ECLI:NL:RBZUT:2010:BO4438
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onterecht schorsen van brandverzekeringsdekking door Achmea wegens premieachterstand
In deze zaak vorderde eiser, een particulier, dat de rechtbank zou verklaren dat Achmea, de gedaagde en zijn verzekeraar, toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Eiser had een woonverzekering afgesloten met FBTO, de rechtsvoorganger van Achmea, en betwistte dat hij in verzuim was met de premiebetaling. De rechtbank diende te beoordelen of Achmea terecht de dekking van de verzekering had opgeschort vanwege vermeende achterstallige premiebetalingen. Eiser stelde dat hij nooit een premienota had ontvangen voor de maand februari 2007 en dat de betaling van 1 maart 2007, die door Achmea was gestorneerd, op grond van de wet aan de oudste openstaande betalingsverplichting moest worden toegerekend. Achmea voerde aan dat eiser wel degelijk in verzuim was en dat de opschorting van de dekking gerechtvaardigd was.
De rechtbank oordeelde dat Achmea niet had aangetoond dat de aanmaningsbrieven daadwerkelijk waren verzonden en ontvangen door eiser. De rechtbank stelde vast dat de opschorting van de dekking niet rechtsgeldig was, omdat niet was voldaan aan de wettelijke vereisten voor opschorting van de verzekeringsovereenkomst. De rechtbank wees de vordering van eiser toe en verklaarde dat Achmea toerekenbaar tekort was geschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling van de schadevergoeding, waarbij eiser in de gelegenheid werd gesteld om de schade nader te specificeren. Dit vonnis werd uitgesproken op 24 februari 2010 door mr. M. Engelbert-Clarenbeek.