ECLI:NL:RBZUT:2011:BP0621
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- F. Feraaune
- Kleinrensink
- Van der Hooft
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van bedrijfsleider wegens onvoldoende bewijs van ontucht met stagiaires
In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 12 januari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die als bedrijfsleider van een bloemenwinkel werd beschuldigd van ontucht met twee stagiaires. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van ontucht gepleegd met de minderjarige slachtoffers, [slachtoffer A] en [slachtoffer B], in de periode van oktober 2007 tot en met januari 2009. De rechtbank heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 december 2010.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende ondersteunend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De aangiftes van de slachtoffers waren niet voldoende om de overtuiging te wekken dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De verdachte ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat de aangiftes uit wraak waren gedaan. De verdediging stelde dat de verklaringen van de slachtoffers inconsistent waren en dat er geen bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de beschuldigingen.
De officier van justitie had geconcludeerd tot bewezenverklaring van de feiten, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers niet voldoende betrouwbaar waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij [slachtoffer A] niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De proceskosten werden op nihil begroot. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechtbank in het waarborgen van een eerlijk proces.