ECLI:NL:RBZUT:2010:BO6493

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940229-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Borgerhoff Mulder
  • A. Heenk
  • J. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met minderjarige neef

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 december 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn vierjarige neefje. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 313 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel verbonden, waaronder een ambulante behandeling bij Kairos. De feiten zijn gepleegd in de periode van 1 januari 2010 tot en met 9 mei 2010 in Dinxperlo, waar de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, die op dat moment nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft zich gebaseerd op verschillende bewijsmiddelen, waaronder de aangifte van de moeder van het slachtoffer en de bekennende verklaring van de verdachte. Psychologisch onderzoek heeft aangetoond dat de verdachte lijdt aan een pervasieve ontwikkelingsstoornis en pedofilie, wat zijn gedragskeuzes heeft beïnvloed. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de beperkte kans op recidive. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door de moeder van het slachtoffer, heeft een schadevergoeding gevorderd, waarvan een deel is toegewezen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding voor immateriële schade gedeeltelijk afgewezen en de verdachte verplicht om een bedrag van € 1.000,- en € 522,18 te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940229-10
Uitspraak d.d.: 7 december 2010
Tegenspraak / dip, oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1974],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. M.H. Hogeman, advocaat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
28 september 2010 en 23 november 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot en met 9 mei 2010 te Dinxperlo, gemeente Aalten, met [slachtoffer] (geboren op [2005]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het meermalen, althans eenmaal betasten en/of strelen (over de kleren) van de penis van die [slachtoffer] en/of
- het meermalen, althans eenmaal in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer];
art 247 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
1. Op 12 mei 2010 vond er een informatief gesprek plaats tussen de politie en [moeder slachtoffer]. Laatstgenoemde vertelde dat haar vierjarig zoontje [slachtoffer] door verdachte seksueel was misbruikt. Hiervan deed zij op 21 mei 2010 aangifte.2
Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. De verdediging heeft zich ten aanzien van een eventuele bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, waarbij zij zich baseert op de volgende bewijsmiddelen.
- de aangifte van [moeder slachtoffer]3;
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende het studioverhoor van [slachtoffer]4;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie5, welke verklaring hij ter
terechtzitting van 23 november 2010 heeft bevestigd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 9 mei 2010 te Dinxperlo, gemeente Aalten, met [slachtoffer] (geboren op [2005]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het meermalen betasten en strelen (over de kleren) van de penis van die [slachtoffer] en/of
- het meermalen in zijn, verdachtes, mond nemen van de penis van die [slachtoffer].
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
5. Naar de persoon van verdachte is psychologisch onderzoek verricht, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport van 3 november 2010, opgemaakt door
prof. dr. J.J. Baneke (klinisch en forensisch psycholoog). Hierin is onder meer vermeld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, in casu een pervasieve ontwikkelingstoornis. Daarnaast is sprake van pedofilie, maar verdachte vertelt zo weinig dat niet voldoende duidelijk is in welke mate. Voorts is er sprake van een persoonlijkheidstoornis NAO met achterdochtige en dwangmatige trekken. Het voorgaande beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegd. Verdachte vertelt weinig over zijn motivatie en seksuele verlangens en evenmin over zijn gedragingen ten opzichte van het slachtoffer. Het ontbreken van volwassen (seksuele) relaties en zijn toenemende sociaal isolement sluiten aan bij de verhoogde angst en achterdocht, waardoor hij als het ware gemakkelijker seksueel en ander contact maakt met kinderen. De relatieve veiligheid van de ouderlijke woonsituatie heeft eveneens een faciliterende rol gespeeld. Doordat verdachte weigert meer te vertellen, kan niet gezegd worden in welke mate hij toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
6. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
7. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, waarvan 5 (vijf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarde te koppelen dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften hem te geven door en namens de reclassering, ook indien dit inhoudt dat hij zal deelnemen en meewerken aan een behandeling bij Kairos of een andere door de reclassering aan te wijzen instelling. Tot slot heeft zij gevorderd verdachte een contactverbod met
[slachtoffer] op te leggen.
8. Door en namens verdachte is ten aanzien van een eventuele strafoplegging naar voren gebracht dat verdachte voor zijn detentie reeds hulp had gezocht bij Kairos, maar deze behandeling door de voorlopige hechtenis is onderbroken. Bepleit is te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur waarop verdachte tot aan de terechtzitting van 23 november 2010 in verzekering en voorlopige hechtenis heeft verbleven, zodat verdachte zo spoedig mogelijk een aanvang kan maken met zijn behandeling. Verdachte is gemotiveerd voor behandeling en kan zich in de door de officier van justitie geëiste bijzondere voorwaarden vinden. Anders dan de officier van justitie is de verdediging van oordeel dat volstaan kan worden met een proeftijd van
2 (twee) jaar.
9. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
10. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich tot tweemaal toe schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn destijds vierjarige neefje. Verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft daarbij ernstig misbruik gemaakt van de vertrouwensrelatie die hij had met zijn neefje. Het is algemeen bekend dat de gevolgen van seksuele contacten bij heel jonge kinderen ernstig en langdurig kunnen zijn.
11. Ten aanzien van de persoon van verdachte neemt de rechtbank bij haar strafoplegging in aanmerking het over verdachte opgemaakte psychologische rapport. In aanvulling op hetgeen reeds onder overweging 5 is vermeld, neemt de rechtbank uit dit rapport tevens in aanmerking dat er geen aanwijzingen zijn voor antisociaal gedrag, misbruik van middelen of ander seksueel deviant gedrag. In emotioneel en psychosociaal opzicht is hij nog erg kinderlijk. Hij lijkt gestagneerd te zijn in zijn ontwikkeling. Hij lijkt vooral sinds de dood van zijn moeder in een isolement terecht te zijn gekomen. Juist bij een dergelijk toenemend isolement is de kans op seksueel deviant gedrag aanwezig. Verdachte vertelt niets over seksuele verlangens en behoeften en treedt niet in detail over zijn seksuele contacten met kinderen/jeugdigen. Dit vergroot de kans dat er meer speelt op pedoseksueel gebied. De kans op recidive lijkt beperkt, aldus de psycholoog. Echter, het sociaal isolement, zeker als dat gekoppeld is aan een autistische stoornis, verhoogt de kans op seksueel deviant gedrag. Van belang is dat zijn familie en anderen hem blijven steunen. Bij stigmatisering vanuit de (dorps)omgeving, verlies van steunende contacten en werk, wordt de kans op recidive groter. Geadviseerd wordt aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht en dat hij een behandeling bij Kairos of een soortgelijke instelling zal ondergaan.
12. De reclassering heeft dit advies onderschreven. Daarnaast heeft de reclassering in haar rapport van 15 november 2010 opgemerkt dat verdachte niet kan aangeven wat zijn beweegredenen zijn geweest voor het ten laste gelegde. De reclassering geeft aan dat de mogelijke (pedo)seksuele gevoelens van verdachte aandacht verdienen in een toekomstig behandeltraject. Daarnaast zal eenzaamheid een aandachtspunt moeten zijn in de toekomst, nu de indruk bestaat dat verdachte op sociaal gebied wat in een isolement verkeerde.
Verdachte lijkt te kiezen voor vermijdende oplossingsstrategieën. Hij lijkt externe druk nodig te hebben om de stap naar verandering te zetten en de indruk bestaat dat er nooit echt externe druk is geweest in zijn leven. Het ontbreekt hem ten dele nog aan inzicht in de drijfveren en motieven van zijn delictgedrag. Hij is bereid een traject gericht op verandering in te gaan, al lijkt deze motivatie ook ingegeven door het feit dat nu - met het bekend worden van het strafbare feit - hij niet anders kan. Er zijn mogelijkheden voor gedragsbeïnvloeding aanwezig. De inschatting is dat hij zal meewerken aan een behandeltraject, maar het is moeilijk voor hem om zich open te stellen en te praten. Dit is niet zozeer onwil, maar meer onvermogen c.q. het niet gewend zijn.
13. In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank voorts in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een uittreksel van zijn justitiële documentatie - nooit eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Tevens neemt de rechtbank in ogenschouw dat verdachte coöperatief is geweest tijdens het onderzoek.
