Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 116073 / KG ZA 10-273
Vonnis in kort geding van 3 december 2010
[eiser],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. J.J.D. de Leur te Zwolle,
1. [curator A], wonende te [plaats],
in hoedanigheid van curator in de faillissementen van Flevodruk B.V. en P.S. Items B.V.
2. [curator B], wonende te [plaats],
in hoedanigheid van curator in de faillissementen van Flevodruk B.V. en P.S. Items B.V.
gevestigd te Harderwijk,
gedaagden, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. S. Coerts te Harderwijk.
Partijen zullen hierna [eiser] en de curatoren genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de processen-verbaal van de mondelinge behandelingen op 27 september 2010 en 19 november 2010
- de pleitnota’s van [eiser]
- de pleitnota’s van de curatoren.
2. De feiten
2.1. [eiser] is bestuurder en enig aandeelhouder van Flevodruk Beheer B.V (hierna: Beheer).
Beheer is bestuurder en enig aandeelhouder van Flevodruk B.V (hierna: Flevodruk).
Flevodruk is bestuurder en enig aandeelhouder van P.S. Items.
2.2. De Rabobank Randmeren U.A. te Nijkerk (hierna: de Rabobank) heeft op 13 oktober 2008 een aflossingsvrije geldlening aan Beheer verstrekt van € 500.000,--, een krediet in rekening courant van € 300.000,-- aan P.S. Items B.V. en een krediet in rekening-courant van € 450.000,-- aan Flevodruk. Bestaande zekerheden bleven bestaan. Aanvullende zekerheden werden overeengekomen.
2.3. Één van deze aanvullende zekerheden betrof een door [eiser] op 27 oktober 2008 gegeven borgstelling door [eiser] voor een bedrag van € 500.000,-- ten behoeve van de geldlening aan Beheer. Als zekerheid voor de mogelijke verplichtingen voortvloeiende uit deze borgstelling door [eiser] gold een eerste hypotheek van € 1.000.000,-- op de woning aan de [adres te plaats].
2.4. Voornoemde woning is verkocht voor een bedrag van € 1.095.000,-- en op
16 februari 2009 geleverd.
2.5. De Rabobank heeft aan de notaris bij brief van 11 februari 2009 bericht dat [eiser] een bedrag van in totaal € 1.051.295,84 aan haar verschuldigd was, uitgesplitst in een vordering van € 700.000,-- en een vordering van € 350.000,-- op Flevodruk, te vermeerderen met lopende rente en kosten.
De Rabobank gaf in die brief aan dat het krediet op rekeningnummer [nummer 1] ten name van Flevodruk gedeeltelijk zou worden ingeperkt en verder dat de totale geldsom diende te worden overgemaakt naar bankrekening [nummer 2] van de Rabobank.
Op dat moment had de Rabobank [eiser] nog niet aangesproken op grond van de onder 2.3 genoemde borgstelling.
2.6. De notaris heeft [eiser] op 12 februari 2009 een nota van de eindafrekening gezonden waarin staat dat ter aflossing van de hypothecaire lening een bedrag van € 1.051.295,84 is voldaan aan de Rabobank.
2.7. Op 18 februari 2010 is een bedrag van € 350.000,-- bijgeboekt op een bankrekening van de Rabobank. Door de Rabobank is het bedrag vervolgens geboekt op bankrekeningnummer [nummer 1] ten name van Flevodruk. Op 22 mei 2010 heeft van deze bankrekening ten gunste van tegenrekening [nummer 3] ten name van [eiser] een boeking plaatsgevonden voor een bedrag van € 350.000,--, onder de aanduiding ‘correctie boeking’.
2.8. Op verzoek van de Rabobank heeft [eiser] op 20 mei 2009 aan de Rabobank de navolgende brief geschreven:
“Zoals telefonisch besproken verzoeken wij u de op 19 februari 2009 door zonder rechtsgrond van De Jonge & Van Schalm notarissen opgevraagde en ontvangen betaling van € 350.000 privé geld (restant koopsom van mijn woning) op bankrekeningnummer [nummer 1] t.n.v. Flevodruk B.V. over te maken naar mijn bankrekeningnummer [nummer 3] ten name van [eiser] onder vermelding van ‘ten onrechte gedane betaling”.
2.9. Op 27 mei 2009 zijn Flevodruk en P.S. Items B.V. in staat van faillissement verklaard, waarbij gedaagden als curatoren zijn aangesteld.
