ECLI:NL:RBZUT:2010:BO7456

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
14 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940284-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • Kleinrensink
  • Follender Grossfeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot doodslag en brandstichting met levensgevaar voor politieagenten

In deze zaak is de verdachte op 14 december 2010 door de Rechtbank Zutphen veroordeeld voor poging tot doodslag en brandstichting. De verdachte heeft op 9 juli 2010 in Ermelo opzettelijk brand gesticht in een recreatiewoning, waarbij hij een grote hoeveelheid benzine heeft gebruikt. Dit leidde tot een explosie en een brand die niet alleen zijn eigen woning verwoestte, maar ook levensgevaar veroorzaakte voor twee politieagenten die ter plaatse waren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen heeft veroorzaakt. De verdachte had de intentie om schade aan te richten aan de woning van zijn ex-partner, wat resulteerde in een gevangenisstraf van vier jaar. Daarnaast werd hij veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder de politieagenten die door zijn daden schade hadden geleden. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, maar vond de ernst van de feiten zodanig dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd was.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940284-10
Uitspraak d.d. 14 december 2010
Tegenspraak / dip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1944],
thans verblijvende in het huis van bewaring Doetinchem te Doetinchem, Hogenslagweg 8.
Raadsman: mr. H.H. van Steijn, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 november 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 juli 2010 te Ermelo opzettelijk brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in een (recreatie)woning (met een rieten kap) en/of op een perceel aan de [adres] (behorend bij voornoemde woning),
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
- op voornoemd perceel een hoeveelheid benzine (in totaal (ongeveer) 25 liter), althans (een) brandbare stof(fen), verspreid/gegoten over goederen die zich op dat perceel bevonden en/of over/op een aldaar gelegen terras en/of border en/of elders over/op dat perceel, en/of
- in de woonkamer en/of keuken en/of gang/hal en/of slaapkamer en/of bergruimte en/of badkamer van voornoemde woning een hoeveelheid benzine (in totaal ongeveer 25 liter), althans (een) brandbare stof(fen), verspreid/gegoten en/of
- (in de woonkamer van die woning) een of meer lucifer(s) aangestoken en/of die (brandende) lucifer(s) (in die woonkamer) weggegooid/ van zich afgegooid en/of (daarmee) die (brandende) lucifer(s) in aanraking gebracht met benzine (overgoten goederen en/of vloer), in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine, althans met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan voornoemde woning en/of de zich in die woning bevindende
goederen/inboedel en/of inventaris en/of voornoemd perceel en/of de zich op dat perceel bevindende goederen, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en/of
tengevolge waarvan in die woning en/of op het bij die woning behorend perceel een ontploffing heeft plaatsgevonden,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of de zich in die woning bevindende
goederen/inboedel en/of inventaris en/of voornoemd perceel en/of de zich op dat perceel bevindende goederen, en/of de zich in de nabijheid van voornoemde woning bevindende woning(en) en/of goederen en/of belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
de zich in de nabijheid van voornoemde woning en/of
de zich op het bij die woning behorend perceel en/of
de zich in de nabijgelegen woningen en/of belendende percelen bevindende perso(o)n(en) (waaronder onder meer de politieambtenaren [slachtoffer 1 en 2]),in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was,
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 09 juli 2010 te Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1 en 2], van het leven te beroven,
met dat opzet
brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in een woning en/of op een bij die woning behorend perceel,
terwijl die [slachtoffer 1 en 2] zich (zichtbaar voor verdachte) op het perceel van voornoemde woning op korte afstand van die woning en/of verdachte bevonden, immers heeft hij, verdachte, terwijl die [slachtoffer 1 en 2] zich al op genoemd perceel bevonden, in (de woonkamer van) die woning een of meer lucifer(s) aangestoken en/of (aldaar) weggegooid/van zich afgegooid en/of aldus die brandende lucifer(s) in aanraking gebracht met benzine, althans (een) brandbare stof(fen), nadat hij, verdachte, kort daarvoor in die woning en/of op het bij die woning behorend perceel en/of zich aldaar bevindende goederen (in totaal ongeveer 50 liter) benzine heeft verspreid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltoooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 09 juli 2010 te Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1 en 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet
brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in een woning en/of op een bij die woning behorend perceel, terwijl die [slachtoffer 1 en 2] zich (zichtbaar voor verdachte) op het perceel van voornoemde woning op korte afstand van die woning en/of verdachte
bevonden, immers heeft hij, verdachte, terwijl die [slachtoffer 1 en 2] zich op genoemd perceel bevonden, in (de woonkamer van) die woning een of meer lucifer(s) aangestoken en/of
(aldaar) weggegooid/van zich afgegooid en/of aldus die brandende lucifer(s) in aanraking gebracht met benzine, althans (een) brandbare stof(fen), nadat hij, verdachte, kort daarvoor in die woning en/of op het bij die woning behorend perceel (in totaal (ongeveer) 50 liter) benzine heeft verspreid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltoooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op vrijdag 9 juli 2010 omstreeks 21.30 uur kwam via de Regionale Meldkamer Apeldoorn de melding dat een conflict gaande was tussen een man en een vrouw en dat de man niet weg wilde gaan.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het 1 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Daartoe heeft de officier van justitie verwezen naar de processen-verbaal en de verklaring van verdachte en het rapport van het NFI. Op basis van voormelde bewijsmiddelen heeft zij aangevoerd dat er sprake was van gemeen gevaar voor goederen en dat levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. Het uit de onderhavige brandstichting voortvloeiend te duchten gevaar is in het algemeen voorzienbaar. Er heeft zich ook geen bijzondere omstandigheid voorgedaan dat verdachte het te duchten gevaar niet heeft kunnen voorzien. De officier van justitie gaat ervan uit dat verdachte de brand met het volle opzet heeft veroorzaakt. Hij had de vooropgezette bedoeling om brand te stichten. Het is volgens de officier van justitie redelijkerwijs te voorzien dat bij een brand zoals deze dodelijke slachtoffers kunnen vallen dan wel dat personen zwaar lichamelijk letsel kunnen oplopen maar ook dat de brand kan overslaan naar omliggende woningen.