ECLI:NL:RBZUT:2011:BP0621

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
12 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850083-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • F. Feraaune
  • Kleinrensink
  • Van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedrijfsleider wegens onvoldoende bewijs van ontucht met stagiaires

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 12 januari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die als bedrijfsleider van een bloemenwinkel werd beschuldigd van ontucht met twee stagiaires. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van ontucht gepleegd met de minderjarige slachtoffers, [slachtoffer A] en [slachtoffer B], in de periode van oktober 2007 tot en met januari 2009. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 december 2010.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende ondersteunend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De aangiftes van de slachtoffers waren niet voldoende om de overtuiging te wekken dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De verdachte ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat de aangiftes uit wraak waren gedaan. De verdediging stelde dat de verklaringen van de slachtoffers inconsistent waren en dat er geen bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de beschuldigingen.

De officier van justitie had geconcludeerd tot bewezenverklaring van de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers niet voldoende betrouwbaar waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij [slachtoffer A] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De proceskosten werden op nihil begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijk proces.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850083-09
Uitspraak d.d.: 12 januari 2011
Tegenspraak / oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1980],
wonende te [adres].
Raadsman: P.H.J.N. Aarnoudse, advocaat te Deventer.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
29 december 2010.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstp(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007
tot en met 30 juni 2008 te Gorssel, gemeente Lochem, (telkens) ontucht heeft
gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige [slachtoffer A], geboren op [1990], immers heeft hij
opzettelijk ontuchtig meermalen, althans eenmaal de bil(len) van die [slachtoffer A]
betast;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober
2007 tot en met 30 juni 2008 te Gorssel, gemeente Lochem, (telkens) door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer A] heeft gedwongen tot het plegen
en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
knijpen in de bil(len) en/of het slaan op de bil(len) en bestaande dat geweld
of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) uit
- het onverhoeds benaderen van die [slachtoffer A] en/of
- het onverhoeds knijpen en/of slaan in/op de bil(len) van die [slachtoffer A] en/of
- de omstandigheid dat verdachte de stagebegeleider van die [slachtoffer A] was
en/of
- aldus misbruik/gebruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen
voortvloeiende overwicht;
art 246 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 9 januari 2009 te Gorssel, gemeente Lochem, door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer A] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden
van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit kussen op de mond en
bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het onverhoeds vastpakken en/of (vervolgens) vasthouden van de arm(en) en/of
rug van die [slachtoffer A] en/of
- het onverhoeds (met kracht) duwen van zijn mond tegen de mond van die
[slachtoffer A];
art 246 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september
2008 tot en met 8 januari 2009 te Gorssel, gemeente Lochem, en/of elders in
Nederland, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer B] heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit
- het meermalen, althans eenmaal wrijven over de dijbenen van die
[slachtoffer B] en/of
- het meermalen, althans eenmaal zoenen op de mond van die [slachtoffer B] en/of
- het meermalen, althans eenmaal met zijn geslachtsdeel tegen de billen van
die [slachtoffer B] duwen en/of het maken van zogenoemde "rijdende" bewegingen
en/of
- het meermalen, althans eenmaal betasten van de borsten van die [slachtoffer B]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die
bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het onverhoeds benaderen van die [slachtoffer B] en/of
- het (onverhoeds) vastpakken (van de armen) van die [slachtoffer B] en/of
- het (onverhoeds) betasten van de borsten van die [slachtoffer B] en/of
- de omstandigheid dat verdachte de werkgever, althans de stagebegeleider van
die [slachtoffer B] was en/of
- aldus misbruik/gebruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen
voortvloeiende overwicht;
art 246 Wetboek van Strafrecht
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek2
Bij de politie is op 13 januari 2009 een telefonische melding binnengekomen van een docente van de Agrarische School AOC te Twello dat twee leerlingen van de school hadden verteld op hun stageadres onzedelijk betast te zijn door de bedrijfsleider. Er is een afspraak gemaakt met aangeefsters voor een intakegesprek. Verdachte is op de avond van 15 januari 2009, de dag voordat met de aangeefsters gesproken zou worden naar de politie gegaan om te laten weten dat hij van de beschuldigingen op de hoogte was, maar dat deze onterecht waren.
Met de aangeefsters is gesproken, waarna zij aangifte hebben gedaan.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde. Zij is van mening dat de aangiftes en de verklaringen die door aangeefsters bij de rechter-commissaris zijn afgelegd elkaar ondersteunen. Het patroon van door verdachte beweerdelijk verrichte handelingen komt overeen. Deze verklaringen zijn, samen met het overige steunbewijs, voldoende betrouwbaar en overtuigend om te komen tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De verdachte heeft ontkend de ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd. Hij veronderstelt dat de aangiftes uit wraak zijn gedaan omdat een andere stagiaire dan aangeefsters een vaste baan aangeboden heeft gekregen.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefsters niet betrouwbaar zijn. Aangeefster [slachtoffer A] heeft wisselend verklaard over hetgeen haar overkomen zou zijn en wanneer haar dit overkomen zou zijn. Zij had een goed contact met de eigenaar van de bloemenwinkel, maar heeft hem niets gemeld over de handelingen die door verdachte zouden zijn verricht. Op het moment dat een vriendin van haar daar ook stage wilde lopen, heeft zij daar enthousiast op gereageerd, hetgeen niet logisch lijkt indien haar iets vervelends overkomen zou zijn. Verdachte ontkent niet dat hij aangeefster op 9 januari 2009 drie kussen heeft gegeven. Dit is vrijwillig gebeurd.
Aangeefsters hebben tijdens de gesprekken met de stagebegeleidster van school nooit melding gemaakt dat er iets was voorgevallen. Indien daar wel sprake van zou zijn geweest, mocht van de school verwacht worden dat er actie ondernomen zou worden. Ook zijn getuigen gehoord die intensief met verdachte samenwerken, ook in de periode dat aangeefsters stage hebben gelopen. Zij hebben nimmer iets gemerkt aan aangeefsters en verdachte en kunnen zich een dergelijk gedrag van verdachte niet voorstellen.
Beoordeling door de rechtbank
Naast de aangiftes van [slachtoffer A] en [slachtoffer B] is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende ondersteunend bewijs waaruit de rechtbank de overtuiging heeft kunnen verkrijgen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.000,-- ingediend ten aanzien van het onder 1 en 2 ten lastegelegde.
De benadeelde partij zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van deze feiten.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer A] niet-ontvankelijk in haar vordering met veroordeling van deze benadeelde partij in de proceskosten door verdachte gemaakt, tot op deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door mrs. Feraaune, voorzitter, Kleinrensink en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 januari 2011.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0630/09-201948, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 3 april 2009
2 Pag. 4 en 5 van het hiervoor in voetnoot 1 vermelde proces-verbaal.