ECLI:NL:RBZUT:2010:BO3760

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
10 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
113351 - HA ZA 10-1320
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugname van een hond en retournering van het aankoopbedrag na onterecht geleverde hond

In deze zaak vorderde eiser, [eiser], dat de rechtbank de gedaagden zou veroordelen tot terugname van de hond, [naam hond], en retournering van het aankoopbedrag van € 2.150,00. Eiser had de hond aangeschaft via gedaagden, die als bemiddelaar optraden. Eiser stelde dat de hond niet voldeed aan de overeenkomst, omdat zij niet als waakhond kon functioneren en bovendien vermoedelijk niet raszuiver was. De rechtbank onderzocht de feiten en de rechtsverhouding tussen partijen. Eiser had een e-mail gestuurd met de opdracht om een waakhond te zoeken, en gedaagden hadden daarop gereageerd met aanbiedingen. Na de aankoop bleek de hond niet te voldoen aan de verwachtingen van eiser, die vervolgens de koopovereenkomst ontbond en terugname van de hond eiste. Gedaagden voerden verweer en stelden dat eiser zijn onderzoeksplicht had verzaakt en dat de overeenkomst niet de koop, maar enkel bemiddeling betrof. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst als een overeenkomst van lastgeving moest worden gekwalificeerd, waarbij gedaagden zich verplicht hadden om een hond te leveren die voldeed aan de eisen van eiser. De rechtbank concludeerde dat gedaagden niet tekort waren geschoten in hun verplichtingen, omdat eiser niet had aangetoond dat de hond niet voldeed aan de afgesproken eisen. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten. In reconventie werd de vordering van gedaagden tot naamszuivering en schadevergoeding eveneens afgewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 113351 / HA ZA 10-1320
Vonnis van 10 november 2010
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.R.L. van Gasteren te Amsterdam,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [plaats],
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [plaats],
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [plaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. S. Striekwold te Nijmegen.
Eisende partij zal hierna [eiser] genoemd worden. Gedaagden zullen samen worden aangeduid als [gedaagden] en afzonderlijk als de VOF, [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van deze rechtbank sector kanton, locatie Oude IJsselstreek, van 27 mei 2010, waarbij de zaak is verwezen naar de sector civiel.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 25 oktober 2008 heeft [eiser] een e-mail gezonden aan het e-mailadres [e-mailadres 1] met de volgende inhoud:
“Dag [gedaagde sub 3], hierbij het emailtje inzake een waakhond die ik zoek. Zoek een teef, voorkeur duitse herder, (…) Ze moet getraind zijn als waakhond, dwz alarmeren en bijten als personen niet reageren/inbreken na alarm blaf. Verder moet ze getraind zijn om voedsel van derden niet aan te nemen, alleen voedsel gegeven op bv. voederplek. Ik zoek verder een hond die een juiste marktprijs heeft. Ik weet dat volledig getraind (die heb ik niet nodig) zijn zo’n 4000-4500 euro, wat ik zoek zal zo’n 2000 euro kosten. (…)”.
2.2. Op 4 november 2008 vindt een e-mailwisseling plaats tussen de e-mailadressen [e-mailadres 2] en [e-mailadres 1], waarbij van de zijde van [gedaagden] wordt geschreven: “(…) Ik weet op dit moment 1 teef van ong 3,5 jaar oud. (…) Met deze hond zal nog wat extra training voor het voedsel gedaan moeten worden, hiermee bedoel is dat ze leert dat ze alleen op 1 vaste plek van de eigenaar eten krijgt. Het bewakings gedeelte wat jij belangrijk vind is bij haar dit in orde. (…) Kom jij binnen afzienbare tijd naar Nederland? Wil je de hond gebracht hebben? Heb je een eigen dierenarts voor een medische keuring van de hond? Ik laat de honden voor de koop altijd medisch keuren. Dit kan ook bij mijn dierenarts, die kent deze hond niet. (…)”
Deze mail is ondertekend met “(…) groet, [gedaagde sub 3].
