RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940025-10
V.I.-nummer: 99.000045/44
Uitspraak d.d.: 21 december 2010
Verstek / dip, oip
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats, adres],
wonende te [postcode, plaats, adres]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 7 december 2010.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 januari 2010 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een flatscreen-televisie en/of een laptop en/of autosleutels en/of een rijbewijs en/of kentekenpapieren en/of een damestas met aan het handvat bevestigd een toegangspas van het ROC op naam van [slachtoffer A] en/of (in voornoemde tas) een voeding voor een laptop en/of sieraden,
waaronder een kinderarmbandje met in het plaatje de naam "[naam]" gegraveerd en/of een mobiele telefoon (merk Nokia), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B] en/of [slachtoffer A] en/of (een) ander(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 januari 2010 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, een flatscreen-televisie en/of een laptop en/of autosleutels en/of een rijbewijs en/of kentekenpapieren en/of een damestas met aan het handvat bevestigd een toegangspas van het ROC op naam van [slachtoffer A] en/ef (in voornoemde tas) een voeding voor een laptop en sieraden, waaronder een kinderarmbandje met in het plaatje de naam "[naam]" gegraveerd en/of een mobiele telefoon (merk Nokia) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 januari 2010 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een personenauto (merk Peugeot Partner) heeft weggenomen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 januari 2010 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland, personenauto (merk Peugeot Partner) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die auto wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 januari 2010 te Apeldoorn als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Laan van de Mensenrechten, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten JC Decaux, althans JC
Decaux Nedeland B.V.) letsel en/of schade was toegebracht;
art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 24 januari 2010 te Apeldoorn als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, te weten de Laan van de Mensenrechten, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 24 januari 2010 te Apeldoorn als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de 1e Wormenseweg en/of de Laan van de Mensenrechten althans een voor het openbaar verkeer openstaande weg, zonder die bijzondere voorzichtigheid in acht te nemen en/of met een (veel) te hoge snelheid, althans met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en/of niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem, verdachte, werden vereist en/of zijn voertuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, immers heeft hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig,
- op de 1e Wormenseweg gereden met een (geschatte) snelheid van 60 kilometer per uur, terwijl een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur was toegestaan, althans met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en/of;
- op de Laan van de Mensenrechten gereden met een (geschatte) snelheid van 80 kilometer per uur terwijl een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was toegestaan, althans met een snelheid die te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse en/of;
- op de Laan van de Mensenrechten een in die weg geplaatste vluchtheuvel (aan de linkerzijde) gepasseerd, waarbij hij, verdachte, tegen de rijrichting in is gereden en vervolgens heeft hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig, slingerend gereden waarna en/of waardoor hij, verdachte, dit voertuig niet meer onder controle heeft gehouden en (als gevolg daarvan) (met aanzienlijke snelheid) tegen een reclamezuil is gereden, althans gebotst, althans gegleden, waarbij dit voertuig tegen die reclamezuil tot stilstand is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [eindnoot 1]
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
1. Op 24 januari 2010 omstreeks 04.40 uur zag de politie een personenauto (merk Peugeot met het kenteken [kenteken]) over de Adelaarslaan te Apeldoorn rijden. De politie gaf de personenauto een stopteken, waarop de bestuurder reageerde door zijn snelheid te verhogen tot 80 kilometer per uur. In een bocht op de Laan van de Mensenrechten begon de bestuurder te slingeren en te remmen en reed vervolgens tegen een reclamezuil die in de middenberm stond. Hij kwam tot stilstand. De bestuurder stapte uit de auto en rende weg. Even later werd de man aangehouden en hij gaf op te zijn [verdachte]. [eindnoot 2]
Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder
1 primair, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. Nu verdachte niet ter terechtzitting is verschenen en zijn raadsman niet uitdrukkelijk gemachtigd is om hem ter terechtzitting te verdedigen, is door of namens verdachte geen standpunt ingenomen. Bij de politie heeft verdachte niet willen verklaren.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank gaat bij de beoordeling van de tenlastelegging uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
