ECLI:NL:RBZUT:2011:BP1973

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460542-08 (tul bijzondere voorwaarde)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Kleinrensink
  • M. Troost
  • A. Ouweneel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van contactverbod en tenuitvoerlegging van gevangenisstraf omgezet in werkstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 25 januari 2011 uitspraak gedaan in een vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde had een contactverbod overtreden dat hem was opgelegd in een eerder vonnis van 8 mei 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde op 3 november 2010 een e-mail heeft gestuurd naar het slachtoffer, wat in strijd was met de bijzondere voorwaarde van het contactverbod. De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd om de voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand om te zetten in een werkstraf van 60 uren, en om de proeftijd met één jaar te verlengen. De raadsman van de veroordeelde heeft betoogd dat de e-mail een incidentele reactie was en dat de vordering van de officier van justitie niet in verhouding staat tot de overtreding. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de vordering van de officier van justitie redelijk is, gezien de omstandigheden en de eerdere beslissing van het gerechtshof in een civielrechtelijke procedure die de omgang tussen de veroordeelde en zijn dochter in strijd achtte met haar belangen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de proeftijd verlengd, terwijl de gevangenisstraf werd omgezet in een werkstraf van 60 uren, met een subsidiaire hechtenis van 30 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460542-08 (tul bijzondere voorwaarde)
Uitspraak: 25 januari 2011
Raadsman: mr. R.D.J. Visschers, advocaat te Elst.
De rechtbank heeft te beslissen op de op 28 december 2010 ter griffie ingekomen vordering van de officier van justitie strekkende tot tenuitvoerlegging van een onherroepelijk vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 8 mei 2009, waarbij
[verdachte],
geboren te [plaats, 1973],
wonende te [adres],
is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de veroordeelde gedurende de proeftijd niet tegen de wil van [slachtoffer] op welke wijze dan ook direct of indirect contact met haar zal opnemen.
De rechtbank heeft de stukken gezien, waaronder een proces-verbaal van bevindingen, gedateerd 19 november 2010 en ondertekend door [verbalisant], en een daarbij gevoegde e-mail van 3 november 2010 van veroordeelde gericht aan [slachtoffer].
De vordering is in het openbaar behandeld op de terechtzitting van de meervoudige kamer van 18 januari 2011. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
Overwegingen
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat de veroordeelde op 3 november 2010 een e-mail naar [slachtoffer] heeft gestuurd. Hij was van mening dat de informatie die hij van [slachtoffer] over hun dochter [naam dochter] kreeg, te summier was. Veroordeelde wilde daarnaast dat hij en [slachtoffer] weer op een normale manier contact konden onderhouden over hun dochter.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd, te weten een maand gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf van 60 uren. Zij heeft verder gevorderd dat de proeftijd zal worden verlengd met één jaar.
De raadsman heeft betoogd dat de korte en summiere e-mail van [slachtoffer] over [naam dochter] begrijpelijkerwijs een reactie oproept bij zijn cliënt en dat die reactie ook is gekomen in de vorm van de door zijn cliënt verstuurde e-mail. Formeel is dan wel sprake van contact zoeken, maar het betreft een incident. De rechtbank dient rekening te houden met een zekere marge op grond waarvan kan worden gesteld dat de bijzondere voorwaarde niet is overtreden. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering van de officier van justitie niet in verhouding staat tot de overtreding van de voorwaarde. De raadsman heeft verder verzocht de bijzondere voorwaarde te wijzigen in die zin dat het contactverbod wordt opgeheven. Hij heeft in dit verband gesteld dat [slachtoffer] is verhuisd naar Lichtenvoorde en op 260 meter van zijn cliënt woont en dat zijn cliënt en [slachtoffer] elkaar op straat groeten.
De rechtbank overweegt dat niet wordt betwist dat veroordeelde een e-mail heeft gestuurd naar [slachtoffer]. Door op deze manier contact te zoeken met [slachtoffer] heeft hij de bijzondere voorwaarde overtreden.
De rechtbank acht de vordering die de officier van justitie ter terechtzitting heeft gedaan redelijk. In het vonnis van 8 mei 2009 is de rechtbank weloverwogen tot het opleggen van de bijzondere voorwaarde gekomen. Veroordeelde heeft toch contact gezocht en ter terechtzitting verklaard dat hij zijn gedrag pas zal veranderen als hij een normale omgangsregeling heeft met zijn dochter. Uit het proces-verbaal van 19 november 2010 komt echter naar voren dat het gerechtshof in Arnhem in een civielrechtelijke procedure heeft beslist dat de omgang tussen veroordeelde en zijn dochter [naam dochter] in strijd is met de zwaarwegende belangen van [naam dochter]. Veroordeelde heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij bekend is met deze beslissing. Met de officier van justitie is de rechtbank van mening dat gelet op de beslissing van het gerechtshof, een omgangsregeling op dit moment kennelijk geen reële optie is.
De rechtbank ziet in het voorgaande ook aanleiding het verzoek van de raadsman om wijziging van de bijzondere voorwaarde, te weten opheffing van het contactverbod, af te wijzen. De proeftijd zal daarentegen met een jaar worden verlengd, nu de rechtbank er niet zeker van is dat veroordeelde het contactverbod zal respecteren. Daarbij acht de rechtbank het, gelet op de wijze waarop veroordeelde de hem opgelegde voorwaarde heeft overtreden, proportioneel om tenuitvoerlegging van één maand gevangenisstraf te bevelen, om te zetten in een werkstraf van 60 uren.
Beslissing
De rechtbank:
• wijst het verzoek om wijziging van de bijzondere voorwaarde af;
• gelast - in plaats van de tenuitvoerlegging van één maand van de voorwaardelijk opgelegde straf uit het vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 8 mei 2009 - een taakstraf, te weten een werkstraf gedurende 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
• wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de resterende periode, te weten 5 maanden, af, en;
• verlengt de bij vonnis van 8 mei 2009 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. Kleinrensink, voorzitter, mrs. Troost en Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 januari 2011.