ECLI:NL:RBZUT:2011:BP2687

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
1 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940412-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Ouweneel
  • Kleinrensink
  • Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in woning te Epse

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 1 februari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte B], die samen met een medeverdachte op 17 september 2010 een woning in Epse heeft ingebroken. De bewoners, [slachtoffer A] en [slachtoffer B], kwamen thuis en betrapten de inbrekers, waarna er geweld werd gebruikt. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld, waarbij hij en zijn medeverdachte zich toegang tot de woning verschaften door middel van braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte ongeveer 3060 euro en diverse sieraden hebben weggenomen, en dat er geweld is gepleegd tegen [slachtoffer A]. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak en het geweld, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van onvoldoende bewijs. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en concludeerde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, rekening houdend met zijn strafblad en het recidiverisico. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer A], van € 1.600,-.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940412-10
Uitspraak d.d.: 1 februari 2011
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren te [plaats op 1988],
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats,
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Doetinchem.
Raadsman: mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 januari 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 september 2010 te Epse, [gemeente],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
ongeveer 3060 euro en/of meerdere, althans één, siera(a)d(en) en/of twee,
althans één bril(len) en/of meerdere, althans één, portemonnee(s) en/of een
kluisje, in elk geval geld en/of enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer A en/of slachtoffer B], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat geld en/of dat/die goed(eren)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer A],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s),
voornoemde [slachtoffer A]
-heeft/hebben (vast)gepakt/gegrepen, en/of
-met een breekijzer, althans een zwaar voorwerp, op het hoofd heeft/hebben
geslagen, en/of (vervolgens)
- met dat breekijzer, althans met een zwaar voorwerp, op de arm(en)
heeft/hebben geslagen, en/of
-in/op/tegen het gezicht heeft/hebben geslagen;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 17 september 2010 te Epse, [gemeente],
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, de heer
[slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet voornoemde [slachtoffer A]
met een breekijzer, althans een zwaar voorwerp, op het hoofd heeft geslagen,
en/of (vervolgens) met dat breekijzer, althans met een zwaar voorwerp, op de
arm(en) heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 17 september 2010 te Epse, [gemeente], tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de Dortherweg 45 heeft
weggenomen
ongeveer 3060 euro en/of meerdere, althans één, siera(a)d(en) en/of twee,
althans één bril(len) en/of meerdere, althans één, portemonnee(s) en/of een
kluisje, in elk geval geld en/of enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer A en/of slachtoffer B], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 17 september 2010 omstreeks 11.57 uur is door de Regionale Meldkamer de melding ontvangen dat de bewoners van perceel [adres te plaats], [gemeente], thuis waren gekomen en aldaar inbrekers hadden overlopen2. De mannelijke bewoner heeft daarbij een klap op zijn hoofd gehad. Verbalisanten zijn naar de woning gegaan en troffen daar een man met een bloedende hoofdwond en een vrouw aan.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Er is onvoldoende bewijs dat zijn cliënt op
17 september 2010 op de plaats delict aanwezig was. De verklaringen die de medeverdachte [medeverdachte A] heeft afgelegd zijn onbetrouwbaar en dienen daarom van het bewijs te worden uitgesloten. Ook de verklaringen van zijn moeder en vriendin zijn niet bruikbaar voor het bewijs, omdat deze zijn gebaseerd op een onbetrouwbare bron. De telefoongegevens zeggen verder niets over de telefoon, noch over de gebruiker van de simkaart, aldus de raadsman. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat alleen de diefstal met braak kan worden bewezen. De door hem genoemde tweede man was niet bij het geweld betrokken. In casu kan niet worden gesteld dat de tweede man willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er geweld door een ander zou worden gepleegd.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer A] heeft verklaard3 dat hij en zijn vrouw op 17 september 2010 omstreeks 11.50 uur terugkwamen bij hun woning aan de [adres te plaats]. Hij zag dat ter hoogte van de dam van de sloot een blauwe metallic Volkswagen Golf stond geparkeerd. Hij is rondom zijn woning gelopen. Hij zag dat er glas op de grond lag en dat er een raam kapot was. Verder was het kozijn van de achterdeur kapot en de vroegere buitendeur beschadigd. Ook van deze deur was het kozijn kapot. Aangever zag verder dat de schuifpui van de aanbouw van de woning open stond en dat ter hoogte van de schuifpui van de aanbouw/keuken glas op de grond lag. Het raam van de schuifpui was kapot. Hij keek naar binnen en zag dat alles overhoop was gehaald. Aangever is naar binnen gelopen en hoorde twee stemmen.
