar zwart haar had en hij ervan overtuigd was dat de man een pruik droeg.30 De broer van aangever heeft verklaard dat de man een pikzwarte pruik op had.31
Ten tijde van de aanhouding van verdachte op 26 september 2006 omstreeks 00.10 uur, reed verdachte in de ontvreemde Mercedes met het kenteken [kenteken 4].32 De Mercedes was op dat moment voorzien van het ontvreemde kenteken [kenteken 1].33
Uit de verklaring van [naam], die toentertijd verdachte begeleidde in het kader van elektronisch toezicht, blijkt dat verdachte op 19 mei 2006 om 4.43 uur vertrokken is uit zijn woning en om 22:55 uur weer terug was.34
In de auto waarin [verdachte] en [medeverdachte] zaten toen zij werden aangehouden, is door de technische recherche sporenonderzoek verricht. Het betreft de in beslag genomen Mercedes met het kenteken [kenteken 1]. 35 In deze auto, die als ontvreemd gesignaleerd stond, bevond zich op de achterbank een plastic tas met daarin onder andere een pruik (SVO 303) en in het dashboardkastje lag ook een pruik (SVO nummer 302).36
Op de passagiersstoel van de op 22 september 2006 in [plaats] van [slachtoffer D] ontvreemde Mercedes met kenteken [kenteken 5] werden enkele zwarte haren aangetroffen, die overeenkwamen kwamen met haren van de pruik (SVO 303) die was aangetroffen in de Mercedes waarin verdachte zich bevond voor zijn aanhouding. Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut wees uit dat de op de passagiersstoel aangetroffen drie kunstharen (SVO 1701) waarschijnlijk afkomstig zijn van de pruik (SVO 303) aangetroffen in de Mercedes [kenteken 1].37
Bij DNA-onderzoek van de beide in de auto aangetroffen pruiken bleek het in de bemonstering aangetroffen celmateriaal van de pruiken gelijk te zijn aan het DNA-profiel van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen man dit DNA-profiel heeft is minder dan één op één miljard.38
Bespreking van het verweer:
Ten aanzien van de pruiken
Voor zover de raadsman heeft gesteld dat verdachte gedwongen werd om pruiken op te zetten en dat dat mogelijk zijn DNA op de pruiken verklaart, overweegt de rechtbank als volgt.
Op 28 september 2006 zijn de pruiken uit de auto waarin verdachte is aangehouden veiliggesteld.39 Op 30 oktober 2006 zijn de pruiken naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) gestuurd en op 22 december 2006 heeft het NFI gerapporteerd.40 Op 14 november 2006 is getracht verdachte te fotograferen met een pruik op. Verdachte heeft dat geweigerd en later heeft de officier van justitie daar vanaf gezien.41 De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de pruiken voor onderzoek naar het NFI waren gestuurd voordat op 14 november 2006 getracht werd verdachte te fotograferen met een pruik op. Indien DNA materiaal van verdachte op de pruiken is aangetroffen, is dat vóór zijn aanhouding op de pruiken terecht gekomen. De rechtbank verwerpt het verweer.
Verklaringen [slachtoffer C]
Door de raadsman is gesteld dat de verklaringen van [slachtoffer C] niet gebruikt kunnen worden voor het bewijs, nu hij pas enige maanden later verklaart dat de man een pruik droeg. Voorts hebben aangever [slachtoffer C] en zijn broer verdachte niet herkend bij de fotoconfrontatie.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat sprake is van een onrechtmatige wijze van verhoren. Evenmin is gebleken dat de verklaringen onbetrouwbaar of tegenstrijdig zijn. [slachtoffer C] is later met een aanvulling op zijn verklaring gekomen. De rechtbank ziet geen redenen om te twijfelen aan deze verklaringen, te meer omdat de verklaring van aangever overeenkomt met die van zijn broer en voorts de beschrijving van het haar van de man die zijn auto wilde kopen overeenkomt met hetgeen hij in zijn aanvullende verklaring naar voren brengt. De rechtbank acht de aanvullende verklaring betrouwbaar. De rechtbank verwerpt het verweer.
