ECLI:NL:RBZUT:2010:BO9733

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
110258 - HA ZA 10-811
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afgebroken onderhandelingen tussen projectontwikkelaar en gemeente over herontwikkeling van een terrein

In deze zaak vorderde TPN Vastgoedontwikkeling B.V. schadevergoeding van de Gemeente Aalten wegens het niet tot stand komen van een samenwerkingsovereenkomst voor de herontwikkeling van een terrein. De rechtbank Zutphen oordeelde dat er geen bindende overeenkomst was ontstaan tussen TPN en de Gemeente, omdat de wethouder niet bevoegd was om de Gemeente te binden. De onderhandelingen die op 20 juni 2006 plaatsvonden, werden als vrijblijvend beschouwd. De Gemeente had geen goedkeuring van de gemeenteraad voor de samenwerkingsovereenkomst, en de wethouder had geen mandaat om deze te sluiten. TPN had niet gerechtvaardigd vertrouwen dat de wethouder namens de Gemeente kon handelen, en de Gemeente was vrij om de onderhandelingen af te breken zonder schadevergoeding te betalen. De rechtbank wees de vorderingen van TPN af en veroordeelde haar in de proceskosten van de Gemeente, die op € 10.111,00 werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 29 december 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 110258 / HA ZA 10-811
Vonnis van 29 december 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TPN VASTGOEDONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te 's Hertogenbosch,
eiseres,
advocaat mr. K.A.M. van Os- ten Have te Zutphen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AALTEN,
zetelend te Aalten,
gedaagde,
advocaat mr. S.W. Knoop te Zwolle.
Partijen zullen hierna TPN en de Gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 april 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 23 augustus 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. De Gemeente is eigenares van grond en opstallen gelegen aan de [adres te plaats] (hierna: het complex). Een deel van het complex is aangewezen als rijksmonument.
2.2. Bij brief van 27 januari 2004 (productie 1 van de Gemeente) heeft TPN zich tot de Gemeente gewend met het verzoek om in de gelegenheid te worden gesteld bij de planontwikkeling van het complex betrokken te worden. Bij brief van 22 september 2004 (productie 2 van de Gemeente) heeft de Gemeente aan TPN laten weten dat zij met een andere partij in gesprek was over de mogelijkheden voor ontwikkeling van het complex en dat zij daarom niet met andere partijen in gesprek wenste te gaan.
2.3. De Gemeente is met bedoelde gesprekspartner niet tot overeenstemming gekomen. TPN heeft vervolgens bij brief van 6 februari 2006 de Gemeente wederom benaderd. Dit heeft ertoe geleid dat TPN op 8 februari 2006 aan wethouder mevrouw [naam A] en mevrouw [naam B] van de Gemeente haar plan voor de ontwikkeling van het complex heeft mogen presenteren. Dit plan is in samenwerking met TAK architecten tot stand gekomen.
2.4. De Gemeente heeft vervolgens TPN verzocht om haar plannen cijfermatig te onderbouwen. Bij brief van 5 april 2006 (productie 3 van de Gemeente) heeft TPN een interne exploitatiebegroting aan de Gemeente verzonden.
2.5. Medio juni 2006 is TPN door de Gemeente uitgenodigd voor een overleg op
20 juni 2006. Dat overleg heeft plaatsgevonden.
2.6. Bij e-mail van 2 augustus 2006 heeft mevrouw [naam B] namens de Gemeente het volgende aan TPN medegedeeld:
“(…) We hebben een overzicht van de financiën (huidige en toekomstige lasten en baten) bij de provincie aangeleverd. Naar aanleiding hiervan heeft [naam C] met de afdeling gemeentefinancien van de provincie overlegd. Deze wilden graag over het lasten en baten overzicht en de mogelijkheden voor de [adres] na de vakantieperiode verder praten. Daarbij wil men de uitkomsten van de gemeentelijke kerntakendiscussie afwachten (…) het ligt nu even stil. De inschatting van [naam C] was dat we wel tot een oplossing zouden kunnen komen. Na mijn vakantie zal ik weer contact met u opnemen om de vervolgstappen van het project te bespreken(…).”
