ECLI:NL:RBZUT:2010:BO9040

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
30 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
116773 JERK 10-977 en 116774 JERK 10-978
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing in gesloten jeugdzorg aansluitend op de wettelijke meerderjarigheidsgrens

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zutphen op 30 november 2010 uitspraak gedaan over de verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten jeugdzorginstelling. De Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland had verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot 21 april 2011, de datum waarop de minderjarige meerderjarig zou worden. Tevens werd verzocht om een machtiging voor gesloten jeugdzorg voor de duur van het indicatiebesluit, dat geldig was tot 1 november 2011.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. De minderjarige vertoonde ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmerden. De kinderrechter oordeelde dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Er werd ook opgemerkt dat vrijheidsbeneming onder bijzondere omstandigheden mogelijk is, zelfs na het bereiken van de meerderjarigheid, mits dit in het belang van de minderjarige is.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de stichting toegewezen en de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten jeugdzorginstelling verleend tot 21 juli 2011. Dit besluit was gebaseerd op de noodzaak van een zorgvuldige afronding van de behandeling van de minderjarige, die te maken had met ernstige gedragsproblematiek. De kinderrechter benadrukte het belang van een goede nazorg en begeleiding na de meerderjarigheid van de minderjarige, om hem de beste kansen te bieden op een veilige positie in de maatschappij.