Slapen
Verdachte heeft ter terechtzitting gesteld dat hij op 19 mei 2006 tot 16.00 uur gewerkt heeft in Ulft. Vervolgens is hij om 17.30 uur naar Doesburg gereden om zijn kinderen op te halen en is hij naar zijn ouders gereden, waar hij om 20.30 uur is gaan slapen.
De rechtbank verwerpt het verweer van verdachte, nu uit de gegevens van de reclassering -verdacht stond in die periode onder elektronisch toezicht - blijkt dat verdachte pas om 22.55 uur is teruggekomen in de woning.
Geen valse sleutel
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat geen sprake kan zijn van diefstal waarbij verdachte zich die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel. Uit vaste jurisprudentie volgt echter dat onder een valse sleutel ook valt een onbevoegdelijk gebruikte sleutel.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde
[slachtoffer D] heeft op 22 september 2006 aangifte gedaan van diefstal met geweld van zijn personenauto, een Mercedes Benz E 270 met het kenteken [kenteken 5].42
Hij had de auto te koop aangeboden op internet. Op 20 september werd hij omstreeks 19.00 uur op zijn mobiel gebeld door een man en werd er een afspraak gemaakt voor de volgende dag, maar er kwam toen niemand opdagen. Op 22 september 2006 rond 19.30 werd er weer gebeld door de man en werd een nieuwe afspraak gemaakt. Op 22 september rond 22.15 uur kwam de man bij aangevers woning in [plaats]. De man liep naar [slachtoffer D] en zijn vrouw. De man droeg een zwarte pruik. [slachtoffer D] is met de man naar de auto gelopen die stond geparkeerd op de oprit bij zijn woning. Op verzoek van de man heeft [slachtoffer D] de auto gestart. De man vroeg of hij de auto ergens bij licht kon bekijken. Aangever heeft de man verteld dat hij daartoe al een afspraak had gemaakt met een kennis. De man vroeg hem of hij de auto mocht besturen. Zij stonden op dat moment beiden aan de bestuurderszijde van de auto. De man ging met zijn instemming achter het stuur zitten en hij - aangever - liep, achter de auto langs, naar de passagierszijde. Op het moment dat hij het portier aan die zijde wilde openen, voelde hij dat het portier afgesloten was. Tegelijkertijd gaf de man gas en reed achterwaarts de oprit af, de weg op. Doordat aangever de portierhandel nog vast had, werd hij iets meegetrokken en viel. De man reed met hoge snelheid weg.
De echtgenote van aangever heeft verklaard dat haar man een afspraak had gemaakt met een man die interesse had voor hun Mercedes.43 Haar man ging met de man in gesprek en zij heeft zich ook nog voorgesteld aan de man. Opvallend aan de man was dat hij een pruik droeg.44
Op 4 oktober 2006 werden in de bij [verdachte] in gebruik zijnde Mercedes (kenteken [kenteken 6]) papieren aangetroffen waaronder een handgeschreven lijst met vermoedelijk te koop staande personenauto's van het merk Mercedes Benz en een huurcontract van een garage [nummer] aan het [adres te plaats], onder de naam van [naam 2].45
Bij onderzoek ter plaatse bleek de deur van betreffende garagebox open te staan en de garagebox leeg te zijn. Daarop werd contact opgenomen met de verhuurder [verhuurder]. Raadpleging van diens administratie wees uit dat voornoemde [naam 2] nog een garagebox huurde, te weten [nummer].46 In deze garagebox werd vervolgens de op 22 september 2006 in [plaats] ontvreemde Mercedes Benz, type E, voorzien van het kenteken [kenteken 5], aangetroffen.47
Sleutels die deel uitmaken van een onder verdachte in beslag genomen sleutelbos (de sleutelbos met de 'Porsche-sleutelhanger' (SVO nummer 113) bleken bij nader onderzoek te passen op de sloten van de garageboxen [nummers].48
[verhuurder], de verhuurder van de garagebox, heeft verdachte herkend van een hem via de computer getoonde digitale foto van verdachte [verdachte].49
De verhuurder heeft verder verklaard dat hij in eerste instantie garagebox [nummer] aan de man heeft verhuurd en kort daarop nummer 13.