Aangever heeft vervolgens over de daders en het toegepaste geweld verklaard4 dat hij de deur van de bijkeuken heeft geopend en dat hij toen werd geconfronteerd met een man. De man, blanke huidskleur, 1.85 à 1.90 meter, postuur iets flinker dan normaal, droeg een bivakmuts. De man greep hem bij zijn trui en zei meermalen "je geld". Aangever zei dat hij geen geld had. Hij probeerde de man te slaan en van zich af te krijgen. Toen de man op de grond lag, hoorde aangever de andere man. Deze man, die ongeveer 1.80 meter was en een iets smaller postuur had, droeg ook een bivakmuts. Deze man stond op de vlizotrap. Aangever heeft de man bij diens been gepakt. De man liet het kluisje dat hij in zijn handen had, vallen. Hij, aangever, heeft de man vervolgens naar beneden getrokken. De man verloor zijn evenwicht, viel van de trap en stond snel weer op. Aangever wilde achter de man aan gaan, maar werd met een hard voorwerp achter op zijn hoofd geslagen. Hij zag dat de man die hij het eerst had gezien een blauw breekijzer in zijn hand had. De man haalde opnieuw uit en sloeg met het breekijzer op zijn rechter bovenarm. De man is vervolgens naar buiten gelopen. De andere man had kans gezien het kluisje mee te nemen. Beide mannen renden weg. Aangever is achter hen aan gegaan. Toen de laatste man over het hek wilde klimmen, maakte hij een slaande beweging naar achteren en raakte aangever daarbij op zijn linker kaak.
Volgens de geneeskundige verklaring5, ingevuld en ondertekend door dr. Schroth, had aangever [slachtoffer A] een hoofdwond die is gehecht.
Getuige [slachtoffer B], de vrouw van [slachtoffer A], heeft in dit verband verklaard6 dat zij, toen zij de hoek om kwam lopen twee personen zag met een bivakmuts op met tussen hun in een kluis. Ze zag dat het twee mannen waren en dat de een wat steviger en langer was dan de ander. Beide mannen renden in de richting van de paardenbak. Haar echtgenoot liep met een steen in zijn hand op de wat steviger man af. Ze zag dat de man zich omdraaide en haar echtgenoot een vuistslag in het gezicht gaf.
Medeverdachte [medeverdachte A] heeft verklaard7 dat hij op 17 september 2010 's morgens in Epse is geweest. Hij reed met een ander, te weten [verdachte B], in de richting van Haaksbergen, omdat ze naar [verdachte B]s ouders zouden gaan. Ze hebben onderweg de auto ingehaald van de mensen waar hij en zijn vriendin eerder een hondje van hadden gekocht. [verdachte B] stelde voor om bij die mensen in te breken om hondenpaspoorten en geld weg te nemen. [medeverdachte A] heeft op een luchtfoto aangewezen waar ze hun auto hebben geparkeerd. Hij wees daarbij een plek aan vlakbij een sloot aan de linkerkant van perceel [adres te plaats]8. Hij heeft verklaard dat ze vervolgens over het prikkeldraad zijn gegaan en via een wei achter de hondenkennel uitkwamen. Daar hebben [verdachte B] en hij hun bivakmutsen opgedaan. Ze hebben eerst geprobeerd de achterdeur te openen. Vervolgens heeft [verdachte B] geprobeerd met een breekijzer een raam te openen. Hij, [medeverdachte A], heeft toen het raam ingeslagen met een zwarte koevoet. [verdachte B] is via het raam naar binnen gegaan. Binnen kreeg [verdachte B] een deur open. Toen ze zagen dat het een kinderkamer was, is hij, [medeverdachte A], eruit gelopen. Hij heeft rond het huis gelopen. [verdachte B] heeft toen met een steen een raam ingegooid van een schuifpui. Via het gat kon hij, [medeverdachte A], de schuifdeur openen. Ze hebben geld gevonden: een briefje van € 50,- in een jaszak, € 850,- in een portemonnee in de slaapkamer en € 5,- in de woonkamer in een kast.
