ECLI:NL:RBZUT:2010:BO9286

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940140-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prisse
  • A. Gilhuis
  • J. Aufderhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en vernieling tijdens burenruzie in Zutphen met ernstig letsel tot gevolg

In de zaak tegen verdachte, die op 9 april 2010 in Zutphen betrokken was bij een gewelddadig burenconflict, heeft de rechtbank op 29 december 2010 uitspraak gedaan. De verdachte heeft geprobeerd zijn buurman, [slachtoffer], van het leven te beroven door hem met een steel van een bijl meerdere keren op het hoofd en lichaam te slaan. Dit gebeurde nadat de verdachte zich bedreigd voelde door [slachtoffer], die met een mes naar hem toe kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in een hevige gemoedsbeweging handelde, maar dat hij de grenzen van noodzakelijke verdediging overschreed. Het geweld dat hij toepaste was disproportioneel, vooral omdat [slachtoffer] weerloos op de grond lag. De rechtbank achtte de poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen, evenals de vernieling van de ruit van de woning van [slachtoffer]. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte verplicht om een schadevergoeding van € 24.109,-- aan [slachtoffer] te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de eerdere contacten van de verdachte met justitie.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/940140-10
Uitspraak 29 december 2010
Tegenspraak – dip / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats, geboortedatum],
wonende te [postcode, plaats, adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Zutphen.
Raadsman: mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting 15 december 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 april 2010 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van
het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) van het leven te beroven, met dat opzet
- voornoemde [slachtoffer] met een knuppel, althans met een steel van een bijl, in
elk geval met een hard (houten) voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (met
kracht) op/tegen het hoofd en/of het (overige) lichaam heeft geslagen en/of
- (zodoende) die [slachtoffer] naar de grond heeft geslagen en/of gewerkt en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen met
(voornoemde) knuppel, althans met voornoemde steel van een bijl, in
elk geval met een hard (houten) voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (met
kracht) op/tegen het hoofd en/of het (overige) lichaam heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of het
(overige) lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of getrapt en/of
geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 09 april 2010 in de gemeente Zutphen tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, (te
weten [slachtoffer], geboren op [geboortedatum]), opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel (ernstig hersenletsel), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- met een knuppel, althans met een steel van een bijl, in elk geval met een
hard (houten) voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen
het hoofd en/of het (overige) lichaam te slaan en/of
- (zodoende) die [slachtoffer] naar de grond te slaan en/of te werken en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer] (terwijl hij op de grond lag) een of meermalen met
(voornoemde) knuppel, althans met voornoemde steel van een bijl, in
elk geval met een hard (houten) voorwerp, meermalen, althans eenmaal, (met
kracht) op/tegen het hoofd en/of het (overige) lichaam heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of het
(overige) lichaam te slaan en/of te stompen en/of te trappen en/of te
schoppen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 09 april 2010 te Zutphen opzettelijk en wederrechtelijk de
(voor)ruit van een woning gelegen aan de [adre[nummer], in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Woningstichting/Woonbedrijf
ieder1, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [eindnoot 1]
A. Vaststaande feiten / aanleiding tot het onderzoek.
Aanleiding voor het onderzoek waren meerdere meldingen [eindnoot 2] bij de regionale meldkamer op 9 april 2010 omstreeks 22.15 uur over een burenconflict dat gaande was in de [straat] te Zutphen nabij perceel nummer [nummer].
Diverse politie-eenheden begaven zich ter plaatse, waar meerdere schreeuwende personen op straat werden aangetroffen en enkele vrouwen elkaar in de haren vlogen. Partijen waren moeilijk uit elkaar te halen. Een ruit van de voordeur en woonkamer van perceel [nummer] waren vernield. Twee ter plaatse aanwezige mannen, naar later bleek verdachte en [medeverdac[medeverdachte], verklaarden dat zij met messen waren gestoken en toonden snijwonden op armen en handen.
In de voortuin van perceel [nummer] werd een man liggend - op zijn rug [eindnoot 3] - op de grond aangetroffen met veel bloed bij zijn hoofd. Later bleek het hier te gaan om [voornaam] [slachtoffer].
In de tuin werd een mes met zwart handvat aangetroffen en in beslag genomen (keukenmes met zwart heft, circa 25 cm lang, aangetroffen in de voortuin van perceel [adre[nummer] [eindnoot 4] ).
Bij de voordeur van perceel nummer [nummer] werd een geel/bruine houten steel van ongeveer 80 centimeter aangetroffen met een rood geverfd uiteinde, mogelijk van een voorhamer of bijl. Door een van de verbalisanten werd mogelijk bloed op deze steel waargenomen en de steel is vervolgens inbeslaggenomen.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie is daarbij uitgegaan van het door haar meest aannemelijk geachte scenario, aangezien dit scenario wordt ondersteund door de meeste verklaringen in onderling verband bezien.
Zij heeft zich daarbij naast de verklaring die verdachte zelf heeft afgelegd onder meer gebaseerd op de verklaringen van [medeverdachte], [naam 1], [naam 2], [naam 3], [naam 3],
[naam 5], [naam 6], [vriendin slachtoffer], [naam 8] en [naam 9].
De officier acht aannemelijk dat [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] die bewuste dag met een mes uit zijn woning is gekomen en daarmee zwaaiende bewegingen heeft gemaakt. [slachtoffer] is vervolgens in zijn tuin of net daarbuiten op het trottoir medeverdachte [medeverdachte] tegengekomen, waarop [medeverdachte] is teruggedeinsd en tussen twee aldaar geparkeerde auto’s is komen te vallen. Vervolgens is [slachtoffer] geconfronteerd met verdachte, die met een opgeheven stok tegenover hem stond. Dat is aanleiding geweest voor [slachtoffer] om te vluchten, waarbij hij op straat achterna wordt gezeten door verdachte met de stok, gevolgd door [medeverdachte]. [slachtoffer] is op een gegeven moment teruggerend naar zijn woning, achtervolgd door verdachte via het trottoir en door [medeverdachte] via de straat. [medeverdachte] staakt de achtervolging nabij de woning van [slachtoffer], wanneer hij door [naam 5] aangesproken wordt.
Verdachte heeft [slachtoffer] ter hoogte van de tuinpoort van de woning van [slachtoffer] van achteren met de stok geslagen en [slachtoffer] is hierop komen te vallen. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer] een aantal keren met kracht op het gezicht, hoofd en lichaam geslagen terwijl hij weerloos op de grond lag. [naam 5] is vervolgens ter plaatse gekomen en heeft verdachte een aantal malen gewaarschuwd dat hij op moest houden omdat hij [slachtoffer] anders dood zou slaan. [naam 5] heeft vervolgens de stok vastgepakt, waarna verdachte is gestopt.
De officier van justitie is verder de mening toegedaan dat aannemelijk is dat [slachtoffer] op een gegeven moment met een mes voor verdachte heeft gestaan en dat dit door hem als bedreigend is ervaren voor zichzelf, zijn partner en zijn kind. In de hectische situatie van dat moment kan onder de gegeven omstandigheden dat als een onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding worden aangemerkt, waar verdachte zich in principe ook tegen mocht verdedigen, los van het feit dat verdachte en andere betrokkenen [slachtoffer] hadden geprovoceerd en de confrontatie hadden gezocht en een verbaal agressieve reactie zoals dat vrijwel dagelijks tussen betrokkenen gebeurde in principe meer voor de hand lag. Aangenomen kan worden dat verdachte heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging. De verklaring van verdachte ter terechtzitting dat [slachtoffer] onder invloed was van middelen en mogelijk een vuurwapen bij zich zou hebben acht de officier speculatief.