In de auto waarin [verdachte] en [medeverdachte] zaten toen zij werden aangehouden, is door de technische recherche sporenonderzoek verricht. Het betreft de in beslag genomen Mercedes met het kenteken [kenteken 1]. 50 In deze auto, die als ontvreemd gesignaleerd stond, bevond zich op de achterbank een plastic tas met daarin onder andere een pruik (SVO 303) en in het dashboardkastje bevond lag ook een pruik (SVO nummer 302).51
Op de passagiersstoel van de op 22 september 2006 in [plaats] van [slachtoffer D] ontvreemde Mercedes met kenteken [kenteken 5] werden enkele zwarte haren aangetroffen, die overeenkwamen met haren van de pruik (SVO 303) die was aangetroffen in de Mercedes waarin verdachte zich bevond ten tijde van zijn arrestatie. Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut wees uit dat de op de passagiersstoel aangetroffen drie kunstharen (SVO 1701) waarschijnlijk afkomstig zijn van de pruik (SVO 303) aangetroffen in de Mercedes [kenteken 1].52
Bij DNA-onderzoek van de beide in de auto aangetroffen pruiken bleek het in de bemonstering aangetroffen celmateriaal van de pruiken gelijk te zijn aan het DNA-profiel van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen man dit DNA-profiel heeft is minder dan één op één miljard.53
Bespreking van het verweer:
Fysieke gesteldheid verdachte
Verdachte heeft gesteld op 26 september 2006 op krukken te hebben gelopen. Voorts heeft hij gesteld dat hij om 20.30 uur is gaan slapen en dat hij wegens de ingenomen medicatie niet in staat was op auto te rijden.
De rechtbank verwijst ten aanzien van de motivering naar het onder 1 ten laste gelegde besprokene en oordeelt dat de verklaring van verdachte niet aannemelijk is geworden en verwerpt het verweer.
Aantreffen Mercedes in garagebox met onjuist kenteken
Door verdachte is aangevoerd dat in het proces-verbaal (pagina 827) staat vermeld dat een auto met kenteken [kenteken 5] in de garagebox is aangetroffen, maar dat die auto niet als gestolen geregistreerd stond.
De rechtbank is van oordeel dat het genoemde kenteken een kennelijke verschrijving betreft, te meer nu in andere processen-verbaal, waaronder het proces-verbaal van het daadwerkelijk aantreffen van de auto, een Mercedes met het kenteken [kenteken 5] wordt vermeld (pagina 822). De rechtbank verwerpt het verweer.
Fotoconfrontatie
De raadsman heeft gesteld dat de resultaten van de fotoconfrontatie van [verhuurder] niet gebezigd kunnen worden voor het bewijs nu sprake is van een enkelvoudige confrontatie en in het proces-verbaal niet staat vermeld waaraan [verhuurder] verdachte zou hebben herkend.
De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer dat [verhuurder] een signalement heeft gegeven van "zijn huurder", voordat hij verdachte van een foto herkende. De combinatie van het geven van het signalement met de herkenning, maakt dat de rechtbank deze betrouwbaar acht. Overigens bestaat er geen algemene rechtsregel dat de resultaten van een enkelvoudige fotoconfrontatie per definitie onbetrouwbaar zijn en niet als bewijs gebezigd kunnen worden.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank het onder 5 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde
[slachtoffer E] heeft verklaard dat zijn auto, merk Volvo S60, met het kenteken [kenteken 1] op de avond van 22 september 2006 stond geparkeerd op een parkeerplaats in [plaats].54 Toen hij rond 22.45 uur terug kwam bij zijn auto, zag hij dat de beide kentekenplaten waren ontvreemd. De voorste kentekenplaat was er met geweld afgerukt.