5. Op 24 januari 2010 omstreeks 04.40 uur reed de politie op de Adelaarslaan te Apeldoorn. Op de kruising met de Reigersweg zag de politie een personenauto van rechts naderen. Het voertuig stopte abrupt, terwijl het voorrang had. Het was een Peugeot met het kenteken [kenteken]. De politie gaf een stopteken, maar het voertuig vervolgde zijn weg zonder te stoppen. De politie heeft vervolgens de blauwe lichtsignalen aangezet om het voertuig te laten stoppen, maar het voertuig voerde zijn snelheid op tot 60 kilometer per uur. De 1e Wormenseweg te Apeldoorn is een 30 kilometer-weg. [eindnoot 3] Het voertuig sloeg af in de Laan van de Mensenrechten te Apeldoorn – een 50 kilometer-weg – en reed op de linkerbaan, tegen het verkeer in. De snelheid van het voertuig liep op tot 80 kilometer per uur en het passeerde een vluchtheuvel aan de linkerzijde, tegen de rijrichting in. Vervolgens reed het voertuig de rechterbaan op, begon te slingeren en te remmen. De politie zag vervolgens dat het voertuig met een aanzienlijke snelheid tegen een reclamezuil op de Laan van de Mensenrechten reed. De bestuurder stapte uit en rende weg. [eindnoot 4] Even later werd de bestuurder aangehouden. Dit was verdachte. Bij de insluiting van verdachte zag de politie enkele kleine sneeën in het voorhoofd van verdachte. Voorts had verdachte glassplinters in zijn haar. Op de vraag hoe hij aan de sneeën kwam, antwoordde verdachte dat hij zojuist een aanrijding had gehad. [eindnoot 5]
6. Door [naam werknem[naam werknemer JCdecaux] is, namens JCDecaux te Diemen, aangifte gedaan terzake het verlaten van de plaats van een verkeersongeval. [naam werknemer JCdecaux] verklaart dat hij door zijn werkgever was benaderd met de mededeling dat een reclamezuil aan de Laan van de Mensenrechten aangereden zou zijn. Ter plaatse zag hij dat de reclamezuil geheel vernield was. [eindnoot 6]
7. De Peugeot met het kenteken [kenteken] werd in beslag genomen. [eindnoot 7] Op de passagiersstoel van de auto stond een zwarte damestas, waaraan een pasje was bevestigd met een foto en de tekst: ROC Aventus, [slachtoffer A]. In de damestas zaten diverse damesartikelen en een sleutelbos. Tevens lagen in de auto een flatscreen televisie van het merk Philips en een zwarte laptoptas met daarin een rode Dell laptop. [eindnoot 8]
8. [slachtoffer B], wonende op het adres [adres] te Apeldoorn, heeft aangifte gedaan van een inbraak in zijn woning. Hij heeft verklaard dat hij op 24 januari 2010 door de politie gewekt werd met de mededeling dat er in de woning was ingebroken. Aangever [slachtoffer B] gaf aan dat op de begane grond van zijn woning diverse kasten en laden openstonden en dat een flatscreen TV (merk: Philips) weg was. Daarnaast zag hij dat de autosleutel van de Peugeot met kenteken [kenteken] weg waren. De auto zelf was eveneens weg. Voorts was een rode laptop van het merk Dell, toebehorende aan de dochter van [slachtoffer B] weg alsmede het rijbewijs van aangever en de kentekenpapieren van een andere auto. De inbraak moet volgens aangever gepleegd zijn op 24 januari 2010 tussen 00.45 uur (het tijdstip waarop hij naar bed ging) en 04.40 uur. [eindnoot 9] Aangever zag dat het bovenlicht in het kantoor opengebroken was en dat de raamhefboom kapot was. [eindnoot 10] Uit onderzoek aan de woning op het adres [adres] te Apeldoorn, bleek dat het uitzetijzer van het bovenlicht was verbogen. Het uitzetijzer was niet meer aan het hout bevestigd. [eindnoot 11]
9. Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 5 ten laste gelegde heeft begaan. Met betrekking tot het onder 1 (primair) en 2 (primair) ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat bewezen wordt geacht dat verdachte de inbraak heeft gepleegd en de auto met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, nu verdachte midden in de nacht en (zeer) kort na het vermoedelijke tijdstip van de inbraak en het wegnemen van de auto is aangetroffen rijdend in de auto in kwestie, waarin zich bij de inbraak weggenomen spullen bevonden. Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde wordt overwogen dat verdachte, door rijdend binnen de bebouwde kom de maximumsnelheid met 30 km/u te overschrijden en, rijdend op de voor tegemoetkomend verkeer bestemde weghelft, een vluchtheuvel aan de verkeerde zijde te passeren en vervolgens slingerend verder te rijden en tegen een reclamebord aan te rijden zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op de weg is veroorzaakt en het verkeer op die weg kon worden gehinderd. Dit klemt temeer nu verdachte op het moment van die gedragingen werd achtervolgd door de politie na het tot tweemaal toe negeren van een stopteken, waardoor de verbalisanten in kwestie zich genoodzaakt zagen met een (eveneens) hoge snelheid achter verdachte aan te rijden, waarbij ook voor hen gevaar is veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig bewezen worden verklaard dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan, nu in het dossier geen bewijsmiddelen aanwezig zijn dat verdachte niet in het bezit zou zijn van een geldig rijbewijs. Verdachte dient derhalve van dit feit te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 24 januari 2010 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning gelegen aan de [adres] heeft weggenomen een flatscreen-televisie en een laptop en autosleutels en een rijbewijs en kentekenpapieren en een damestas met aan het handvat bevestigd een toegangspas van het ROC op naam van [slachtoffer A] en (in voornoemde tas) een mobiele telefoon (merk Nokia), toebehorende aan [slachtoffer B] en/of [slachtoffer A], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van verbreking en inklimming;
