2. De feiten
2.1. Op 23 juni 2010 hebben partijen na bemiddeling van een makelaar een huurovereenkomst gesloten op grond waarvan [eiser] met ingang van 1 juli 2010 voor de duur van 12 maanden de gemeubileerde woning van [gedaagde] aan de [adres te plaats] is gaan huren. De ouders van [eiser], die bij de ondertekening van de huurovereenkomst aanwezig waren, hebben zich daarbij ten behoeve van [gedaagde] borg gesteld voor alle betalingsverplichtingen van [eiser] uit hoofde van de huurovereenkomst.
2.2. [eiser] heeft de huurovereenkomst gesloten omdat hij de afgelopen tijd als gedetineerde in Psychiatrisch Ziekenhuis De Boog te Warnsveld (hierna: De Boog) heeft verbleven en met het oog op de beëindiging van dat verblijf over zelfstandige woonruimte diende te beschikken.
2.3. Op 18 juli 2010 heeft een incident plaatsgevonden in de woning en het trappenhuis van de flat waarin de woning zich bevindt; daarover zijn klachten geuit door omwonenden en de politie is gealarmeerd, waarna [eiser] door de politie gevankelijk is afgevoerd.
2.4. Op 20 juli 2010 heeft [gedaagde] de sloten van de woning vervangen.
2.5. Bij aangetekende brief van 22 juli 2010 hebben de ouders van [eiser] als volgt aan [gedaagde] medegedeeld:
“(…)
Hierbij bevestigen wij de door u tot 2-maal toe geuite wens de huurovereenkomst van 23 juni 2010 met de heer [eiser] te ontbinden. (…)
Aan de hand van het bovenstaande gaan wij er vanuit dat de huurovereenkomst op de kortst mogelijke termijn is ontbonden. Te weten: per 1 augustus 2010.
Met vriendelijke groet,
Fam. [gemachtigde] (gemachtigde)
(…)”
2.6. Bij aangetekende brief van 27 juli 2010 heeft [gedaagde] in een brief aan de ouders van [eiser] onder meer als volgt medegedeeld:
“(…)
Naar aanleiding van divers telefonisch overleg over de ontstane situatie m.b.t. het gedrag van uw zoon, [eiser], hoofdhuurder van mijn appartement [adres te plaats], deel ik u het volgende mede.
U bent uit hoofde van borggever(s) voor uw zoon betrokken in de huurovereenkomst (…).”
[gedaagde] heeft vervolgens onder meer medegedeeld dat zij niet langer de toegang tot de woning aan [eiser] verschaft en dat zij de huurovereenkomst op de kortst mogelijke termijn beëindigt. Een kopie van deze brief heeft zij aan [eiser] zelf gestuurd.
2.7. Op 26 juli 2010 hebben de ouders van [eiser] de spullen van [eiser] uit de woning weggehaald.
2.8. Bij aangetekende brief van 31 juli 2010 hebben de ouders van [eiser] hun verontwaardiging aan [gedaagde] kenbaar gemaakt over het feit dat zij de sloten van de woning had vervangen en voorts medegedeeld:
“(…) Wij hebben voor de goede orde onze sleutels d.d. 28-07-2010 ingeleverd bij de makelaar waarvan een afgiftebewijs is verstrekt.
Met vriendelijke groet,
Fam. [gemachtigde] (gemachtigde)”
2.9. Op 9 augustus 2010 heeft [eiser] aangifte bij de politie gedaan van zware mishandeling jegens hem door een onbekende persoon op 18 juli 2010.
2.10. Bij brief van 7 september 2010 heeft mr. Van der Zande onder meer als volgt aan [gedaagde] medegedeeld:
“(…)
Op enig moment bent u er toe overgegaan, buiten aanwezigheid en zonder toestemming van mijn cliënt, het slot van het appartement en de bijbehorende ruimten te vervangen, waardoor mijn cliënt geen toegang meer daartoe heeft. (…) Door middel van rechtstreeks contact met de ouders van mijn cliënt en buiten zijn medeweten heeft u ook nog bewerkstelligd dat zijn spullen uit de woning zijn verwijderd.
(…)
Cliënt maakt onverkort aanspraak op nakoming van de huurovereenkomst en wenst derhalve weer toegang te krijgen tot het gehuurde. (…) Voor alle duidelijkheid: hij heeft een spoedeisend belang bij die nakoming, mede verband houdend met zijn persoonlijke omstandigheden, die maken dat hij op korte termijn zijn huidige verblijfplaats te Warnsveld zal verlaten en moet kunnen terugkeren naar c.q. verblijven op zijn eigen woonadres.
Op grond van het voorgaande verzoek ik u en, voorzover nodig, sommeer ik u om binnen één week na heden, (…) de sleutels van het gehuurde aan cliënt af te geven en hem in het ongestoorde genot van het gehuurde te laten. (…)”