2.7. Eind 2006 is het college van Burgemeester en wethouders van de Gemeente gevallen en vervangen door een nieuw college. TPN heeft op 31 januari 2007 een gesprek gehad met onder meer de nieuwe wethouder, [naam D], over de plannen van TPN. Tijdens dit gesprek is aan de orde gekomen dat de Gemeente de optie wilde bestuderen om op het complex het nieuwe gemeentehuis te bouwen.
2.8. Wethouder [naam D] heeft bij brief van 31 juli 2007 (productie 10 van TPN) aan TPN medegedeeld: “De gemeenteraad heeft mij namelijk nog geen ruimte gegeven om een andere lijn (te weten de reservering van deze locatie ten behoeve van een gemeentehuis) te volgen. Verder vinden nog gesprekken plaats met de verantwoordelijk gedeputeerde omtrent de mogelijke invulling van deze locatie. Zodra er meer duidelijkheid is, zullen de ontwikkelingen op deze locatie verder ter hand worden genomen.”
2.9. Naar aanleiding van een krantenbericht heeft TPN bij brief van 23 augustus 2007 (productie 12 van TPN) aan de Gemeente verzocht om te bevestigen dat de Gemeente de volgens TPN op 20 juni 2006 gemaakte afspraken respecteerde. De Gemeente heeft daarop bij brief van 25 september 2007 (productie 13 van TPN) medegedeeld: “Wij wijzen u erop dat uw aanname dat er reeds een overeenkomst met onze gemeente tot stand zou zijn gekomen, niet op juistheid berust. Immers is er, ondanks besprekingen en correspondentie omtrent de herontwikkeling over en weer, nog geen wilsovereenstemming tot stand gekomen (…) Ook wijzen wij u erop dat ten tijde van de door u gememoreerde besprekingen in 2006, kenbaar was dat er nog geen concreet besluit omtrent de invulling van de onderhavige locatie door het bevoegde orgaan was genomen (…) In die zin kunt u er dan ook niet zondermeer op vertrouwen dat op de onderhavige locatie woningbouw ontwikkeld zal worden (…) Wij betreuren het feit dat u door berichtgevingen uit de media tot de conclusie gekomen bent dat wij niet genegen zouden zijn om met uw organisatie verder te onderhandelen over mogelijke woningbouw ter plaatse (…)”
2.10. Het overleg tussen TPN en de Gemeente is vervolgens op 3 oktober 2007 hervat.
Op 11 december 2007 heeft TPN op verzoek van de Gemeente haar plan aan het college van burgemeester en wethouders gepresenteerd. De Gemeente was niet enthousiast over dat plan (besprekingsverslag van 31 januari 2008, productie 6 van de Gemeente).
