ECLI:NL:RBZUT:2010:BO9333

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460218-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Gilhuis
  • M. Prisse
  • J. Aufderhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de ISD-maatregel voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 29 december 2010 uitspraak gedaan over de voortzetting van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor een veroordeelde man. De rechtbank had eerder, op 30 september 2009, deze maatregel opgelegd, waarbij rekening was gehouden met de gepleegde feiten, de vastgestelde stoornissen van de verdachte en de problematische behandelingen in het verleden. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel afgewezen, omdat uit rapportages bleek dat de kans op recidive hoog is bij beëindiging van de maatregel. De officier van justitie had geconcludeerd dat voortzetting van de maatregel noodzakelijk was, gezien de gedragsproblematiek van de betrokkene en de eerdere mislukte behandelingen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de inspanningen die zijn geleverd om de betrokkene een passende behandeling te bieden. Ondanks dat er verschillende plaatsingen en behandelingen zijn geprobeerd, waaronder een opname in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum en een FPA, bleek het gedrag van de betrokkene problematisch en leidde dit tot terugplaatsingen. De rechtbank concludeerde dat de kans op recidive zonder behandeling hoog is en dat de voortzetting van de maatregel noodzakelijk is om de maatschappij te beschermen tegen de risico's die de betrokkene met zich meebrengt.

De rechtbank heeft de processtukken en rapportages bestudeerd en heeft vastgesteld dat er nog steeds voldoende inspanningen worden verricht om de betrokkene een behandeling te bieden. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw, die pleitte voor beëindiging van de maatregel, niet gevolgd, omdat er nog geen intake of behandeling had plaatsgevonden bij de voorgestelde zorgaanbieder. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de ISD-maatregel moet worden voortgezet, om zo de veiligheid van de maatschappij te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460218-09
Raadsvrouw mr. W.H. Boer, advocaat te Hattem
De rechtbank heeft te beslissen op een op 12 november 2010 ter griffie van deze rechtbank ingediend verzoekschrift ex artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht van:
[veroordeelde],
geboren te [plaats, 1986],
thans verblijvende in de PPC te Maastricht,
verder te noemen betrokkene.
De rechtbank heeft de processtukken bezien.
Het verzoekschrift is in het openbaar behandeld ter terechtzitting van 15 december 2010. Van deze behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
De rechtbank heeft de processtukken bezien waaronder een voortgangsrapportage i.v.m. de toetsingszitting ISD – met bijlagen – gedateerd 7 december 2010, opgemaakt door M. Schurink, trajectcoördinator ISD bij de Penitentiaire Inrichtingen Achterhoek, locatie Ooyerhoek Zutphen.
Motivering
Aan betrokkene is bij vonnis van deze rechtbank van 30 september 2009 de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd.
De raadsvrouw heeft aangevoerd, dat de ISD-maatregel beëindigd dient te worden, aangezien – kort gezegd – het sinds 30 september 2009 niet is gelukt om verzoeker adequaat te behandelen voor zijn problematiek.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot voortzetting van de maatregel, aangezien uit de rapportage blijkt dat bij het beëindigen van de maatregel de kans op recidive hoog wordt ingeschat.
De subsidiaire doelstelling van behandeling heeft ondanks de indicatiestelling tot nu toe nog niet tot het gewenste resultaat geleid, maar er wordt wel moeite gedaan de beoogde doelstelling te realiseren.
Uit het voortgangsrapport dat in verband met deze zitting is uitgebracht en de daarop
gegeven toelichting door de deskundige Schurink komt onder meer het volgende naar voren.
Betrokkene is 30 september 2009 veroordeeld door de rechtbank Zutphen en zou normaal gesproken zijn ISD maatregel doorbrengen op de ISD afdeling te Zutphen. Vanwege zijn persoonlijkheidsproblematiek is hij al tijdens de preventieve hechtenis in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Vught geplaatst. Deze plaatsing verliep niet zonder problemen en betrokkene is daarna nog verschillende keren overgeplaatst.
Op het moment dat de ISD maatregel werd uitgesproken verbleef betrokkene in het PPC te Scheveningen. Op 2 december 2009 is de uitvoering van de ISD maatregel in gang gezet, waarbij de doelstelling was gericht op een klinische plaatsing.
Gezien alle voorgaande rapportages en de mislukte interventies leek een klinische plaatsing de enige mogelijke invulling van het ISD traject.
Vanuit het PPC te Scheveningen is een indicatieaanvraag gedaan, waarbij erop is gewezen dat er bij betrokkene gedurende de detentie sprake is geweest van grensverleggend/overschrijdend gedrag en medicatieontrouw. Door de psycholoog van het PPC werd aangegeven dat betrokkene gezien zijn gedragsproblematiek grote behoefte heeft aan structuur en een zo voorspelbaar mogelijke omgeving en dat Hoeve Boschoord daarvoor de meest geschikte kliniek zou zijn, waarbij echter de wachttijd voor een opname aldaar een groot obstakel vormde.