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 2 tenlastegelegde pogingen tot doodslag. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad om [slachtoffer 1 en 2] dodelijk letsel toe te brengen. Zijn gedrag kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm in de onderhavige omstandigheden worden aangemerkt als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat het niet anders kan dat verdachte de aanmerkelijke kans daarop heeft aanvaard. Verdachte heeft welbewust het risico genomen dat personen die zich in zijn directe nabijheid bevonden, waaronder [slachtoffer 1 en 2], dodelijk letsel zouden kunnen oplopen doordat hij brandende lucifers heeft weggegooid naar/op met benzine overgoten goederen en/of een vloer van de woonkamer, terwijl die [slachtoffer 1 en 2] zich op korte afstand van hem bevonden op een perceel waar ook een grote hoeveelheid benzine was gegoten. Het is een feit van algemene bekendheid dat vuur zich op deze manier snel kan verspreiden met alle gevolgen van dien. Verdachte is -naar hij zelf heeft verklaard- ook bekend met het feit dat benzine een brandversnellend middel is en met hoge temperaturen sneller verdampt, hetgeen extra gevaarzettend is.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat in dit stadium over de feiten in algemene zin niet heel veel meer te zeggen valt. De brand in de recreatiewoning is een feit. Dat de brand is ontstaan ten gevolge van brandstichting is evenzeer een feit. Ook de betrokkenheid van verdachte kan als een vaststaand gegeven worden aangenomen. Verdachte heeft over de gebeurtenissen verklaard en is in die verklaring consistent. De kwalificatie van de feiten is evenwel minder eenduidig.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het teweegbrengen van een ontploffing, nu uit het rapport van het NFI is gebleken dat verdachte geen ontploffing teweeg heeft gebracht. Het NFI heeft immers geconcludeerd dat zich een snelle ontbranding heeft voorgedaan. De raadsman verwijst voorts naar de brief van het NFI van 29 november 2010 waarin een aanpassing op het rapport is gegeven. De in de brief vermelde bijstelling komt in strijd met de overige bewoordingen. Door het ontijdige moment waarop een aanpassing is gegeven is de verdediging de mogelijkheid ontnomen om te verzoeken deze deskundige als deskundige op zitting te laten horen.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat er geen sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen. Hiertoe heeft de raadsman onder meer verwezen naar het rapport van het NFI waaruit volgt dat er geen gevaar voor goederen te duchten was. De raadsman heeft verder aangevoerd dat evenmin vaststaat dat er daadwerkelijk levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel voor de zich in de nabijheid van de woning bevindende personen te duchten was. Verdachte heeft op het moment dat hij brand stichtte zich ervan vergewist dat zich geen personen in de woning of in de nabijheid daarvan bevonden. Van de vereiste voorzienbaarheid van het gevaar is geen sprake.
Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste legde heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het opzet van verdachte, ook niet in voorwaardelijke vorm, er nimmer op gericht is geweest [slachtoffer 1 en 2] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Verdachte heeft zich ervan vergewist dat zich niemand in de woning bevond. Hij heeft de honden naar buiten gebracht. Verdachte heeft aangegeven zich niet bewust te zijn geweest van de aanwezigheid van hulpverleners. De raadsman heeft daartoe ook verwezen naar het rapport van de psycholoog Sterk.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Op 10 juli 2010 heeft aangeefster [slachtoffer 3] aangifte gedaan tegen verdachte. Aangeefster woonde samen met verdachte in de recreatiewoning aan de [adres] te Ermelo.2 Op vrijdag 9 juli 2010 zat aangeefster bij de buurman ([getuige 1]) op het terras. Zij hoorde verdachte thuiskomen en ging de woning van [getuige 1] in. Ze hoorde dat verdachte de deur wilde openen met zijn sleutel, maar hij kwam er niet in omdat ze de sloten twee dagen daarvoor had laten vervangen. [getuige 1] vertelde haar dat verdachte twee jerrycans had gepakt, die stonden achter hun huis, en dat hij hem daarmee naar zijn auto zag lopen. Hierna reed hij weg. Omstreeks 21.20 uur kwam verdachte weer aanrijden. [getuige 1] keek over de heg en zei tegen aangeefster dat verdachte aan kwam lopen met twee jerrycans. Aangeefster heeft vervolgens de politie gebeld. Ook belde zij [getuige 2], de vader van haar schoondochter. Kort hierna arriveerde de politie. Kort nadat de politie ter plaatse was kwam [getuige 2] bij het chalet van [getuige 1] aan. [getuige 2] had tranen in zijn ogen en gaf aan dat zijn ogen brandden. Zij voelde ook dat zij branderige ogen had. Het was heel benauwd. [getuige 2] riep tegen aangeefster dat zij moesten wegwezen van die plek. Enkele seconden later hoorde ze een harde knal. Aangeefster stond toen in de tuin van [getuige 1]. Ze stond ongeveer acht meter bij haar woning vandaan. Ze zag een grote vuurzee. Boven haar huis hing een grote rode gloed. Er kwam een hoop rook vrij. Ze is weggerend omdat ze bang was geraakt te worden door de vuurzee.3
Feit 2
Op 10 juli 2010 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan tegen verdachte. [slachtoffer 1] is werkzaam als brigadier bij de politie en was op 9 juli 2010 werkzaam en in uniform gekleed.4
[slachtoffer 1] liep in de richting van de woning, welke was omgeven door een hoge haag en een poort. Plotseling zag hij een man uit de woning komen lopen. De man had in zijn rechterhand een koevoet. [slachtoffer 1] riep de man toe: "Laat vallen dat wapen, anders wordt er geweld gebruikt".5 De man voldeed daar meteen aan en legde de koevoet op een tafeltje op het terras.6 [slachtoffer 1] was in uniform gekleed en zijn stem was bij het aanroepen niet zacht. Verdachte heeft hem vanuit zijn standpunt kunnen zien.7 De afstand tussen hen beiden bedroeg tien meter.8 Vervolgens draaide de man zich om en liep meteen weer naar binnen. De afstand die de man moest afleggen was ongeveer twee meter. [slachtoffer 1] besloot naar de man toe te rennen om de afstand van twintig meter te overbruggen. De benzinelucht was nog sterk aanwezig. Hij wist dat er geen gaslucht was. [slachtoffer 1] stopte voor de openslaande deur, hij ging niet naar binnen. [slachtoffer 2] stond links naast hem.