Leden van het arrestatieteam waren op 26 september 2006 aanwezig op het industrieterrein te Dinxperlo en zij hoorden van het observatieteam dat ter plaatse telkens een zwartkleurige Mercedes, voorzien van het kenteken [kenteken 1], met daarin twee mannen voorbij reed.55 Het kenteken stond als gestolen gesignaleerd.56
Na de aanrijding met een politievoertuig stapten beide inzittenden uit de Mercedes en zijn zij vervolgens door het arrestatieteam aangehouden. De bestuurder bleek te zijn [verdachte], zijnde verdachte. Voor de overige bewijsmiddelen ten aanzien waarvan de rechtbank van oordeel is dat verdachte de bestuurder is geweest van de auto, verwijst zij naar het ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde overwogene.
De rechtbank zal verdachte van het onder 6 primair ten laste gelegde vrijspreken nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte betrokken is bij de diefstal van de kentekenplaten. De rechtbank is van oordeel dat verdachte als bestuurder aansprakelijk is voor de door hem gebruikte auto. Nu hij heeft gereden in een door verdachte gestolen auto waarbij een ander kenteken hoorde, met daarop de gestolen kentekenplaat [kenteken 1], gaat de rechtbank ervan uit dat hij bewust deze kentekenplaat op de gestolen auto heeft geplaatst. Kentekenplaten worden doorgaans alleen afgegeven bij een auto. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat verdachte wist dat de losse kentekenplaat [kenteken 1] uit diefstal afkomstig was. Verdachte heeft in ieder geval minst genomen voorwaardelijk opzet gehad door gebruik te maken van de kentekenplaten die van diefstal afkomstig waren en de kentekenplaten te gebruiken op een eveneens gestolen auto. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van opzetheling zoals onder 6 subsidiair ten laste is gelegd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2, primair, 4 primair, 5 primair en 6 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op tijdstippen in de periode van 21 september 2006 tot en met 26 september 2006, te Dinxperlo, gemeente Aalten, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld
[slachtoffer A] heeft gedwongen tot de afgifte van (in totaal) 3.000,= euro, toebehorende aan die [slachtoffer A], welke bedreiging met geweld bestond uit het meermalen, opbellen van die [slachtoffer A] en hem telefonisch de woorden toevoegen: "Je moet eerst 2.500,= euro storten in een brievenbus. Daarna moet 500,= euro betaald worden. Als de deal niet doorgaat, wordt de bus geslacht en als de politie erbij gehaald wordt, dan steek ik de boel in de fik", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2. primair
hij op een tijdstip in de periode 21 september 2006 tot en met 22 september 2006, te Aalten, gemeente Aalten, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bedrijfsauto (Mercedes Benz, type 412 D) met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer A] en/of [slachtoffer A] catering;
4. primair
hij op 19 mei 2006, te Leuvenheim, gemeente Brummen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Mercedes Benz C 280), toebehorende aan [slachtoffer C], waarbij verdachte zich die weg te nemen auto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
5. primair
hij op 22 september 2006, te Borne, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Mercedes Benz E 270), toebehorende aan [slachtoffer D], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer D], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte met de door hem bestuurde auto achteruit is weggereden, terwijl die [slachtoffer D] in de deuropening stond, waardoor die [slachtoffer D] is komen te vallen;
6. subsidiair
hij in de periode van 22 september 2006 tot en met 26 september 2006, te Borne en te Dinxperlo, twee kentekenplaten ([kenteken 1]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijven:
1 (primair): afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2 (primair): diefstal;
4 (primair): diefstal, waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
5 (primair): diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
6 (subsidiair): opzetheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Naar de persoon van verdachte is een psychologisch onderzoek verricht door L.L. van der Wal (psycholoog), waarvan de resultaten zijn weergegeven in een rapport van 14 maart 2007. Verdachte ontkent het ten laste gelegde en deze ontkenning komt niet voort uit een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Bij verdachte is sprake van zeer lage verstandelijke vermogens gecombineerd met concentratie-geheugenproblemen. Dit heeft tot gevolg dat de draagkracht en copingsmechanismen van hem gering zijn. Daarnaast is hij een man die moeite heeft om zijn grenzen aan te geven en conflicten zoveel mogelijk vermijdt. Verdachte heeft afhankelijke trekken in zijn persoonlijkheid en lijkt gemakkelijk te beïnvloeden. Gelet op de ontkenning van verdachte is het niet mogelijk om een oordeel te geven over de toerekeningsvatbaarheid en de recidivekans en derhalve onthoudt de rapporteur zich van advies.
