2. De feiten in conventie en in reconventie
Voor de beoordeling zal in dit kort geding van de volgende feiten worden uitgegaan.
2.1. Op 2 juni 2004 heeft [gedaagde sub 2] een koopovereenkomst gesloten met de heer [naam A] (hierna: [naam A]), inhoudende dat [gedaagde sub 2] van [naam A] een perceel grond van ongeveer [grootte], zijnde een afgepaald deel van het perceel kadastraal bekend [gemeente], kadastraal nummer] (hierna: het verkochte perceel) kocht voor een koopprijs van EUR 44.500,00. In de koopovereenkomst is onder meer het volgende bepaald:
“(…)
Artikel 1
Door voor de overdracht vereiste akte van levering zal worden verleden ten overstaan van één van de notarissen van het kantoor [notariskantoor] met plaats van vestiging [plaats] of een waarnemer van één van hen, hierna te noemen: de notaris
binnen twee weken nadat de hierna in artikel 20 omschreven woonbestemming onherroepelijk is vastgesteld of zoveel eerder of later als partijen nader zullen overeenkomen.
(…)
Artikel 13
(…)
2. Indien één van partijen, na bij deurwaardersexploit in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen tekortschiet in de nakoming van één of meer van haar verplichtingen is deze partij in verzuim en heeft de wederpartij de al dan niet subsidiaire keus tussen:
a. uitvoering van de overeenkomst te verlangen, in welk geval de partij die in verzuim is na afloop van voormelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien ingegane dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd is van drie pro mille van de koopprijs; of
b. de overeenkomst door een schriftelijke verklaring voor ontbonden te verklaren en betaling van een onmiddellijk opeisbare boete te vorderen van tien procent van de koopprijs.
(…)
5. Het is voor de toepassing van dit artikel ter uitsluitende beoordeling van de notaris of de overeenkomst is nagekomen, of één van de partijen dan wel of beide partijen tekortschiet(en) dan wel tenslotte of hij, notaris zelve, niet kan beoordelen wie van beide partijen tekortschiet, een en ander met dien verstande dat partijen gedurende een maand nadat de notaris het vorenstaande schriftelijk heeft verklaard, het recht hebben zich voor beslechting van het geschil te wenden tot de bevoegde rechter.
Indien de notaris niet kan beoordelen wie van partijen toerekenbaar tekortschiet in de nakoming, gaat de notaris, behoudens eensluidende betalingsopdracht van beide partijen, niet tot uitbetaling over, totdat tussen partijen bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is komen vast te staan, wie van hen toerekenbaar is tekortgeschoten.
(…)
Artikel 20
(…)
2. Koper heeft een inspanningsverplichting om gedurende een periode van twee jaar na ondertekening en blijk van registratie van deze akte of zoveel langer (als) het zal blijken te duren voordat in de hoogst geldende rechtsinstantie op het daartoe door koper in deze eerste termijn gedane verzoek zoals aan de gemeente voorgelegd, zal zijn beslist, te bewerkstelligen dat op een gedeelte van het kadastrale perceel [gemeente], [kadastraal nummer], ter grootte van circa [grootte] een onherroepelijke woonbestemming komt te liggen, welke bestemming inhoudt het mogen bouwen van een zogenaamde twee onder een kap woning met een binnenplanse vrijstelling om een vrijstaande woning te mogen bouwen.
Deze termijn van twee jaar kan in onderling overleg tussen verkoper en koper worden verlengd, welke verlenging maximaal drie keer kan geschieden, telkenmale voor een nieuwe periode van een jaar. Verlenging zal zondermeer geschieden indien de procedure voor het (ontwerp)bestemmingsplan Wezep Noord II langer duurt dan deze termijn van 2 jaar, aangezien het koper en verkoper voor ogen staande, te weten de bestemming tot woningbouw op het perceel een ondergeschikt onderdeel is van dit plan, dat de procedure nog moet doorlopen.
7. Zodra bedoelde onherroepelijke woon- c.q bouwbestemming is verkregen zal voormeld terrein ter grootte van circa [grootte] door koper bouwrijp worden gemaakt. Tevens zal koper zorgen voor de aansluitpunten in het bouwterrein met betrekking tot de nutsvoorzieningen, zodat verkoper zodra deze dat wenst daarop de voor de bouwen woning(en) nutsaansluitingen kan aanvragen.
(…)
9. Indien de [gemeente] overgaat tot heffing van de zogenaamde bouwgrond- en/of baatbelasting of een andere vergelijkbare belasting, waaronder begrepen de bijdrage in de exploitatiekosten, komt deze belasting voor rekening van de koper zodra de [gemeente] deze belasting heft, ook indien de [gemeente] deze belasting heft nadat de akte van levering betreffende het bij deze overeenkomst verkochte gedeelte is verleden. (…)
10. Indien bovenomschreven onherroepelijke woon- c.q. bouwbestemming niet wordt verkregen binnen de hiervoor sub 2 genoemde termijn is deze koopovereenkomst van rechtswege ontbonden, zonder verrekening van de door partijen gemaakte kosten.