[slachtoffer 1] zag de man in de woonkamer, drie meter van hem vandaan, staan. Hij zag de man twee strijkbewegingen van zich af maken met een van zijn armen en hij zag meteen twee lichtflitsen.9 Hierop zag hij dat de man iets van zich af gooide in de richting van de grond, ongeveer twee meter voor zich. Meteen stond er een enorme steekvlam welke de hele kamer vulde en vervolgens over zijn hoofd heen vloog naar buiten toe. Meteen daarop ontstond er ook een enorme brand in de woonkamer.10 Voor zover [slachtoffer 1] weet heeft hij achter een van de terrasdeuren dekking gezocht. Inmiddels sloegen de vlammen naar buiten en op het terras brandde het ook al. Hij liep ongeveer twee meter naar achteren en zag in een flits dat de man voorbij rende. Hij dook bovenop de man en heeft hem aangehouden. Dit was ter hoogte van het zwembad. Hij is met de man door de vlammen heen gerend. De vlammen waren ongeveer één meter hoog. 11
Op 10 juli 2010 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan tegen verdachte. [slachtoffer 2] is werkzaam bij de politie en was op 9 juli 2010 in een politie-uniform gekleed.12
[slachtoffer 2] zag dat er voor de woning spullen lagen en dat die vochtig waren van een vloeistof.13 De spullen lagen een meter van de oprit. [slachtoffer 2] bleef op de weg staan en schreeuwde met luide stem tegen een man: "Stop politie, staan blijven." De man liep snel, haastig de woning in. Meteen daarna zag hij dat de man met een koevoet in zijn handen via de terrasdeuren de woning uitliep. [slachtoffer 1] liep naar de man toe en [slachtoffer 2] zag dat de man de woning weer inliep. Toen de man in de woning stond, zag [slachtoffer 2] dat de man iets in zijn rechterhand vasthield wat vuur/vlam gaf. Hij zag dat de man een zwaaiende beweging van zich af maakte. Hij zag het vuur/de vlam door de lucht op de grond vallen. Toen het vuur de grond raakte, ging de hele woning van binnen in de brand. [slachtoffer 2] wist niet waar [slachtoffer 1] stond, want hij was op de man gefocust.14 Hij zag de man in het vuur verdwijnen. Gelijk daarop zag hij dat de oprit in brand stond. De vlammen kwamen boven [slachtoffer 2] uit. Hij stond in een vuurzee. Vervolgens is hij gelijk weggerend in de richting van de weg en over een hek gesprongen om de weg te bereiken. Toen hij op de weg stond, voelde hij dat zijn rechterarm branderig aanvoelde. Hij zag dat de haren op zijn rechterarm verschroeid waren.15 Hij voelde dat zijn arm pijn deed. Hij zag zijn collega [slachtoffer 1] niet en is teruggelopen richting de woning. Toen zag hij dat [slachtoffer 1] met de man uit de vuurzee van de woning kwam lopen. [slachtoffer 1] had de man vast. Hij heeft nu last van eerste graadsbrandwonden op zijn arm, rechter oor en een brandwond bij zijn rechteroog. Verder is het haar op zijn hoofd en rechterarm verschroeid.16
[slachtoffer 2] kon de verdachte goed zien. Er waren geen barrières waardoor hij de verdachte niet goed kon zien. Hij riep "Stop politie, staan blijven", of woorden van gelijke strekking. Hij heeft niet gezien of verdachte hen aankeek.17 Verdachte liep de woning in en weer naar buiten met de rode koevoet. Op dat moment zag hij dat verdachte naar hen keek. Hij heek hem in zijn ogen. Hij zag dat het hoofd van verdachte naar hen toe gedraaid was. Collega [slachtoffer 1] is toen de oprit opgelopen. Hij zei iets tegen verdachte. [slachtoffer 1] was op enkele meters van de verdachte.18
Het vuur schoot door de geopende terrasdeuren naar buiten en de oprit waar [slachtoffer 2] stond vloog in brand. Dit gebeurd naar zijn idee in 1 á 2 seconden.19
Op 5 augustus 2010 is naar aanleiding van een onderzoek op 9 juli 2010 een geneeskundige verklaring opgesteld.20 Uit de verklaring blijkt:
[slachtoffer 2]: gelaat/hoofd weggebrande beharing, 1e graadsbrandwonden.
Geen aanwijzingen voor inhalatietrauma.
Geschatte duur genezing: 5-10 dagen.
[naam], hoofdagent politie Ermelo-Putten, zag dat [slachtoffer 2] verschroeid hoofdhaar en verschroeide wimpers had. Tevens zag hij dat zijn armen roodgekleurd waren. Hij hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat hij pijn had aan zijn armen. Hij zag ook dat [slachtoffer 1] verschroeide hoofdharen had. [naam] zag dat de schoenveters van [slachtoffer 1] weggebrand waren. Hij hoorde beide collega's zeggen dat zij op het moment dat de explosie ontstond midden in de ontstane vuurzee stonden.21
Ten aanzien van feit 1 en 2
Getuige [getuige 2] heeft op 30 juli 2010 een verklaring bij de politie afgelegd. Toen [getuige 2] op ongeveer een afstand van zeven meter van de woning af was, zag hij verdachte. Hij zag dat hij in de tuin stond en dat hij troep in en naast het zwembad gooide.22 Hij zag dat verdachte met een jerrycan vloeistof over een zeil met goederen daaronder gooide. Ook zag hij dat verdachte met een jerrycan de woning in ging. Hij zag dat hij de vloeistof in de woning gooide. Hij vroeg waarom verdachte dat deed, maar kreeg geen antwoord. Getuige [getuige 2] en zijn vrouw bleven op een afstand van dertig meter van de woning staan. Hij zag dat verdachte twee hondjes over het hek gooide.23
Getuige [getuige 1] heeft op 11 juli 2010 bij de politie een verklaring afgelegd. Hij kwam rond 20.55 uur aan op de camping/het park. Hij zag zijn buurvrouw, [ slachtoffer 3], en bood haar wat te drinken aan.24 Omstreeks 21.05-21.10 uur zag hij de witte Golf van verdachte aankomen rijden tot aan het hek van de woning van [ slachtoffer 3]. Hij zag dat verdachte naar de voordeur liep en probeerde de deur te openen met zijn sleutels. Vervolgens liep hij naar de achterdeur en kennelijk heeft hij ook daar geprobeerd de deur te openen, want hij hoorde zijn sleutels rammelen. Ongeveer 10-15 minuten later hoorde hij dat de auto werd gestart en verdachte wegreed. Rond 21.35 uur zag hij verdachte terugkomen. Over de heg zag [getuige 1] dat verdachte twee zware dingen uit de kofferbak haalde en aan het geluid te horen ging hij er vanuit dat jerrycans werden neergezet. Hij wist van aangeefster dat verdachte altijd jerrycans bij zich had in de auto.