In die samenhang bezien werd toen de mogelijkheid geopperd voor een opname in de begin 2010 nieuw opgezette afdeling voor Autisme en SGLVG, de FPA de Boog, GGNet te Warnsveld.
Door het NIFP is op 23 februari 2010 een indicatiestelling afgegeven voor een klinische behandeling in een FPA met als specialisatie behandeling van SGLVG- en autisme- problematiek. Op grond daarvan werd betrokkene op 12 april 2010 opgenomen op de FPA De Boog van GGNet te Warnsveld. Betrokkene heeft daar verbleven van 12 april tot 21 juli 2010, onderbroken door een time out van drie weken in verband met forse gedragsproblemen.
Uiteindelijk was langer verblijf door het gedrag van betrokkene niet meer haalbaar en is hij teruggeplaatst naar het PPC te Scheveningen. Ondanks de inzet van De Boog om betrokkene een behandeling te bieden, bleek een langer verblijf door het gedrag van betrokkene niet haalbaar en is betrokkene uiteindelijk teruggeplaatst naar het PPC Maastricht.
In het PPC is vervolgens regelmatig sprake geweest van grensoverschrijdend gedrag en conflicten, hetgeen ook hier tot plaatsingen in de isoleer heeft geleid. Betrokkene heeft aangegeven depressief te zijn en stemmen te horen, waarbij hij ook vaker suïcidale uitspraken plaatst. Door de psycholoog is daarop de medicatie van betrokkene aangepast.
In samenwerking met het PMO en de trajectbegeleider van het PPC is op zoek gegaan naar verdere mogelijkheden. Betrokkene is opnieuw aangemeld bij de NIFP met de vraag of er een herindicatie kan worden afgegeven. In de tussentijd heeft het PMO betrokkene voorgesteld voor een traject binnen Stichting Dichterbij bij De Rooijse Wissel (klinische behandelsetting voor verstandelijk beperkte mensen). Door het Multi Disciplinair Overleg (MDO) van de P.I. Overmaze is geadviseerd om de ISD maatregel van betrokkene te handhaven, mede in verband met de tijd die het motivatietraject nog in beslag zal nemen. Betrokkene is voorgesteld aan het traject binnen Stichting Dichterbij en ook Stichting Dichterbij heeft tijd nodig om zaken inzichtelijk te maken en behandelplannen op te starten. Aldaar zal nog een intake moeten plaatsvinden, hetgeen naar verwachting geen maanden op zich zal laten wachten.
Geadviseerd wordt, gezien het verloop van de maatregel en het hoge recidiverisico, om de ISD maatregel voort te zetten.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Ingevolge artikel 38s, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht beëindigt de rechtbank de ISD-maatregel indien zij naar aanleiding van inlichtingen over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel van oordeel is dat de verdere tenuitvoerlegging niet langer vereist is. Ingevolge artikel 38m, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht strekt de ISD-maatregel tot beveiliging van de maatschappij en tot beëindiging van de recidive van betrokkene.
Daarna moet worden bezien of verdere voortzetting van de maatregel niet zinvol is door een omstandigheid die buiten de macht van betrokkene ligt.
Uit het over betrokkene opgemaakte rapport volgt dat de kans op recidive zonder behandeling hoog wordt geacht. Nu betrokkene op dit moment nog niet is behandeld, concludeert de rechtbank op basis van dit rapport dat opheffing van de maatregel zal leiden tot te verwachten onveiligheid, overlast en verloedering van het publieke domein.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat vooralsnog voldoende inspanningen zijn en worden verricht om betrokkene een gepaste behandeling te bieden. Dat het niet is gelukt om betrokkene bij de door het NIFP aangewezen zorgaanbieder Trajectum (Hoeve Boschoord, danwel de Hanzeborg) onder te brengen vanwege het zorg- en beveiligingsniveau doet daar niet aan af. Dat een eventuele verdere behandeling bij Stichting Dichterbij, gelet op het ontbreken van het vereiste beveiligingsniveau, bij voorbaat gedoemd is te mislukken, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, is een conclusie die de rechtbank in dit stadium te ver gaat en dus niet deelt, nu daar nog niet eens een intake, laat staan een start van een behandeling, heeft plaatsgevonden.
De maatregel zal dan ook niet worden beëindigd.
Beslissing
De rechtbank bepaalt dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel is vereist en wijst derhalve het verzoek tot beëindiging af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Gilhuis, voorzitter, Prisse en Aufderhaar, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 december 2010.