ECLI:NL:RBZUT:2010:BQ0988

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
14 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
424137 CV-EXPL 10-5165
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhouding tussen incasso-overeenkomst en rechtsbijstandsverzekering in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 23 februari 2011, stond de verhouding tussen een incasso-overeenkomst en de verplichting tot het aanwijzen van een advocaat centraal. Eiseres, BMK Incasso B.V., had een incasso-overeenkomst gesloten met gedaagde, maar gedaagde weigerde samen te werken met de door BMK voorgestelde advocaat. BMK vorderde betaling van een bedrag van € 3.546,20, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en handelsrente, op basis van de incasso-overeenkomst. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat zij het incassodossier niet had gesloten, maar voortging met haar eigen advocaat.

De kantonrechter oordeelde dat het dwingend voorschrijven van een advocaat aan cliënten in strijd is met de wet, specifiek artikel 4:67 lid 1 van de Wet op het financieel toezicht, dat geldt voor rechtsbijstandsverzekeraars. De rechter concludeerde dat de incasso-overeenkomst van BMK gelijkenis vertoonde met een rechtsbijstandsverzekering, waardoor gedaagde het recht had om een eigen advocaat te kiezen. BMK kon niet bewijzen dat gedaagde de incasso-opdracht had beëindigd, en de rechter wees de vordering van BMK af.