[gedaagden sub 3 en sub 2]
[naam] Hondenbenodigdheden
(…)
KvK: (…)
BTW: (…)
(…)”
Van de zijde van [eiser] is op deze e-mail gereageerd als volgt: “(…) Voordat je de duitse herder-teef die je op het oog hebt, meeneemt, kan je eerst even eea met mij kortsluiten? (…) En dat we de prijs, verdere acties, jouw bevindingen met haar, haar achtergrond/waarrom ze weggaat etc eerst goed doornemen. Groet, [eiser] (…)”.
2.3. Op 19 november 2008 is aan [eiser] een e-mail gezonden vanaf het e-mailadres [e-mailadres 1] met de volgende inhoud:
“Hallo [eiser], Ik heb een geschikte Duitse Herder teef gevonden. Deze teef zou meegaan naar Amerika, maar is bij het medisch onderzoek afgevallen. De reden is dat ze dragend is/was. De amerikanen laten de hond dan hier, dus is ze beschikbaar voor de verkoop. (…) ”.
De ondertekening van deze e-mail is gelijkluidend aan de ondertekening van het onder 2.2 genoemde bericht.
2.4. Bij e-mail van 23 november 2008 is vanaf het e-maildadres [e-mailadres 1] aan [eiser] geschreven:
“(…) De hond heet [naam hond]. (…) Heb je verder evt nog zaken nodig, van riemen, halsbanden, kettingen of dergelijke?? Laat het maar weten, dan kan ik dit klaarleggen. We verkopen dit nl ook.
De prijs van [naam hond] komt op 2150,- euro. (…)”
De ondertekening van deze e-mail is gelijkluidend aan de ondertekening van het onder 2.2 genoemde bericht.
2.5. Op 8 december 2008 heeft [eiser] aan het e-mailadres [e-mailadres 1] gemaild: “Dag [gedaagde sub 3],
Na een week goed met [naam hond] bezig geweest, blijkt op verschillende vlakken dat ze geen goede waakhond zal zijn/worden voor mij, zoals we gezamenlijk hebben getracht tot stand te brengen. In het beste belang van [naam hond] en jouw organisatie, zal ik haar retour doen, en wil ik mijn geld van 2150 euro terug. (…)”.
Hierop is op 11 december 2008 door “[naam] hondenbenodigdheden”gereageerd als volgt: “(…) Nogmaals betreur ik het ten zeerste hoe jij omgaat met de hond, [naam hond] is zeer zeker geschikt mits (reeds meerdere keren uitgelegd) er tijd en energie in wordt gestoken. Ben bereid om [naam hond] elders onder te brengen, puur in het belang van [naam hond], maar zal onder geen enkele voorwaarde geld retour doen. (…)”.
2.6. Bij e-mail van 12 januari 2009 heeft [eiser] aan [gedaagden] geschreven: “(…) Uw bedrijf heeft de opdracht gekregen om een waakhond (…) te leveren, die minimaal op niveau Schutzhund-2 getraind is. Omdat u zelfs een rashond duitse Herder ging leveren, op Schutz-Hund-3 niveau met papieren en raszuivere stamboom, hebben wij de zeer hoge prijs van 2150,= euro afgesproken. Ik heb deze prijs betaald, en een week na het ophalen van het door uw bedrijf geleverde product [naam hond], heb ik telkens telefonisch en daarna schrijftelijk aangegeven dat ik [naam hond] terug wil doen, en mijn geld terug wil. Sinds 8 december heb ik moeten wachten op de papieren die dus nog immer gekomen zijn. (…)
Het product dat uw bedrijf heeft geleverd, hierna verder te benoemen de hond die u [naam hond] noemt vertoont de navolgende mankementen op basis waarvan ik haar wil terugdoen, en mijn geld terugwil:
- geen enkel papier geleverd, doch steeds toegezegd, te weten:
1. paspoort
2. Schutz-hund-3 papieren
3. inentingsbewijzen
4. geidentificeerde rontgen-foto’s van de heup
- hond had na aankomst, zeer lange nagels Dit werd door een hondentrainer opgemerkt. Dit geeft aan dat het zeer lange tijd niet, of zelfs eigenlijk nog nooit gewerkt heeft. Vreemd voor een SH-3 hond
- hond reageert niet op de naam [naam hond]
- hond reageert uberhaupt op geen enkele commando, en haar is geen enkele commando aan te leren; bv commando “zit” kent ze niet, en ze kan dat ook niet aangeleerd krijgen
- ernstig vermoeden dat de hond doof is (reageert nooit op geluiden, reageert alleen op geuren of als ze iets ziet bewegen)
- hond is 2 weken tezamen met andere hond in observatie en voorzichtige training geweest bij een Politiehonden trainer, die de volgende schriftelijke opmerkingen had: “zoals afgesproken ben ik met je hond fana bezig geweest om deze op het pak te laten stellen [bijten], helaas heb ik moeten constateren dat fana geen idee heeft wat de bedoeling is, ze is bang als er iemand dreigend overkomt, ze kruipt weg. deze hond is met comandos onbekent.”
