ECLI:NL:RBZUT:2010:BR1702

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
30 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/922007-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belastingfraude en valsheid in geschrift in de autobezitsector

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 30 november 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan belastingfraude en valsheid in geschrift. De verdachte, geboren in 1979 en feitelijk verblijvende in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Vlug. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van januari 2007 tot en met oktober 2007 opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting had gedaan, waardoor te weinig belasting werd geheven. Dit betrof aangiften voor het laatste kwartaal van 2006 en de eerste drie kwartalen van 2007, waarbij de verdachte in zijn elektronische aangiften ten onrechte geen omzet had vermeld of een te laag bedrag aan omzet had opgegeven. De rechtbank baseerde haar oordeel op diverse bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van getuigen en ambtenaren van de belastingdienst, alsook op de bekennende verklaringen van de verdachte zelf.

Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij op of omstreeks 15 november 2007 een valselijk opgemaakte uitvoerverklaring had opgesteld, waarin ten onrechte werd vermeld dat een voertuig voorgoed buiten Nederland zou worden gebracht, terwijl dit voertuig in werkelijkheid binnen Nederland was verhandeld. De rechtbank achtte beide feiten bewezen en kwalificeerde deze als opzettelijk onjuist invullen van aangiften en valsheid in geschrift.

De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 150 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis zou worden toegepast. De rechtbank overwoog dat de verdachte door zijn handelen niet alleen de fiscus, maar ook zijn concurrenten had benadeeld, en dat hij misbruik had gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de duur van de periode waarin de verdachte de staat had benadeeld, en zijn proceshouding. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/922007-10
Uitspraak d.d.: 30 november 2010
tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1979],
wonende te [adres, plaats]3,
doch feitelijk verblijvende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. J. Vlug, advocaat te Deventer.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 november 2010.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer verschillende tijdstippen in de periode januari 2007 tot en
met oktober 2007 te Doetinchem of Apeldoorn en/of elders in Nederland,
als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting(telkens) opzettelijk
(een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene
wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting
over het laatste kwartaal van 2006 en/of de eeerste drie kwartalen van 2007 of
over een of van die kwartalen,
onjuist of onvolledig heeft gedaan bij het Hoofd van de Belastingdienst/Oost
kantoor Doetinchem/Belastingdienst te Apeldoorn,
terwijl die feiten/dat feit er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig
belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan, dat in de
(electronische) aangifte betreffende het vierde kwartaal van 2006 ten
onrechte geen omzet werd vermeld (zogenaamde nihil-aangifte) en de in de
(electronische) aangifte(n) betreffende de eerste, tweede en/of derde kwartaal
van 2007 (telkens) een te laag bedrag aan omzet werd vermeld;
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
2.
hij op of omstreeks 15 november 2007, althans in of omstreeks november 2007,
te Warnsveld of te Zwolle, althans in Nederland,
een Uitvoerverklaring/uitvoerkentekenbewijs (model Rijksdienst voor het
wegverkeer), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit
te dienen,
valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst met het oogmerk om dat geschrift
als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
hebbende dat valselijk opmaken of dat vervalsen hierin bestaan, dat op 15
november 2007 in die verklaring -met gebruikmaking van de voorbedrukte tekst-
werd vermeld dat [naam 1] het voertuig met het kenteken [kenteken] voorgoed
buiten Nederland zou brengen, terwijl in werkelijkheid dat voertuig op of
omstreeks 15 november 2007 door hem, verdachte, binnen Nederland is verhandeld;
(vindplaats document: bijlage 41, doorgenummerde blz.499 van het
proces-verbaal)
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Verdachte heeft zich bezig gehouden met de handel in bedrijfsauto's en personenauto's.
Met ingang van 1 februari 2006 staat de eenmanszaak [naam eenmanszaak] ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel met als vestigingsadres [adres te plaats]. De onderneming wordt gedreven door verdachte, met een adres in Duitsland.
Verdachte heeft ook een autobedrijf in Duitsland.
De onregelmatigheden ten aanzien van verdachte zijn ontdekt toen bij een belastingcontrole bij een afnemer van verdachte (Schepens bedrijfsauto's BV te Weert) werd geconstateerd dat verdachte een drietal facturen had opgemaakt, waarin omzetbelasting in rekening is gebracht, die door verdachte niet in de aangifte omzetbelasting is aangegeven.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde geconcludeerd.
Standpunt van de verdachte
De raadsman heeft zich namens verdachte ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
- de prints van het aangiftesysteem omzetbelasting;2
- de verklaring van [naam 2], ambtenaar belastingdienst/centrale administratie;3
- de goederenbewegingen van afnemers van verdachte;4
- de goederenbewegingen van leveranciers van verdachte;5
- de verklaring van getuige [getuige A];6
- de verklaring van getuige [getuige B];7
- de verklaring van getuige [getuige C];8
- de verklaring van getuige [getuige D];9
- de verklaring van getuige [getuige E];10
- de verklaring van getuige [getuige F];11
- de verklaring van getuige [getuige G];12
- de bevindingen van [naam 3] en [naam 4] van de belastingdienst;13
- de verklaring van [naam 5] van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit;14
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.15
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
- de verklaring van [naam 5] van het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit;16
- de uitvoerverklaring op naam van [naam 1], met kenteken [kenteken], gedateerd 15 november 2007 te Zwolle;17
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.18
