2. De feiten
2.1. Het echtpaar [eisers gezamenlijk] heeft op 26 februari 2003 de flatwoning, gelegen aan de [adres te Eibergen] (hierna: de woning) in eigendom verkregen.
2.2. Voor de financiering van de woning heeft (de rechtsvoorgangster van) gedaagde sub 1 aan het echtpaar [eisers gezamenlijk] een geldlening verstrekt ten bedrage van EUR 215.000,00. Het echtpaar [eisers gezamenlijk] heeft aan de Rabobank een hypotheekrecht verstrekt op de woning, tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de bank van het echtpaar [eisers gezamenlijk], zowel van hen tezamen als van ieder van hen afzonderlijk, te vorderen heeft. Het betreft een zogenoemde OpMaat Hypotheek, waaraan een beleggingsverzekering is gekoppeld. Deze Opmaat Verzekering is afgesloten bij N.V. Interpolis BTL (hierna: Interpolis).
2.3. Ter meerdere zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen heeft het echtpaar [eisers gezamenlijk] bij overeenkomst van 26 februari 2003 aan de Rabobank een pandrecht verstrekt op de rechten en vorderingen die voortvloeien uit de met Interpolis gesloten verzekeringsovereenkomst.
2.4. [eiser onder 1] was een van de vennoten van de vennootschap onder firma [bedrijf] (hierna: de v.o.f.). Vanwege ontstane problemen met de medevennoot, de heer [naam] (hierna: [naam]), heeft [eiser onder 1] in juli 2008 de vennootschap opgezegd. Met ingang van 1 januari 2009 is de vennootschap door [naam] voortgezet. Scheiding en deling van het vermogen van de vennootschap heeft nog niet plaatsgevonden. Daarover zijn partijen thans verwikkeld in een procedure bij deze rechtbank, die stil ligt in afwachting van betaling van voorschotten aan de aangezochte deskundige.
2.5. Gedaagde sub 1 heeft op 30 maart 2006 aan [eiser onder 1] en [naam] een krediet in rekening-courant verstrekt, voor de terugbetaling waarvan zij hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens gedaagde sub 1.
2.6. Bij brief van 15 september 2008 heeft gedaagde onder 1. het echtpaar [eisers gezamenlijk] medegedeeld dat tijdens een eerder gesprek een tijdelijke debetstand van EUR 4.000,00 was toegestaan maar dat de debetstand op hun betaalrekening inmiddels was opgelopen tot EUR 6.926,90. In die brief verzoekt de Rabobank het echtpaar [eisers gezamenlijk] om aan te geven hoe deze debetstand kan worden aangezuiverd.
2.7. Op 25 mei 2009 heeft gedaagde onder 1. een brief gestuurd naar de v.o.f., ter attentie van [eiser onder 1], waarin zij het volgende mededeelt:
“(…) Per 1 april 2009 vertoont de rekeningcourant (…) ten name van V.O.F. [bedrijf] een ongeoorloofde debetstand van € 20.233,66. Het huidige kredietmaximum bedraagt
€ 20.000,--. Tevens vertoont de betaalrekening (…) ten name van [eiser onder 1] eo [eiseres onder 2] een ongeoorloofde debetstand per heden van € 12.624,53. De huidige kredietlimiet bedraagt € 1.000,--.
Vriendelijk verzoek ik u over te gaan tot aanzuivering van deze ongeoorloofde debetstanden. (…) Mocht aan bovenstaande geen gehoor worden gegeven voor 10 juni 2009, dan is de bank genoodzaakt over te gaan tot opzegging van de zakelijke financiering en tot uitwinning van de zekerheden. (…)”
2.8. Bij brief van 14 september 2009 heeft gedaagde onder 1. het echtpaar [eisers gezamenlijk] onder meer medegedeeld, dat zij heeft “kennis genomen van de voortgang van de juridische procedure tegen de heer en mevrouw [naam] uit hoofde van het geschil “[bedrijf] vof”. (…) Omdat de kans van succes uit deze procedure niet meer verwacht kan worden heeft u zelf enkele suggesties geformuleerd om tot een afwikkeling van de overstand te komen. De bank zal, nu er geen zicht is op een aanzuivering van de debetstand, de financiering opzeggen. (…)
Verkoop van de woning lijkt de meest goede keuze om tot afwikkeling te worden. De overige suggesties zijn, wat de bank betreft, niet bespreekbaar. (…)”
2.9. Bij brief van 7 december 2009 heeft Interpolis het echtpaar [eisers gezamenlijk] medegedeeld dat zij de OpMaat Verzekering premievrij maakt per 1 oktober 2009, omdat zij al een tijd geen betalingen heeft ontvangen.