- Een nederlandse en franse arts hebben inmiddels aangegeven dat zij niet geloven dat er een rashond-stamboom bestaat van [naam hond] (…)
- Hond gaat helemaal door het dolle heen als ze een vuilnisbak ziet of ruikt en stuift er op af en is zeer moeilijk van de vuilniszakken af te halen. Hoezo is deze hond met gemak een niet-aannemen van eten van derden aan te leren, “met een beetje training”?
- Hond stormt af op alles wat eten is, duikt erbovenop en schrokt alles naar binnen, bang dat het geen voedsel meer zal krijgen blijkbaar
(…)
Dus Hond voldoet niet, zoals ik al de eerste week na het ophalen mondeling en daarna schriftelijk heb aangegeven. Ik wil al mijn geld terug. (…)”.
2.7. Bij brief van 9 februari 2009 heeft [naam 1] aan [gedaagde sub 3] geschreven:
“(…) Die Deutsche Schäferhund Hündin [naam hond] (…) hat vom 07- bis zum 08.11.2008 den Ankauftest der Amerikaner bestanden. Die Hündin war trächtig und ist deshalb bei der tierärtzlichen Untersuchung ausgefallen. (…)“.
2.8. Bij brief van 3 februari 2009 is door de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV) aan [gedaagde sub 3] geschreven: “(…) Er heeft een brief wisseling plaatsgevonden tussen het afdelingsbestuur en dhr. [eiser]. Ook heeft er overleg plaatsgevonden met (…) van het Hoofdbestuur. Uit deze brieven van dhr. [eiser] blijkt dat u zich niet hebt gehouden aan de gemaakte afspraken. Het afdelingsbestuur is van mening dat u de KNPV hiermee in diskrediet brengt. Als dit soort zaken zich op deze manier in de toekomst vaker voordien zal uw lidmaatschap van de KNPV in het gedrang komen. (…)”
2.9. Bij brief van 3 maart 2009 hebben [gedaagde sub 3 en gedaagde sub 2] aan de gemachtigde van [eiser] geschreven: “(…) Uw brief is gericht aan [naam] hondenbenodigdheden, nogmaals willen wij benadrukken dat het om een eenmalige particuliere bemiddeling/(door)verkoop van [gedaagde sub 3] gaat. [naam] hondenbenodigdheden houdt zich niet bezig met de (door)verkoop van honden. (…) Met [eiser] is besproken dat [naam hond] getraind is volgens het Schutz-hund 3 programma, maar dat ze hiervan geen papieren heeft (en wat er niet is kun je ook niet opsturen). De omschrijving van het gedrag van [naam hond] is voor ons totaal niet herkenbaar. Bij het moment van ophalen was dit alles niet aan de orde. We hebben aangegeven dat het raadzaam is om [naam hond] vooraf te testen en te laten onderzoeken door een dierenarts, echter dit is niet gebeurd. Bij het ophalen van [naam hond] had [eiser] blijkbaar weinig tijd en wou snel in de auto richting Frankrijk. (…) Bij dezen willen wij benadrukken dat wij naar beste kunnen een hond gezocht hebben en deze aan [eiser] (door)verkocht hebben. De informatie die wij over [naam hond] verkregen hebben is vervolgens doorverteld aan [eiser]. Daarbij uiteraard ook onze eigen bevindingen over [naam hond]. (…) Zoals eerder genoemd is er door ons meerdere keren aangegeven dat wennen en trainen van belang zijn. Echter [eiser] wou al na 6 dagen [naam hond] naar Leeuwarden laten gaan voor een intensieve training. (…) Dit zien wij niet als wennen! Daarbij had [naam hond], naar ons idee, deze intensieve training niet nodig. Er