hij op 24 januari 2010 te Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening een personenauto (merk Peugeot Partner) heeft weggenomen, toebehorende aan [slachtoffer B], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
hij op 24 januari 2010 te Apeldoorn als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Laan van de Mensenrechten, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan een ander (te weten JC Decaux) schade was toegebracht;
hij op 24 januari 2010 te Apeldoorn als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de 1e Wormenseweg en de Laan van de Mensenrechten, zonder die bijzondere voorzichtigheid in acht te nemen en/of met een (veel) te hoge snelheid en/of niet voortdurend in staat is geweest de handelingen te verrichten die van hem, verdachte, werden vereist en/of zijn voertuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, immers heeft hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig,
- op de 1e Wormenseweg gereden met een (geschatte) snelheid van 60 kilometer per uur, terwijl een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur was toegestaan en;
- op de Laan van de Mensenrechten gereden met een (geschatte) snelheid van 80 kilometer per uur terwijl een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was toegestaan en;
- op de Laan van de Mensenrechten een in die weg geplaatste vluchtheuvel (aan de linkerzijde) gepasseerd, waarbij hij, verdachte, tegen de rijrichting in is gereden en vervolgens heeft hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig, slingerend gereden waarna en waardoor hij, verdachte, dit voertuig niet meer onder controle heeft gehouden en (als gevolg daarvan) (met aanzienlijke snelheid) tegen een reclamezuil is gereden, waarbij dit voertuig tegen die reclamezuil tot stilstand is gekomen,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg kon worden gehinderd.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 primair : diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking en inklimming;
Feit 2 primair : diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 3 : overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op de overtreding:
Feit 5 : overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
10. Naar de persoon van verdachte is psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport van 4 mei 2010, opgemaakt door dr. J.J. van Egmond (psychiater). In dit rapport is onder meer vermeld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, in diagnostische zin te omschrijven als een verslaving aan alcohol, cannabis, amfetamine en cocaïne. Voorts is er bij hem sprake van een psychotische stoornis NAO en een antisociale persoonlijkheidstoornis. Deze laatste is per definitie langdurig en pervasief aanwezig en derhalve ook ten tijde van het ten laste gelegde. Ook de multipele verslavingen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en vormden in het verleden het motief tot inbraak en diefstal. De psychotische stoornis was ten tijde van het ten laste gelegde behandeld met een antipsychoticum en was waarschijnlijk in remissie. Nu verdachte het ten laste gelegde ontkent, kan geen relatie worden aangetoond – maar ook niet worden uitgesloten – tussen de diagnose en het ten laste gelegde. Gedrongen door geldnood ter bekostiging van zijn multipele verslaving had hij met zijn lacunaire geweten en gebrekkige empathie met de gedupeerden in het verleden weinig moeite dergelijke delicten te plegen. Verdachte weet heel goed het verschil tussen mijn en dijn en is in die zin verantwoordelijk, maar heeft een geringe ik-sterkte welke kenmerkend is voor de antisociale persoonlijkheidsstoornis. Geconcludeerd wordt dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
11. Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
12. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen tot 2 weken hechtenis, evenals voor het onder 5 ten laste gelegde.
13. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
14. De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich allereerst schuldig heeft gemaakt aan een inbraak in een woning. Daarmee heeft verdachte een groot gevoel van onveiligheid veroorzaakt bij de bewoners en inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Daarnaast is diefstal uit een woning een ergerlijk feit, dat naast schade vaak hinder veroorzaakt voor de gedupeerden.
Verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan de diefstal van een auto. Hij heeft met die auto vervolgens diverse overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994 begaan. Verdachte heeft met de auto met grote snelheid en tegen de rijrichting in gereden en hij is uiteindelijk met de auto tegen een reclamezuil gereden. Verdachte heeft hiermee niet alleen de verkeersveiligheid in gevaar gebracht, maar heeft door zijn handelwijze zowel schade aan de eigenaar van de auto en de eigenaar van de reclamezuil toegebracht. Tot slot heeft verdachte de plaats van het ongeval verlaten. Hierdoor heeft hij geprobeerd de benadeelde de mogelijkheid te ontnemen hem – verdachte – aansprakelijk te stellen voor geleden schade.