De wijze van afweer die verdachte heeft gehanteerd is in de visie van de officier van justitie niet proportioneel geweest en wel vanaf het moment dat [slachtoffer] op de vlucht sloeg. Het gevaar was daarmee immers geweken. Voor zover de rechtbank die mening niet mocht zijn toegedaan, was er in ieder geval geen noodzaak tot verdediging meer nadat [slachtoffer] de eerste klap had gekregen.
Daarmee heeft verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden.
De officier van justitie is verder van mening dat het hier niet gaat om een verontschuldigbare overschrijding, omdat niet aannemelijk is dat het gedrag van verdachte het onmiddellijk gevolg is geweest van angst en boosheid zoals door verdachte aangegeven. Angst voor een dreigende aanranding en boosheid omdat hij zich door [slachtoffer] uitgedaagd voelde voortvloeiende vanuit een al lang lopend burenconflict. Het slaan met een stok op het gezicht cq hoofd en lichaam terwijl [slachtoffer] weerloos op de grond lag afgewogen tegen de aard en ernst van de gestelde dreigende aanranding en de sfeer waarbinnen een en ander zich heeft afgespeeld is een zodanig disproportionele reactie dat deze verdachte niet kan disculperen.
De onder 2 ten laste gelegde vernieling wordt door de officier eveneens bewezen geacht op basis van onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de raadsman is met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde een beroep gedaan op noodweerexces, voortvloeiende uit de hevige gemoedsbeweging die bij verdachte was ontstaan ten gevolge van de wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer]. Verdachte heeft de stok gepakt in de veronderstelling dat hij, [medeverdachte] en zijn partner [vriendin verdachte] en zijn zoontje werden aangevallen met een mes. Bij het gebruik van het middel is hij doorgeschoten, hij was bang en in paniek. Door de raadman is daarbij verwezen naar verschillende verklaringen van verdachte, in samenhang met opmerkingen van verbalisanten, de verklaring van de ambulanceverpleegkundige en de verklaring van [voornaam naam 5] [naam 5]. In dat verband dienen ook meegewogen te worden de eerdere bedreigingen en ruzies die hebben plaatsgevonden en de overlast die in de buurt was ontstaan sedert de komst van [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] een jaar daarvoor.
Verdachte dient daarom volgens de verdediging te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Verdachte heeft aangevoerd dat [slachtoffer] helemaal onder de drugs zat en tot alles in staat was. Bovendien was hem bekend dat [slachtoffer] regelmatig bewapend was en vuurwapens had.
Ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde vernieling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
D. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In het dossier bevinden zich verschillende stukken, waaronder verklaringen van diverse personen en bescheiden, zoals hierna zakelijk en verhalenderwijs weergegeven:
Verdachte heeft verklaard dat hij op 9 april 2010 met zijn vuist de ruit van de woning van [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] kapot heeft geslagen [eindnoot 5] . Naast deze bekennende verklaring voor de hem onder feit 2 verweten vernieling is voor het bewijs daarvan voorhanden de aangifte [eindnoot 6] namens woonbedrijf Ieder1. Dat feit, voorafgaande aan het onder 1 tenlastegelegde, acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft verdachte ter terechtzitting [eindnoot 7] het feitelijk handelen in grote lijnen toegegeven. Hij heeft onder meer verklaard dat hij [slachtoffer] naar buiten zag komen met een mes en dat [slachtoffer] stekende bewegingen maakte met het mes. Hij is daarop naar zijn woning gelopen en heeft de stok, een steel van een bijl, gepakt en is vervolgens teruggelopen. Hij heeft niet gezien dat [medeverdachte] was gevallen en bedreigd door [slachtoffer]. Hij had enkel oog voor het mes dat hem door [slachtoffer] vlak voor zijn neus was gehouden en hij had het idee dat [slachtoffer] helemaal onder de drugs zat en tot alles in staat was. Hij is [slachtoffer] achterna gerend en heeft hem tijdens het rennen een klap op zijn lichaam gegeven. [slachtoffer] is gestruikeld en op de grond gevallen en hij heeft hem toen een paar keer geslagen met de stok. Hij was zo in paniek dat hij niet weet waar hij [slachtoffer] heeft geraakt, maar blijkbaar heeft hij hem op het hoofd geraakt. Op een gegeven moment was er iemand die tegen hem zei: “waar ben je mee bezig” en “dat hij moest stoppen”. Dat was [voornaam naam 5] [naam 5]. Hij kwam toen tot besef en zag wat hij had aangericht. Hij is toen gelijk gestopt en heeft de stok weggezet.
Door de vriendin van [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] is aangifte [eindnoot 8] gedaan van zware mishandeling van danwel poging tot doodslag van haar vriend [voornaam slachtoffer], geboren op [geboortedatum]. [eindnoot 9] Zij heeft - in aanvulling op een eerdere verklaring op 10 april 2010 in het Radboudziekenhuis in Nijmegen - bij de politie verklaard dat op 9 april 2010 rond 21.30 uur de buren van nummer [nummer], [vriendin verdachte] en [voornaam verdachte], samen met [medeverdachte] (zij had die naam op het politiebureau opgevangen) en zijn vriendin, bij hen voor de deur stonden te schreeuwen en dreigende taal uitten, zoals: “Kom maar naar buiten, kom maar naar beneden”. Zij was samen met [voornaam slachtoffer] boven in de woning in de voorslaapkamer. Zij hebben niet gereageerd op het geschreeuw. Zij hoorde een moment later dat er met stenen naar de ramen van de voorslaapkamer werd gegooid. [voornaam slachtoffer] heeft toen even bij het geopende slaapkamerraam naar buiten gekeken. Zij heeft niet gehoord of hij wat geroepen heeft, zij hoorde enkel het geblèr van [voornaam verdachte], [vriendin verdachte], [medeverdachte] en zijn vriendin.
Zij is toen naar beneden gegaan omdat zij de politie wilde bellen, omdat zij zich bedreigd voelde. De telefoon lag dicht bij het voorraam. Toen zij beneden stond hoorde zij een grote klap en glasgerinkel. Zij heeft de politie gebeld en gemeld dat de ruiten van haar woning werden ingegooid.
(Uit de uitgewerkte meldkamergesprekken [eindnoot 10] blijkt dat er op 9 april 2010 om 22.15 een melding is gedaan door [vriendin slachtoffer] bij de meldkamer dat de buren met stenen aan het gooien waren naar de woning en dat de melder behoorlijk in paniek was.)
Er werd vervolgens nog een keer iets tegen het voorraam gegooid. Vervolgens hoorde zij nog een derde klap; later bleek het bovenste ruitje van de voordeur kapot te zijn.