Uit het voorgaande kan worden opgemaakt dat er sprake was van twee daders en dat van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking sprake was tussen beide daders voor wat betreft de diefstal.
Uit de goederenbijlage9 komt naar voren dat aangever een geldbedrag van ruim 3000 euro en de volgende goederen mist: drie gouden armbandjes, twee paar oorbellen, drie ringen, twee kettingen en een Prada zonnebril. Aangever heeft verklaard10 dat het geld in verschillende portemonnees zat. Dit is ook bevestigd door [slachtoffer B]. De rechtbank overweegt dat zij de wederrechtelijke toe-eigening van alle in de tenlastelegging genoemde goederen bewezen acht. De rechtbank heeft geen enkele reden te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van aangever en [slachtoffer B] op dit punt.
Ten aanzien van het geweld overweegt de rechtbank dat [medeverdachte A] heeft verklaard11 dat [verdachte B] naar beneden kwam en het breekijzer pakte. [verdachte B] bedreigde aangever daarmee. Hij heeft gezien12 dat [verdachte B] uithaalde en aangever met het breekijzer op diens hoofd sloeg. [verdachte B] wilde nog een keer slaan maar aangever viel op de grond en weerde zich af.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat bewezen kan worden dat geweld is toegepast jegens aangever. Zij acht de verklaring van [medeverdachte A], dat diens medeverdachte het geweld heeft gepleegd echter niet geloofwaardig. Zij overweegt in dit verband dat uit aangevers verklaring zoals hiervoor aangehaald volgt, dat hij is geslagen door de man met het postuur dat iets flinker was dan normaal. Dit betrof de man die hij zag toen hij de woning binnenkwam. De man met het smallere postuur kwam van boven en liet een kluis vallen, aldus aangever. [medeverdachte A] heeft verklaard13 dat [verdachte B] boven stond en de kluis naar beneden liet vallen. Verder heeft [medeverdachte A] verklaard14 dat [verdachte B] via het raam naar binnen is gegaan omdat hij dunner is.
Uit de verklaringen van aangever, zijn vrouw en [medeverdachte A] in onderlinge samenhang bezien concludeert de rechtbank dat het niet anders kan zijn dan dat de man met het postuur dat iets flinker was dan normaal [medeverdachte A] is geweest en dat de man die een iets smaller postuur had, verdachte is geweest.
Verweren
Namens verdachte is betoogd dat verdachte op 17 september 2010 niet op de plaats delict is geweest. De rechtbank overweegt dienaangaande dat er meerdere aanwijzingen zijn dat verdachte wel bij het incident betrokken is geweest.
Ten eerste heeft [slachtoffer B] verklaard15 dat ze af en toe een nestje chihuahua's heeft en dat ze ongeveer anderhalf jaar geleden een hondje heeft verkocht aan [medeverdachte A]. [medeverdachte A] heeft in zijn eerder aangehaalde verklaringen verklaard over de medeverdachte die hij '[verdachte B]' noemde. Uit zijn verklaring kan worden opgemaakt dat hij met '[verdachte B]' [verdachte B] (verdachte) bedoelde. [medeverdachte A] heeft voor zover in dit verband van belang verklaard16: "[verdachte B], die jongen, vertelde dat [naam 1] ook in hondjes doet. De zoon van [naam 1], ... ik weet zo effe zijn naam niet meer. Je hebt [naam 2], [naam 3] en je hebt er nog een, die heet [verdachte B], maar die noemen ze [bijnaam verdachte B]". Ook heeft hij verklaard dat [naam 1] chihuahua's heeft en de hondenpaspoorten van aangever goed kon gebruiken.
Ten tweede hebben verdachte en [medeverdachte A] op 17 september 2010 's morgens contact met elkaar gehad. Verbalisant heeft gerelateerd17 dat op 20 september 2010 een man uit de woning van [medeverdachte A] kwam die wegreed in een auto met het kenteken [kenteken]. Uit onderzoek bleek dat de auto op naam stond van [naam, adres plaats] en dat zij de moeder was van [verdachte B] (verdachte). Er is een foto van verdachte naar het observatieteam gezonden en zij bevestigden dat de man achter het stuur van de auto verdachte betrof. Via de wijkagent is het telefoonnummer [telefoonnummer] verkregen dat verdachte volgens de wijkagent in gebruik had. Deze wijkagent heeft gerelateerd dat hij tijdens een gesprek met verdachte diens mobiele telefoonnummer heeft gekregen, te weten het nummer [telefoonnummer]18.