Later zag [getuige 1] een geopende gereedschapskist tegen de woning aan staan en kort daarna hoorde hij dat er een ruit werd ingeslagen/vernield.25
Terwijl [getuige 1] zijn auto wegzette, kwam de politie ter plaatse.
Hij hoorde één van de agenten zeggen: "Goedenavond meneer, politie". Hij hoorde de agent daarop hard schreeuwen, "Nee, meneer nee".26 Direct daarna zag en hoorde hij een hele grote steekvlam en hij zag dat het huis in brand ging.27 Hij zag een agent hard de tuin uit rennen, die riep: "Ik sta in brand".
Op 14 juli 2010 heeft [getuige 3] als brandonderzoeker bij de veiligheidsregio Noord en Oost Gelderland een getuigenverklaring afgelegd. Hij was om 9 juli 2010 om 23.40 uur ter plaatse.Toen de brand was geblust heeft hij metingen gedaan door de openstaande ramen in de slaapkamer en woonkamer. De mini-rae gaf een indicatie dat een brandversneller is gebruikt. Hij heeft voornamelijk gekeken naar het brandpatroon in de woning. Hij zag dat een meter van de grond de grootste verbranding had plaatsgevonden.28 Dit duidt op een wolk van gas. Het was heel regelmatig in het rond verbrand.
Op 10 juli 2010 wees de brandhond op diverse plekken in de woning brandversnellers aan.29 Er zijn acht plaatsen in de woning bemonsterd, onder andere in de woonkamer, slaapkamer, hal, bij de toegangsdeur en de verbrande goederen bij het hek.30 De brandmonsters zijn veiliggesteld.
Deze brand leverde zeker een groot risico voor de brandoverslag naar de rechts van de betreffende woning gelegen recreatiewoning. Deze woning lag minder dan tien meter van de brandende woning. De woning heeft zeker gevaar gelopen, als ook de mensen die op dat moment in de woning aanwezig waren.31
Als bijlage bij het proces-verbaal van verhoor is gevoegd de: Notitie Team Brand Onderzoek VNOG. Hierin is onder meer vermeld: weersomstandigheden droog en warm.32
Voorts dat vanwege de hoge buiten temperatuur het op dat moment in de woning ca. 30 graden was en de brandversneller enorm heeft kunnen uitdampen en zich verspreiden voordat het tot ontsteking werd gebracht. Hierdoor heeft er een zeer snelle verbranding van de aanwezige dampen plaatsgevonden.33
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 9 juli 2010, rond 21.30 uur thuis was gekomen.34 Hij dacht dat zijn vrouw er was om het uit te praten; hij had begrepen dat zij een scheiding in gang had gezet.
Hij kwam aan en zag een berg liggen met een zeil erover. Hij zag dat het zijn spullen waren en toen knapte er iets. Er was voor hem niets meer te redden. Er waren andere sloten en hij kwam niet meer binnen.35 Hij kreeg wraakgevoelens en besloot tot brandstichting omdat hij niets anders meer zag.36
Hij heeft een jerrycan gepakt en is benzine gaan halen. Die jerrycan stond achter de woning.37 Hij is naar een tankstation aan de A28 gereden en heeft in de jerrycan benzine ingegooid.38 Hij denkt dat hij twee jerrycans, totaal voor 50 liter, heeft getankt. Hij heeft verklaard dat hij dacht: "Ik niks, zij ook niks". Hij wilde schade aanrichten aan haar huisje. Hij kon niet aan de gevolgen denken. Er is geen moment geweest waarop hij dacht het niet te doen.39
Bij de parkeerplaats van het bungalowpark heeft hij de luxewagen neer gezet en de jerrycans meegenomen.40 Hij heeft de achterdeur geforceerd en daarna het slaapkamerraam. Hij heeft de glaslatten eruit gehaald met een schroevendraaier uit zijn gereedschapskist die zijn vrouw op straat had gezet. Hij is door het slaapkamerraam naar binnengeklommen. In de woning heeft hij de terrasdeuren opengezet. Hij heeft de honden buiten gezet. De jerrycans heeft hij naar binnen gehaald. Met één jerrycan is hij weer naar buiten gelopen en die heeft hij leeggegoten over zijn eigen spullen die zijn vrouw buiten had gelegd. Hij denkt dat hij de jerrycan geheel geleegd heeft en hij heeft de jerrycan erbij gegooid. De andere jerrycan heeft hij in de keuken, gang en slaapkamer geleegd. De keuken en de huiskamer zijn open.41 De spullen die buiten lagen zijn door hem aangestoken door de steekvlam die van binnen kwam.42
Hij hoorde in een keer: Stop daarmee klootzak. Hij stak een lucifer af.43 Hij denkt dat het een politieagent was die dat zei. Hij had de lucifers in zijn hand. Om het moment dat hij omkeek, ongeveer een seconde voor hij de lucifers aanstak, zag hij dat er politie stond. Hij zag een uniform. 44 Verdachte had het besluit al genomen: ik niks, zij ook niks en de lucifer ging direct aan. Hij werd door de luchtdruk naar buiten geblazen. Het was niet zijn opzet om de politie te doden.