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode januari 2007 tot en met oktober 2007 te Doetinchem of Apeldoorn, als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten aangiften voor de omzetbelasting over het laatste kwartaal van 2006 en de eerste drie kwartalen van 2007, onjuist of onvolledig heeft gedaan bij het Hoofd van de Belastingdienst/Oost kantoor Doetinchem/Belastingdienst te Apeldoorn,
terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting wordt geheven,
hebbende die onjuistheid of onvolledigheid hierin bestaan, dat in de (elektronische) aangifte betreffende het vierde kwartaal van 2006 ten onrechte geen omzet werd vermeld (zogenaamde nihil-aangifte) en de in de (elektronische) aangiften betreffende de eerste, tweede en derde kwartaal van 2007 telkens een te laag bedrag aan omzet werd vermeld;
2.
hij op of omstreeks 15 november 2007 te Warnsveld of te Zwolle, althans in Nederland, een Uitvoerverklaring (model Rijksdienst voor het wegverkeer), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, hebbende dat valselijk opmaken hierin bestaan, dat op 15 november 2007 in die verklaring - met gebruikmaking van de voorbedrukte tekst - werd vermeld dat [naam 1] het voertuig met het kenteken [kenteken] voorgoed buiten Nederland zou brengen, terwijl in werkelijkheid dat voertuig op of omstreeks 15 november 2007 door hem, verdachte, binnen Nederland is verhandeld.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
Feit 2: valsheid in geschrift.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden gevorderd.
De raadsman heeft bepleit dat met oplegging van een werkstraf met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf de zaak zou moeten kunnen worden afgedaan. Gelet op soortgelijke zaken is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend, aldus de raadsman.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk onjuist invullen van aangiften over het laatste kwartaal van 2006 en de eerste drie kwartalen van 2007 door geen dan wel een te laag bedrag aan omzet op te geven. Door deze onjuiste opgaven is te weinig belasting geheven, waardoor de verdachte de fiscus in het bijzonder en daarmee de maatschappij in het algemeen voor een aanzienlijk bedrag heeft benadeeld. Het benadelingsbedrag bedraagt ongeveer € 160.000,--. Bovendien heeft de verdachte in een valse uitvoerverklaring gegevens doen opnemen, met het oogmerk om die verklaring als waren de gegevens in overeenstemming met de waarheid te (doen) gebruiken. Verdachte heeft uit financieel gewin gehandeld en daarbij niet alleen de fiscus maar ook zijn concurrenten benadeeld. Ter terechtzitting heeft verdachte uiteengezet hoe hij door het hem verweten handelen een betere positie op de markt verkreeg ten opzichte van zijn concurrenten. Verdachte heeft door zijn handelen de integriteit van afnemers en leveranciers van bedrijven in de autobranche geschaad. Dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen klemt te meer nu veel van de leveranciers/afnemers vertrouwen hadden in verdachte omdat zij in het verleden handel hadden gedreven met de vader van verdachte, die eveneens autohandelaar was.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet recent voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte een positieve proceshouding aangenomen, door tegenover de FIOD-ECD een bekennende verklaring af te leggen, welke verklaring hij ter terechtzitting in een voor hemzelf negatieve zin heeft genuanceerd. Echter, ter terechtzitting heeft hij zich niet alleen schuldbewust opgesteld, maar ook berekenend. De rechtbank leidt dit af uit zijn opmerking dat hij niet op zoek is (geweest) naar betaalde werkzaamheden, omdat dan zijn inkomen wordt afgenomen, dit, zo begrijpt de rechtbank, vanwege betalingen ter zake van naheffingsaanslagen aan de belastingdienst.
Mede gelet op het aantal verhandelde auto's alsmede de duur van de periode waarin verdachte de staat heeft benadeeld en daarmee ook inbreuk heeft gemaakt op de concurrentieverhoudingen, alsmede de omstandigheid dat de feiten zich eind 2006-2007 hebben afgespeeld, zal de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met daarnaast een werkstraf. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient om verdachte er mede van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 91 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 68, 69 en 72 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
Feit 2: valsheid in geschrift;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Van de Wetering en Boerwinkel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Soest, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 november 2010.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer
43702 AH-01, Belastingdienst FIOD-ECD, gesloten en ondertekend op 30 december 2009.
2 Een schriftelijk bescheid, inhoudende de prints van het aangifte systeem omzetbelasting d.d. 23 april 2009 (pagina 73-74).
3 Ambtsedige verklaring door [naam 2], ambtenaar belastingdienst/centrale administratie d.d. 5 juni 2009 (pagina 79).
4 Een schriftelijk bescheid, inhoudende de goederenbewegingen van [naam A B.V.], [naam B B.V.], [naam C B.V.], [naam D B.V.], [naam E V.O.F.] en diverse leveranciers d.d. 22 december 2008 (pagina 90-97).
5 Een schriftelijk bescheid, inhoudende de goederenbewegingen van [naam F], [naam G], [naam H], [getuige B], [getuige A] en diverse afnemers d.d. 22 december 2008 (pagina 98-103).
6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (pagina 187).
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (pagina 190).
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (pagina 198).
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D] (pagina 225).
10 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E] (pagina 252).
11 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige F] (pagina 301).
12 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige G] (pagina 306).
13 Ambtsedige verklaring [naam 3] en [naam 4], ambtenaren van de Belastingdienst/Oost kantoor Doetinchem d.d. 30 juni 2009 (pagina 104).
14 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5] (pagina 267)
15 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 318-336) en zijn verklaring ter terechtzitting d.d.
16 november 2010.
16 Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 5] (pagina 267)
17 Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uitvoerverklaring (pagina 499).
18 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (pagina 318-336) en zijn verklaring ter terechtzitting d.d.
16 november 2010.