Zij is naar boven gegaan om bij de kinderen te kijken en toen zij vervolgens weer naar beneden liep zag zij dat [voornaam slachtoffer] naar de voordeur liep. Hij was woedend. Zij heeft geprobeerd hem tegen te houden toen hij bij de voordeur stond, maar hij rukte zich los en is naar buiten gelopen. Hij liep naar de groep die bij het tuinhek stond. Zij zag vanuit de deuropening dat [voornaam slachtoffer] en [voornaam verdachte] met elkaar in gevecht raakten en dat er over en weer rake klappen vielen. Op een gegeven moment zag zij dat [voornaam verdachte] een stok of knuppel in zijn hand hield en dat [voornaam slachtoffer] wegrende en [voornaam verdachte] en [medeverdachte] achter hem aan renden richting de Berkel. Zij durfde niet naar buiten te gaan omdat zij bang was. Zij had geen zicht meer op [voornaam slachtoffer] en de achter hem aanrennende mannen. Op een gegeven moment zag zij dat [voornaam slachtoffer] terug kwam rennen en bij hen in de voortuin in elkaar zakte. Zij zag dat [voornaam verdachte] er aan kwam lopen en [voornaam slachtoffer] met een knuppel van ongeveer 60 a 70 centimeter klappen gaf op zijn hoofd, armen en borst. Hij gaf [voornaam slachtoffer] een paar harde klappen op de rechterzijkant van het hoofd. [voornaam slachtoffer] trachtte zich af te weren door zijn armen omhoog te houden, maar hij had kennelijk de kracht niet meer.
(onderaan pag. 286 een beschrijving van het letsel dat het slachtoffer zou hebben opgelopen: scheurtje schedel, bloedingen onder de schedel, operatief ingrijpen om druk op de hersenen te kunnen reduceren, kneuzingen en breuken in het hele gezicht, rechterarm op meerdere plaatsen gebroken, beschadiging rechter oog, gebit vernield, klaplong, rechteroor zwaar gewond).
Verdachte heeft bij de politie verklaard [eindnoot 11] dat hij op de avond van 9 april 2010 samen met zijn vriendin [vriendin verdachte] [naam vriendin], [voornaam medeverdachte] en zijn vrouw [vrouw me[vrouw medeverdachte]dachte] [buurman]uurman] (wonende op nr. [nummer]) naar hun woning op nummer [nummer] liep. Hij was wat aangeschoten (4 of 5 pilsjes) en hij had van [vriendin verdachte] gehoord dat [voornaam slachtoffer] weer van die kut-muziek op had staan. Hij had daaruit begrepen dat [voornaam slachtoffer] de muziek weer te hard aan had staan en hij had [vriendin verdachte] gezegd dat hij er wel wat van zou zeggen.
Hij liep met het groepje de voortuin van de woning van [vriendin verdachte] in. Het groepje was wat aan het ouwehoeren en er werd hard gepraat.
Hij hoorde geen harde muziek uit de woning van de buren, [voornaam slachtoffer] en [voornaam vrouw slachto[vrouw slachtoffer]] komen. Hij was echter boos/kwaad en riep met opgezette stem dat het uit moest zijn met die rot muziek en hij anders maar naar buiten moest komen (hij bedoelde daarmee dat hij een goed gesprek met hem wilde hebben). Hij hoorde vervolgens iemand lachen en herkende daarop de stem van [voornaam slachtoffer] toen deze zei “dat is goed”. Hij zag dat [voornaam slachtoffer] daarna voor het raam van de woonkamer stond en hem stond uit te lachen. Daar werd hij kwaad om en als hij kwaad wordt kan hij verschillend reageren. Hij is toen de tuin van [voornaam slachtoffer] en [vrouw slachtoffer] ingelopen en heeft met zijn rechtervuist de voorruit ingeslagen.
Hij hoorde vervolgens de voordeur opengaan en zag dat [voornaam slachtoffer] met een mes in de hand in de deuropening verscheen. Hij schrok daarvan en hoorde [voornaam slachtoffer] zeggen: Nu steek ik je”. Hij dacht dat hij hem of zijn vrouw [vriendin verdachte] of zijn zoon, die ook buiten stonden, zou steken. Hij is daarop in paniek naar zijn woning gelopen en heeft uit de gang een stok, dat wil zeggen een steel van een kloofbijl, gepakt. [voornaam slachtoffer] kwam hem achterna. Hij is vervolgens met de stok naar [voornaam slachtoffer] toegelopen, de stok met beide handen ter hoogte van zijn buik vasthoudend.
Hij heeft [voornaam slachtoffer] vervolgens met een slaande beweging geslagen, hoe precies weet hij niet meer. [voornaam slachtoffer] stond op dat moment (toen hij hem voor de eerste keer sloeg >> pag. 595) op de scheiding van de stoep en zijn voortuin. Nadat hij [voornaam slachtoffer] had geraakt zag hij dat [voornaam slachtoffer] het mes nog in zijn hand hield. Hij zag dat [voornaam slachtoffer] zich in de richting van zijn huis bewoog. Hij vond dat hij [voornaam slachtoffer] moest achtervolgen omdat hij nog steeds het mes in zijn hand hield. Hij zag dat [voornaam slachtoffer] in zijn voortuin omviel en dat hij bloedde. [voornaam slachtoffer] lag op het pad met zijn hoofd richting de voordeur van zijn woning. Hij – verdachte – dacht op dat moment niets. Hij hoorde vervolgens de stem van [voornaam naam 5] [naam 5] die zei dat hij op moest houden en heeft hierop de stok weggelegd. Hij heeft [voornaam slachtoffer] geslagen uit zelfverdediging.
[voornaam naam 5] riep tegen hem: “Het is genoeg jongen” en op dat moment schrok hij van al het bloed. Hij had [voornaam slachtoffer] toen een paar keer geslagen . [eindnoot 12]
Op 11 april 2010 heeft verdachte tegenover de politie verklaard [eindnoot 13] dat [voornaam slachtoffer] hem vermoedelijk met het mes op zijn rug heeft geraakt (verbalisanten zien een wondje met een korstje aan de linkerzijde van de rug ter hoogte van het midden met een doorsnee van ongeveer 4 mm). Hij had het eerder niet bemerkt.
Verdachte heeft ook een sneetje geconstateerd in de middelvinger van zijn rechterhand, waarvan hij denkt dat het door het mes is ontstaan.
(verbalisant [naam] zag dat het om een oppervlakkige snee van ongeveer 1 cm op het topje van de middelvinger van de rechterhand ging).
Verdachte heeft verder nog verklaard [eindnoot 14] dat hij – aan het begin – een schop tegen de (voor)deur heeft gegeven.
[medeverdachte] heeft verklaard [eindnoot 15] dat hij die dag samen met zijn vriendin [vrouw medeverdachte], [voornaam verdachte] [achternaam verdachte] en zijn vriendin [vriendin verdachte] en [buurman] in de richting van de woning van [voornaam verdachte] liep. Onderweg zag hij dat de buurjongen van [voornaam verdachte] boven uit het raam van zijn woning wat schreeuwde, hij weet niet wat en tegen wie dit was gericht. [voornaam verdachte] en [vriendin verdachte] reageerden daarop door terug te schreeuwen. [voornaam verdachte] riep iets in de trant van: “Dan moet je er uit komen als je zo’n grote bek hebt” en er werd gescholden door [naam vrouw medeverdachte], [voornaam verdachte] en [vriendin verdachte], “dan moet je er uit komen kankerlijder, kankerhoer” en andere ziektes. [voornaam verdachte] reageerde aardig opgefokt.
[medeverdachte] heeft vervolgens verklaard dat er ruzie en een scheldpartij ontstond tussen [vrouw medeverdachte] en [vriendin verdachte] en de buurvrouw van nr. [nummer], [naam 3], zodanig dat [naam 3] met een groot mes naar buiten kwam. De buurjongen zat de ruzie tussen de vrouwen op te ruien. Wat hij precies zei weet hij overigens niet.