Uit het oriënterend psychiatrisch door S. de Jong (psychiater) d.d. 20 november 2006 onderzoek is eveneens gebleken dat aan de ontkenning van verdachte geen ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten grondslag ligt.
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
1. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht gevorderd.
2. Door de raadsman is primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft hij gesteld dat de wijze waarop het onderzoek door de politie is verricht een reden is om tot strafvermindering over te gaan. Daarnaast is gesteld dat rekening gehouden dient te worden met de recente veroordelingen van verdachte door het Gerechtshof Arnhem en het Landgericht Kleve (Duitsland) en de lange duur van zijn strafproces.
3. De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een brutale wijze van diefstal van meerdere auto's. Door dergelijke feiten wordt materiële schade toegebracht aan de benadeelden en ook fysiek letsel aan één van de benadeelden, die meegesleurd werd toen verdachte wegreed met zijn auto. Verdachte heeft door zijn handelen ook het vertrouwen geschonden van mensen die via internet goederen willen (ver)kopen en heeft hen ook financiële schade toegebracht. Naast de diefstal van deze auto's heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan opzetheling van kentekenplaten. Door aldus te handelen heeft verdachte andere misdrijven ondersteund en deze daarmee begunstigd.
Daarnaast heeft hij één bedrijfsauto gestolen en vervolgens de eigenaar daarvan meermalen telefonisch gedwongen tot afgifte van geldbedragen zodat de eigenaar de bedrijfsauto terug kon krijgen. Dit is een kwalijke zaak, te meer nu aangever afhankelijk was van het voertuig om zijn werkzaamheden te verrichten. Aangever voelde zich gedwongen om mee te werken. Het handelen van verdachte heeft gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg gebracht.
4. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij meermalen ter zake van vermogensdelicten, zoals diefstal en opzet- en schuldheling, is veroordeeld. De rechtbank zal toepassing geven aan artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, gelet op de onherroepelijke veroordeling van verdachte op 29 juni 2009 door het Landgericht Kleve tot 5,5 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
5. Het standpunt van de verdediging dat de door haar gesignaleerde tekortkomingen in het dossier verdisconteerd dienen te worden in de strafmaat, volgt de rechtbank niet. De motivering daarvan blijkt uit de aangehaalde bewijsmiddelen, maar met name uit de bespreking van de verweren, nu deze alle zijn verworpen door de rechtbank. Voorts overweegt de rechtbank dat het weliswaar geruime tijd heeft geduurd voordat deze zaak is afgedaan, maar dat dat deels aan verdachte is te wijten. De behandeling is zowel op verzoek van de officier van justitie als op verzoek van de raadsman geschorst. De omstandigheid dat verdachte lange tijd in Duitsland gedetineerd zat doet daar niet aan af. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om een strafkorting toe te passen wegens overschrijding van de redelijke termijn.
6. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden met aftrek van de periode die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis passend.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] ([catering] v.o.f.) heeft zich gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde voor een bedrag van € 427,06 terzake van huur van een (vervangende) auto en huur van tafels en stoelen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot het verzochte bedrag met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft geconcludeerd dat de vordering niet eenvoudig van aard is en dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in haar vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer A], voornoemd, als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. De vordering is onderbouwd. De vordering wordt in het geheel toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36f, 57, 63, 310, 311, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 4 primair, 5 primair en 6 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als
1 (primair): afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2 (primair): diefstal;
4 (primair): diefstal, waarbij de schuldige het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
5 (primair): diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
6 (subsidiair): opzetheling.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[catering] v.o.f., [adres, plaats] (rekeningnummer [nummer]) van een bedrag van € 427,06 vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [catering] v.o.f., voornoemd, een bedrag te betalen van € 427,06 met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 8 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Aldus gewezen door mrs. Heenk, voorzitter, Gilhuis en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 november 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte (stam)proces-verbaal nr. PL0644/06-207747 van de politie Noord-Oost Gelderland, District Achterhoek.