Hij herinnert zich dat hij mensen op het terras heeft gezien, maar hij kan zich niet herinneren dat dat politie was. Hij heeft wel gehoord dat er iemand riep: Laat vallen, klootzak. Toen hij in de richting keek waar het geroep vandaan kwam, zag hij een geüniformeerd persoon. Hij realiseerde zich toen niet dat het mogelijk politie was. Nadat hij was aangeroepen heeft hij direct de lucifer afgestoken. De lucifers had hij uit de keuken gepakt om de benzine die hij had rond gesprenkeld te kunnen aansteken.45
Toen hij halverwege in de kamer stond, een meter of twee/drie van de terrasdeuren, heeft hij denkt hij twee lucifers uit de grote doos lucifers gepakt. Toen hij daar stond had hij eigenlijk de wens om de heleboel in een keer uit elkaar te laten klappen. Hij wilde eigenlijk zelf daarbij ook om het leven komen.46 Hij had heel bewust de woning rondgekeken toen hij binnenkwam en de hondjes buitengezet. Hij wilde niemand treffen, met uitzondering van de materiële zaken van [slachtoffer 3]. Hij had gehoopt dat het met een grote BOEM afgelopen zou zijn.
Verdachte kan zich herinneren dat hij hoorde roepen: Leg weg dat wapen en Laat vallen klootzak.47 Hij weet dat hij het breekijzer heeft weggelegd op een stoel of tafel. Hij weet niet wie hem aanriep. De koevoet heeft hij gebruikt om het raam te openen, samen met de schroevendraaier. Het aanroepen van de koevoet was eerder dan het aanroepen van de lucifers.48 In zijn beleving had verdachte de koevoet vast, werd hij aangesproken en heeft hij de koevoet neergelegd. Daarna is hij naar binnengegaan en hij heeft de lucifers afgestreken.49
Hij heeft alleen benzine gebruikt en niet andere vloeistoffen.50 Hij stond midden in de kamer toen hij de lucifer afstak.51
Verdachte heeft verklaard dat hij weet dat benzine brandt en dat het een brandversneller is. Het is hem bekend dat benzine verdampt.52
In het rapport van het NFI van 28 juli 2010 betreffende de vluchtige stoffen is het volgende vermeld. Alle onderzochte zeven ter plaatse genomen monsters bevatten vluchtige stoffen die afkomstig zijn van een ontbrandbare vloeistof, zijnde motorbenzine.53
Door het NFI is vervolgens een brandtechnisch onderzoek uitgevoerd. Op 15 november 2010 is naar aanleiding van dit onderzoek een rapport opgemaakt. Hieruit blijkt het volgende.
De gevaarzetting is zodanig dat er in min of meerdere mate lichamelijk letsel kan ontstaan (eerste, tweede en derdegraads brandwonden) tot zelfs dodelijk letsel.54
De desbetreffende agenten stonden tijdens het incident buiten, vlakbij de terras/tuindeuren. Na de ontsteking van de motorbenzine binnen is ook benzine die buiten over de goederen uitgegoten was, ontstoken. De politieagenten hebben kans gelopen op zwaar lichamelijk letsel tot zelfs dodelijk letsel.55
De afstand tot de overige woningen was relatief groot en de brandweer was relatief snel ter plaatse waardoor de gevaarzetting met betrekking tot vlamoverslag naar deze andere woningen klein was.56
Bij brief van 29 november 2010 is namens het NFI een aanvulling gegeven op het brandtechnisch onderzoek van 15 november 2010 in verband met het wegvallen van het woord "heftige" voor het woord explosie. De passage in hoofdstuk 5 (vijfde alinea) op pagina 13 luidt derhalve. "Er heeft zich geen heftige explosie voorgedaan, maar meer een zeer snelle ontbranding van de binnen uitgegoten benzine. Dat er geen heftige explosie maar een snelle ontbranding van de motorbenzine heeft plaatsgevonden, kan worden verklaard omdat de tijd die de motorbenzine heeft gehad om te verdampen relatief kort is geweest."
In het proces-verbaal van het brandonderzoek forensische opsporing is het volgende vermeld. Tijdens de brand c.q. het ontstaan van de brand door de zogenoemde explosie/steekvlam bestond er gemeen gevaar voor personen. De aangehouden verdachte bracht in aanwezigheid van politiecollega's van de surveillancedienst vuur bij een brandversnellend middel. Gezien de droogte van de dag van de brand en de dagen ervoor bestond er tevens gevaar voor naastgelegen recreatiewoningen en de daarin aanwezige personen.57 De onderlinge afstanden tussen de bungalows zijn van dien aard dat het denkbaar was dat het vuur over zou kunnen slaan naar andere panden, vooral omdat ook andere woningen bedekt waren met een rieten dakbedekking.58
Gezien het brandpatroon in de woonkamer heeft de grootste vuurbelasting zich direct onder het plafond bevonden en niet nabij de vloer. Dit duidt erop dat het brandversnellende middel al aan het vergassen was. Doordat de verdachte op een gegeven moment vuur hierbij bracht, ontstond een explosie, dan wel steekvlam, waardoor er brand is ontstaan.59
Bespreking verweren
Feit 1
De raadsman heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onderdeel teweegbrengen van een ontploffing, nu dit niet uit het rapport van het NFI blijkt. Dit betoog faalt. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Bij brief van 29 november 2010 is namens het NFI een aanvulling gegeven op de passage omtrent een explosie in het rapport van 15 november 2010. Uit het rapport en de aanvulling daarop blijkt dat er zich geen heftige explosie heeft voorgedaan. Hieruit kan worden opgemaakt dat er weliswaar geen heftige explosie heeft plaatsgevonden, maar in ieder geval wel dát er een explosie is geweest. Voorts verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing waarin is vermeld dat een explosie, dan wel steekvlam is ontstaan. De rechtbank concludeert derhalve dat verdachte (ook) een ontploffing teweeg heeft gebracht.