De ouders van de minderjarige hebben geen verweer gevoerd tegen de verzoeken, en de minderjarige zelf heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor de periode tot zijn 18e verjaardag. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling met een jaar verlengd en de stichting gemachtigd om de minderjarige uit huis te plaatsen in een voorziening voor gesloten jeugdzorg tot 21 juli 2011.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Familie
Zaaknummers: 116773 JERK 10-977 en 116774 JERK 10-978
beschikking van de kinderrechter d.d. 30 november 2010
op het verzoek van: Stichting Bureaus Jeugdzorg Gelderland,
gevestigd te: Arnhem,
adres: Burgemeester van Nispenstraat 14, 7001 BS Doetinchem,
verder te noemen: de stichting,
inzake
de minderjarige: [minderjarige],
geboren op: [adres, geboorteplaats],
advocaat: mr. J. Zeegers te Doetinchem,
en de met het ouderlijk gezag belaste ouders:
de moeder (ouderlijk gezag): [verweerder 1]
wonende te: [postcode, plaats],
adres: [adres],
en
de vader: [verweerder 2],
wonende te: [postcode, plaats],
adres: [adres]
Het procesverloop
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 15 oktober 2010;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 23 november 2010.
De feiten
Krachtens beschikking van de kinderrechter te Zutphen van 8 december 2009 staat de minderjarige onder toezicht van de stichting tot 8 december 2010.
Krachtens beschikking van de kinderrechter te Zutphen van 28 januari 2010 is de minderjarige uit huis geplaatst.
Het verzoek
De stichting verzoekt:
- op grond van artikel 1:256 lid 2 Burgerlijk Wetboek de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen tot 21 april 2011 (datum meerderjarigheid);
- ter effectuering van het indicatiebesluit van 1 november 2010 en op grond van en op grond van artikel 29a lid 1 jo artikel 29b lid 1 Wet op de Jeugdzorg, de machtiging plaatsing van de minderjarige in gesloten jeugdzorg voor de duur van de termijn van het indicatiebesluit.
Zij stelt dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig zijn. De minderjarige heeft in oktober 2010 de 1e fase afgerond en verwacht wordt dat hij in januari 2011 de 2e fase zal afronden. De 1e fase was om inzicht te krijgen in het probleem en de 2e fase om te leren om andere gedachten en manieren te hanteren zodat hij niet recidiveert. Medio januari zal de minderjarige ook intern bij Avenier over worden geplaatst naar een groep die naar resocialiseren toewerkt. Dan zal er ook een opbouw komen van onbegeleid verlof en evaluaties daarover waarbij de jeugdreclasseerder betrokken zal worden. Op 21 april 2011 wordt de minderjarige 18 jaar. Avenier geeft aan dat het wenselijk is dat hij drie maanden na zijn verjaardag wordt nabegeleid door een intern-traject-begeleider van Work-Wise. Om dit te kunnen bewerkstelligen is een machtiging gesloten jeugdzorg voor die hele periode noodzakelijk. Medio mei 2011 zal hij (bij een positieve intake) worden overgeplaatst naar een RIBW-instelling, waar men hem nog een aantal jaren begeleiding zal kunnen bieden. Binnen de stichting neemt de jeugdreclassering de taken van de gezinsvoogd helemaal over zodra de minderjarige 18 jaar is.
Het standpunt van de minderjarige
De minderjarige is niet ter terechtzitting verschenen. De advocaat van de minderjarige heeft ter zitting aangegeven dat de minderjarige zich refereert aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de verzoeken over de periode tot de datum waarop hij 18 jaar wordt. Vanaf die datum krijgt hij te maken met de jeugdreclassering, hetgeen voldoende een stok achter de deur vormt tegen het gevaar op recidive. Hij verzoekt de kinderrechter het verzoek van de stichting voor het overige af te wijzen.
De beoordeling
De ouders van de minderjarige hebben geen verweer gevoerd tegen de verzoeken.
De kinderrechter acht op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en het onderzoek ter terechtzitting de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig en de machtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten jeugdzorginstelling tot 21 april 2011 in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige noodzakelijk.
Er is sprake van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de minderjarige naar volwassenheid ernstig belemmeren en die maken dat de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de minderjarige zich aan de zorg die hij/zij nodig heeft zal onttrekken of daaraan door anderen zal worden onttrokken.
Met betrekking tot het gedeelte van het verzoek gesloten jeugdzorg dat ziet op de periode nadat de minderjarige de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt overweegt de kinderrechter als volgt.
Aangenomen moet worden - mede op basis van jurisprudentie - dat vrijheidsbeneming met toepassing van het bepaalde in artikel 29a lid 1 van de Wet op de Jeugdzorg (WJZ) in strijd is met het bepaalde in artikel 5 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Naar Nederlands recht eindigt de minderjarigheid immers wettelijk bij 18 jaar. Echter, met het gerechtshof Arnhem (LJN: BJ3938) en de rechtbank Rotterdam (LJN: BK5163) en in het licht van het bepaalde in artikel 3 van het EVRM is de kinderrechter van oordeel dat afronding van een tijdens de minderjarigheid ingezette en inmiddels gevorderde behandeling die gericht is op het wegnemen van belemmeringen in de ontwikkeling naar volwassenheid, onder bijzondere en zwaarwegende omstandigheden binnen de grenzen van artikel 5 van het ERVM mogelijk is.
Het criterium voor de toepassing van gesloten jeugdzorg zoals hiervoor vermeld, moet geacht worden ook te gelden voor de periode na het bereiken van de meerderjarigheid. De overgelegde verklaring van de gedragsdeskundige geeft daartoe aanleiding, evenals het feit dat de minderjarige bij monde van zijn raadsman heeft aangegeven niet te kunnen instemmen met het verzoek voor zover het de minderjarigheidsgrens overschrijdt. De vrees bestaat dat de minderjarige zich zal onttrekken aan de voor hem ook dan nog benodigde behandeling en zorg. De Stichting heeft haar aanvankelijk verzoek om een machtiging gesloten jeugdzorg voor de duur van het indicatiebesluit (geldig tot 1 november 2011) ter zitting teruggebracht tot 3 maanden na het bereiken van de 18-jarige leeftijd. Een termijn van 3 maanden is, in het licht van de ernst van de problematiek van de minderjarige, de duur van het totale traject en de noodzaak van een gedegen en met waarborgen omklede afronding daarvan, een termijn die moet worden aangemerkt als kort en afzienbaar. De minderjarige wordt intensief behandeld in verband met ernstige gedragsproblematiek die heeft geleid tot een zedendelict met een jong kind. Deze gefaseerde behandeling, die mede gericht is op het verminderen van het recidiverisico, is in februari 2010 gestart en zal ten tijde van de meerderjarigheid van de minderjarige ruim veertien maanden hebben geduurd. De nazorg van het traject dient, aldus de gezinsvoogd, te geschieden onder de paraplu van de machtiging gesloten jeugdzorg en is bedoeld om een verantwoorde doorplaatsing met adequate begeleiding te bewerkstelligen van de minderjarige naar een vervolgplaatsing in (hopelijk, want afhankelijk van een positieve intake) een RIBW instelling, waar hij in aanmerking komt voor vervolghulpverlening. Voor zover in de nazorgperiode nog sprake mocht zijn van vrijheidsbeneming, moet de duur daarvan, gelet op het voorgaande geacht worden in verhouding te staan met het doel dat daarmee beoogd wordt. Niet is gebleken dat een gelijkwaardig alternatief voorhanden is. Naar het oordeel van de kinderrechter is het van groot belang dat de behandeling van de minderjarige op een zorgvuldige wijze wordt afgerond zodat hem als jong meerderjarige de beste kansen worden geboden op een goede en veilige positie in de maatschappij.
Op grond van het vorenstaande is in het onderhavige geval sprake van bijzondere zwaarwegende omstandigheden, waardoor afronding van de behandeling van de minderjarige binnen de gesloten jeugdzorg, aansluitend op de wettelijke meerjarigheidsgrens, binnen de grenzen van artikel 5 van het EVRM mogelijk wordt geacht. De verzochte machtiging gesloten jeugdzorg zal derhalve worden afgegeven voor de periode tot 21 juli 2011.
De beslissing
De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling met een jaar tot 21 april 2011 (datum meerderjarigheid);
machtigt de stichting om de minderjarige uit huis te plaatsen in een voorziening voor gesloten jeugdzorg op grond van artikel 29b Wet op de Jeugdzorg tot 21 juli 2011;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.G.M.T. Weijers-van der Marck en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 november 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.