De uitspraak benadrukte dat de stelling van BMK niet was komen vast te staan en dat gedaagde haar recht om een advocaat van haar keuze in te schakelen had behouden. De kantonrechter veroordeelde BMK tot betaling van de proceskosten aan gedaagde, die waren begroot op € 350,= voor het salaris van de gemachtigde. Dit vonnis werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Kanton – Locatie Apeldoorn
Zaaknummer: 424137 CV-EXPL 10-5165
Grosse aan : mr. De Jong
Afschrift aan: De Klerk & Vis
Verzonden d.d.
vonnis van de kantonrechter d.d. 23 februari 2011
inzake
De besloten vennootschap m.b.a BMK Incasso B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Eindhoven,
eiseres, hierna mede aangeduid als ‘BMK’,
gemachtigde: De Klerk & Vis Gerechtsdeurwaarders en Incasso te Amsterdam (postbus 94282, 1090 GG),
tegen
De besloten vennootschap m.b.a. [Installatiebureau B.V.],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats],
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.V.M. de Jong, advocaat te Apeldoorn (Canadalaan 24, 7316 BX),
1. Het procesverloop
Het verloop blijkt uit:
- de inleidende dagvaarding d.d. 30 september 2010;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 8 december 2010, waarbij een comparitie na antwoord is bepaald;
- de aantekeningen van de griffier van de comparitie na antwoord van 21 januari 2011.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Op of omstreeks 16 juli 2009 hebben partijen met elkaar een incasso-overeenkomst gesloten. In artikel 13 van deze overeenkomst is bepaald: Indien door cliënte ter zake van BMK in behandeling gegeven debiteuren onjuiste of onvolledige gegevens worden verstrekt danwel cliënte besluit een invordering al dan niet voor het gehele bedrag te staken daar waar naar de mening van BMK invordering wel mogelijk is, zullen door BMK de ten gevolge hiervan onnodig gemaakte kosten c.q. de kosten die op de debiteur verhaald hadden kunnen worden geheel ten laste van cliënte worden gebracht. De kosten worden gefixeerd op 10% van de ingediende hoofdsom met een minimum van € 35,= exclusief BTW.”
3. De vordering
3.1 BMK vordert veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 3.546,20 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten van € 535,50 en vermeerderd met de handelsrente over de hoofdsom vanaf de vervaldatum van de factuur tot aan de dag der algehele voldoening; kosten rechtens.
3.2 BMK legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op 16 juli 2009 een incasso-overeenkomst met gedaagde heeft gesloten. Zij stelt dat gedaagde op grond van die overeenkomst een bepaalde vordering aan BMK ter incasso heeft gegeven. BMK stelt dat zij het incassodossier voortijdig heeft gesloten omdat gedaagde niet met een door BMK aangewezen advocaat wilde samenwerken. BMK stelt dat zij op grond van artikel 13 van de overeenkomst aan gedaagde een bedrag van € 3.010,70 in rekening heeft gebracht. Aangezien gedaagde niet tot betaling is overgegaan vordert zij thans betaling van dit bedrag in rechte.
3.3 Gedaagde heeft verweer gevoerd. Gedaagde betwist dat zij de incasso-opdracht heeft gestaakt en betwist daarom de nota van BMK. Gedaagde erkent dat zij niet wilde werken met de door BMK aangewezen advocaat. Gedaagde stelt echter dat zij ook met een eigen advocaat mocht procederen. Dat heeft gedaagde gedaan. De gerechtelijke procedure omtrent de betreffende vordering loopt nog. Wanneer die procedure is afgerond, zal gedaagde met BMK afrekenen. Gedaagde stelt dat BMK te voorbarig is met haar vordering.
4. De beoordeling
4.1 Ter comparitie stelt BMK dat gedaagde bij monde van de heer [naam 1] in een telefoongesprek op 15 oktober 2009 heeft gezegd dat het incassodossier gesloten moest worden omdat [naam 1] de tarieven van de door BMK voorgedragen advocaat te hoog vond.
4.2 Gedaagde betwist dat [naam 1] de incasso-opdracht heeft beëindigd. Zij heeft weliswaar bij monde van [naam 1] niet ingestemd met de inschakeling van de door BMK voorgedragen advocaat, maar zij heeft de incasso van haar vordering voortgezet door inschakeling van haar eigen advocaat. Gedaagde stelt dat het haar niet duidelijk is waarom dat niet zou kunnen. Als de rechtbankprocedure die nu nog lopende is, zal zijn beëindigd dan komt BMK weer in beeld. In die procedure is immers een vordering voor buitengerechtelijke kosten opgenomen in verband met de werkzaamheden van BMK. Na afloop van de procedure zal er met BMK worden afgerekend. Gedaagde stelt dat zij een afschrift van haar dagvaarding naar BMK heeft gezonden. Zij heeft BMK daarmee op de hoogte gesteld van de aangevangen procedure. Gedaagde stelt dat hierdoor uit haar gedragingen blijkt dat zij het incasso-dossier niet als gesloten beschouwt.
4.3 Uit voorgaande overweging volgt dat gedaagde gemotiveerd heeft betwist dat zij het betreffende incassodossier bij BMK heeft doen sluiten. Als gevolg hiervan zou BMK haar stelling dat [naam 1] in het telefoongesprek van 15 oktober 2009 het incassodossier heeft gesloten, hebben te bewijzen. BMK heeft dit bewijs echter niet concreet aangeboden, zodat hieraan wordt voorbijgegaan. De stelling van BMK is dus niet komen vast te staan.
4.4 Afgezien van het voorgaande stelt BMK dat de heer [naam 2] van BMK met [gedaagde], in de persoon van [naam 1], mondeling is overeengekomen dat uitsluitend met de door BMK aangedragen advocaat geprocedeerd kon worden. BMK stelt dat door de weigering van gedaagde om hier mee akkoord te gaan het dossier wel gesloten moest worden. Als BMK haar stelling op dit punt zou kunnen bewijzen, dan nog is het de vraag of dit haar helpt. Gedaagde heeft namelijk gesteld dat BMK haar niet dwingend een advocaat kan toewijzen gelet op het bepaalde in artikel 4:67 lid 1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Deze bepaling heeft weliswaar betrekking op rechtsbijstandsverzekeraars. Gedaagde stelt echter dat de onderhavige incasso-overeenkomst onmiskenbaar gelijkenis vertoont met een rechtsbijstandverzekering. De bedoelde bepaling luidt: Een rechtsbijstandverzekeraar draagt er zorg voor dat in de overeenkomst inzake de rechtsbijstanddekking uitdrukkelijk wordt bepaald dat het de verzekerde vrij staat een advocaat of een andere rechtens bevoegde deskundige te kiezen indien: a. een advocaat of andere rechtens bevoegde deskundige wordt verzocht de belangen van de verzekerde in een gerechtelijke of administratieve procedure te verdedigen, te vertegenwoordigen of te behartigen; of b. zich een belangenconflict voordoet.
4.5 Het dwingend voorschrijven van een advocaat aan haar cliënten is dus in strijd met een dwingendrechtelijke rechtsregel die in elk geval geldt voor rechtsbijstandsverzekeraars. De stelling dat de incasso-overeenkomst die hier aan de orde is duidelijk gelijkenis vertoont met een rechtsbijstandsverzekering, is door BMK niet betwist. De kantonrechter acht het daarom gerechtvaardigd om naar analogie van artikel 4:67 van de Wet op het financieel toezicht ook in dit geval het dwingend voorschrijven van een advocaatkeuze niet houdbaar te achten.
BMK kan dus niet met vrucht een beroep doen op haar stelling dat de door haar voorgeschreven advocaatkeuze is overeengekomen.
4.6 De stelling van gedaagde dat zij het incassotraject heeft voortgezet door inschakeling van de advocaat van haar keuze is daarentegen wel houdbaar. BMK heeft immers niet betwist dat de incasso van bedoelde vordering is voortgezet door het aanhangig maken van een dagvaardingsprocedure bij de rechtbank. BMK heeft derhalve te voorbarig een beroep op artikel 13 van haar incasso-overeenkomst gedaan. De vordering van BMK moet daarom worden afgewezen.
4.7 Als in het ongelijk gestelde partij dient BMK te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5. De beslissing
De kantonrechter:
5.1 wijst de vordering van BMK af;
5.2 veroordeelt BMK tot betaling van de proceskosten aan de zijde van gedaagde, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 350,= voor salaris gemachtigde;
5.3 verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.C. Haasnoot en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2011.