Hij zag dat [voornaam verdachte] zich behoorlijk opwond over de buurjongen. [voornaam verdachte] liep naar de voordeur van de woning van de buurjongen en hij hoorde dat [voornaam verdachte] zei: “Kom maar eens naar buiten toe”. Hij zag dat [voornaam verdachte] tegen de ruit van de deur schopte en dat de ruit kapot ging. Ook zag hij dat [voornaam verdachte] (met zijn vuist >> pag. 578) op de voorruit van de woning sloeg en dat de voorruit kapot ging. Hij – [medeverdachte] – zei dat ze beter naar binnen konden gaan, want er kwamen al meerdere mensen in de buurt naar buiten op het lawaai af. [voornaam verdachte] maakte daarop aanstalten om naar zijn woning te gaan en getuige liep in de richting van [vriendin verdachte] en [vrouw medeverdachte]. Toen hij ter hoogte was van het tuinpad van de buurjongen ging daar de voordeur open en kwam de buurjongen met een mes in de hand op hem afgestormd en maakte een stekende beweging in zijn richting. Hij is daarop achteruit gestapt en daarbij komen te vallen tussen twee daar geparkeerde auto’s. De buurjongen maakte meerdere stekende bewegingen in zijn richting, maar hij kon hem van zich af houden door met zijn benen te trappen. De buurjongen ging ineens rechtop staan en rende weg. Hij zag dat [voornaam verdachte] achter hem aanrende en dat [voornaam verdachte] iets in zijn hand had, hij dacht een knuppel. Hij merkte dat [vriendin verdachte] en [vrouw medeverdachte] weer in de richting van de woning van [vriendin verdachte] waren gelopen. Hij hoorde [vrouw medeverdachte] roepen dat hij op moest staan en de kinderen mee moest nemen naar de woning van [vriendin verdachte]. Hij heeft toen de kinderen bij de hand genomen en is de woning binnen gegaan.
[voornaam medeverdachte] [medeverdachte] heeft bij de rechter-commissaris verklaard [eindnoot 16] dat hij samen met [voornaam verdachte] in de woning van overbuurman [buurman] was geweest. De buurjongen [voornaam slachtoffer] kwam vervolgens met één of twee messen naar buiten gelopen. Hij stond op de stoep en de buurjongen kwam op hem afgerend. Hij is daarop naar achteren gelopen en is toen tussen de auto’s op de grond gevallen. [voornaam slachtoffer] had hem toen al geraakt, want hij had een wond op zijn hand. Terwijl hij op de grond lag wilde [voornaam slachtoffer] hem nog verder steken, maar toen kwam [voornaam verdachte] achter hem (getuige) vandaan en is achter [voornaam slachtoffer] aangerend. Hij heeft niet gezien wat [voornaam verdachte] heeft gedaan. Hij (getuige) was in shock; zijn vriendin schreeuwde dat hij was gestoken en dat de kinderen van straat moesten.
Bedoelde overbuurman [buurman] [naam] heeft verklaard [eindnoot 17]– over het drankgebruik – dat hij samen met [voornaam verdachte], [vriendin verdachte], [voornaam medeverdachte] en diens vriendin 18 halve liters flessen Heineken en een kratje Jupiler heeft opgedronken; [vriendin verdachte] drinkt hooguit één biertje mee.
Hij heeft naar zijn zeggen van het gebeuren weinig meegekregen. Hij heeft wel gezien dat [vriendin verdachte] en [voornaam medeverdachte]s vriendin ruzie hadden met de jongen die voor het raam stond bij nummer [nummer]. Ze scholden op elkaar en de vrouw van nummer [nummer] ([voornaam naam 3]) kwam ook naar buiten. [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] renden van zijn woning – getuige woont op nummer [nummer] – naar de overkant.
Op het moment dat hij zelf naar de woning nummer [nummer] liep, hoorde hij glasgerinkel. Toen hij het tuinpad opliep bij nummer [nummer], zei [voornaam verdachte] tegen hem dat hij naar binnen moest gaan. [voornaam verdachte] stuurde hem naar binnen en toen zag hij ineens die gozer op het tuinpad van nummer [nummer] liggen.
[voornaam naam 3] [naam 3] heeft verklaard [eindnoot 18] dat zij die dag rond 21.45 uur een hoop geschreeuw hoorde. Dat geschreeuw kwam bij [vriendin verdachte] en [voornaam verdachte] vandaan, zij stonden samen met [voornaam medeverdachte] en [vrouw medeverdachte] in de voortuin van hun woning. Korte tijd daarna hoorde zij glasgerinkel. Zij wilde weten wat er aan de hand was en heeft de voordeur opengedaan van haar woning op nummer [nummer]. Zij zag [voornaam medeverdachte] bij de heg in de voortuin van [vriendin verdachte] en [voornaam verdachte] stond en hij gaf aan waar zij zich mee bemoeide. Zij zag dat haar zoontje naar beneden kwam lopen. Haar op bezoek zijnde vriendin [voornaam naam 6] [naam 6] had gezien dat [voornaam slachtoffer] klappen had gekregen en zij heeft haar zoontje toen opgepakt en is met hem naar boven gegaan. Toen zij ook naar boven wilde gaan hoorde zij [vrouw slachtoffer] hysterisch naar haar gillen. Zij is daarop naar buiten gegaan en zag [voornaam slachtoffer] om haar voor haar deur geparkeerde auto heen rennen achtervolgd door [vriendin verdachte], [voornaam verdachte], [voornaam medeverdachte] en [vrouw medeverdachte]. [voornaam verdachte] had een honkbalknuppel in zijn handen in een slaghouding. Bij het hekje van zijn voortuin kreeg [voornaam slachtoffer] van [voornaam verdachte] een knal met de knuppel op zijn achterhoofd. [voornaam slachtoffer] viel gelijk in elkaar op het pad in zijn voortuin (hoofd richting voordeur en voeten richting trottoir. Zij zag vervolgens dat [voornaam verdachte] een aantal malen op het hoofd van [voornaam slachtoffer] insloeg, het bloed spoot uit zijn oren. Zij heeft daarop in paniek een broodmes gepakt en is daarmee naar buiten gevlogen en is bij [voornaam slachtoffer] gaan staan, tussen [voornaam slachtoffer] en de anderen – [voornaam verdachte], [voornaam medeverdachte], [vriendin verdachte] en [vrouw medeverdachte] – in. [vrouw slachtoffer] zat in shock bij [voornaam slachtoffer], onder het bloed. Pas toen de ambulancebroeders kwamen, kwam [voornaam slachtoffer] een beetje bij. Zij zag [voornaam verdachte] weglopen met de knuppel in zijn hand. [voornaam verdachte] is de enige die [voornaam slachtoffer] heeft geslagen. [voornaam medeverdachte] heeft [voornaam slachtoffer] niet aangeraakt.
De bewoonster van perceel [nummer] heeft verklaard [eindnoot 19 ] dat zij zag dat [voornaam verdachte], zijn vrouw en een haar onbekende man en vrouw de voortuin van nummer [nummer] in renden. De onbekende vrouw gaf een karatetrap tegen de voordeur en trapte de bovenste ruit er uit en [voornaam verdachte] sloeg met zijn vuist het raam van de voorkamer in.
De bewoner van nummer [nummer] kwam boos naar buiten met een mes in zijn hand. De vier personen waren al iets achteruit gelopen. Plotseling ontstond er een vechtpartij, naar haar idee tussen die bewoner en [voornaam verdachte].
