ECLI:NL:RBZUT:2010:BO4074

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
16 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/925241-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. van Lookeren Campagne
  • M. Demmers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens gebrek aan bewijs van verstoring van beschermde diersoorten

In de zaak tegen de besloten vennootschap HOUTHANDEL BV, vertegenwoordigd door mr. P.C.H. van Schooten, heeft de Rechtbank Zutphen op 16 november 2010 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het beschadigen, vernielen of verstoren van een roofvogelnest en een dassenburcht in de gemeente Nunspeet, in de periode van 15 maart 2009 tot en met 17 juni 2009. De officier van justitie stelde dat de verdachte bomen had gekapt op korte afstand van deze beschermde diersoorten, wat volgens de Flora- en faunawet een overtreding zou zijn. De verdediging voerde echter aan dat er geen sprake was van verstoring, omdat de functie van de verblijfplaatsen niet was aangetast.

Tijdens de zitting op 2 november 2010 werd het bewijs besproken. Vastgesteld werd dat de verdachte inderdaad bomen had gekapt en takken had gesnoeid in de nabijheid van de dassenburcht en het roofvogelnest. Echter, de economische politierechter oordeelde dat het niet voldoen aan de gedragscode voor bosbeheer niet automatisch betekent dat er sprake is van een overtreding van de Flora- en faunawet. De rechter benadrukte dat er aangetoond moest worden dat de ecologische functie van de verblijfplaatsen was aangetast.

De rechter concludeerde dat uit de bewijsmiddelen niet bleek dat de functie van het nest of de dassenburcht was aangetast. De aanwezigheid van boommarters en verse sporen bij de dassenburcht wezen erop dat deze nog steeds als verblijfplaats werden gebruikt. Daarom sprak de rechter de verdachte vrij van het ten laste gelegde, omdat niet bewezen kon worden dat er sprake was van een overtreding van de Flora- en faunawet.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
sector straf
economische politierechter
parketnummer: 06/925241-09
datum uitspraak: 16 november 2010
tegenspraak/dip
VONNIS
in de zaak tegen:
de besloten vennootschap:
[Naam] HOUTHANDEL BV,
gevestigd te [plaats, adres]
raadsman: mr. P.C.H. van Schooten, advocaat te Rolde.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2010.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd:
dat op een of meer tijdstippen in de periode van 15 maart 2009 tot en
met 17 juni 2009, althans op een of meer tijdstippen in de periode van 15
maart 2009 tot en met 22 juni 2009, althans op een of meer tijdstippen gelegen
in of omstreeks de periode van maart 2009 tot en met juni 2009, in de gemeente
Nunspeet, al dan niet opzettelijk op een of meer locaties gelegen op het
perceel kadastraal bekend gemeente Nunspeet, [kadastraal nummer] één of meer
nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van
dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te weten een
roofvogelnest en/of een dassenburcht, heeft beschadigd, vernield, uitgehaald,
weggenomen en/of verstoord, immers heeft verdachte toen aldaar
- een boom gekapt, welke boom zich bevond op (zeer) korte afstand, althans op
ongeveer vijf meter afstand vanaf een boom waarin zich een roofvogelhorst
bevond die werd bewoond door een of meer boommarters en/of
- bomen gekapt op (zeer) korte afstand, althans op op ongeveer vijf meter
afstand, van een bewoonde dassenburcht en/of
- een boom gekapt, welke boom groeide op een bewoonde dassenburcht;
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Verdachte heeft bomen gekapt op korte afstand van een dassenburcht en op korte afstand van een door een of meer boommarters bewoond roofvogelnest. Bovendien heeft verdachte een boom op de dassenburcht zelf gekapt. Verdachte heeft zich hierbij niet gehouden aan de Gedragscode zorgvuldig bosbeheer (verder: de gedragscode). Door het kappen op (korte afstand van) de dassenburcht en het vogelnest is er sprake geweest van verstoring van het vogelnest en van de dassenburcht, in die zin dat verdachtes handelen een negatieve invloed op het gedrag van de desbetreffende beschermde inheemse diersoorten heeft gehad.
Door en namens verdachte is aangevoerd dat er geen sprake is van verstoring van het vogelnest of de dassenburcht of anderszins van overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Er is niet vanzelf sprake van verstoring in de zin van die bepaling als de voorschriften uit de gedragscode niet zijn nageleefd maar pas als de functie van de verblijfplaats wordt aangetast. De functie van de dassenburcht en het verlaten roofvogelnest is door verdachtes werkzaamheden tijdelijk noch blijvend aangetast. Beide plaatsen werden ook daarna nog als zodanig gebruikt. Het tenlastegelegde kan daarom niet bewezen worden verklaard.
Vaststaat dat de verdachte in de periode april tot medio juni 2009 ter dunning bomen heeft gekapt en takken heeft gesnoeid in een bosperceel in de gemeente Nunspeet. Ook staat vast dat zij daarbij tot op ongeveer vijf meter van een dassenburcht en van een boom met een roofvogelnest werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat zij op die dassenburcht een boom heeft gekapt. Niet in geschil is dat bij die werkzaamheden op enkele punten in strijd met voorschriften uit de gedragscode is gehandeld. Tijdens het onderzoek, toen het kappen en snoeien was geëindigd, hebben de verbalisanten gezien dat onder het (verlaten) roofvogelnest keutels van boommarters lagen en dat drie jonge boommarters op en boven het vogelnest klommen. Bij de dassenburcht zagen de verbalisanten openingen van holen met daarvoor door dieren vers belopen uitgegraven zand.
Naar het oordeel van de economische politierechter brengt het (op een aantal punten) niet voldoen aan de gedragscode nog niet automatisch mee dat sprake is van een overtreding van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Zoals de verdachte terecht heeft aangevoerd, dient daarvoor vast komen te staan dat de ecologische functie van het nest en de holen als voortplantings-, rust- of verblijfplaats van de desbetreffende diersoort is aangetast in de zin dat zij die functie niet meer of minder goed kunnen vervullen. Een slechts zeer tijdelijke verstoring die uiteindelijk geen gevolgen heeft voor de bruikbaarheid van de plaats voor de desbetreffende dieren, is nog geen beschadiging of verstoring in de zin van de wet. Deze uitleg van 'verstoren' stemt overeen met de gangbare interpretatie van de internationale verplichtingen waaraan artikel 11 van de Flora- en faunawet is ontleend.
Naar het oordeel van de economische politierechter blijkt uit de bewijsmiddelen, mede gelet op de aard en omvang van de in geding zijnde werkzaamheden waarbij het vogelnest en de dassenburcht niet zijn beschadigd, niet dat het vogelnest of de dassenburcht is aangetast in de zojuist bedoelde zin. Dat de verbalisanten boommarters bij het nest en verse dierensporen bij de openingen in de dassenburcht zagen, wijst eerder in de richting dat de functie van het nest en de functie van de dassenburcht voor de desbetreffende diersoort niet is aangetast.
De economische politierechter zal de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde. Aan bespreking van de vraag of het vogelnest (daadwerkelijk) door boommarters werd bewoond komt de economische politierechter niet toe.
Beslissing
De economische politierechter:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mr. Van Lookeren Campagne, economische politierechter, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 november 2010.