2.10. Bij brief van 4 augustus 2010 hebben de curatoren de rechtshandeling waarbij op 22 mei 2009 door Flevodruk een bedrag van € 350.000,-- aan [eiser] is betaald vernietigd.
2.11. Krachtens op 10 augustus 2010 verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam hebben de curatoren ten laste van [eiser] conservatoir derdenbeslag gelegd onder de ABN AMRO bank, de Rabobank Randmeren en de ING bank.
Uit de verklaringen derdenbeslag van de betreffende banken blijkt dat het beslag onder de ABN AMRO bank een bedrag van € 202,70 heeft getroffen en het beslag onder de ING bank een bedrag van € 47.717,25 heeft getroffen. Het beslag onder de Rabobank heeft geen doel getroffen.
2.12. Bij e-mail van 20 augustus 2010 heeft mr. De Leur, de raadsman van [eiser], zich gewend tot de raadsman van de Rabobank. Deze e-mail bevat, voor zover thans van belang, de navolgende tekst: “In de eerste helft van 2009 is ten tijde van de verkoop en levering van de toenmalige woning van de heer [eiser] abusievelijk een bedrag van € 350.000,-- overgeboekt naar de zakelijke rekening van Flevodruk B.V. Deze vennootschap is inmiddels failliet. De heer [eiser] was niet verantwoordelijk voor deze overboeking.
Rabobank Randmeren heeft deze boeking vervolgens zelf hersteld door overboeking van dit bedrag naar een privérekening van de heer [eiser]. Rabobank Randmeren heeft laatstgenoemde overboeking aangemerkt als een correctie door de bank van een onjuiste eerdere creditering. Er is nimmer sprake geweest van een betaling van dit bedrag aan Flevodruk B.V. Het bedrag van € 350.000-,- heeft daardoor nimmer deel uitgemaakt van het vermogen van Flevodruk B.V.
Ik zou u erkentelijk zijn indien u het voorgaande namens Rabobank Randmeren aan mij kunt bevestigen en mij toestaat die bevestiging aan curatoren te verstrekken (…)”.
2.13. In een e-mail van eveneens 20 augustus 2010 heeft de raadsman van de Rabobank op de onder 2.12 vermelde e-mail gereageerd, met voor zover van belang, de navolgende inhoud:
“(…) Het staat mij bij dat de bank destijds aanspraak heeft gemaakt op de (verhypothekeerde) overwaarde van de onroerende zaak van uw cliënt. Een hypotheekrecht dat als zekerheid strekte voor de borgstelling van uw cliënt. De bank heeft uw cliënt daarop aangesproken en wenste daarvoor verhaal te nemen. De betaling die uit hoofde van de levering en de aanspraken die de bank terzake van haar hypotheekrecht heeft gemaakt is mijns inziens aan te merken als een betaling uit hoofde van de borgstelling van uw cliënt en ziet als betaling aan de bank.
Die betaling hoorde Flevodruk ook niet toe. Omdat op dat moment nog niet bekend was of de bank uw cliënt ook diende aan te spreken voor het volledige bedrag van de borgstelling, had de betaling ook dienen te geschieden op een afzonderlijke rekening, ten name van uw cliënt, waarvan de tegoeden als zekerheid voor de borgstelling aan de bank waren verpand. Abusievelijk is echter betaald op de rekening van Flevodruk. De bank heeft dat gecorrigeerd en zich nadien verhaald op het verpande tegoed voor het volledige bedrag van de borgstelling. In dat verband lijkt mij hetgeen u schetst juist, met dien verstande dat mij wel enige nuancering op zijn plaats lijkt, terzake van de stelling dat de heer De [eiser] voor de boeking niet verantwoordelijk was. Let wel het betrof immers een betaling uit hoofde van zijn borgtocht, iets waartoe uw cliënt op dat moment gehouden was. (…).”
2.14. De Rabobank heeft bij brief van 26 augustus 2010 aan mr. de Leur het volgende bericht:
“(…) Begin februari 2009 is de bank verzocht om royement van haar hypotheekrecht. dit in verband met de verkoop en levering van het verhypothekeerde onderpand. De bank was daartoe enkel en alleen bereid indien de volledige opbrengst aan haar zou worden voldaan, mede op grond van de –gesecureerde – verplichtingen uit hoofde van de borgstelling. De bank heeft dit uw cliënt ook kenbaar gemaakt en aangegeven dat na ontvangst van de volledige verkoopopbrengst en aflossing van de privéverplichtingen het restant ad EUR 350.000,-- zou worden aangewend ter delging van de borgtochtverplichtingen en uiteindelijk in mindering zou strekken op de schuld van Flevodruk c.s. bij de bank. De bank zou vervolgens het krediet met een bedrag van EUR 350.000,-- inperken. Bij brief van 11 februari 2009 heeft de bank dan ook de notaris een aflossingsnota gezonden waarbij zij verzocht heeft om betaling van een bedrag van EUR 1.051.295,84 (…).