[voornaam naam 6] [naam 6] heeft verklaard [eindnoot 20] dat zij die avond op bezoek was bij [voornaam naam 3]. Zij hoorde glasgerinkel en hoorde kort daarop een hoop geschreeuw op straat. Zij heeft met [voornaam naam 3] vanuit de deuropening staan kijken. Zij zag dat [voornaam verdachte], [voornaam medeverdachte] [medeverdachte], [vriendin verdachte] en haar zoon en de vrouw van [voornaam medeverdachte] bij de heg stonden in [voornaam verdachte]s tuin. Zij zag dat ze naar boven keken. Toen [voornaam naam 3] vroeg of het wat zachter kon, kreeg zij van [voornaam medeverdachte] [medeverdachte] te horen “dat zij haar kankerbek moest dichthouden” en “Pas op anders pak ik jou ook even”. Zij is daarop naar binnen gegaan en toen zij weer naar buiten ging, zag zij dat [voornaam verdachte] het woonkamerraam bij [voornaam slachtoffer] en [vrouw slachtoffer] ingooide. Zij is daarop weer de woning binnengegaan en toen zij vervolgens weer naar buiten kwam zag zij [voornaam slachtoffer] in zijn eigen tuin op de stoep liggen.
Zij zag bloed bij zijn hoofd en is er gelijk heengelopen. Zij heeft zich over [voornaam slachtoffer] gebogen. Zij hoorde dat hij kreunde, maar meer ook niet, zij kreeg geen reactie. Zij zag dat zijn hoofd aan de rechterkant helemaal onder het bloed zat. [vrouw slachtoffer] zat eveneens geknield bij [voornaam slachtoffer]. Er spoot bloed uit het gezicht van [voornaam slachtoffer], vooral uit zijn oor. Vanuit haar ooghoek zag zij [voornaam verdachte] aankomen met een (honkbal)knuppel in zijn hand. Zij probeerde [voornaam slachtoffer] af te schermen en riep [voornaam verdachte] toe dat hij moest kappen. [voornaam verdachte] stoof gewoon door en zij is toen bang aan de kant gesprongen. Zij zag dat [voornaam verdachte] de knuppel eerst in de ene hand hield en toen hij haar voorbij was omhoog haalde en toen met grote kracht tegen het gezicht van [voornaam slachtoffer] sloeg en op zijn achterhoofd raakte. Zij zag dat [voornaam verdachte] na die slag met zijn rechtervoet tegen het bovenlichaam van [voornaam slachtoffer] schopte. Zij zag dat hij daarna de knuppel met twee handen beetpakte en [voornaam slachtoffer] een aantal malen vol in het gezicht sloeg.
Een dikke jongen kwam ter plekke en riep dat iedereen kalm aan moest doen. Hij was ineens verdwenen.
[voornaam naam 6] [naam 6] (zij was die avond op bezoek bij [voornaam naam 3] op nummer [nummer]) heeft bij de rechter-commissaris verklaard [eindnoot 21] dat zij [voornaam slachtoffer] zag op het moment dat [voornaam slachtoffer] zijn voortuin (nummer [nummer]) in liep en daar in elkaar zakte. Zij is er toen heen gegaan. [vrouw slachtoffer] zat gehurkt bij [voornaam slachtoffer] en schreeuwde heel hard. [voornaam slachtoffer] haalde heel raar adem. Vanuit haar ooghoek zag zij [voornaam verdachte] aankomen met een knuppel in zijn handen. Zij is toen voor [voornaam slachtoffer] gaan staan om [voornaam verdachte] de doorgang te belemmeren. [medeverdachte] was op dat moment met [voornaam naam 3] aan het bakkeleien. Zij (getuige) werd weggeduwd door ‘Dikke [voornaam naam 5]” ([naam 5]*), zodat zij geen klap van [achternaam verdachte] zou krijgen. [voornaam naam 5] ving de eerste klap op en is vervolgens via het huis van [voornaam slachtoffer] en [vrouw slachtoffer] weggegaan. Zij was geschrokken van de duw die zij had gekregen. Toen zo vervolgens opkeek, zag zij [voornaam naam 3] met een mes haar huis uitkomen. Op dat moment was [voornaam verdachte] [voornaam slachtoffer] aan het slaan met de knuppel. [voornaam naam 3] heeft met het mes staan zwaaien in de nabijheid van [voornaam verdachte].
[voornaam naam 3] [naam 3] heeft bij de rechter-commissaris verklaard [eindnoot 22] dat zij [vrouw slachtoffer] in paniek haar naam hoorde schreeuwen. Zij is toen naar buiten gegaan en zag [voornaam slachtoffer] om haar auto heen rennen de stoep op. [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] renden achter hem aan. Toen gaf [voornaam verdachte] hem een klap op zijn nek en [voornaam slachtoffer] viel tussen haar tuinpad en dat van hemzelf. Na die eerste klap was [voornaam slachtoffer] meteen weg d.w.z. hij viel voorover en bleef liggen. [voornaam verdachte] ging toen goed staan en sloeg [voornaam slachtoffer] een aantal keren op zijn hoofd. Zij heeft toen van angst in haar broek geplast, is haar woning binnen gerend en heeft het grootste mes gepakt dat zij kon vinden en is daarmee naar buiten gegaan. Zij kwam toen [voornaam medeverdachte] op haar pad tegen en zij heeft het mes naar voren gehouden en geschreeuwd: “weg hier”. Zij heeft [voornaam medeverdachte] niet geraakt met het mes, hij sprong weg. Daarna is zij over het hekje (van de tuin van [voornaam slachtoffer]) gesprongen en is vlak voor [voornaam verdachte] gaan staan. Toen hij het mes zag is [voornaam verdachte] opzij gesprongen. Op het moment dat zij naar buiten kwam was hij ook nog steeds aan het slaan op [voornaam slachtoffer].
[voornaam naam 5] [naam 5] heeft verklaard [eindnoot 23] dat hij die avond rond 22.00 uur ter hoogte van de [straatnaam] vrouwen in paniek hoorde gillen. Hij herkende de stemmen van [voornaam naam 3] [naam 3] en [voornaam vrouw slachto[vrouw slachtoffer]] de vrouw van [voornaam slachtoffer]. Hij was aan het begin van de straat en zag dat [voornaam slachtoffer] achterna werd gezeten door [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte]. [voornaam verdachte] had een dikke stok/balk in zijn handen. Hij schreeuwde dat ze [voornaam slachtoffer] met rust moesten laten. [voornaam medeverdachte] riep hem iets toe in de trant dat [voornaam slachtoffer] op hem (in) gestoken had. Op dat moment zag hij dat [voornaam verdachte] met de balk al rennend [voornaam slachtoffer] met een zwaaibeweging tegen de arm of schouder sloeg. Hij zag dat [voornaam slachtoffer] vervolgens terugrende richting eigen woning. Hij zag dat [voornaam verdachte] ter hoogte van de tuin van [voornaam slachtoffer] [voornaam slachtoffer] nogmaals een klap met de stok/balk gaf, waardoor [voornaam slachtoffer] in zijn eigen tuin op de grond viel en gelijk van de wereld was. Hij is er toen meteen naar toe gelopen en heeft staan schreeuwen tegen [voornaam verdachte], onder meer dat hij die jongen dood sloeg. Terwijl hij dat riep zag hij dat [voornaam verdachte] de stok met beide handen boven zijn hoofd hief en met kracht op het hoofd van [voornaam slachtoffer] sloeg, terwijl deze weerloos op de grond lag. Daarna sloeg [voornaam verdachte] hem nog een keer op het hoofd. Bij de derde keer dat [voornaam verdachte] sloeg raakte hij [voornaam slachtoffer] op de zijkant van zijn lichaam, maar het lukte hem toen om de stok/balk vast te pakken. Hij zag dat [voornaam naam 3] achter hem langs kwam en dat de mensen uit elkaar vlogen; [voornaam naam 3] maakte een zwaaiende beweging met haar handen. Toen de politie kwam is hij weggegaan
Op het moment dat hij de stok/balk kon pakken stond hij half over [voornaam slachtoffer] gebogen . [eindnoot 24] [voornaam verdachte] bleef de balk vasthouden en hij heeft de balk toen weer los moeten laten. Daarna heeft [voornaam verdachte] niet meer geslagen en is hij weggelopen richting zijn huis.