Verder heeft de raadsman betoogd dat er geen sprake is geweest van gemeen gevaar voor goederen. Ook dit betoog faalt. Ook met betrekking tot delen van de woning, inventaris en zich op het perceel bevindende goederen welke niet door verdachte in brand zijn gestoken geldt dat er gemeen gevaar voor goederen te duchten is. Met betrekking tot het betoog dat er geen gevaar voor brandoverslag was wordt het volgende overwogen In het rapport van het brandtechnisch onderzoek van het NFI van 15 november 2010 is aangegeven, dat de afstand tot de overige woningen relatief groot was en de brandweer relatief snel ter plaatse was waardoor de gevaarzetting met betrekking tot vlamoverslag naar deze andere woningen klein was. In het proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing is aangegeven, dat de onderlinge afstanden tussen de bungalows van dien aard zijn dat het denkbaar was dat het vuur over zou kunnen slaan naar andere panden, vooral omdat ook andere woningen bedekt waren met een rieten dakbedekking. De rechtbank concludeert op grond van deze bewijsmiddelen dat er ook gemeen gevaar voor laatstbedoelde goederen te duchten was.
Ten slotte heeft de raadsman betoogd dat er geen sprake is geweest van levensgevaar en/of gevaar voor lichamelijk letsel. Daartoe heeft hij verwezen naar een uitspraak van de Hoge Raad van 5 oktober 2010, LJN BN1700. Dit betoog slaagt evenmin.
De rechtbank acht daartoe van belang dat zich ten tijde van de brand twee politieagenten zich nabij de woning bevonden. In de voormelde uitspraak van de Hoge Raad is ten aanzien van gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander is het volgende overwogen. Om in rechte zodanig gevaar als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van het teweeg brengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Van die vereiste voorzienbaarheid zal in de regel geen sprake zijn indien zich ten tijde van de ontploffing geen personen in de nabijheid bevonden (vgl. HR 17 februari 2009, LJN BG1653, NJ 2009, 120). In deze laatste uitspraak is overwogen dat het levensgevaar ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. Dat de dader zelf dat gevaar wellicht niet heeft voorzien, is in dat verband dus niet van belang, aldus de Hoge Raad.
Met inachtneming van de voormelde jurisprudentie is de rechtbank van oordeel dat gelet op de eerder vermelde bewijsmiddelen kan worden bewezen verklaard dat levensgevaar voor een ander te duchten is, nu is gebleken dat er zich personen in de nabijheid bevonden. Voor de bewezenverklaring is op grond van de uitspraak van de Hoge Raad van 17 februari 2009 niet van belang dat verdachte dat gevaar wellicht niet heeft voorzien.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde bewezen.
Feit 2
Namens verdachte is aangevoerd dat hij geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [slachtoffer 1 en 2] van het leven te beroven.
De rechtbank overweegt omtrent dit verweer als volgt. Of verdachte door zijn gedragingen de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat hij [slachtoffer 1 en 2] van het leven zou beroven is naar vaste jurisprudentie afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging. In deze zaak zijn de volgende omstandigheden van belang. Verbalisant [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij tegen verdachte heeft geschreeuwd "Stop politie, staan blijven", maar dat verdachte toch de woning binnenliep. Vervolgens heeft verbalisant [slachtoffer 1] verklaard dat hij verdachte met een koevoet in de hand uit het perceel zag lopen. [slachtoffer 1] riep tegen verdachte: "Laat vallen dat wapen, anders wordt er geweld gebruikt". Verdachte voldeed hieraan en liep de woning weer binnen. [slachtoffer 1] liep richting de woning en zag verdachte in de woonkamer drie meter van hem vandaan, staan. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op dat moment heeft gehoord dat iemand riep: "Stop daarmee klootzak". Verdachte had toen lucifers in zijn hand en terwijl hij zich omdraaide meende hij een politieagent, althans een geüniformeerd persoon, te hebben gezien. Verdachte stak de lucifers vervolgens aan. In een later verhoor heeft verdachte verklaard dat hij zich herinnerde dat hij mensen op het terras heeft gezien en dat hij heeft gehoord dat er iemand riep: "Laat vallen, klootzak".
Op grond van het vorenstaande is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende bewijs voorhanden voor de aan verdachte onder 2 primair tenlastegelegde pogingen tot doodslag. Het afsteken van lucifers in een woning waarin een grote hoeveelheid benzine was gesprenkeld, terwijl verdachte de wetenschap had dat er personen in de nabijheid waren, is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het trachten te beëindigen van het leven van een ander, althans het willens en weten aanvaarden van het de niet te verwaarlozen kans daarop, dat het niet anders kan zijn dat verdachte daartoe het opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 09 juli 2010 te Ermelo opzettelijk brand heeft gesticht en een ontploffing teweeg heeft gebracht in een recreatiewoning met een rieten kap en op een perceel aan de [adres] behorend bij voornoemde woning, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk
- op voornoemd perceel een hoeveelheid benzine in totaal (ongeveer) 25 liter verspreid/gegoten over goederen die zich op dat perceel bevonden en/of over een aldaar gelegen terras en/of elders op dat perceel, en
- in de woonkamer en keuken en gang/hal en slaapkamer en/of bergruimte en badkamer van voornoemde woning een hoeveelheid benzine in totaal ongeveer 25 liter verspreid/gegoten en
- in de woonkamer van die woning lucifers aangestoken en die brandende lucifers in die woonkamer van zich afgegooid en daarmee die brandende lucifers in aanraking gebracht met benzine overgoten goederen en/of vloer,
ten gevolge waarvan voornoemde woning en de zich in die woning bevindende
goederen/inboedel en inventaris en voornoemd perceel en de zich op dat perceel bevindende goederen, geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en tengevolge waarvan in die woning een ontploffing heeft plaatsgevonden,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemde woning en de zich in die woning bevindende goederen/inboedel en inventaris en voornoemd perceel en de zich op dat perceel bevindende goederen, en de zich in de nabijheid van voornoemde woning bevindende woningen en goederen en belendende percelen, en
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in de nabijheid van voornoemde woning en de zich op het bij die woning behorend perceel en de zich in de nabijgelegen woningen en belendende percelen bevindende personen waaronder de politieambtenaren [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2],
te duchten was,
2.