moest wel tijd en oefening op de werkelijke locatie (bedrijfsterrein [eiser]) in gestopt gaan worden. Wat betreft de vaardigheden van [naam hond] kunnen wij vertellen dat ze getraind was; ze zou namelijk naar de Amerikaanse politie gaan om daar haar werk als diensthond te gaan doen, echter toen bleek dat [naam hond] drachtig was, ging dit niet door. (…) Wij denken dat het verstandig zou zijn geweest dat [eiser] eerder een deskundige (wellicht Mevrouw [naam 2]) had geraadpleegd. Hij had haar mee kunnen nemen om [naam hond] te testen. Het belang van het testen van [naam hond] is vaker aangegeven. (…) Er is nooit en te nimmer gesproken over garantie. Wel heeft koper een onderzoeksplicht. Ondanks dat hij daar meerdere keren op gewezen is (zowel telefonisch als per e-mail) en hier meer dan genoeg ruimte voor heeft gekregen, heeft hij deze niet benut. Zoals in onze vorige brief aangegeven zijn wij niet bereid om [naam hond] terug te nemen. Wij zijn nooit eigenaar geweest van [naam hond], dus retour doen is voor ons niet logisch. Ook kunnen wij het aankoopbedrag niet retour doen. Dit is niet aan de orde, omdat wij enkel een bemiddelende rol hebben gespeeld in deze (door)verkoop. Dit houdt in dat wij enkel een bedrag voor bemiddeling hebben mogen ontvangen. (…)”.
2.10. Op 25 mei 2009 hebben [gedaagde sub 3 en gedaagde sub 2] via het e-mailadres [e-mailadres 3] een e-mail gezonden aan de gemachtigde van [eiser] met de volgende inhoud:
“(…) Wij zijn bereid, coulancehalve en slechts gelet op een spoedige afwikkeling van dit geschil (dit in het belang van [naam hond]), u te naderen door de ‘naamszuivering’ van [naam] hondenbenodigdheden niet te vorderen. Daarbij zullen wij overgaan tot een terugname van [naam hond] een een gedeelte van het aankoopbedrag, en wel 1250,- euro, retour doen. (…)”
2.11. Op 7 juli 2009 heeft [naam 2] aan [eiser] een brief geschreven met de volgende inhoud: “(…) Zoals je weet heb ik met mijn ex-man (…) honden opgeleid tot gecertificeerde politiehonden. Ik heb je hond [naam hond] onder mijn hoede gehad en heb moeten concluderen dat [naam hond] op geen enkele manier getraind is. Ze heeft geen idee wat stellen is (de pakwerker aanvallen) en commandos zijn haar onbekend. Ze begrijpt er allemaal niets van. Als ik een bezem pak of met m’n armen slinger weet ze van angst niet in welk hoekje ze moet kruipen. (…) Mijn conclusie is dat [naam hond] een lieve gezinshond is, maar zeker niet is afgericht als schutzhund. (…)”.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] zal veroordelen:
a. uitvoering te geven aan de ongedaanmakingsverplichting, voortvloeiend uit de buitengerechtelijke ontbinding van de koopovereenkomst op 24 april 2009, door terugname van [naam hond] en retournering van het aankoopbedrag van € 2.150,00,
b. tot betaling van de gemaakte onkosten in verband met het houden van [naam hond] ad
€ 3.123,34, berekend tot en met september 2009, verder te berekenen tot de dag der algehele voldoening,
c. tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 833,00,
d. tot betaling van de wettelijke rente over het onder a en b gevorderde vanaf
14 februari 2009,
e. in de proceskosten.