[voornaam naam 5] [naam 5] heeft bij de rechter-commissaris verklaard [eindnoot 25] dat hij die avond een hoop geschreeuw hoorde en daarop af is gegaan. Hij zag dat [voornaam verdachte] en [voornaam medeverdachte] schreeuwend achter [voornaam slachtoffer] aanrenden, richting de Berkel. [voornaam slachtoffer] draaide zich om en kreeg ter hoogte van perceel nummer [nummer] een klap in de nek waardoor hij meteen knock-out ging en in zijn eigen tuin viel. [voornaam verdachte] liep om [voornaam slachtoffer] heen en sloeg drie keer en [voornaam medeverdachte] was inmiddels naar de tuin van [voornaam verdachte] op nummer [nummer] gelopen, waar [vriendin verdachte] ook stond.
Hij – [naam 5] – is naar [voornaam slachtoffer] gelopen en kon pas bij de derde klap de balk vastpakken. [voornaam verdachte] was het spoor helemaal bijster en was zichzelf niet. Het viel op dat [voornaam verdachte] [voornaam slachtoffer] sloeg terwijl [voornaam slachtoffer] knock-out op de grond lag.
Door de buurman van nummer [nummer] is verklaard [eindnoot 26] dat hij zag dat zijn buurman [voornaam verdachte] een andere buurman sloeg. Hij heeft gezien dat [voornaam verdachte] iets in zijn hand had en dat hij samen met nog iemand was. Hij hoorde iemand heel hard schreeuwen, volgens hem was dat de vrouw van die ene buurman. Zij zei dat hij dood was; hij zag dat [voornaam verdachte] bleef doorgaan. Hij kon de klappen van een afstand horen; het waren een paar klappen.
Hij heeft ook gezien dat de buurman naar buiten kwam en bewegingen maakte en dat [voornaam verdachte] en die andere naar achteren deinsden en hem vervolgens aanvielen. Hij heeft tevens gezien dat het slachtoffer viel. Daarna is [voornaam verdachte] beginnen te slaan.
De overbuurvrouw van nummer [nummer] heeft verklaard [eindnoot 27] dat zij twee mannen tegenover één man, haar overbuurman die later is geslagen, heeft zien staan. De beide mannen (aanvankelijk had zij bij de politie verklaard dat één man naar binnen was gelopen) zijn daarop de woning op nummer [nummer] binnengeweest en toen zij kort daarop weer naar buiten kwamen had één van de mannen een stok in zijn handen. Er volgde vervolgens weer een woordenwisseling en toen is het slaan door de man met de stok begonnen. Zij zag dat de man met twee handen de stok boven zijn hoofd hief en dat hij de overbuurman sloeg. Zij zag ook dat er naar beneden werd geslagen en zij nam aan dat de overbuurman toen op de grond lag. Wat de andere man heeft gedaan weet zij niet; hij stond wel op korte afstand en maakte bewegingen met handen en voeten.
Haar zicht werd deels belemmerd door geparkeerd staande auto’s, zodat zij de personen alleen vanaf hun middel kon zien.
Door de GGD-arts Van Douveren [eindnoot 28] is dossieronderzoek verricht naar het slachtoffer [buurman] [2e voornaam slachtoffer] [slachtoffer], onder meer naar het letsel en het gevolg daarvan.
Bij brief van 8 december 2010 heeft Van Douveren op de vraag “waaruit bestaat het verwachte blijvende letsel” geantwoord: “Zoals ik in de vorige letselrapportage d.d. 10-09-2010 stelde is het moeilijk om gezien de verschillende soorten verwondingen, de verschillende locaties van de verwondingen, en de mogelijke verschillende soorten verwondingen, daar een reëel passend antwoord op te geven. Het grootste tijdbestek zal nodig zijn om het herstel van het hersenweefsel te beoordelen. Dit tijdsbestek van 1 à 1,5 jaar zal nodig zijn om een oordeel te kunnen vellen over mogelijk blijvende letsels”.
Bij brief van 10 december 2010 heeft de revalidatiearts K. Vlaanderen laten weten dat er gezien het tijdsverloop van 8 maanden sprake is van een redelijke herstelduur, waarbij toch vertraging van denken te zien is en het anticiperen naar de toekomst en overzicht over zijn leefsituatie nog nauwelijks plaatsvindt. Het inprenten van informatie is verbaal en visueel beperkt. Er is een beperkte inner drive, tempozaken kan hij niet aan. Er zal weer een neuropsychologisch onderzoek plaatsvinden.
In een bijgevoegde brief aan de huisarts van 15 november 2010 geeft de revalidatiearts als conclusie aan: hij is redelijk opgeknapt, waarbij hij nog niet volledig ADL-zelfstandig (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) is en een beperkte arm/handfunctie links heeft. Het lopen vindt met een behoorlijke flexehouding in heup en knie links plaats.
Beleid: aandacht voor ADL-zelfstandigheid, verbeteren van zijn romp en looppatroon, kijken naar benodigde woningaanpassingen. Woont momenteel met zijn gezin bij zijn ouders in Apeldoorn in. In de toekomst zal worden bezien welke dagbesteding danwel arbeid mogelijk is.
De rechtbank heeft in de diverse verklaringen gezien dat de plaats delict op verschillende manier is aangeduid, zoals de [straatnaam] of de [straatnaam] maar het is een feit van algemene bekendheid (volgens o.m. Google maps en Afstandmeten.nl) dat het hier gaat om de [straat] te Zutphen.
Voor zover in de diverse verklaringen de roepnaam van [slachtoffer] is aangeduid als [voornaam] of [voornaam slachtoffer] overweegt de rechtbank dat uit de onderlinge samenhang steeds duidelijk is op te maken dat het hier om de in de tenlastelegging aangeduide [slachtoffer] gaat.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het feitelijk handelen zoals primair onder 1 aan hem ten laste is gelegd.