Op 18 februari 2009 heeft de bank de opbrengst ontvangen op rekeningnummer [nummer 3], zijnde een rekening van de bank. Zoals de bank reeds aan uw cliënt had meegedeeld en ook vermeld is in de aflosnota heeft de bank zich voor het meerdere boven de privéverplichtingen “verhaald” voor een bedrag van EUR 350.000,-- terzake van de borgstelling. Het bedrag is vervolgens administratief in mindering gebracht op de rekening-courantschuld geadministreerd onder nummer [nummer 1]. Waarna zij het krediet met eenzelfde bedrag is beperkt. (…)
Vervolgens is er medio mei 2009 een discussie gerezen tussen de heer [eiser] en de bank. De heer [eiser] heeft toen aangegeven bij monde van zijn toenmalige raadsman, dat hij zich met de gang van zaken niet kon verenigen en stelde dat de bank prematuur en zonder rechtsgrond zich verhaald zou hebben op de opbrengst van de hem toebehorende onroerende zaak. Hoewel de bank meende en meent dat zich gerechtvaardigd op die opbrengst kon verhalen, is zij bereid geweest uitvoering te geven aan het verzoek van uw cliënte om het bedrag van de borgstelling ad EUR 350.000,-- over te boeken op een rekening van uw cliënt bij de bank (…). Voorwaarde die de bank daaraan heeft verbonden is dat de gelden ten behoeve van de bank zouden worden verpand als zekerheid voor de borgtochtverplichtingen van uw cliënt. Nadat duidelijk was dat de bank uw cliënt alsnog diende aan te spreken heeft de bank gebruik gemaakt van haar pandrecht.
Wat daar verder van zijn moge, het bedrag van EUR 350.000,--, is afkomstig uit hoofde van de verkoop en levering van de woning van uw cliënt. Op die opbrengst heeft de bank zich verhaald. Dat bedrag heeft nimmer behoort tot het vermogen van Flevodruk c.s., ook niet nadat de bank enkel administratief dat bedrag in mindering heeft gebracht op de schuld in februari 2010.(…)”.
2.15. Bij brief van 1 oktober 2010 heeft de Rabobank aan de curatoren, voor zover thans van belang, laten weten:
“ (…) Reeds bij brief van 26 augustus 2010 aan mr. De Leur (…) heb ik reeds de gang van zaken aangegeven. De bank ziet niet in op grond waarvan zij gehouden zou zijn een niet door uw failliet gefiatteerde opdracht te retourneren, om reden dat het onderhavige bedrag niet tot het vermogen van uw failliet heeft behoort. Voorzover al nodig denk ik dat uit de brief van de heer [eiser] van 20 mei 2009 impliciet wel kan worden afgeleid dat de vennootschap instemde met debitering van de rekening. De heer [eiser] immers was als bestuurder gerechtigd over de rekening te beschikken.
Overigens suggereert u ten onrechte dat het gaat om een betaling aan Flevodruk; het gaat enkel om een betaling aan de bank terzake van een door de heer [eiser] afgegeven borgstelling. Welnu, die verplichtingen voldeed hij op 18 februari 2009. Anders valt dit betaling en boeking niet te duiden (…)”.
3.1. [eiser] vordert bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. alle door de curatoren ten laste van [eiser] gelegde conservatoire beslagen voor de vordering op [eiser] als beschreven in alinea 3 van de dagvaarding, waaronder de conservatoire beslagen zoals vermeld in alinea 4 van de dagvaarding, op te heffen,
b. het de curatoren te verbieden over te gaan tot het ten laste van [eiser] leggen van nieuwe beslagen voor de vordering op [eiser] als beschreven in alinea 3 van de dagvaarding, zulks op straffe van een dwangsom van € 50.000,-- voor iedere keer dat zij in strijd handelen met dit verbod, alsmede een dwangsom van € 25.000,-- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de overtreding van dit verbod voortduurt,
c. de curatoren hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen de nakosten.
3.2. [eiser] heef aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat de vordering waarvoor de curatoren beslag hebben gelegd summierlijk ondeugdelijk is als bedoeld in artikel 705 Rv.