15. De rechtbank neemt tevens in aanmerking dat verdachte reeds vele malen eerder is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen voor met name vermogensdelicten.
16. Tevens neemt de rechtbank bij het bepalen van de op te leggen straf in ogenschouw het over verdachte opgemaakte psychiatrische rapport van drs. J.J. van Egmond. In aanvulling op hetgeen onder overweging 10 reeds is vermeld, neemt de rechtbank daaruit over dat verdachte al langer dan 15 jaar afhankelijk is van alcohol, amfetamine en cocaïne. Om aan geld voor de verslavingen te komen, pleegt hij veelvuldig inbraken. Het is voor hem een gemakkelijke manier om zijn geldproblemen op te lossen en hij heeft hier geen wroeging over. Hij heeft een duidelijke wens om uit deze situatie te komen. Hij kent zichzelf goed genoeg om te weten dat indien hij geen hulp krijgt, hij zo weer terugvalt in zijn oude bestaan. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Geadviseerd wordt aan verdachte een klinische behandeling in een verslavingskliniek met aanwezige psychiatrische expertise, bijvoorbeeld de Piet Roorda kliniek, op te leggen.
17. Uit informatie van Tactus Verslavingszorg (rapporten d.d. 22 september 2010 en
19 oktober 2010) blijkt dat – na een intake bij de Piet Roorda kliniek – de problematiek van verdachte niet past binnen de setting van deze kliniek. Een daaropvolgende intake bij de Forensisch Psychiatrische Afdeling De Boog in Warnsveld is positief, maar verdachte heeft aangegeven dat hij niet naar de Piet Roorda en de FPA wil. Verdachte vindt hulp niet nodig. Tactus Verslavingszorg schat het recidiverisico hoog in. Zonder hulp zal verdachte wegvluchten in de drugs en om zichzelf van drugs te voorzien, zal hij delicten moeten plegen.
18. Al het voorgaande in aanmerking nemend acht de rechtbank de straf zoals door de officier van justitie geëist, passend en geboden. Verdachte wenst niet (meer) mee te werken aan enige behandeling voor zijn problematiek en derhalve kan enkel worden volstaan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de feiten
1 primair, 2 en 3 en een onvoorwaardelijke hechtenis voor feit 5.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling
19. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde van zijn voorwaardelijke invrijheidstelling heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling worden toegewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 15g, 18, 27, 57, 62, 91, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 7, 176 en 178 van de Wegenverkeerswet 1994.
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair, 3 en 5 tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1 primair: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking en inklimming;
Feit 2 primair: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
Feit 3 : overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
Feit 5 : overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
en verklaart de verdachte hiervoor strafbaar;
• veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 3 bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• veroordeelt verdachte ten aanzien van het onder 5 bewezenverklaarde tot 2 (twee) weken hechtenis;
• wijst de vordering van de officier van justitie onder V.I-nummer 99.000045/44 toe en gelast dat van het deel van de vrijheidsstraf dat als gevolg van de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet ten uitvoer is gelegd, alsnog moet worden ondergaan, te weten 237 dagen.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Van Valderen en Boerwinkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2010.
Eindnoten:
1. Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010011258-12, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 26 januari 2010 en delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 1010011252-4, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 7 februari 2010.
2. Processen-verbaal van bevindingen, gevoegd bij het (stam)proces-verbaal d.d. 7 februari 2010 (p.24-26 en p.18-19)
3. Proces-verbaal van bevindingen, gevoegd bij het (stam)proces-verbaal d.d. 7 februari 2010 (p.24)
4. Proces-verbaal van bevindingen, gevoegd bij het (stam)proces-verbaal d.d. 7 februari 2010 (p.25)
5. Proces-verbaal van bevindingen, gevoegd bij het (stam)proces-verbaal d.d. 7 februari 2010 (p.18)
6. Proces-verbaal van aangifte namens JC Decaux, gevoegd bij het (stam)proces-verbaal van 7 februari 2010 (p.21)
7. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 februari 2010, genummerd 2010011258-14 en opgemaakt door [verbalisanten], beiden hoofdagent van politie Team Apeldoorn Zuid (geen paginanummer)
8. Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 2 februari 2010, genummerd 2010011256-11 en opgemaakt door [naam], technisch rechercheur bij het Team Forensische Opsporing (geen paginanummer)
9. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B], gevoegd bij het (stam)proces-verbaal van 26 januari 2010 (p.31)
10. Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B], gevoegd bij het (stam)proces-verbaal van
26 januari 2010 (p.32)
11. Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 2 februari 2010, genummerd 2010011258-7 en opgemaakt door [naam], voornoemd (geen paginanummer)