14. Alles afwegende zal de rechtbank tot een lagere straf komen dan door de officier van justitie is geëist. Daarbij heeft enerzijds meegewogen dat het misbruik in de bewezenverklaarde periode niet stelselmatig heeft plaatsgevonden, maar binnen een korte tijd twee maal heeft plaatsgevonden. Anderzijds heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte sinds de melding van het misbruik geen contact meer met zijn neefje heeft gehad en daarnaast zelf - zij het met druk van zijn familie - hulp heeft gezocht. Verdachte is enige tijd opgenomen geweest bij GGNet, alwaar hij vervolgens is doorwezen naar Kairos. De behandeling aldaar is echter niet van de grond gekomen, door de voorlopige hechtenis. Door de op te leggen straf zal verdachte zo spoedig mogelijk een aanvang kunnen maken met de geïndiceerde behandeling. Teneinde het belang van deze behandeling te onderstrepen en verdachte te weerhouden van het opnieuw plegen van vergelijkbare feiten zal de rechtbank hem een voorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur opleggen. Aan dit voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals door de officier van justitie geëist. De rechtbank zal echter - anders dan de officier van justitie heeft geëist - de proeftijd op 2 (twee) jaren stellen. Zij overweegt daartoe dat uit het reclasseringsrapport en het psychologische rapport naar voren komt dat de kans op recidive beperkt lijkt. Gelet hierop is er geen sprake van de omstandigheid genoemd in artikel 14b, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, te weten de omstandigheid dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Vordering tot schadevergoeding
15. De benadeelde partij [slachtoffer], althans zijn wettelijk vertegenwoordiger
[moeder slachtoffer], wonende aan [adres te plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.968,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde.
16. De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tot het gevraagde bedrag toe te wijzen met oplegging van de zogenoemde schadevergoedingsmaatregel.
17. Door en namens verdachte is bepleit het gevorderde bedrag aan materiële schade te verminderen met € 244,80 nu er sprake is van een dubbeltelling in de berekening van de reiskosten en daarnaast in de toekomst gelegen schade wordt gevorderd. Daarnaast is bepleit de benadeelde partij voor zover de vordering strekt tot vergoeding van geleden immateriële schade, niet-ontvankelijk te verklaren.
18. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het hierna te noemen bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank overweegt ter zake nog als volgt.
19. Voor geleden immateriële schade heeft de benadeelde partij een bedrag van € 278,40 gevorderd voor gemaakte reiskosten. Bij brief van 22 november 2010 is dit bedrag aangevuld met € 489,60.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat in de aanvulling reiskosten worden gevorderd die ook reeds bij de aanvankelijke vordering zijn gevorderd. Dat betreft de wekelijks gemaakte reiskosten in de periode van 21 juni 2010 tot en met 26 augustus 2010. Gelet hierop zal de rechtbank een bedrag van (8 x 85 km x € 0,24 =) € 163,20 afwijzen. Evenmin komen voor vergoeding in aanmerking de in de toekomst (te weten na de datum van de zitting van 23 november 2010) te maken reiskosten. Dit betreft een bedrag van (4 x 85 x € 0,24 =) € 82,62.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank voor geleden materiële schade een bedrag van € 522,18 toekennen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2010. De rechtbank zal het bedrag van € 163,20 afwijzen en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot vergoeding van geleden materiële schade.
20. Voorts is een bedrag van € 2.200,00 gevorderd voor geleden immateriële schade.
De rechtbank acht een bedrag van € 1.000,- redelijk en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 9 mei 2010. Zij zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot vergoeding van geleden immateriële schade.
Schadevergoedingsmaatregel
21. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
22. Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
en verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 313 (driehonderddertien) dagen;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 150 (honderdvijftig) niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en
voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de
reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat
veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij Kairos of een andere door de
reclassering aan te wijzen instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels
die hem door of namens de leiding van Kairos dan wel de andere door de reclassering aan te wijzen instelling, zullen worden gegeven;
- dat veroordeelde - in welke zin dan ook - geen contact zal opnemen of onderhouden met [slachtoffer], tenzij contact plaatsvindt op initiatief van diens ouders;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] althans zijn wettelijk vertegenwoordiger [moeder slachtoffer], wonende aan [adres te plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) van een bedrag van € 1.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2010 en een bedrag van € 522,18, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
23 november 2010 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], voornoemd tot een bedrag van € 163,20;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer], voornoemd, voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], voornoemd, een bedrag te betalen van € 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2010 en een bedrag van € 522,18, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2010 met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 30 (dertig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Aldus gewezen door mrs. Borgerhoff Mulder, voorzitter, Heenk en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 december 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0640 2010068718-18, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 3 juli 2010.
2 Zie noot 1 (p.2)
3 Proces-verbaal van aangifte van [moeder slachtoffer] (p.29-39)
4 Proces-verbaal van bevindingen betreffende het studioverhoor van [slachtoffer] (p.81-88)
5 Processen-verbaal van verhoor van verdachte (p.54-61, 62-69 en 70-78)