2.11. TPN heeft bij brief van 27 juni 2008 (productie 17 van TPN) jegens de Gemeente onder meer haar ongenoegen geuit vanwege het feit dat de Gemeente met andere belangstellende partijen gesproken te hebben over de (deel)verkoop van planonderdelen alsmede dat de Gemeente een plan van aanpak heeft vastgesteld zonder TPN daarbij te betrekken
2.12. Bij brief van 10 november 2008 (productie 19 van TPN) heeft het college van Burgemeester en wethouders van de Gemeente aan TPN medegedeeld:
“Het is spijtig te moeten constateren dat met de bewuste door u gebezigde woordkeuze, de indruk wordt gewekt dat u nog steeds van mening bent dat een overeenkomst zou bestaan tussen de gemeente Aalten en TPN Vastgoedontwikkeling. In aansluiting op eerdere correspondentie moge duidelijk zijn dat de gemeente Aalten deze visie pertinent niet deelt. De gemeente Aalten ziet in TPN een serieuze gesprekspartner voor het project doch acht zich niet juridisch gebonden aan TPN (…). Voor de gemeente Aalten is deze positie van groot belang vanwege haar bewegingsvrijheid en haar expliciete regierol. Middels een projectorganisatie met een nadrukkelijke(re) centrale aansturing, wordt hieraan invulling gegeven. Hoewel deze projectorganisatie primair intern is georiënteerd, bestaan uiteraard contacten met diverse externe partijen waaronder TPN (…). Diverse elementen van het complexe project dienen nog nader onderzocht en uitgewerkt te worden. Voorts zal moeten blijken in hoeverre de huidige uitgangspunten (financieel) haalbaar alsmede politiek en maatschappelijk wenselijk zijn. Indien en voor zover de uitgangspunten en beoogde uitwerking haalbaar en wenselijk worden geacht, zal bezien moeten worden in welke vorm en met welke partij naar realisatie zal worden toegewerkt (..). Voor zover mogelijk en wenselijk blijven wij graag met TPN in gesprek, doch afspraken en/of garanties met betrekking tot het vervolgtraject zijn thans niet mogelijk (…).”
2.13. De Gemeente heeft in 2009 besloten dat op een gedeelte van het complex woningbouw zal worden gerealiseerd. De Gemeente heeft daarop een openbare aanbestedingsprocedure gestart. De Gemeente is na gunning met een derde tot overeenstemming gekomen.
3. De vordering
3.1. TPN vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. voor recht zal verklaren dat de Gemeente de samenwerkingsovereenkomst heeft geschonden, althans dat de Gemeente jegens TPN onrechtmatig heeft gehandeld en de Gemeente zal veroordelen tot vergoeding van de dientengevolge door TPN geleden en nog te lijden schade, voorshands begroot op een bedrag van tenminste € 426.660,--, doch nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
25 januari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening,
b. de Gemeente zal veroordelen tot vergoeding aan TPN van de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het betekenen van het te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2. TPN legt aan haar vordering, tegen de achtergrond van de vaststaande feiten, de navolgende stellingen ten grondslag.
Bij de uitnodiging voor het overleg op 20 juni 2006 werd aangegeven dat de Gemeente met TPN wilde onderhandelen over een te sluiten samenwerkingsovereenkomst, waarvan een concept bij de stukken was gevoegd. Bij het overleg op 20 juni 2006 waren namens de Gemeente aanwezig wethouder mevrouw [naam A] (die de ruimtelijke ordening in haar portefeuille had), mevrouw [naam E] (hoofd van de afdeling ruimtelijke ordening) en mevrouw [naam B]. Namens de provincie Gelderland was aanwezig de heer [naam C]. Voorafgaand aan het overleg heeft Henst aan TPN aangegeven dat het plan van TPN en de financiële onderbouwing goed in elkaar staken en dat de provincie hier volledig achterstond. Tijdens het overleg is aan TPN gevraagd wanneer tot ondertekening van de overeenkomst overgegaan zou kunnen worden. TPN heeft aangegeven dat dit tijdens dit overleg zou kunnen plaatsvinden, mits overeenstemming over de hoogte van de koopsom zou worden bereikt. TPN heeft aan de wethouder tijdens de vergadering gevraagd of zij bevoegd was tot ondertekening van de overeenkomst over te gaan. Hierop is bevestigend geantwoord. Gedurende deze bespreking werd overeenstemming bereikt over de voorwaarden en bepalingen van de samenwerkingsovereenkomst. Overeengekomen is dat de Gemeente het complex aan TPN zou overdragen voor één euro en dat TPN als tegenprestatie onder meer de grond zou saneren, bouw- en woonrijp zou maken, restauratiewerkzaamheden zou uitvoeren en de openbare ruimte zou inrichten. De herontwikkeling zou plaatsvinden met behoud van de rijksmonumentale delen, waarbij door partijen in onderling overleg het aantal en soort te realiseren woningen zou worden vastgesteld. De samenwerkingsovereenkomst is toen niet ondertekend, omdat, op het moment dat de wethouder de pen ter hand nam om de overeenkomst te ondertekenen, Henst aangaf dat de provincie weliswaar volledig achter het plan stond, maar dat gezien de financiële situatie van de Gemeente voor het verkopen van het complex formeel toestemming nodig was van het provinciebestuur. Partijen hebben hierop afgesproken de ondertekening van de overeenkomst op te schorten in afwachting van toestemming van de provincie. TPN heeft daarop volgens afspraak de opmerkingen/bespreekpunten die in het overleg naar voren zijn gekomen verwerkt in een herziene concept-overeenkomst en deze op 21 juni 2006 naar de Gemeente verzonden. Daarbij is tevens verzocht de bijlagen, die onderdeel van de overeenkomst zouden moeten gaan uitmaken, toe te zenden. De Gemeente heeft bij brief van 26 juli 2006 aan dat verzoek voldaan.