Door en namens verdachte is aangevoerd dat hij zich genoodzaakt voelde zich te verdedigen, omdat [slachtoffer] op hem af kwam met een mes en wilde steekbewegingen maakte. Zijn vrouw en kind waren daarbij aanwezig en verdachte had het gevoel dat ook zij door [slachtoffer] werden bedreigd, aangezien [slachtoffer] en zijn vriend [naam 5] bij eerdere gelegenheden ook al bedreigingen in zijn richting en in die van zijn familie hadden geuit. Hij heeft zichzelf en de rest proberen te beschermen. Dat hij vervolgens niet binnen in zijn woning is gebleven, heeft te maken met het feit dat hij het gevoel had dat [slachtoffer] niet zou stoppen, gelet op eerdere ruzies en de escalerende situatie van dat moment. Het is aannemelijk dat die aanval van [slachtoffer] plus de angst die bij hem bestond voor zijn kwetsbare aanwezige gezinsleden in samenhang met die eerdere bedreigingen en ruzies een zodanige hevige gemoedsbeweging bij hem heeft doen ontstaan, waardoor hij heeft gehandeld zoals hij heeft gedaan. Dat verdachte vervolgens in die hevige gemoedsbeweging enkele malen [slachtoffer] met een knuppel bleef slaan, kwam doordat [slachtoffer] telkens bleef opstaan of daartoe bewegingen maakte, waardoor bij verdachte de angst/vrees bleef bestaan dat [slachtoffer] onverminderd een gevaar vormde.
De rechtbank is van oordeel dat het gestelde handelen van [slachtoffer] kan worden gezien als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen in beginsel enige verdediging door verdachte was gerechtvaardigd. Aannemelijk is ook dat verdachte in de ontstane constellatie – de bedreiging met het mes en vermeend drugsgebruik – in angst en paniek, mede in combinatie met opgekropte woede en onmacht in verband met eerdere onenigheden die tussen partijen waren voorgevallen (zoals ook blijkt uit de verschillende incidentmeldingen), tot zijn handelen is overgegaan.
Ook al is er in de gegeven situatie sprake van een hevige gemoedsbeweging, dan komt behalve aan de aard en intensiteit van de hevige gemoedsbeweging evenzeer betekenis toe aan de mate waarin de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden. Verdachte heeft zich teweer gesteld en heeft daarin verschillende bedenkmomenten gehad. De verklaring van verdachte dat [slachtoffer] steeds omhoog kwam is op geen enkele moment door anderen bevestigd of anderszins aannemelijk geworden. Afgewogen tegen de aard en de ernst van de aanranding kan de mate van geweld die verdachte in de eindfase heeft gehanteerd als zodanig buiten proportioneel worden bestempeld, dat de hevige gemoedsbeweging niet een voor verdachte verontschuldigbare werking meer kan hebben.
Het beroep op noodweerexces wordt dan ook verworpen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 9 april 2010 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum]) van het leven te beroven, met dat opzet
- voornoemde [slachtoffer] met een steel van een bijl met kracht op/tegen het hoofd of het lichaam heeft geslagen en
- (zodoende) die [slachtoffer] naar de grond heeft geslagen en
- vervolgens die [slachtoffer] terwijl hij op de grond lag meermalen met voornoemde steel van een bijl met kracht op/tegen het hoofd en het lichaam heeft geslagen
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 9 april 2010 te Zutphen opzettelijk en wederrechtelijk de (voor)ruit van een woning gelegen aan de [straat] [nummer], toebehorende aan Woningstichting/Woonbedrijf
ieder1, heeft vernield.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1 primair: poging tot doodslag;
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport opgemaakt door de klinisch psycholoog drs. Gresnigt .[eindnoot 29]
De psycholoog komt tot de conclusie dat bij verdachte, die deels aan het onderzoek heeft meegewerkt, sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in termen van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, impulscontrole – en agressieregulatieproblemen en van beperkte intellectuele vermogens (mogelijke zwakbegaafdheid).
Tevens zijn er aanwijzingen voor misbruik van alcohol en cannabisafhankelijkheid deels in remissie.
In geval van een bewezenverklaring geeft de gedragsdeskundige in overweging om verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Het alcoholgebruik is in die afweging buiten beschouwing gelaten, aangezien verdachte had kunnen weten wat de uitwerking daarvan op hem is.
Gelet op de bevindingen en de conclusies van de gedragsdeskundige en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde verdachte in licht verminderde mate kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Zij heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het onder 1 bewezen verklaarde feit, het excessief geweld dat is toegepast en de verstrekkende gevolgen die dit feit gehad heeft voor [slachtoffer] zelf, maar ook voor zijn partner en zijn familie.
Daarnaast heeft de officier in ogenschouw genomen de impact die de gebeurtenis in de directe woonomgeving van verdachte heeft gehad, de eerdere contacten die verdachte heeft gehad met justitie, de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en de impuls- en agressieregulatieproblematiek van verdachte voortkomende uit zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis voor zover blijkende uit het over verdachte uitgebrachte
psychologisch rapport in samenhang met het mogelijk recidivegevaar.
Door de raadsman is aangevoerd dat verdachte al veel te lang heeft vastgezeten en dat primair het bevel voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven en subsidiair veel meer dan door de officier van justitie is gedaan rekening dient te worden gehouden met de omstandigheden waaronder een en ander heeft plaatsgevonden en de voorgeschiedenis.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar afweging in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 9 april 2010 schuldig gemaakt aan een bijzonder ernstig feit, een poging tot doodslag op zijn directe buurman, waarmee verdachte al gedurende langere tijd in onmin leefde. Nadat vernielingen waren aangericht bij de woning van [voornaam slachtoffer] [slachtoffer], zag verdachte zich geconfronteerd met een mes waarmee [slachtoffer] hem te lijf ging.
Verdachte heeft vervolgens de grenzen voor een noodzakelijke verdediging overschreden door zodanig disproportioneel geweld op [slachtoffer] toe te passen, ten gevolge waarvan bij [slachtoffer] dusdanig ernstig letsel is ontstaan dat het nog verwonderlijk is dat deze het er levend van heeft afgebracht.
[slachtoffer] heeft ernstig letsel opgelopen en de toekomst zal moeten uitwijzen in hoeverre hij daarvan nog kan herstellen.
De impact op het slachtoffer en zijn familie is enorm, zoals ook blijkt uit de zich in het dossier bevindende schriftelijke slachtofferverklaring. Ook op de rest van de straat zal het gebeuren een enorme impact hebben gehad, omdat vele buren getuige zijn geweest van het op straat toegepaste zeer forse geweld. Daarnaast worden dit soort geweldsdelicten ook door de samenleving als bedreigend ervaren en worden angst- en onveiligheidsgevoelens aangewakkerd.
Uit het over verdachte uitgebrachte deskundigenrapport [eindnoot 30] volgt onder meer dat verdachte beschikt over een laaggemiddelde intelligentie, mogelijk zwakbegaafd is. Er is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, met impulscontrole- en agressieregulatie problematiek. Cannabisafhankelijkheid is, afgaande op hetgeen onderzochte hierover zegt, in remissie. Er zijn tevens aanwijzingen voor misbruik van alcohol. Verdachte is vaker met justitie in aanraking gekomen, maar zijn huidige partner en de gezinsstructuur lijken hem te hebben geholpen om na 2007 zijn gedrag in de hand te houden.
Door de gedragsdeskundige is een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke straf in overweging gegeven met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, ook als dat inhoudt een ambulante dan wel een dagklinische behandeling in een forensische instelling zoals de Hanzeborg.