hij op 09 juli 2010 te Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], van het leven te beroven,
met dat opzet
brand heeft gesticht en een ontploffing teweeg heeft gebracht in een woning en op een bij die woning behorend perceel,
terwijl die [slachtoffer 1 en 2] zich zichtbaar voor verdachte op het perceel van voornoemde woning op korte afstand van die woning en verdachte bevonden, immers heeft hij, verdachte, terwijl die [slachtoffer 1 en 2] zich al op genoemd perceel bevonden, in de woonkamer van die woning lucifers aangestoken en aldaar van zich afgegooid en aldus die brandende lucifers in aanraking gebracht met benzine, nadat hij, verdachte, kort daarvoor in die woning en op het bij die woning behorend perceel en zich aldaar bevindende goederen in totaal ongeveer 50 liter) benzine heeft verspreid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is,
gepleegd in eendaadse samenloop met het misdrijf:
Feit 2 primair: poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is een psychologisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een psychologisch Pro Justitia rapport van mr. drs. R.A. Sterk, klinisch psycholoog, van 15 oktober 2010. In dit rapport wordt - onder meer - het volgende geconstateerd.
Er is geen sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een stemmings- of angststoornis of van een verstoring van de realiteitstoetsing. Ook is geen sprake van een autisme spectrum stoornis, alhoewel zijn sociale beperkingen wel aanwijzingen hiervoor vormen.
Er lijkt wel sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. De persoon van verdachte kenmerkt zich door een egocentrische en rigide houding. De empathische vermogens zijn beperkt en hij lijkt enigszins gevoelsarm. Hij gaat intieme relaties aan, maar de diepgang is beperkt, omdat hij vrij veel weg is en ook weinig contact onderhoudt. Hij voelt zich al snel tekort gedaan of benadeeld en kan dan impulsief reageren. Hij ziet zijn eigen aandeel in problemen niet goed en hij heeft de neiging om de schuld van zijn problemen buiten zichzelf te zoeken. Voorts verdringt en ontkent hij problemen. Hij staat niet goed in contact met zijn gevoelsleven. Uit de levensgeschiedenis wordt duidelijk dat hij niet goed kan omgaan met het beëindigen van een relatie.
Het ten laste gelegde vindt plaats in een context waarin betrokkenes partner de relatie beëindigt, voor verdachte geheel onverwacht. In de aanloop tot het ten laste gelegde is te zien dat verdachte nauwelijks pogingen doet om contact te krijgen met zijn vrouw en contact eigenlijk vermijdt. Toen verdachte thuiskwam zag hij zijn spullen buiten staan en bleek hem dat de sloten waren vervangen. Hij was teleurgesteld en boos. Hij voelde zich gekrenkt en onmachtig. Zijn wereld stortte in en hij zag geen uitkomst meer en hij wilde de boel in brand steken. Hij dacht: ik niet, jij niet. Een soortgelijke reactie had hij bij zijn eerdere scheiding (ex geen alimentatie betaald).
Verdachte wilde zijn gekleineerde en onmachtige positie ongedaan maken door het te overdekken met het tegendeel, een opgeblazen, krachtige en grootse houding. Het drong niet tot verdachte door en hij was zich er niet van bewust dat er politie was. Hij lijkt met name boos te zijn geweest op de vrouw die hem verliet. Onderzoeker acht dan ook een verband tussen de problematiek en het ten laste gelegde aanwezig. Er lijkt geen sprake te zijn geweest van realiteitsverstoringen in de vorm van een psychotische decompensatie, waardoor de realiteit verstoord zou zijn waargenomen.
Geadviseerd wordt de verdachte voor het eerste tenlastegelegde feit verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
In een aanvullend psychologisch rapport van de psycholoog van 16 november 2010 is
- onder meer - het volgende geconstateerd.
Het feit dat bepaalde informatie niet geheel tot het bewustzijn van verdachte doordringt ten tijde van het ten laste gelegde, hangt samen met voornoemde toestandsbeeld, maar is op zichzelf niet pathologisch. De realiteit wordt gefilterd waargenomen, maar niet op een ziekelijke manier, maar op een manier die hoort bij een toestandsbeeld waarbij sprake is van een heftig ervaren emotie. Er is dan ook sprake van een indirect verband tussen de geconstateerde psychische problematiek en het feit dat niet alle informatie ten tijde van het ten laste gelegde werd verwerkt.
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog over.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 5 jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Bij het bepalen van de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte door zijn gedrag op zeer lichtvaardige wijze is omgegaan met de eigendommen van aangeefster [ slachtoffer 3], maar ook de omvang van de brand waardoor de woning van zijn partner geheel onbewoonbaar is geraakt. Daarnaast heeft het feit dat verdachte de veiligheid van twee politieambtenaren ernstig in gevaar heeft gebracht in sterke mate als strafverzwarende omstandigheid meegewogen. Tevens heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat het onder 2 tenlastegelegde feit verband houdt met het onder 1 tenlastegelegde feit, doch daartegenover staat dat de tenlastegelegde feiten elk een ander beschermd belangen dienen. Ten voordele heeft de officier van justitie meegewogen dat de verdachte geen justitiële documentatie heeft en de feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie te hoog is. Hij heeft verzocht bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Algemeen bekend is dat met brand ernstige en onvoorspelbare gevolgen gepaard kunnen gaan. Door zijn handelen heeft verdachte voor personen en goederen in zijn (directe) omgeving zeer ernstige risico's veroorzaakt. Verdachte heeft brand veroorzaakt in de woning van zijn ex-partner. Hierdoor is de woning verwoest en zijn (persoonlijke) spullen van het slachtoffer verloren gegaan. Verdachte heeft door het stichten van brand veel onrust en gevoelens van angst veroorzaakt bij de slachtoffers. Een slachtoffer kan hiervan nog lange tijd psychische nadelige gevolgen, zoals blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [ slachtoffer 3]. Door de handelwijze van verdachte hadden [slachtoffer 1 en 2] hun leven kunnen verliezen.
Verdachte is tot zijn daad gekomen omdat zijn ex-partner de relatie heeft beëindigd. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij op deze manier een relatieconflict heeft willen oplossen.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de door verdachte gepleegde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigt.