Uit een krantenartikel in de Gelderlander van 25 oktober 2006 bleek dat de provincie het plan van TPN, dat de grondslag had gevormd voor het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst, had goedgekeurd. Hiermee is de grond voor opschorting om de samenwerkingsovereenkomst te ondertekenen komen te vervallen. Het enige punt dat nog niet vast lag was de invulling van de bouwplannen.
Tussen TPN en de Gemeente is een perfecte samenwerkingsovereenkomst tot stand gekomen, waarbij partijen gezamenlijk het aantal en soort te bouwen woningen zouden invullen en TPN daarna tot planontwikkeling zou overgaan. In ieder geval is tussen TPN en de Gemeente een rompovereenkomst tot stand gekomen, waarbij het de Gemeente niet vrijstond om terug te komen op hetgeen reeds tussen partijen was overeengekomen.
De Gemeente heeft door niet met TPN tot ontwikkeling en realisatie te komen, het plan van TPN te wijzigen en uiteindelijk met andere partijen te contracteren, de samenwerkingsovereenkomst geschonden, althans onrechtmatig jegens TPN gehandeld. De Gemeente dient de door TPN geleden schade te vergoeden.
TPN mocht een reëel uitzicht hebben op het geambieerde contract dan wel enig vergelijkbaar contract met betrekking tot het -samen met de Gemeente- kunnen herontwikkelen van het complex. De Gemeente heeft bijgedragen aan de door TPN ondernomen activiteiten ter uitvoering van de gemaakte afspraken en ter voorbereiding op de planontwikkeling en planrealisatie. De Gemeente is beloften en toezeggingen niet nagekomen. De Gemeente heeft geen voorbehouden gemaakt. Voor TPN stonden grote (financiële) belangen op het spel. Het afbreken van onderhandelingen heeft ingrijpende gevolgen voor TPN. TPN heeft reeds (specifiek voorbereidende) werkzaamheden verricht.
Onder deze omstandigheden staat het de Gemeente niet vrij om de onderhandelingen af te breken zonder over te gaan tot vergoeding van het positief contractsbelang, dan wel het negatief contractsbelang.
4. Het verweer
4.1. De Gemeente concludeert dat de rechtbank TPN niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering, althans haar deze zal ontzeggen met haar uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van het geding, en zal bepalen dat over de proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na de datum van het ten deze te wijzen vonnis.