3.2. [eiser] legt hieraan ten grondslag dat de VOF hem een hond heeft geleverd (hierna te noemen: [naam hond]) die niet voldoet aan de overeenkomst. Partijen hebben afgesproken dat een waakhond geleverd zou worden, die zou moeten alarmeren en bijten als personen niet reageren en/of inbreken en geen voedsel van derden mag aannemen. [naam hond] voldoet niet aan deze eisen. Daarnaast bestaat bij [eiser] het vermoeden dat [naam hond] niet, zoals met de VOF overeengekomen, een raszuivere Duitse herder is. Er is sprake van een consumentenkoop. [gedaagden] is de partij die deskundig is op het gebied van honden en professioneel als hondentrainer werkt. [eiser] mocht afgaan op de door [gedaagden] verstrekte informatie en heeft geen onderzoeksplicht geschonden.
[eiser] heeft de overeenkomst terecht ontbonden en heeft zich bereid verklaard [naam hond] terug te geven aan [gedaagden] [gedaagden] is dan ook gehouden [eiser] de koopprijs terug te betalen. Doordat [gedaagden] de ongedaanmakingsverplichting niet nakomt, ontstaat schade voor [eiser]. [naam hond] moet immers gevoed worden en er moeten kosten gemaakt worden voor diergeneeskundige zorg en voor een uitlaatservice. Deze kosten bedragen tot en met september 2009 € 3.123,34 en vervolgens tenminste € 396,- per maand (voedsel € 2,- per dag en uitlaatservice € 11,- per dag).
3.3. [gedaagden] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. [gedaagden] stelt daartoe met name dat geen sprake is van consumentenkoop. Niet de VOF, maar [gedaagde sub 3] is de contractspartner van [eiser]. [gedaagden] is geen eigenaar geweest van [naam hond] en [gedaagde sub 3] heeft alleen bemiddeld in de aankoop door [eiser]. [eiser] heeft zijn onderzoeksplicht bij aankoop verzaakt en kan zich er niet op beroepen dat [naam hond] niet aan de overeenkomst zou beantwoorden. Dit is ook niet het geval. [naam hond] is getraind volgens het SchutzHund-3 programma. Ze is door de test gekomen voor de Amerikaanse politie. Ze is niet aan de Amerikaanse politie verkocht uitsluitend vanwege haar drachtigheid. [eiser] had voor de aankoop [naam hond] moeten laten keuren. Ook had hij, na de aankoop, met [naam hond] moeten trainen om haar aan de nieuwe omgeving te laten wennen. Hij heeft evenmin gebruik gemaakt van de mogelijkheid [naam hond] medisch te laten keuren. Overigens is de stamboom van [naam hond] wel in orde en is deze inmiddels aan [eiser] toegestuurd. Voor de toezending van de papieren was [gedaagde sub 3] afhankelijk van de medewerking van derden.
De stelling van [eiser] dat [naam hond] niet getraind is, wordt onvoldoende onderbouwd. Wie mevrouw [naam 2] is en wat haar kwaliteiten zijn, blijkt niet. [naam hond] is volgens het Schutzhund-programma getraind en is dus niet gewend op een pak te bijten, maar op een steekmouw.
Teruggave van [naam hond] en een schadevergoeding is niet aan de orde. Het is ook niet duidelijk waar de schade uit bestaat en waarom de kosten zo hoog zijn opgelopen. De vordering is buitenproportioneel.
Het verweer mondt uit in een vordering in reconventie.
in reconventie
3.4. [gedaagden] vordert
- dat [eiser] de naam van [gedaagden] zuivert bij de mensen die hij over deze zaak benaderd heeft, zoals de KNPV, VDH en “Mens en hond”.
- een veroordeling van [eiser] tot betaling van € 4.691,05.
3.5. [gedaagden] legt hieraan ten grondslag dat [eiser] geheel ten onrechte de naam van de VOF en [gedaagde sub 3 en gedaagde sub 2] zwart maakt bij derden. Hij vertelt daar een onjuist verhaal dat [gedaagden] in een kwaad daglicht zet. Daarnaast valt hij [gedaagde sub 3 en gedaagde sub 2] telefonisch lastig, waarvan de politie op de hoogte is gesteld. [gedaagden] heeft door toedoen van [eiser] ook schade geleden, zoals kosten voor rechtskundig advies, kosten van aangetekend verstuurde brieven, misgelopen inkomsten en immateriële schade door smaad en laster, die [eiser] dient te vergoeden.