(…)”
2.2. Op 15 december 2009 is de wijziging van het bestemmingsplan zoals genoemd in artikel 20, tweede lid van de koopovereenkomst tussen [naam A] en [gedaagde sub 2] onherroepelijk geworden.
2.3. Bij e-mail van maandag, 15 maart 2010 heeft [naam A] als volgt medegedeeld aan de heer [naam B] van notariskantoor [notariskantoor]:
“(…)
Met [naam C] (indirect directeur van [gedaagde sub 2], vzr) heb ik een overeenkomst gesloten. Daar staan onze afspraken in. We hebben afgesproken geen nieuwe afspraken op te nemen, laat staan een nieuwe overeenkomst te sluiten. (…)
Met het overdragen van de grond aan [naam C] draag ik ook de belangen ten aanzien van het exploitatieplan over. Dat staat immers in de overeenkomst die ik met [naam C] gesloten heb. De Raad van State kan vervolgens het beroep van [naam C] behandelen.
Graag verzoek ik alsnog de beide akten op te stellen voor ondertekening vrijdag aanstaande en de ondertekening verder voor te bereiden.
(…) Zelf zal ik uiteraard ook aanwezig zijn en zal zelf ondertekenen. (…)”
Een kopie van de e-mail is aan [gedaagde sub 2] gestuurd.
2.4. Bij e-mail van 15 maart 2010 heeft [gedaagde sub 2] als volgt aan [naam A] geantwoord:
“(…)
Met inachtname van de wens, je verzoek om de grond nu snel te passeren, aanstaande vrijdag al, stel ik voor om het als volgt in te richten:
De koopovereenkomst uit 2004 was en is helder, is de basis voor de concept-leveringsakte, deze kan zo blijven. (…)”
2.5. Bij e-mailbericht van 17 maart 2010 heeft [naam A] als volgt aan notariskantoor [notariskantoor] medegedeeld:
“(…) Goed om te vernemen dat [naam C], vzr) er voor gaat zorgen dat er vrijdag geld bij je op de bank staat. Zelf kan ik wat schuiven in mijn agenda en dinsdagmiddag vrij maken om te tekenen waarmee de overdracht kan worden afgerond. (…)”
Een kopie van de e-mail is aan [gedaagde sub 2] gestuurd.
2.6. Rond 20 maart 2010 heeft [gedaagde sub 2] een bedrag van EUR 49.000,00 onder notariskantoor [notariskantoor] gestort ten behoeve van [naam A].
2.7. Ondertekening van de leveringsakte door [naam A] en [eiseres] heeft tot op heden niet plaatsgevonden.
2.8. Bij brief van 24 maart 2010 heeft de advocaat van [naam A], mr. H.M. van Eerten te Zwolle, als volgt aan [gedaagde sub 2] medegedeeld:
“(…)
Blijkens art. 20 lid 2 hebt u zich jegens cliënt verbonden om gedurende een periode van twee jaren van 2 juni 2004 ervoor in te zullen blijven spannen dat met betrekking tot (… het verkochte perceel, vzr) tot in hoogste instantie positief zal worden beslist op een destijds reeds aan de gemeente verzochte bestemmingsplanwijziging, zodanig dat op vorenbedoeld perceelsgedeelte een ‘twee onder één kap woning’ of (met een zgn. binnenplanse vrijstelling) een vrijstaande woning gerealiseerd zal kunnen worden.
Deze termijn kan blijkens de laatste alinea van art. 20 lid 2 maximaal drie keer voor de duur van telkens één jaar worden verlengd.
Blijkens art. 20 lid 10 is de koopovereenkomst van rechtswege ontbonden “indien bovengenoemde onherroepelijke woon- cq. bouwbestemming niet wordt verkregen binnen de hiervoor onder (…) 2 [van art. 20] genoemde termijn”.
In het concrete geval heeft de gemeente Oldenbroek het nieuwe ontwerp-bestemmingsplan met betrekking tot o.a. het perceel (…) eerst op 15 december 2009 vastgesteld.
Vastgesteld moet worden dat hiermee – gezien het bepaalde in art. 20 lid 1 in samenhang met het bepaalde in art. 20 lid 10 van de koopovereenkomst – deze van rechtswege is ontbonden per 3 juni 2009 (t.w. 2 + (3 x 1) jaren na 2 juni 2004).
Tot recent heeft (…) cliënt op uw verzoek met u contact onderhouden teneinde te bezien of opnieuw tot overeenstemming kon worden gekomen over de inhoud van een nieuwe koopovereenkomst; tot op heden helaas tevergeefs.