4.2. Gemeente voert de navolgende verweren aan.
Wanneer een overeenkomst ondertekend moet worden, vindt dit plaats door de burgemeester op grond van een collegebesluit. De raad moet goedkeuring geven aan de ontwikkelingen. Daarvan was TPN, zo bleek tijdens haar presentatie voor de raadscommissie op 27 april 2006, op de hoogte. Die goedkeuring was er op 20 juni 2006 niet. Een wethouder heeft geen zelfstandige bevoegdheid om besluiten te nemen. Aan wethouder [naam A] is voorafgaand aan het overleg van 20 juni 2006 geen mandaat verleend om een samenwerkingsovereenkomst met TPN te sluiten. Het overleg op 20 juni 2006 was vrijblijvend. Er was door de Gemeente toen nog geen enkel besluit over de vorm van samenwerking genomen. TPN mocht er niet van uit gaan dat het college van burgemeester en wethouders vóór 20 juni 2006 al een besluit had genomen. Tijdens het overleg van 20 juni 2006 is geen overeenstemming bereikt. Er waren nog teveel onduidelijkheden over de invulling van de overgelegde plannen. Er is tijdens het overleg niet gesproken over de bevoegdheid van de wethouder om te tekenen. Er is dan ook geen samenwerkingsovereenkomst dan wel een rompovereenkomst tot strand gekomen.
TPN is uitgenodigd om mee te doen aan de openbare aanbesteding, maar TPN is daarop niet ingegaan. De Gemeente heeft de onderhandelingen niet afgebroken.
Alle kosten die TPN in het kader van de ontwikkelingsmogelijkheden van het complex heeft gedaan, heeft zij op eigen initiatief gedaan. De Gemeente heeft daartoe geen opdracht gegeven. De Gemeente is geen schadevergoeding aan TPN verschuldigd.
5. De beoordeling
5.1. De eerste vraag die ter beantwoording voorligt is of er op 20 juni 2006 een (de Gemeente bindende) samenwerkingsovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Die vraag wordt om meerdere redenen ontkennend beantwoord.
5.2. TPN heeft gesteld dat zij destijds met de Gemeente is overeengekomen dat TPN het gehele complex zou herontwikkelen en dat er alleen nog maar behoefde te worden gesproken over het aantal en soort te bouwen woningen. Dat is een te simpele voorstelling van zaken. TPN heeft zichzelf in de hiervoor sub 2.2. vermelde brief van 27 januari 2004 als ervaren projectontwikkelaar geafficheerd. Dit betekent dat TPN vanuit haar ervaring moest begrijpen dat binnen de Gemeente eerst definitieve besluitvorming moest plaatsvinden over de wijze waarop het complex opnieuw zou worden ingericht, alvorens kan worden toegekomen aan het sluiten van een overeenkomst met één of meer externe partijen om de beoogde herontwikkeling te verwezenlijken. Aan het feit dat de Gemeente voordat bedoelde besluitvorming heeft plaatsgevonden reeds -op initiatief van TPN- met TPN in overleg was getreden over de mogelijkheid om het complex te benutten voor woningbouw, komt in deze dan ook geen andere betekenis toe dan dat er in beginsel sprake is van vrijblijvende besprekingen. TPN heeft niet weersproken dat ten tijde van het overleg op 20 juni 2006 het bouwplan, de woningaantallen en de prijsklassen nog niet vast stonden. Uit het feit dat de Gemeente in een later stadium ook de mogelijkheid wilde onderzoeken om op het complex een nieuw stadskantoor te bouwen volgt eveneens dat op 20 juni 2006 door de Gemeente nog geen definitief besluit was genomen over de wijze waarop het complex zou worden herontwikkeld. Uit het -overigens betwiste- gegeven dat de wethouder van de Gemeente tijdens het overleg op 20 juni 2006 haar waardering voor het voorstel van TPN zou hebben uitgesproken, kon TPN in redelijkheid niet afleiden dat de Gemeente hoe dan ook met TPN zou gaan samenwerken om op het complex woningbouw te realiseren. Niet aannemelijk is dan ook dat de bespreking op 20 juni 2006 een méér dan vrijblijvend karakter had. Daarbij komt dat TPN niet heeft bestreden dat tijdens bedoelde bespreking is gezegd dat de provincie goedkeuring zou moeten verlenen aan de samenwerkingsovereenkomst. Van een dergelijke goedkeuring was op 20 juni 2006 nog geen sprake.