3.6. [eiser] verweert zich tegen deze vordering en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van [gedaagden] in de vordering, althans afwijzing daarvan, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten. [eiser] voert daartoe aan dat de vordering onvoldoende gesubstantieerd en gemotiveerd is. Met name het missen van inkomsten en de immateriële schade zijn niet onderbouwd, terwijl de kosten van rechtsbijstand niet voor risico van [eiser] kunnen komen, anders dan in de vorm van een eventuele proceskostenveroordeling. Een grond voor de schadevergoedingen ontbreekt.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1. Gelet op de samenhang tussen de vorderingen en verweren in conventie en in reconventie, zullen deze tegelijk beoordeeld worden.
4.2. Voor de beoordeling van de zaak is allereerst van belang vast te stellen tussen welke partijen een overeenkomst gesloten is en met welke inhoud. Het is niet in discussie dat [eiser] in privé een overeenkomst is aangegaan. Wel is discussie over de vraag wie zijn wederpartij is, de VOF, dan wel [gedaagde sub 3].
Uit de stellingen en stukken van partijen volgt, dat de overeenkomst via e-mail en telefoonverkeer tot stand gekomen is, waarbij ten aanzien van [gedaagden] de e-mails zijn geadresseerd aan/van een e-mailadres waarin de naam van de VOF voorkomt, ‘[e-mailadres 1]’. Partijen hadden niet eerder zaken met elkaar gedaan en het contact is kennelijk, zoals uit overgelegde correspondentie volgt, tot stand gekomen doordat [eiser] op internet op de website van de VOF is gestuit en vervolgens contact heeft opgenomen.
De reacties van de zijde van [gedaagden] zijn steeds afkomstig van de persoon van [gedaagde sub 3]. Ten aanzien van de hoedanigheid waarin hij reageert, privé of als vennoot, wordt in de tekst van de overgelegde berichten niets vermeld. De ondertekening is echter steeds met de volledige vermelding van de naam van de VOF, de namen van beide vennoten en zakelijke gegevens zoals KvK- en BTW-nummers. [eiser] heeft hieruit redelijkerwijs mogen afleiden dat gehandeld werd door [gedaagde sub 3] in zijn hoedanigheid van vennoot van de VOF. Voor zover dit niet in overeenstemming is geweest met de wil van [gedaagde sub 3], kan deze daarop, gelet op artikel 3:35 BW, geen beroep doen.
De stelling van [eiser] dat de overeenkomst is gesloten met de VOF zal dan ook worden gevolgd.
4.3. Met betrekking tot de inhoud van de overeenkomst van partijen stelt [gedaagden] dat de overeenkomst niet de koop, maar (slechts) de bemiddeling om te komen tot de koop betreft.
De definitie van een bemiddelingsovereenkomst is neergelegd in artikel 7:425 BW: “de overeenkomst van opdracht waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich tegenover de andere partij, de opdrachtgever, verbindt tegen loon als tussenpersoon werkzaam te zijn bij het tot stand brengen van een of meer overeenkomsten tussen de opdrachtgever en derden.” Bij deze overeenkomst is, onder meer, gedacht aan de positie van een makelaar die, voor beide partijen duidelijk, slechts als bemiddelaar en niet als (gevolmachtigde van een) partij een rol speelt bij de totstandkoming van een overeenkomst.
4.4. De opdracht van [eiser] aan [gedaagden] is te lezen in de hierboven onder 2.1 genoemde e-mail. Dit betreft een zoekopdracht, juridisch aan te merken als een overeenkomst van opdracht, waarbij duidelijk is, ook uit de daaropvolgende reacties van [gedaagden], dat partijen beoogden te komen tot de koop van een - door [gedaagden] te zoeken -waakhond door [eiser]. Duidelijk is verder, dat [gedaagden] zelf geen hond vanuit haar eigen bezit of voorraad te koop aanbood; de hond moest immers nog gezocht worden.
