ECLI:NL:RBZUT:2010:BP7432
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake de aanvaarding van een nalatenschap en de rol van erfgenamen
In deze zaak, die voor de Rechtbank Zutphen is behandeld, gaat het om de aanvaarding van een nalatenschap door gedaagde. Eiseres stelt dat gedaagde zich heeft gedragen als een zuiver aanvaardend erfgenaam, maar de rechtbank oordeelt dat eiseres onvoldoende heeft gesteld om deze aanname te onderbouwen. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 21 juli 2010, waarin partijen de gelegenheid kregen om hun standpunten over de gerechtigden tot de nalatenschap van de moeder van eiseres te verduidelijken. Eiseres heeft verklaringen overgelegd van de kleinkinderen van de erflaatster, waarin zij aangeven de nalatenschap beneficiair te aanvaarden.
De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek, met name artikel 4:190 BW, dat de mogelijkheden voor erfgenamen om een nalatenschap te aanvaarden of te verwerpen regelt. De rechtbank concludeert dat eiseres niet heeft aangetoond dat gedaagde de nalatenschap heeft aanvaard. Gedaagde heeft weliswaar de uitvaartkosten voldaan, maar dit valt onder de beheersdaden in de eerste drie maanden na het overlijden, wat niet automatisch leidt tot een zuivere aanvaarding van de nalatenschap. Eiseres heeft niet kunnen concretiseren dat gedaagde zich als een zuiver aanvaardend erfgenaam heeft gedragen.
Uiteindelijk wijst de rechtbank de vorderingen van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 1.446,00. Dit vonnis is uitgesproken door mr. M. Engelbert-Clarenbeek op 22 december 2010.