5.3. Ook al zou moeten worden aangenomen dat er op 20 juni 2006 tussen TPN en de wethouder van de Gemeente mondeling overeenstemming zou zijn bereikt over een samenwerkingsovereenkomst, dan bindt dit de Gemeente niet.
TPN moet er immers als ervaren projectontwikkelaar zonder meer van op de hoogte zijn geweest dat een samenwerkingsovereenkomst als hier aan de orde namens de Gemeente door de burgemeester wordt gesloten. Als TPN die kennis al niet zou hebben gehad, dan had zij die kennis kunnen verwerven door de concept-samenwerkingsovereenkomst, die aan TPN voor de bijeenkomst van 20 juni 2006 is toegezonden, te lezen. In de aanhef daarvan staat immers vermeld dat de Gemeente wordt vertegenwoordigd door de burgemeester.
Aangenomen moet worden dat TPN er kennelijk van op de hoogte was dat een wethouder niet zonder meer bevoegd is om de Gemeente te binden. TPN heeft immers gesteld dat zij op 20 juni 2006 aan de wethouder heeft gevraagd of zij bevoegd was om te tekenen. Veronderstellenderwijze aangenomen dat TPN die vraag heeft gesteld (de Gemeente heeft immers betwist dat dit aspect toen aan de orde is geweest) brengt een positief antwoord van de wethouder nog niet met zich dat de Gemeente dus gebonden is. Slechts onder bijzondere omstandigheden kan de Gemeente gebonden zijn aan een door een daartoe onbevoegde wethouder verrichte rechtshandelingen. TPN heeft in dit verband weliswaar gesteld dat er geen redenen zijn aan te wijzen op grond waarvan zij diende te twijfelen aan het feit dat wethouder [naam A] uitvoering gaf aan het besluit van het college van Burgemeester en wethouders om met TPN de voorgelegde samenwerkingsovereenkomst aan te gaan en dat TPN er van mocht uitgaan dat voormeld college het besluit tot het aangaan van de overeenkomst al had genomen, maar dit is onvoldoende om tot binding van de Gemeente te kunnen concluderen. Immers, uit het feit dat de Gemeente in 2006 uit de in deze geïnteresseerde externe partijen een voorselectie had gemaakt, die erin had geresulteerd dat de Gemeente met TPN in gesprek is gegaan over de herontwikkeling van het complex, kan gelet op het stadium waarin deze keuze werd gemaakt, niet méér worden afgeleid dan dat de Gemeente in TPN het meeste vertrouwen had om eventueel tot een samenwerking te komen. Het feit dat de Gemeente al eerder met De Hollandsche een samenwerkingsovereenkomst had gesloten met betrekking tot het complex en de aan TPN voorgelegde concept-samenwerkingsovereenkomst daar -op het punt van het saneringsrisico na- niet inhoudelijk van afweek, legt tegen deze achtergrond in deze evenmin gewicht in de schaal. De Gemeente heeft gemotiveerd betwist dat het door TPN voorgestelde plan (inclusief de stichtingskostenbegroting) vóór het overleg van 20 juni 2006 door de raadscommissie zou zijn goedgekeurd. De Gemeente heeft daaraan toegevoegd dat de gemeenteraad vóór 20 juni 2006 niet heeft ingestemd met het plan van TPN. Onder deze omstandigheden is er geen sprake van aan de Gemeente toe te rekenen feiten en omstandigheden die tot het oordeel zouden moeten leiden dat bij TPN het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat wethouder [naam A] op 20 juni 2006 uitvoering gaf aan het -niet genomen- besluit van het college van burgemeester en wethouders om met TPN de voorgelegde samenwerkingsovereenkomst aan te gaan. Uit uitingen van de Gemeente na 20 juni 2006 richting TPN kan bovendien worden afgeleid dat de Gemeente zich niet jegens TPN gebonden achtte om hoe dat ook met TPN tot herontwikkeling van het (gehele)complex over te gaan. De primaire grondslag van de vordering, waarin wordt uitgegaan van een samenwerkingsovereenkomst dan wel een rompovereenkomst met de Gemeente, wordt dan ook verworpen. TPN heeft geen feiten en of omstandigheden te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Het bewijsaanbod van TPN wordt om die reden gepasseerd.