[eiser] stelt primair dat hij geen opdracht heeft gegeven aan de Rabobank om een bedrag van € 350.000,-- op de rekening van Flevodruk te boeken. [eiser] was op dat moment nog niet door de Rabobank aangesproken als borg voor Beheer. Voor Flevodruk stond [eiser] niet borg. Op de nota van afrekening stond niet aangegeven uit welke hoofde de Rabobank betaling van nagenoeg de volledige koopsom verlangde. [eiser] heeft op advies van de notaris meegewerkt aan de levering om aanspraken van de kopers te vermijden.
Na de levering heeft [eiser] de Rabobank laten weten dat de bank ten onrechte aanspraak had gemaakt op de betaling van het bedrag van € 350.000,--. Het bedrag bleek door de Rabobank te zijn geboekt op bankrekening [nummer 1] ten name van Flevodruk, zulks zonder enige opdracht van [eiser]. Op verzoek van [eiser], in zijn hoedanigheid van borg, heeft de Rabobank de onjuiste creditering van de bankrekening van Flevodruk met een bedrag van € 350.000,-- zelf ongedaan gemaakt.
Subsidiair stelt [eiser] dat, indien de overboeking van het bedrag van € 350.000,-- wel als een betaling aan Flevodruk moet worden gezien, er nog geen sprake van paulianeus of onrechtmatig handelen. [eiser] had in dat geval namelijk een opeisbare vordering van € 350.000,-- op Flevodruk, omdat Flevodruk ten onrechte een bedrag van € 350.000,-- had ontvangen. Aangezien de Rabobank verantwoordelijk was voor de uitvoering van de correctieboeking is er geen sprake van een voldoening van een opeisbare vordering door Flevodruk zelf en is niet voldaan aan artikel 47 Faillissementswet (hierna: Fw).
Bovendien was faillissement ten tijde van de correctieboeking nog niet aangevraagd, noch was er sprake van samenspanning met de Rabobank als bedoeld in artikel 47 Fw. Ook was er geen benadeling van schuldeisers van Flevodruk door de correctieboeking want er is geen actief uit Flevodruk weggenomen. Enkel de schuld aan Rabobank is weer toegenomen. Er is geen verandering gekomen in de schuldenlast van Flevodruk. Ook was geen sprake van een onrechtmatige betaling door correctieboeking want de schuldenlast aan de Rabobank is alleen terug gebracht op het juiste niveau. Overige crediteuren hebben geen schade gelden door de correctieboeking.
3.3. De curatoren stellen zich primair op het standpunt dat het de bedoeling is geweest van [eiser] om een bedrag van € 350.000,-- ten gunste te laten komen van Flevodruk.
Met de in oktober 2008 gerealiseerde herfinanciering van de vennootschappen van [eiser] was het maximale financieringsplafond bereikt. Als voorwaarde voor de financiering was door de Rabobank gesteld dat de vordering van Beheer op de [eiser] niet verder mocht oplopen dan de stand per 31 december 2007 ad € 302.252,--. Per 31 december 2008 was deze vordering echter opgelopen tot € 338.724,--. Ook was bij de herfinanciering door de Rabobank als voorwaarde gesteld dat het geconsolideerde eigen vermogen niet mocht dalen onder de 30% van het balanstotaal. Eind 2008 was het zowel [eiser] als de Rabobank duidelijk dat de herfinanciering de vennootschappen niet had kunnen redden. Er is toen besloten om te gaan zoeken naar een kandidaat die interesse had in de overname van het concern. Als nadere voorwaarde is gesteld dat [eiser] zijn woning zou verkopen om aldus financiële ruimte voor Flevodruk te realiseren. Tegen deze achtergrond heeft de overboeking van € 350.000,-- aan Flevodruk plaatsgevonden.
De curatoren betwisten dat [eiser] geen kennis heeft gehad van de voorwaarden waaronder de Rabobank wenste in te stemmen met royering van het hypotheekrecht op zijn woning.
Volgens de curatoren is er sprake van een kapitaalsinjectie in Flevodruk, hetgeen niet onwaarschijnlijk is nu rond die periode een fusie/overname speelde. [eiser] heeft een onverplichte rechtshandeling verricht in de zin van artikel 42 Fw door het geld terug te halen. De wetenschap van benadeling van schuldeisers wordt vermoed aanwezig te zijn nu het een rechtshandeling betreft tussen de curanda en haar bestuurder.