Voor cliënt was hierbij van belang dat u zich jegens hem onvoorwaardelijk zou verbinden om het aan hem verblijvende deel van het perceel (…) binnen afzienbare tijd bouwrijp te zullen maken, inclusief de realisatie van een bestrating naar het aan cliënt verblijvende deel. (…) Uit onder meer uw mail van zaterdag 20 maart jl. te 10.11 uur moet worden opgemaakt dat u zich daartoe jegens cliënt niet wenst te verbinden.
(…)
Met het voorgaande moet worden vastgesteld dat partijen over een wezenlijk onderdeel geen overeenstemming kunnen realiseren over de inhoud van een nieuwe overeenkomt met betrekking tot de onderhavige gronden. Cliënt ziet dus ook geen aanleiding om zijn perceel aan u te transporteren. (…)”
2.9. Bij brief van 1 april 2010 heeft [gedaagde sub 2] gereageerd op de brief van mr. Van Eerten.
2.10. Bij brief van 8 april 2010 heeft mr. Van Eerten als volgt aan [gedaagde sub 2] bericht:
“(…)
Uit uw brief van 1 april 2010 maak ik op dat u van mening bent met cliënt reeds voor 24 maart 2010 tot volledige overeenstemming te zijn gekomen over de inhoud van een nieuwe koopovereenkomst met betrekking tot het onderhavige perceel (…).
(…) cliënt betwist met u tot overeenstemming te zijn gekomen omtrent de inhoud van een nieuwe koopovereenkomst met betrekking tot voornoemd perceelgedeelte. (…)”
Mr. Van Eerten heeft vervolgens het belang van duidelijkheid benadrukt en [gedaagde sub 2] in de gelegenheid gesteld om binnen veertien dagen een kort geding te entameren.
2.11. Op 16 juni 2010 heeft [eiseres] een koopovereenkomst gesloten met [naam A], inhoudende dat [eiseres] van [naam A] het eerder aan [gedaagde sub 2] verkochte perceel koopt voor een koopprijs van EUR 95.000,00. In artikel 3 van deze koopovereenkomst is bepaald dat de akte van levering zal worden verleden op 1 juli 2010 of zoveel eerder of later als partijen nader zullen overeenkomen, ten overstaan van [gedaagde sub 1], die als notaris kantoor houdt te [plaats].
2.12. Bij deurwaardersexploot van 17 juni 2010 aan [naam A] en zijn echtgenote heeft mr. Jonkman een brief betekend van 16 juni 2010, gericht aan mr.Van Eerten waarin het volgende is medegedeeld:
“(…)
Na bestudering van het dossier bericht ik u dat naar mijn oordeel geen sprake kan zijn van een ontbinding van rechtswege van de overeenkomst. Uw stelling berust op een onjuiste interpretatie van artikel 20.2. De duur van dit artikel koppelt de termijn, primair, aan de duur van de bestemmingsplanprocedure.
(…)
Uw cliënten zijn onverkort gehouden tot nakoming van de overeenkomst van 2 juni 2004 en de nadien gemaakte afspraak houdende een vervroegde levering. Cliënte en het betrokken notariaat hebben uw cliënten opgeroepen tot levering te verschijnen, maar uw cliënten zijn niet verschenen, en hebben laten weten gemaakte afspraken te zullen miskennen. Uw cliënten zijn in gebreke.
Bij deze verzoek ik uw cliënten het ertoe te leiden dat het gekochte perceel uiterlijk BINNEN ACHT DAGEN NA HEDEN aan cliënte is geleverd door tekening en het doen transporteren van de leveringsakte bij [notariskantoor] (…)”
2.13. Op 22 juni 2010 heeft [gedaagde sub 1] de koopovereenkomst tussen [naam A] en [eiseres] in de openbare registers van het kadaster laten inschrijven (Vormerkung).
2.14. Op 23 juni 2010 heeft [gedaagde sub 2] conservatoir beslag tot levering laten leggen op het verkochte deel van het perceel na daarvoor op 22 juni 2010 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen verlof te hebben gekregen.
2.15. Bij brief van 24 juni 2010 heeft mr. [naam D] van notariskantoor [notariskantoor] aan [gedaagde sub 2] bericht dat hij heeft geconstateerd dat een geschil is ontstaan met betrekking tot de nakoming van de koopovereenkomst tussen [naam A] en [gedaagde sub 2]. Mr. [naam D] die waarneemt voor de gedefungeerde notaris [naam E], deelt mede dat hij er de voorkeur aan geeft buiten het ontstane geschil te blijven en wijst [gedaagde sub 2] erop dat het geschil door de bevoegde rechter dient te worden beslecht.
2.16. Op 7 juli 2010 heeft [gedaagde sub 2] [naam A] en diens echtgenote gedagvaard in een procedure voor de rechtbank Zutphen waarin zij onder meer vordert om [naam A] te veroordelen tot levering van het verkochte perceel. Namens [naam A] is in deze procedure op 6 oktober 2010 een conclusie van antwoord in conventie, tevens houdende een conclusie van eis in reconventie ingediend. Een datum voor een te houden comparitie van partijen is tot op heden niet bekend.