2.10. Op 18 december 2009 hebben de Centrale Coöperatieve Raiffeisen-Boerenleenbank B.A. (Rabobank Nederland) en de stichting Stichting Woekerpolis Claim (hierna: WPC) een vaststellingsovereenkomst (hierna: de vaststellingsovereenkomst) gesloten, welke tot stand is gekomen mede na een aanbeveling van 2 december 2009 van de Ombudsman Financiële Dienstverlening inzake de OpMaat Hypotheek.
De vaststellingsovereenkomst geldt voor alle klanten van de Rabobank met een OpMaat Hypotheek met een daaraan gekoppelde beleggingsverzekering. De vaststellingsovereenkomst is van toepassing op de tussen het echtpaar [eisers gezamenlijk] en de Rabobank gesloten hypotheekovereenkomst.
2.11. In hoofdstuk 2 van de vaststellingsovereenkomst is de zogenoemde “Schrijnende Gevallenregeling” opgenomen, die onder meer het volgende inhoudt:
“(…) Indien een klant met een OpMaat Hypotheek ten gevolge van onvrijwillige werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of echtscheiding niet in staat is zijn verplichtingen uit hoofde van de hypotheeklening na te komen, zal Rabobank met de klant in overleg treden over de mogelijkheden om door aanpassing van de hypotheekconstructie de klant in een situatie te brengen waardoor gedwongen verkoop van de woning zo veel mogelijk wordt voorkomen. Indien verkoop van de woning redelijkerwijs onvermijdelijk is en na verkoop van de woning en na afkoop van de OpMaat polis, naar verwachting een schuld zal resteren, kan een schrijnende situatie ontstaan. In dat geval zal door de hierna te noemen commissie worden beoordeeld welke maatregelen moeten worden genomen. De commissie zal daarbij rekening houden met alle persoonlijke omstandigheden van de klant, daaronder begrepen diens overige vermogenspositie en die van eventuele medegeldnemers (zoals de echtgenoot of partner). (…)”
2.12. [eiseres onder 2] is met ingang van 1 juni 2005 arbeidsongeschikt geraakt, aanvankelijk voor 41,77 procent en met ingang van 1 oktober 2009 voor 100 procent.
[eiser onder 1] is in de periode van 3 augustus 2006 tot 1 augustus 2007 arbeidsongeschikt geweest. Met ingang van 1 januari 2008 was hij werkloos. Met ingang van 1 juli 2010 is hij op basis van een nul-urenovereenkomst voor de duur van een jaar werkzaam als nachtportier.
2.13. Met ingang van januari 2010 heeft de Rabobank geen gebruik meer gemaakt van de door het echtpaar [eisers gezamenlijk] verstrekte machtiging om de maandelijkse rentetermijnen uit hoofde van de geldleningovereenkomst af te schrijven van hun bankrekening.
2.14. Bij brief van 12 april 2010 heeft gedaagde onder 1. het echtpaar [eisers gezamenlijk] medegedeeld dat zij de aan hen verstrekte financiering opzegt en heeft zij het echtpaar [eisers gezamenlijk] gesommeerd om uiterlijk 10 juli 2010 de gehele vordering ten bedrage van EUR 231.484,19 te voldoen. Voorts heeft gedaagde onder 1. op dezelfde datum een brief gestuurd naar de v.o.f., ter attentie van de heren [eiser onder 1] en [naam], waarin zij de aan de v.o.f. verstrekte financiering opzegt en de v.o.f. sommeert om uiterlijk 10 juli 2010 de gehele vordering ten bedrage van EUR 22.906,63 te voldoen.
In beide voormelde brieven meldt gedaagde sub 1. dat indien aan de sommatie geen gehoor wordt gegeven, tot uitwinning van de zekerheden zal worden overgegaan.
2.15. Op 7 juni 2010 heeft tussen het echtpaar [eisers gezamenlijk] en de Rabobank een bespreking plaatsgevonden over de financiële situatie van het echtpaar [eisers gezamenlijk]. Over de te nemen maatregelen die tot een oplossing voor de ontstane situatie konden leiden, zijn partijen het toen niet eens geworden.
2.16. Bij brief van 4 augustus 2010 heeft gedaagde onder 1. het echtpaar [eisers gezamenlijk] medegedeeld dat aangezien geen betaling van haar vordering heeft plaatsgevonden, het dossier ter verdere behandeling uit handen is gegeven en dat de veilingprocedure zal worden opgestart.
2.17. Bij deurwaardersexploot van 5 oktober 2010 is het echtpaar [eisers gezamenlijk] aangezegd dat de Rabobank tot executie van de woning wenst over te gaan en dat openbare verkoop van de woning zal plaatsvinden op 9 november 2010.