In de stellingen en stukken van partijen is geen grond te vinden voor een uitleg waarbij het de bedoeling van partijen was dat [gedaagden] slechts een overeenkomst tot stand zou brengen tussen [eiser] en een derde. Weliswaar zou de hond van een derde afkomstig moeten zijn, nu [gedaagden] zelf niet over een geschikte hond beschikte, maar de bedoeling om een overeenkomst tot stand te brengen tussen [eiser] en een derde volgt daaruit niet. Niet uitgesloten is immers dat [gedaagden] eerst zelf tot aankoop van de hond zou overgaan en deze vervolgens aan [eiser] zou doorverkopen. Daar komt nog bij, dat onduidelijk is of wordt voldaan aan het vereiste “tegen loon werkzaam”. Tussen partijen is over een prijs voor de hond gecorrespondeerd, maar of van dat bedrag een gedeelte als loon door [gedaagden] kon worden aangemerkt en, zo ja, welk gedeelte, is gesteld noch gebleken. Om die redenen kan niet gesproken worden van een bemiddelingsovereenkomst in de zin van
artikel 7:425 BW.
4.5. De overeenkomst van partijen laat zich kwalificeren als een overeenkomst van lastgeving, geregeld in de artikelen 7:414 BW en volgende, een overeenkomst krachtens welke de ene partij verplicht of bevoegd is voor rekening van de andere partij rechtshandelingen te verrichten.
[gedaagden] heeft zich verplicht jegens [eiser] te trachten voor rekening van [eiser] een koopovereenkomst betreffende een waakhond tot stand te brengen.
Uiteindelijk is ook een koopovereenkomst betreffende [naam hond] tot stand gekomen. Uit de stellingen van [gedaagden] volgt, onweersproken, dat [gedaagden] nimmer de wil heeft gehad zelf eigenaar van [naam hond] te worden. De koopovereenkomst is dus niet tot stand gekomen tussen [eiser] en [gedaagden], maar tussen [eiser] en de eigenaar van [naam hond], niet rechtstreeks, zoals bij bemiddeling, maar via [gedaagden] Een dergelijke wijze van verkrijging is geregeld in artikel 3:110 BW. De uiteindelijke koopprijs is door [eiser] aan [gedaagde sub 3] betaald en [naam hond] is door [gedaagden] aan [eiser] overgedragen. [gedaagden] stelt dat zij het merendeel van de koopsom heeft afgedragen aan de eigenaar van [naam hond] en een vergoeding voor ‘bemiddelingskosten’ als verdiensten heeft genoten.
4.6. Voor zover er sprake zou zijn van non-conformiteit bij [naam hond] - waarover partijen van mening verschillen - zal [eiser] zich ten aanzien van de koopovereenkomst tot de verkoper moeten wenden. [gedaagden] stelt dat de verkoper de (Duitse) eigenaar van [naam hond], de heer [naam 1] is, van wie de onder 2.7 genoemde verklaring afkomstig is. Voor zover de vordering van [eiser] ziet op buitengerechtelijke ontbinding of vernietiging van de koopovereenkomst, kan deze dan ook niet slagen in het kader van de huidige procedure tegen [gedaagden]
4.7. Hiermee is echter niet gezegd dat [eiser] zich met zijn klachten niet mede ook tot [gedaagden] kan wenden. Immers, de stellingen van [eiser] omvatten ook, dat [gedaagden] bij de uitvoering van de overeenkomst van lastgeving toerekenbaar tekort is geschoten. In de stellingen van [eiser] is, door het handelen van [gedaagden] ter uitvoering van de overeenkomst van lastgeving, een koopovereenkomst tot stand gekomen betreffende een hond die niet aan de zoekopdracht voldoet. Een toerekenbare tekortkoming van [gedaagden] in de nakoming van de overeenkomst van lastgeving kan leiden tot een verplichting tot schadevergoeding.
4.8. Aan de orde dient dan ook te komen of [gedaagden] al dan niet in de uitvoering van de overeenkomst van lastgeving tekort is geschoten. Artikel 7:401 BW bepaalt dat een opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. Dit geldt dus ook voor een overeenkomst van lastgeving, die een bijzonder vorm van de overeenkomst van opdracht is. De maatstaf voor deze beoordeling is de vraag of de opdrachtnemer, in dit geval [gedaagden], heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot te werk zou zijn gegaan. Hierbij is van belang, dat de lasthebber in beginsel niet hoeft in te staan voor de nakoming van de overeenkomst door de derde.