Subsidiair stellen de curatoren dat indien er sprake is van een vergissing aan de zijde van de Rabobank terugbetaling aan [eiser] niet had mogen plaatsvinden. Door de vergissing heeft [eiser] een vordering op de Rabobank. De Rabobank heeft vervolgens een vordering op Flevodruk uit ongerechtvaardigde verrijking dan wel ongerechtvaardigde betaling en daardoor een concurrente vordering op Flevodruk.
[eiser] heeft echter aan zich zelf terug betaald in plaats van aan de Rabobank hetgeen in strijd is met artikel 47 Fw. [eiser] wist immers dat de betaling het gevolg was van overleg tussen Flevodruk en [eiser] met als doel zichzelf te begunstigen boven andere schuldeisers. Overigens wilde ook de Rabobank zichzelf begunstigen en is er sprake van samenspanning. Door mee te werken aan de correctieboeking naar [eiser] gaat de Rabobank van een concurrente vordering op Flevodruk (6:212 BW) naar een gesecureerde borgtocht welke ten laste komt van de debetstand van Flevodruk.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hier aan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
4.2. [eiser] heeft, anders dan de curatoren menen, in het kader van dit geding in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat hij er zich tot op de dag van de levering van zijn woning niet van bewust is geweest dat het bedrag van € 350.000,-- door de Rabobank in mindering gebracht zou worden op het rekening-courant krediet van Flevodruk. Hij heeft de stelling van de curatoren, dat hij zijn woning onder druk van de Rabobank moest verkopen teneinde een kapitaalsinjectie in Flevodruk te doen, gemotiveerd weersproken. Deze stelling van de curatoren berust overigens niet op door hen vastgestelde feiten, maar op de veronderstelling dat de Rabobank die eis wel zal hebben gesteld, in verband met de slechte financiële situatie van dat moment. Hoewel dat laatste niet ter discussie staat, ontbreken voor het eerste harde gegevens. Zowel [eiser] als de Rabobank spreken dit immers gemotiveerd tegen. Het staat vast dat in de eerste helft van 2009 werd gezocht naar een overnamekandidaat is, maar dat rechtvaardigt nog niet de door de curatoren gemaakte gevolgtrekking van een door de Rabobank afgedwongen kapitaalsinjectie in Flevodruk, te meer niet nu niet alleen [eiser] maar ook de Rabobank er toentertijd nog vertrouwen in hadden dat zo’n kandidaat gevonden zou kunnen worden. De Rabobank heeft – ongetwijfeld ook in die verwachting – zelfs in april 2009 nog een extra krediet van € 60.000,-- aan Flevodruk beschikbaar heeft gesteld, hetgeen kort nadien werd gevolgd door de door de curatoren gewraakte correctieboeking.
Vaststaat dat [eiser] geen schuld had aan Flevodruk, maar slechts aan Beheer. Evenzeer staat vast dat de Rabobank de financiering van de vennootschappen van [eiser] op 18 februari 2010 nog niet had opgezegd. Voorts is door de curatoren niet weersproken dat de Rabobank [eiser] op dat moment nog niet had aangesproken op zijn verplichtingen als borg. [eiser] hoefde er onder die omstandigheden geen rekening mee te houden dat de Rabobank het surplus van de verkoop van zijn woning zou aanwenden ter gedeeltelijke delging van de schuld van Flevodruk aan de Rabobank met een gelijktijdige verlaging van het kredietplafond van Flevodruk. De Rabobank was daartoe op dat moment ook niet bevoegd. Het is aan de curatoren om te bewijzen dat die afspraak tussen [eiser] en de Rabobank is gemaakt.
Ter zitting heeft [eiser] op geloofwaardige wijze uiteengezet dat hij er reeds bij de notaris tegen heeft geprotesteerd dat de Rabobank niet aan royement wilde meewerken dan tegen betaling aan de Rabobank van het bedrag van € 350.000,-- en dat hij direct in de periode na de levering bij de diverse accountmanagers van de bank deze kwestie aanhangig heeft gemaakt, zij het aanvankelijk vruchteloos en pas met meer resultaat toen hij daartoe een advocaat had ingeschakeld.