5.4. Met betrekking tot de subsidiaire grondslag van de vordering wordt het volgende overwogen. De Gemeente heeft in de loop van het traject besloten om slechts op een gedeelte van het complex woningbouw te realiseren, waarna zij voor dat deel een openbare aanbestedingsprocedure heeft gestart. TPN heeft niet bestreden dat zij door de Gemeente is uitgenodigd om aan die procedure deel te nemen, maar dat TPN daarvan heeft afgezien. Van afbreken van de onderhandelingen door de Gemeente is dan ook geen sprake, zodat er geen deugdelijke grondslag is om de Gemeente jegens TPN op enigerlei wijze schadeplichtig te achten.
5.5. Indien over het vorenstaande al anders zou moeten worden geoordeeld, in die zin dat bedoelde koerswijziging van de Gemeente ten opzichte van TPN dient te worden gelijkgesteld met het afbreken van onderhandelingen, heeft dit niet tot gevolg dat de Gemeente jegens TPN schadeplichtig is. Daarvoor is het volgende redengevend.
Als strenge en tot terughoudendheid nopende maatstaf voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen geldt dat ieder van de onderhandelende partijen -die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen- vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij
(HR 12 augustus 2005, NJ 2005, 467).
5.6. Voorop wordt gesteld dat zowel in 2004 als in 2006 (toen de Gemeente met een andere gegadigde niet tot overeenstemming was gekomen) het initiatief om tot een samenwerkingsovereenkomst te komen van TPN is uitgegaan. De Gemeente is ook na
20 juni 2006 (de dag waarop volgens TPN een samenwerkingsovereenkomst tot stand zou zijn gekomen) met TPN in gesprek gebleven over haar plannen om tot herontwikkeling van het complex over te gaan. Tijdens die besprekingen is ook over andere mogelijkheden dan de oorspronkelijk beoogde woningbouw gesproken. TPN heeft derhalve in de loop van het traject zelf kunnen ervaren dat herontwikkeling van het complex geen statisch gegeven was. TPN moest er dan ook rekening mee houden dat de definitieve invulling van de herontwikkelingsplannen uiteindelijk anders zou kunnen worden dan de (nog grove) plannen die zij destijds in 2006 aan de Gemeente had voorgelegd. TPN heeft onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat zij -wat de uiteindelijke plannen van de Gemeente ten aanzien van het complex ook zouden worden- hoe dan ook de enige gegadigde was om die plannen te realiseren. De inhoud van de brieven van de Gemeente van 25 september 2007 (productie 13 van TPN) en 10 november 2008 (productie 19 van TPN) in combinatie met de door de Gemeente als producties 4 tot en met 8 overgelegde besprekingsverslagen (d.d. 3 oktober 2007, 10 oktober 2007, 31 januari 2008 en 26 maart 2008) geven daarvoor geen aanleiding. TPN was voor de Gemeente weliswaar lange tijd een serieuze partner om in het kader van de herontwikkeling tot samenwerking te komen en het is niet onbegrijpelijk dat TPN er op hoopte (en er willicht van uit ging) dat zij een samenwerkingsovereenkomst met de Gemeente kon sluiten, maar daarmee is tegen de achtergrond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden niet gezegd dat TPN er dus gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat er hoe dan ook enigerlei samenwerkingsovereenkomst met de Gemeente tot stand zou komen. Dit wordt niet anders doordat er gedurende de periode waarin partijen met elkaar in gesprek waren vervolgafspraken zijn gemaakt en TPN, naar zij stelt, naar aanleiding daarvan tot uitwerking van het woningbouwprogramma is overgegaan. TPN heeft weliswaar nog gewezen op werkafspraken die door de