4.9. De opdracht omvatte het verzoek aan [gedaagden] om rond te kijken naar een voor [eiser] geschikte hond. In dat verband mag van [gedaagden], die zich wel bedrijfsmatig bezig houdt met (het trainen van) honden, maar niet bedrijfsmatig in (bewakings)honden handelt, verwacht worden dat zij zich deugdelijk omtrent de kwaliteiten van [naam hond] informeert en zich zonodig er zelf van overtuigt dat [naam hond] aan de in de opdracht gestelde eisen voldoet. [gedaagden] is afgegaan op de (mondelinge) verklaringen van de verkoper dat [naam hond] getraind was volgens het SchutzHund-3 programma en door de Amerikaanse politie goedgekeurd was als diensthond en heeft voorts aan [eiser] de mogelijkheid geboden [naam hond] te doen keuren.
Dat er voor [gedaagden] redenen waren om op dat moment te twijfelen aan de capaciteiten van [naam hond] en dat enige noodzaak bestond voor verder eigen onderzoek is niet gebleken. [gedaagden] schrijft in de brief van 3 maart 2009 dat het door [eiser] genoemde gedrag van [naam hond] niet wordt herkend en niet aan de orde was bij het moment van ophalen. De door [eiser] aangevoerde bevindingen van mevrouw [naam 2] zijn daartegenover onvoldoende, nu zij haar waarnemingen enkele weken later doet en bovendien in een trainingssituatie, terwijl gesteld noch gebleken is dat [gedaagden] [naam hond] in een dergelijke situatie heeft waargenomen of had moeten overgaan tot een training met [naam hond].
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet gesproken kan worden van een tekortkoming aan de zijde van [gedaagden], zodat de vorderingen van [eiser] niet kunnen worden toegewezen.
4.10. De vordering van [gedaagden] strekt tot naamszuivering en schadevergoeding. Uit de door [gedaagden] overgelegde stukken blijkt echter niet voldoende dat sprake is van onrechtmatig handelen door [eiser] dat tot schade geleid heeft. Wel blijkt dat [eiser] contact heeft gehad met de KNPV en dat deze organisatie aanleiding heeft gezien [gedaagden] een waarschuwing te geven, maar de concrete gang van zaken blijkt niet. Met name blijkt niet dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen door [eiser]. Ook het ontstaan van schade daardoor (en de eventuele omvang van die schade) is onvoldoende onderbouwd. Aannemelijk is dat [gedaagden] zich gekwetst voelt door – in haar ogen – onjuiste berichtgeving over haar. Niet iedere kwetsing geeft echter aanspraak op een schadevergoeding. De vordering van [gedaagden] kan dan ook niet worden toegewezen.
4.11. Ook de door [gedaagden] gevorderde vergoeding van misgelopen inkomsten is niet toewijsbaar. [gedaagden] heeft hiervoor onvoldoende gesteld en geen enkele onderbouwing van de schade gegeven. De overige onkosten, waaronder de kosten voor het inwinnen van juridisch advies, behoren tot de kosten die in het kader van (het voorbereiden van) een procedure door ieder van partijen gemaakt worden en waarvoor een proceskostenveroordeling een vergoeding kan zijn.
4.12. In conventie zal [eiser] als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op:
€ 263,00 vast recht
€ 250,00 salaris advocaat (1 punten x kantontarief € 250,-)
€ 513,00 totaal.
4.13. In reconventie zal [gedaagden] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [eiser], tot op heden te begroten op:
€ 263,00 vast recht
€ 250,00 salaris advocaat (2 punten x 0,5 x kantontarief € 250,-)
€ 513,00 totaal.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vordering af,
5.2. veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 513,00,
5.3. verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
5.4. wijst de vordering af,
5.5. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [gedaagden] begroot op € 513,00,
5.6. verklaart dit vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.A.M. Strens-Meulemeester, M. Engelbert-Clarenbeek en M. Stempher en in het openbaar uitgesproken op 10 november 2010.