Uit de historische verkeersgegevens19 is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer] dat mogelijk in gebruik is bij verdachte op 17 september 2010 om 8.41 uur heeft gebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer], het nummer waarover [medeverdachte A] heeft verklaard dat het zijn autotelefoonnummer is20. Om 8.49 uur is vanaf het nummer [telefoonnummer] gesms't naar het telefoonnummer van [medeverdachte A] en om 9.06 uur is nogmaals gebeld door het nummer
[telefoonnummer] naar het nummer van [medeverdachte A].
Ten derde is uit de historische verkeersgegevens21 verder gebleken dat met het telefoonnummer van [medeverdachte A] om 11.55, 12.11 en 12.37 is gebeld naar het telefoonnummer [telefoonnummer] van [naam 4]. [naam 4] had dit nummer tijdens de aangifte van haar diefstal afgegeven als zijnde haar telefoonnummer22. [naam 4] heeft verklaard23 dat het iemand anders was die haar belde en dat die persoon [verdachte B] was. [naam 4] heeft verder verklaard dat verdachte en [medeverdachte A] bij elkaar moeten zijn geweest toen ze werd gebeld, omdat de telefoon in de auto zat.
Ten vierde heeft getuige [getuige] verklaard24 dat [medeverdachte A] aan haar heeft verteld dat ze betrapt werden en dat [verdachte B] de man met een koevoet wilde slaan. De man heeft een steen tegen het hoofd van [verdachte B] gegooid. [verdachte B] is op 17 september 2010 nog bij haar geweest en heeft gezegd dat de man een steen naar hem had gegooid. Hij heeft haar de wond laten zien. [getuige] zag achter zijn linkeroor bloed en een bult. [getuige] heeft ook verklaard25 dat [medeverdachte A] 1.88 meter is en dat [verdachte B] ongeveer 1.80 à 1.85 meter is. [verdachte B] is slanker dan [medeverdachte A], aldus [getuige].
Ten slotte is op 29 september 2010 om 12.30 uur een gesprek getapt26 tussen [medeverdachte A] en een onbekende man. De man vraagt of [medeverdachte A] nog wat heeft gehoord van die ander. [medeverdachte A] zegt dat hij de dag daarvoor heeft gehoord dat die ander zich 'vandaag' gaat melden. Verbalisant heeft gerelateerd27 dat verdachte zich op 29 september 2010 heeft gemeld bij de politie te Borculo in verband met openstaande "Papos"vonnissen.
Op 12 oktober 2010 om 14.13 uur is een gesprek getapt28 tussen [getuige] en haar zus [zus getuige]. Het gesprek gaat over de aanhouding van [medeverdachte A]. [getuige] zegt dat [verdachte B] vrij is en dat [naam 4] bang is dat [verdachte B] heeft gepraat.
Alle deze aanwijzingen in aanmerking nemend is de rechtbank anders dan de raadsman van oordeel dat er voldoende bewijs is dat verdachte betrokken is geweest bij de inbraak.
Voor zover de raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van [medeverdachte A] niet betrouwbaar is overweegt de rechtbank dat diens verklaring op belangrijke punten overeenkomt met de verklaring van aangever en zijn vrouw. Slechts met betrekking tot degene die het geweld zou hebben gepleegd is de verklaring van [medeverdachte A] niet betrouwbaar te achten. De rechtbank ziet daarin evenwel geen aanleiding de gehele verklaring van [medeverdachte A] van het bewijs uit te sluiten. Ook de verklaring van [getuige], moeder van [medeverdachte A] acht de rechtbank bruikbaar voor het bewijs nu zij heeft verklaard dat verdachte op 17 september 2010 bij haar is geweest en heeft gezegd dat de man een steen naar hem had gegooid. Verdachte heeft haar zijn verwonding laten zien. Van getuige [naam 4] heeft de rechtbank geen de auditu verklaring gebruikt voor het bewijs.