Gemeente niet zouden zijn nagekomen, maar TPN heeft deze -door de Gemeente overigens bestreden-stellingen niet (voldoende) geconcretiseerd, zodat daaraan verder voorbij zal worden gegaan. In deze komt evenmin betekenis toe aan de stelling van TPN dat de Gemeente heeft toegezegd dat de positie van TPN in het project niet ter discussie stond alsmede aan de stelling van TPN dat de Gemeente heeft toegezegd dat zodra vast stond dat op het complex geen nieuw stadskantoor zou worden gebouwd, de ontwikkeling van het complex verder ter hand zou worden genomen. Immers, uit die toezeggingen vloeit niet voort dat TPN er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij als enige gegadigde voor de ontwikkeling van het gehele complex in aanmerking zou komen. Dit wordt niet anders doordat TPN heeft gesteld dat zij, nadat de optie om op het complex een nieuw stadskantoor te bouwen was afgevallen, met de Gemeente meerdere besprekingen heeft gevoerd en dat zij in overleg met de Gemeente de nodige onderzoeken heeft verricht en dat TPN samen met ter zake deskundigen uitgewerkte plannen aan de Gemeente heeft gepresenteerd. Daarbij komt nog dat TPN er als ervaren projectontwikkelaar ook rekening mee moest houden dat de Gemeente haar beleidskeuze met betrekking tot de ontwikkeling van het complex nogmaals kon wijzigen en dat de Gemeente zich genoodzaakt zou zien om in het kader van de herontwikkeling een aanbestedingsprocedure te starten (welk risico zich ook heeft gerealiseerd). Voor vergoeding van het positief contractsbelang bestaat dan ook geen deugdelijke grondslag. De overige gezichtspunten die door TPN in dit verband naar voren zijn gebracht (inleidende dagvaarding onder 42) leiden, voor zover deze hiervoor al niet zijn ontkracht, niet tot een ander oordeel. Ook het (financieel) belang van TPN niet bij het doorgaan van enige vorm van samenwerking met de Gemeente en de tot dusver door TPN gedane inspanningen.
5.7. De onderhandelingen tussen partijen waren voorts ook niet in een zodanig stadium gekomen dat de Gemeente de onderhandelingen niet mocht afbreken, zonder vergoeding van de door TPN in het kader daarvan gemaakte kosten. Dat de door TPN gemaakte kosten niet kunnen worden terugverdiend behoort tot haar ondernemersrisico. Tot slot wordt hier nog overwogen dat TPN niet heeft weersproken dat zij door de Gemeente is uitgenodigd om deel te nemen aan de aanbestedingsprocedure, maar dat zij daarvan om haar moverende redenen heeft afgezien. Daarmee heeft TPN zich zelf al op voorhand de mogelijkheid ontnomen om een deel van het project te mogen uitvoeren en daarmee de door haar gemaakte kosten terug te verdienen. TPN heeft weliswaar ter comparitie aangeboden om te bewijzen dat zij op verzoek van de Gemeente berekeningen heeft gemaakt over het gemeentehuis, maar ook al zou TPN slagen in het bewijs van deze door de Gemeente betwiste stelling, dan heeft dit -gelet op het vorenstaande- niet tot gevolg dat de Gemeente gehouden zou zijn om bedoelde kosten aan TPN te vergoeden. Dit geldt ook voor de kosten van het door TPN ingeschakelde architectenbureau Tak.
5.8. Op grond van het vorenoverwogene zal het gevorderde in al haar onderdelen worden afgewezen.
5.9. TPN zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- vast recht € 4.951,00
- salaris advocaat € 5.160,00 (2,0 punten × tarief VII, € 2.580,00 per punt)
Totaal € 10.111,00
6. De beslissing
De rechtbank
6.1. wijst de vorderingen af,
6.2. veroordeelt TPN in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 10.111,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2010.