ECLI:NL:RBZUT:2011:BP1190

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
18 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850291-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Davids
  • A. van Valderen
  • J. van der Mei
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende wettig bewijs in ontuchtzaak

Op 18 januari 2011 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte C, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met slachtoffer A, een minderjarige. De tenlastelegging betrof het seksueel binnendringen van het lichaam van slachtoffer A, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De zaak kwam aan het licht tijdens een gesprek van slachtoffer A met de politie over haar prostitutiewerkzaamheden. Tijdens de zittingen op 12 oktober 2010 en 4 januari 2011 heeft slachtoffer A verklaard dat verdachte haar heeft gepijpt en dat hij met zijn penis in haar vagina is geweest.

De officier van justitie heeft ter terechtzitting vrijspraak gevorderd, onder verwijzing naar het feit dat de verklaring van slachtoffer A niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs. De verdediging heeft deze lijn gevolgd en ontkende dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verklaringen van slachtoffer A beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende wettig bewijs aanwezig was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van slachtoffer A niet in voldoende mate werd ondersteund door andere bewijsmiddelen.

In de beslissing heeft de rechtbank verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit en de benadeelde partij, slachtoffer A, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze vordering geen betrekking had op een bewezen verklaard feit. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit mrs. Davids, Van Valderen en Van der Mei, en is openbaar uitgesproken op 18 januari 2011.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850291-10
Uitspraak d.d.: 18 januari 2011
Tegenspraak / dnip, oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte C],
geboren te [plaats op 1990],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. L. de Leon te Utrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 12 oktober 2010 en 4 januari 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van de maand januari 2009 tot en met de maand januari 2010 te Apeldoorn, in elk geval in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland met [slachtoffer A] (geboren [1994]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer A], hebbende verdachte die [slachtoffer A] met zijn, verdachtes, penis vaginaal en/of oraal gepenetreerd;
art 245 Wetboek van Strafrecht
Aanleiding van het onderzoek1
1. [slachtoffer A], geboren op [1994], heeft - in het kader van een gesprek met de politie over haar prostitutiewerkzaamheden voor [medeverdachte A] - verklaard dat zij verdachte gepijpt heeft en dat verdachte met zijn penis in haar vagina is geweest.2
Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft ter terechtzitting vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde. Daartoe heeft hij aangevoerd dat een veroordeling, gezien verdachtes ontkenning, niet gebaseerd kan worden op slechts de verklaring van aangeefster.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. Door en namens verdachte is het standpunt van de officier van justitie onderschreven, nu verdachte ontkent het ten laste gelegde te hebben gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
4. Naar het oordeel van de rechtbank dient verdachte te worden vrijgesproken, nu er onvoldoende wettig bewijs aanwezig is dat hij het ten laste gelegde heeft begaan. Daartoe overweegt de rechtbank dat de verklaring van [slachtoffer A] niet (in voldoende mate) ondersteund wordt door enig ander bewijsmiddel.
Vordering tot schadevergoeding
5. De benadeelde partij [slachtoffer A], wonende aan de [adres te plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 5.500,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde.
6. De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu deze vordering geen betrekking heeft op een bewezen verklaard feit en aan de benadeelde partij derhalve geen rechtstreekse schade is toegebracht door een bewezen verklaard feit, zoals bedoeld in artikel 361, tweede lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafvordering.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer A] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Davids, voorzitter, Van Valderen en Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 januari 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0620/2009111745, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, Team Recherche gesloten en ondertekend op 1 mei 2010.
2 Proces-verbaal van bevindingen betreffende een samenvatting van het verhoor van [slachtoffer A] (p.1652) en processen-verbaal van verhoor van [slachtoffer A] (p.1669-1670 en 1678).