De rechtbank houdt er ten voordele van verdachte rekening mee dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Voorts houdt de rechtbank rekening met de hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf uit het oogpunt van vergelding en normhandhaving geïndiceerd is. In met name het blanco strafblad van verdachte en de verminderde toerekeningsvatbaarheid, ziet de rechtbank evenwel aanleiding een enigszins lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Vordering tot schadevergoeding
Feit 1
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.836,31 (€ 1.000, immateriële schade en € 836,31 kosten rechtsbijstand), vermeerderd met de wettelijke rente voor de immateriële schadevergoeding gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van [ slachtoffer 3] tot het gevraagde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de vordering van [ slachtoffer 3] niet kan worden toegewezen. Hij heeft ten aanzien van de immateriële schade vergoeding aangevoerd, dat niet kan worden gesproken van een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen het ten laste gelegde en de gestelde immateriële schade, gelet op het inhoudelijke gedeelte van de vordering en de toelichting daarop. Ten aanzien van de kosten van de rechtsbijstand heeft hij aangevoerd dat deze vordering niet door tussenkomst van de desbetreffende advocaat is ingediend en de advisering geen betekenis heeft gehad voor de uiteindelijke vordering. De kosten zijn daarom nodeloos gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [ slachtoffer 3] als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn standpunt dat er geen rechtstreeks oorzakelijk verband is tussen het ten laste gelegde en de gestelde immateriële schade. Uit de door [ slachtoffer 3] ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring en de door haar gegeven toelichting op haar vordering, is naar voren gekomen welke psychische gevolgen en impact de brand van haar woning op haar heeft gehad. Dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden staat voor de rechtbank derhalve vast. De rechtbank zal de geleden immateriële schade naar redelijkheid en billijkheid begroten op € 500,00, - vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2010. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en kan derhalve dit deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De verdachte zal tevens worden verwezen in de door de benadeelde partij [ slachtoffer 3] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 836,31.
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 8.600,00 en pm-posten gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vordering van [slachtoffer 4].
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu deze vordering niet zo eenvoudig van aard is dat zij kan worden afgedaan in het strafproces. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Feit 2
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van respectievelijk € 350,00 en € 500,00 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde. Tevens hebben zij verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van [slachtoffer 1 en 2] tot de gevraagde bedragen en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet kunnen worden toegewezen, nu verdachte geen opzet heeft gehad om [slachtoffer 1 en 2] schade toe te brengen en dat zijn handelen daarop ook geen moment gericht is geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vorderingen is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partijen [slachtoffer 1 en 2] als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade hebben geleden. De vorderingen van [slachtoffer 1 en 2] worden derhalve toegewezen voor een bedrag van respectievelijk € 350,00 en € 500,00. De verdachte is voor die schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 45, 55, 57, 157 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1: opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten en een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is,
gepleegd in eendaadse samenloop met het misdrijf:
Feit 2 primair: poging tot doodslag, meermalen gepleegd.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3], [adres en rekeningnummer] van een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2010 en met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 836,31;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van € 500, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], gemachtigde [naam, adres en rekeningnummer] t.n.v. Politie NOG Apeldoorn) van een bedrag van € 350,00, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer . [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 350,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 7 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2], gemachtigde [naam, adres en rekeningnummer] t.n.v. Politie NOG Apeldoorn) van een bedrag van € 500,00, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 500,00, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 10 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen [slachtoffer 3] [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partijen daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet-ontvankelijk in haar vordering en verwijst deze benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Kleinrensink en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 december 2010.
Waarvan proces-verbaal,
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0610 2010100870, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noord West Veluwe, team recherche, gesloten en ondertekend op 19 augustus 2010.
2 Proces-verbaal van aangifte van [ slachtoffer 3] (pagina 55).
3 Proces-verbaal van aangifte van [ slachtoffer 3] (pagina 57).
4 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (pagina 65).
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (pagina 65).
6 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (pagina 65) en proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 1] (ongenummerd).
7 Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 1] (ongenummerd).
8 Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 1] (ongenummerd).
9 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (pagina 66).
10 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] (pagina 66).
11 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] (pagina 69).
12 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (pagina 70).
13 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (pagina 72).
14 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (pagina 72).
15 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (pagina 72).
16 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] (pagina 73).
17 Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 2] (ongenummerd).
18 Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 2] (ongenummerd).
19 Proces-verbaal van bevindingen van [slachtoffer 2] (ongenummerd).
20 Een schriftelijk bescheid, inhoudende een medische verklaring betreffende [slachtoffer 2] (pagina 78).
21 Proces-verbaal van bevindingen (pagina 44).
22 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] (pagina 138).
23 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] (pagina 138).
24 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] (pagina 103).
25 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] (pagina 104).
26 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] (pagina 105).
27 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] (pagina 105).
28 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] (pagina 117).
29 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] (pagina 117).
30 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] (pagina 117).
31 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] (pagina 118).
32 Een bijlage van het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], inhoudende een notitie Team Brand Onderzoek VNOG (pagina 120).
33 Een bijlage van het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], inhoudende een notitie Team Brand Onderzoek VNOG (pagina 122).
34 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 31).
35 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 31).
36 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 33).
37 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 31 en 33).
38 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 31).
39 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 31).
40 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 32).
41 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 32).
42 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 33).
43 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 32).
44 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 32).
45 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 36).
46 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 36).
47 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 40).
48 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 40).
49 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 40).
50 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 37).
51 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 39).
52 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 39).
53 Een deskundigenrapport van het NFI drs. J.N. Hendrikse d.d. 28 juli 2010 (pagina 148).
54 Een deskundigenrapport van het NFI opgemaakt door ir. J.H.L.M. Lelieveld d.d. 15 november 2010 (ongenummerd).
55 Een deskundigenrapport van het NFI opgemaakt door ir. J.H.L.M. Lelieveld d.d. 15 november 2010 (ongenummerd).
56 Een deskundigenrapport van het NFI opgemaakt door ir. J.H.L.M. Lelieveld d.d. 15 november 2010 (ongenummerd).
57 Proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing (losbladig, ongenummerd).
58 Proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing (losbladig, ongenummerd).
59 Proces-verbaal brandonderzoek forensische opsporing (losbladig, ongenummerd).