Het enige waartoe de Rabobank bij de verkoop van de woning gerechtigd was, was het eisen van zekerheid voor de door [eiser] gestelde borg, welke zekerheid tot die verkoop werd gevonden in de overwaarde van de woning. Het behouden van die zekerheid was, gezien de uitlatingen van de Rabobank, zoals onder de vaststaande feiten weergegeven, ook de bedoeling van de Rabobank. Aan de notaris was immers verzocht het geld te storten op een bankrekening van de Rabobank zelf. De Rabobank heeft erkend dat het geld in ieder geval Flevodruk niet toekwam, maar gestort had moeten worden op een afzonderlijke bankrekening van [eiser], waarvan de tegoeden als zekerheid voor de borgstelling aan de Rabobank zouden zijn verpand. Geheel abusievelijk - het zijn de letterlijke woorden van de raadsman van de Rabobank (2.13) - is het bedrag echter administratief geboekt op de bankrekening van Flevodruk. Weliswaar zou uit de onder 2.14 weergegeven brief van de Rabobank afgeleid kunnen worden dat [eiser] met deze gang van zaken zou hebben ingestemd, maar mede gezien de tegenspraak met de e-mail van 20 augustus 2009 (2.13) kan de conclusie moeilijk een andere zijn dan dat de Rabobank de boeking op de bankrekening van Flevodruk heeft laten plaatsvinden, zonder daarover vooraf of achteraf met [eiser] overeenstemming te hebben bereikt en dus zonder betalingsopdracht van [eiser]. [eiser] heeft dan ook terecht aanspraak gemaakt op correctie van deze boeking, zij het dat hij uiteraard diende in te stemmen met verpanding van dit bedrag ter securering van de door hem afgegeven borgstelling.
4.3. De slotsom van het voorgaande is dat voldoende aannemelijk is dat er op 18 februari 2009 sprake is geweest van door [eiser] niet geautoriseerde boeking door de Rabobank op een bankrekening van Flevodruk, die te wijten is geweest aan een foutieve inschatting van de gegeven situatie door de Rabobank, waar [eiser] volledig buiten stond. Die boeking is terecht door de Rabobank gestorneerd en vervolgens heeft betaling plaatsgevonden ten gunste van een bankrekening van [eiser] zelf. Anders dan de curatoren menen, kan niet gezegd worden dat [eiser] door het schrijven van de onder 2.8 vermelde brief geacht moet worden te hebben meegewerkt aan een betaling door Flevodruk van € 350.000,-- op een aan de Rabobank verpande bankrekening. Deze brief kan slechts geduid worden als een verzoek van [eiser] om de onjuiste boeking te corrigeren, hetgeen de Rabobank vervolgens heeft gedaan en waartoe de Rabobank in de verhouding tot [eiser] ook gehouden was. Van een betaling(sopdracht) door [eiser] aan Flevodruk was immers nimmer sprake geweest.
4.4. Met inachtneming van het voorgaande kan de gepretendeerde vordering van de curatoren die ten grondslag ligt aan de conservatoire derdenbeslagen als summierlijk ondeugdelijk worden aangemerkt. Om die reden dient de gevorderde opheffing van de beslagen te worden toegewezen.
4.5. Het gevorderde verbod om ter zake van dezelfde rechtsverhoudingen nieuwe conservatoire beslagen te (doen) leggen zal evenwel worden afgewezen. Immers, conservatoire maatregelen dienen er naar hun aard toe om ook na een opgeheven beslag voortbestaande rechten zeker te kunnen stellen - nog daargelaten dat gedurende de loop van de bodemprocedure nieuwe feiten en/of omstandigheden bekend kunnen worden of zich kunnen gaan voordoen, die een hernieuwd beslag rechtvaardigen. Weliswaar ligt het dan op de weg van de beslaglegger om deze te stellen in een verzoekschrift tot verlof, maar het gaat te ver om er nu al van uit te gaan dat deze zullen uitblijven.
4.6. De curatoren zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- vast recht 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.079,00
4.7. Nu de vordering van [eiser] in de nakosten niet is betwist, komt deze voor toewijzing in aanmerking als na te melden.
5.1. heft op de op 12 augustus 2010 ten laste van [eiser] gelegde conservatoire derdenbeslagen onder de ABN AMRO Bank N.V. gevestigd te Amsterdam,
de ING Bank N.V. gevestigd te Amsterdam en de Coöperatieve Rabobank Randmeren U.A. gevestigd te Nijkerk,
5.2. veroordeelt de curatoren in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op
€ 1.079,00,
5.3. veroordeelt de curatoren in de nakosten, aan de zijde van [eiser] begroot op een bedrag van € 131,00, dan wel, indien betekening van dit vonnis plaatsvindt, een bedrag van € 199,00,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 3 december 2010.