2 Stamproces-verbaal (pagina 13-16).
3 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer B] (pagina 678-680).
4 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer B] (pagina 679).
5 Proces-verbaal, ambtelijk verslag (pagina 698).
6 Proces-verbaal, ambtelijk verslag (pagina 698).
7 Proces-verbaal Wahllichtbildvorlage - Freigabe (pagina 1847).
8 Proces-verbaal Wahllichtbildvorlage - Freigabe (pagina 1847).
9 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer A] (pagina 640).
10 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer A] (pagina 640).
11 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer A] (pagina 587).
12 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer A] (pagina 587).
13 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer A] (pagina 644).
14 Tapverslagen (pagina 591-606).
15 Proces-verbaal van bevindingen (pagina 105).
16 Proces-verbaal van bevindingen (pagina 106).
17 Proces-verbaal van observatie (pagina 610 en 611).
18 Proces-verbaal van aanhouding (pagina 378).
19 Proces-verbaal van aanhouding (pagina 378).
20 Proces-verbaal van aanhouding (pagina 381).
21 Proces-verbaal sporenonderzoek met bijlage (pagina 327 en 333).
22 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] (pagina 561-562) en proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 6 juni 2008 (pagina 3).
23 Proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 6 juni 2008 (pagina 6).
24 Proces-verbaal aantreffen gestolen vrachtauto Mercedes Benz 412 D, [kenteken 3] (pagina 651).
25 Proces-verbaal aantreffen gestolen vrachtauto Mercedes Benz 412 D, [kenteken 3] (pagina 651).
26 Proces-verbaal sporenonderzoek met bijlage (pagina 327 en 333).
27 Proces-verbaal, ambtelijk verslag (pagina 661).
28 Proces-verbaal, ambtelijk verslag (pagina 661).
29 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C] (pagina 755 en 756).
30 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer C] (pagina 793).
31 Proces-verbaal van verhoor van getuige [broer slachtoffer C] (pagina 795).
32 stamproces-verbaal, dossierpag. 40, relaas verbalisanten [C] en [D]
33 Proces-verbaal van aanhouding (pagina 378).
34 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam] (pagina 725).
35 Proces-verbaal sporenonderzoek technische recherche (300, 302, 328, 330).
36 Proces-verbaal sporenonderzoek (pagina 300) en bijlage (pagina 333).
37 Deskundigenrapport NFI d.d. 9 november 2006, opgemaakt door ing. P.E. de Vreede (pagina 360).
38 Deskundigenrapport NFI d.d. 22 december 2006, opgemaakt door dr. R.J. Bink (ongenummerd)
39 Proces-verbaal sporenonderzoek (pagina 300).
40 Proces-verbaal sporenonderzoek (pagina 329 en 331).
41 Proces-verbaal van bevindingen (pagina 537).
42 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer D] (pagina 798-802).
43 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] (pagina 811).
44 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] (pagina 811).
45 Proces-verbaal, ambtelijk verslag (821) en een schriftelijk bescheid, inhoudende het huurcontract (pagina 824) en een schriftelijk bescheid inhoudende een handgeschreven lijst met vermoedelijk te koop staande personenauto's van het merk Mercedes Benz (pagina 825).
46 Proces-verbaal, ambtelijk verslag (821).
47 Proces-verbaal, ambtelijk verslag (822).
48 Proces-verbaal sporenonderzoek met bijlage (pagina 327 en 333) en proces-verbaal, ambtelijk verslag (823).
49 Proces-verbaal van verhoor van getuige [verhuurder] (pagina 829).
50 Proces-verbaal sporenonderzoek technische recherche (300, 302, 328, 330).
51 Proces-verbaal sporenonderzoek (pagina 300) en bijlage (pagina 333).
52 Deskundigenrapport NFI d.d. 9 november 2006, opgemaakt door ing. P.E. de Vreede (pagina 360).
53 Deskundigenrapport NFI d.d. 22 december 2006, opgemaakt door dr. R.J. Bink (ongenummerd)
54 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer E] (pagina 845).
55 Proces-verbaal van aanhouding (pagina 377 en 380).
56 Proces-verbaal van aanhouding (pagina 380).