ECLI:NL:RBZUT:2010:BO4436

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
102895 / HA ZA 09-613
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentiële vordering tot benoeming van een deskundige niet ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 29 september 2010 uitspraak gedaan in een incident waarbij de man verzocht om de benoeming van een deskundige. De man, die lijdt aan een bipolaire stoornis, stelde dat hij ten tijde van de comparitie niet in staat was zijn wil te bepalen en dat de overeenkomst van 2 februari 2010 vernietigd diende te worden. De vrouw, daarentegen, voerde aan dat de man niet-ontvankelijk was in zijn vordering, omdat hij niet tijdig had gereageerd en het incident in strijd was met de goede procesorde. De rechtbank oordeelde dat de man niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn incidentele vordering, omdat er geen processuele verwikkeling was die een beslissing vereiste voordat de hoofdzaak verder kon worden beoordeeld. De rechtbank benadrukte dat de man de mogelijkheid had om de benoeming van een deskundige ter sprake te brengen in de reguliere processtukken of tijdens de comparitie, maar dat hij deze mogelijkheid niet had benut. Bovendien was er geen concrete medische onderbouwing voor de stelling van de man dat hij niet in staat was zijn wil te bepalen. De rechtbank besloot dat de zaak weer op de rol zou komen voor een antwoordakte door de man en compenseerde de proceskosten in het incident, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 102895 / HA ZA 09-613
Vonnis in incident van 29 september 2010
in de zaak van
[Vrouw],
wonende te [plaats, gemeente],
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A.A. Dooijeweerd te Zutphen,
tegen
[Man],
wonende te [plaats, gemeente],
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: thans Jhr.mr. E.A.C. Sandberg te Vorden, voorheen mr. H. Ravenhorst.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
1. De procedure in hoofdzaak en in het incident
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 september 2009
- het proces-verbaal van de comparitie, gehouden op 2 februari 2010
- de akte van de zijde van de vrouw, met producties
- de incidentele conclusie tot het benoemen van een deskundige van de zijde van de man
- de incidentele antwoordconclusie van de zijde van de vrouw.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. De man vordert dat een deskundige zal worden benoemd, primair ambtshalve door de rechtbank, subsidiair op grond van artikel 194 Rv, om een deskundigenbericht uit te brengen over de persoonlijkheid van de man, zijn geestesstoornis en de invloed die de geestesstoornis kan hebben op de oordeelsvorming en wilsuiting van de man ter comparitie.
De man voert daartoe aan dat uit het deskundigenbericht zal blijken dat hij ten tijde van de comparitie niet in staat was zijn wil te bepalen en dat de overeenkomst van 2 februari 2010 vernietigd behoort te worden.
2.2. De vrouw voert verweer. Zij acht de man niet-ontvankelijk in zijn incidentele vordering. De man is in staat gesteld een (antwoord)akte te nemen en heeft er voor gekozen dat niet te doen. De zaak is uitgeprocedeerd en er dient vonnis gewezen te worden. Voorts acht de vrouw het opwerpen van het incident in strijd met de goede procesorde. Het benoemen van een deskundige is tardief en zal onnodig veel tijd en kosten met zich brengen. De man kan dat niet betalen, zodat een benoeming alleen zal leiden tot (opnieuw) veel vertraging en schade omdat al die tijd de woning van partijen niet verkocht kan worden. Ook heeft de man er geen belang bij, nu hoe dan ook de gemeenschap van partijen verdeeld moet worden en de man daaraan niet meewerkt. Er is voor de vrouw geen andere mogelijkheid dan het vragen van vonnis, waarbij de geestestoestand van de man niet van belang is. De vrouw vordert geen nakoming van de overeenkomst van 2 februari 2010, maar vonnis op haar vorderingen.
2.3. De rechtbank is van oordeel dat de man niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn incidentele vordering, omdat geen sprake is van een processuele verwikkeling waarin een beslissing genomen moet worden voordat met de beoordeling van de hoofdzaak verder gegaan kan worden.
In de artikelen 194 en volgende Rv is de procedure beschreven voor het geval een partij (of de rechtbank ambtshalve) benoeming van een deskundige van belang vindt. Het openen van een processueel incident is daartoe niet de geëigende weg.
Indien een partij benoeming van een deskundige verlangt, kan die partij dat - in de reguliere processtukken of ter comparitie – onder de aandacht van de rechtbank brengen, waarna de rechtbank daarover in het kader van de beoordeling van het geschil beslist. Ook kan de partij een rapport van een niet door de rechtbank benoemde deskundige als bewijs van zijn stellingen in de procedure inbrengen (art. 200 Rv).
2.4. Ook los van de door de man gekozen vorm, een incidentele vordering, is benoeming van een deskundige thans niet aan de orde.
De man heeft vanaf het begin van de procedure aangegeven dat hij lijdende is aan een bipolaire stoornis, welke invloed heeft op zijn handelingen. Hij heeft daaromtrent stukken overgelegd. Deze stelling is door de vrouw niet betwist en ook ter comparitie is dit onderwerp aan de orde geweest. Indien de man het van belang had geacht dat daarover een deskundigenbericht zou worden ingewonnen had het op zijn weg gelegen die vraag op dat moment op te werpen middels een verzoek, dan wel bewijsaanbod. Deze mogelijkheid zou overigens ook bestaan bij de akte, waartoe hij in de gelegenheid zou worden gesteld.
Voor de stelling van de man, dat hij ten tijde van de comparitie niet in staat was zijn wil te bepalen, is door hem geen enkele concrete (medische) onderbouwing is gegeven. Het enkele feit immers, dat de man lijdt aan een bipolaire stoornis brengt nog niet mee dat hij niet in staat is zijn wil te bepalen. Er is geen sprake van bewind of curatele. Overigens wordt door de vrouw geen nakoming van de overeenkomst ter comparitie gevorderd.
De rechtbank ziet thans geen aanleiding voor ambtshalve benoeming van een deskundige, terwijl op dit moment evenmin een bewijsopdracht voor de man voorligt, waarbij bewijslevering door een deskundige aan de orde zou kunnen zijn.
2.5. In de hoofdzaak is door de vrouw een akte genomen. De man is in de gelegenheid gesteld hierop bij antwoordakte te reageren. De man is daartoe nog niet overgegaan, maar heeft het incident opgeworpen. Anders dan de vrouw bepleit is de procedure daarmee nog niet afgerond. De man dient – gelet op de eisen van hoor en wederhoor – alsnog in de gelegenheid gesteld te worden bij antwoordakte te reageren. Wel zal worden bepaald dat, gelet op de opgetreden aan hem te wijten vertraging, voor het nemen van deze akte geen uitstel meer zal worden verleend.
2.6. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in het incident tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. verklaart de man niet ontvankelijk in zijn incidentele vordering,
3.2. compenseert de kosten van het incident tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 27 oktober 2010 voor antwoordakte door de man,
3.4. bepaalt dat aan de man voor het nemen van deze akte geen uitstel meer zal worden verleend,
3.5. iedere verder beslissing wordt aangehouden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Engelbert-Clarenbeek en in het openbaar uitgesproken op 29 september 2010.