De rechtbank houdt rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Verdachte is verschillende keren met justitie in contact gekomen terzake van een varia aan strafbare feiten, waaronder openlijke geweldplegingen (PR Rotterdam 27 februari 2006), mishandelingen en bedreiging (KR Rotterdam 11 juni 2004) en baldadigheid op de openbare weg (24 november 2005 en 26 oktober 2004) [eindnoot 31]. Vanaf 2007 is verdachte inderdaad niet meer in aanraking gekomen met justitie, zoals ook door de psycholoog aangegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit enkel een langdurige gevangenisstraf rechtvaardigt. Bij de hoogte van die gevangenisstraf heeft de rechtbank enerzijds in het voordeel van de verdachte meegewogen de omstandigheden die verdachte (mede) gebracht hebben tot het bewezenverklaarde feit, te weten een lange burenruzie, waarin ook het slachtoffer (mede) zijn aandeel had en het feit dat het slachtoffer, nadat verdachte een ruit van zijn woning had ingeslagen, met een mes op hem af kwam. Anderzijds is in het nadeel van verdachte meegewogen dat het door verdachte toegepaste geweld zo extreem is geweest dat het slachtoffer daaraan bijna is overleden en de rest van zijn leven, zoals het zich nu laat aanzien, met beperkingen zal moeten leven.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geformuleerde eis passend en geboden. Verdachte zal dan ook conform de eis van de officier van justitie worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De hoogte van deze straf brengt met zich mee dat de door de psycholoog geadviseerde behandeling niet kan worden opgelegd.
Een en ander impliceert tevens dat het ter terechtzitting gedane verzoek van de raadsman om opheffing van het bevel voorlopige hechtenis en de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte niet wordt ingewilligd.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding [eindnoot 32] ten bedrage van € 54.109,-- - te vermeerderen met de wettelijke rente - gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. De vordering ziet op een gedeelte voor materieel geleden schade ten bedrage van € 4.109,-- en een gedeelte voor immateriële schade ten bedrage van € 50.000,--.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade kan worden toegewezen, met uitzondering van de geclaimde schade voor de spijkerbroek.
Toewijsbaar is derhalve een totaal bedrag van € 4011,--.
De gevraagde immateriële schadevergoeding kon volgens de officier van justitie bij wijze van voorschot worden toegewezen, gelet op jurisprudentie, de ernst van het letsel en de blijvende lichamelijk gevolgen die het slachtoffer zal ondervinden, de verminderde levensverwachting en de ondervonden angst en psychische gevolgen die het slachtoffer ondervindt.
De raadsman van verdachte heeft zich inhoudelijk niet uitgelaten over de vordering van de benadeelde partij. Inherent aan zijn betoog dient de vordering volgens de raadsman te worden afgewezen, temeer nu er ook sprake is van ‘eigen schuld’ aan de zijde van het slachtoffer.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs¬middelen en hetgeen verder ter terecht¬zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting, begroot de rechtbank de tot op heden geleden immateriële schade in redelijkheid op een bedrag van
€ 20.000, --. De rechtbank zal de wettelijke rente toewijzen met ingang van de pleegdatum van het feit, namelijk 9 april 2010. Het is niet onaannemelijk dat de schade van de benadeelde partij uiteindelijk een hoger bedrag aan immateriële schade rechtvaardigt, maar nu op dit moment nog niet duidelijk is wat de uiteindelijke situatie van de benadeelde partij zal zijn, wordt de schadevergoeding op dit moment tot voornoemd bedrag beperkt.
De benadeelde partij zal voor de meer gevorderde immateriële schade derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan derhalve dit deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De materiële schade zal de rechtbank toewijzen tot het gevorderde bedrag. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank ten aanzien van de opgevoerde schade met betrekking tot de spijkerbroek van oordeel dat het hier om daadwerkelijke schade gaat in de zin dat de spijkerbroek in ieder geval voor het slachtoffer vanuit de achtergrond van het gebeurde niet meer bruikbaar is.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een bedrag als na te melden ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
• verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
1 primair: poging tot doodslag;
2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
• verklaart verdachte strafbaar;
• veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren;
• beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
• veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding terzake van de tot op heden geleden schade aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres, postcode, woonplaats, bankrekeningnummer], van een bedrag van € 24.109,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2010 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
• legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, een bedrag te betalen van € 24.109,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 april 2010, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 155 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
• bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
• wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel voorlopige hechtenis van verdachte en zijn onmiddellijke invrijheidstelling.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Gilhuis en Aufderhaar, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 december 2010.
---
Eindnoten:
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, als bijlagen opgenomen bij stamproces-verbaal nr. 2010051070 van de Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, Team Recherche IJsselstreek onderzoek “UMBER”, gedateerd 8 juni 2010, opgemaakt door de brigadier [naam] (voor zover niet anders is vermeld)
2 Stamproces-verbaal, doorgenummerde dossierpag. 7 en 8
3 Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde dossierpag. 311
4 Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 10 april 2010
5 Verhoor verdachte [achternaam verdachte] op 10 april 2010 te 13.30 uur, doorgenummerde dossierpag. 592
6 Aangifte [naam] namens woonbedrijf Ieder1, doorgenummerde dossierpag. 735
7 Proces-verbaal terechtzitting 15 december 2010
8 Aangifte [voorletters]. [vriendin slachtoffer] op 12 april 2010 te 10.30 uur, doorgenummerde dossierpag. 282 t/m 286
9 Aanvraag medische informatie, doorgenummerde dossierpag. 291
10 Doorgenummerde dossierpag. 301 en 304
11 Verhoor verdachte op 10 april 2010 te 13.30 uur, doorgenummerde dossierpag. 592 t/m 596
12 Verhoor verdachte 12 april 2010, doorgenummerde dossierpag. 615
13 Verhoor verdachte 11 april 2010, doorgenummerde dossierpag. 598
14 Verhoor verdachte 12 april 2010, doorgenummerde dossierpag. 613
15 Verhoor verdachte [medeverdachte] 10 april 2010, doorgenummerde dossierpag. 571 t/m 574
16 Proces-verbaal van verhoor getuige [voorletters] [medeverdachte] bij de rechter-commissaris op 13 oktober 2010
17 Verklaring [voorletters] [naam], doorgenummerde dossierpag. 505 t/m 507
18 Verklaring verdachte [voorletters] [naam 3], doorgenummerde dossierpag. 170 t/m 175
19 Verklaring [naam 8], doorgenummerde dossierpag. 436
20 Verklaring [voorletters] [naam 6], doorgenummerde dossierpag. 448, 450, 451, 452
21 Proces-verbaal van verhoor getuige [voorletters] [naam 6] bij de rechter-commissaris op 21 september 2010
22 Proces-verbaal van verhoor getuige [voorletters] [naam 3] bij de rechter-commissaris op 13 oktober 2010
23 Verklaring [voorletters] [naam 5] d.d. 12 april 2010, doorgenummerde dossierpag. 459, 460 en 461
24 Verklaring [voorletters] [naam 5] d.d. 15 april 2010, doorgenummerde dossierpag. 465
25 Proces-verbaal van verhoor getuige [voorletters] [naam 5] bij de rechter-commissaris op 19 oktober 2010
26 Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 11] bij de rechter-commissaris op 13 oktober 2010
27 Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 12] bij de rechter-commissaris op 19 oktober 2010
28 Letselrapportage dhr. [slachtoffer], GEB: 24-10-1981, opgemaakt door de forensisch arts H.H.Q.P van Douveren en gedateerd 10 september 2010
29 Pro Justitia rapport gedateerd 2 augustus 2010, opgemaakt door de klinisch psycholoog en vast gerechtelijk deskundige drs. J.A.M. Gresnigt
30 Eerdergenoemde rapport van drs. Gresnigt
31 Uittreksel justitiële documentatie gedateerd 3 augustus 2010
32 Voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces gedateerd 6 december 2010 t.n.v. [slachtoffer]