De raadsman heeft ook betoogd dat voor zover zijn cliënt als tweede man aanwezig was, hij niet bij het geweld was betrokken. Volgens de raadsman kan niet worden gesteld dat de tweede man willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er geweld door een ander zou worden gepleegd.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat verdachte bij het geweld aanwezig is geweest. Verdachte is vervolgens weggegaan en heeft in een andere kamer dan wel buiten op [medeverdachte A] gewacht. Samen zijn zij vervolgens weggerend. Uit de bovengenoemde verklaring van [slachtoffer B] volgt uit dat de twee mannen vervolgens met de kluis tussen hen in zijn weggelopen. De rechtbank meent dat hieruit niet kan worden afgeleid dat verdachte zich van het geweld heeft gedistantieerd. Hij heeft niet ingegrepen toen hij zag dat [medeverdachte A] geweld gebruikte en is ook niet direct teruggerend naar de auto. Ten slotte volgt uit de verklaring van [medeverdachte A] dat zij samen de buiten hebben gedeeld. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er geweld door een ander zou worden gepleegd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 17 september 2010 te Epse, [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen ongeveer 3060 euro en meerdere sieraden en één bril en meerdere portemonnees en een kluisje, toebehorende aan de heer [slachtoffer A] en mevrouw [slachtoffer B], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen voornoemde [slachtoffer A],
gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader, voornoemde [slachtoffer A]
- hebben vastgepakt/gegrepen, en
- met een breekijzer op het hoofd hebben geslagen, en vervolgens
- met dat breekijzer op de arm hebben geslagen, en
- in/op/tegen het gezicht hebben geslagen.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op :
Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een ander hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De raadsman heeft betoogd dat zijn cliënt geen geweld heeft gebruikt en dat hij dient te worden bestraft voor de woninginbraak. Naar zijn mening dient de straf te worden beperkt tot de periode die zijn cliënt in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich met zijn mededader schuldig gemaakt aan - kort gezegd - een diefstal met geweld. Ze hebben bewust voor de woning van aangever gekozen omdat ze wisten dat er niemand thuis was en ze zijn berekenend te werk gegaan. Verdachte was bovendien een paar dagen eerder al bij aangever thuis geweest omdat vrienden van hem op zoek waren naar een hondje. Aangever en zijn vrouw hebben af en toe een nestje met honden die ze verkopen. De mededader meende dat ze paspoorten van de honden zouden kunnen verkopen. Toen aangever en zijn vrouw thuis kwamen, hebben verdachte en zijn mededader grof geweld gebruikt jegens aangever. Verdachte heeft door te handelen als bewezen verklaard, aangever en zijn vrouw een traumatische ervaring bezorgd. Dat komt ook naar voren uit de schriftelijke slachtoffer-verklaring. Daarin is te lezen dat aangever nog steeds lichamelijke klachten heeft, waaronder pijn in zijn hoofd en schouder en uitval van zijn rechteroog. Daarnaast heeft hij ook psychische klachten. Hij voelt zich boos omdat hij niet bij machte was om zichzelf en zijn vrouw te verdedigen tegen het geweld. Hij is het vertrouwen in mensen kwijt. Het huis waarvan aangever en zijn echtgenote genoten en dat voorheen voor hen een fijne en veilige plek was, is in hun beleving nu een soort gevangenis geworden. De gebeurtenissen hebben ook aangevers vrouw angstig gemaakt. Zij durft niet meer alleen te zijn en maakt haar man 's nachts vaak wakker als zij denkt iets te horen. Delicten als het onderhavige dragen bovendien bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen.
De rechtbank houdt verder rekening met het reclasseringsrapport waaruit naar voren komt dat het recidiverisico gelet op het delictverleden hoog wordt geschat. Ook is er een hoog risico op het ontrekken aan voorwaarden. Toezicht op bijzondere voorwaarden en interventies/behandelingen zijn niet geïndiceerd en worden niet voorgesteld.
De rechtbank houdt verder rekening met de omvangrijke justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat verdachte meerdere vermogensdelicten heeft begaan. Verdachte staat bekend als een zogenaamde veelpleger. Verdachte is bij herhaling veroordeeld en hij laat zich aan die veroordelingen en de daarin begrepen waarschuwingen kennelijk niets gelegen liggen.
De rechtbank acht alles afwegend en de rol van verdachte met betrekking tot het geweld in aanmerking nemend een gevangenisstraf van 3 jaar passend en geboden.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.600,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
De raadsman heeft betoogd dat de door de benadeelde partij geleden schade het gevolg is van het toegepaste geweld. Zijn cliënt kan hiervoor niet verantwoordelijk worden gehouden. Om die reden verzoekt hij de vordering af te wijzen dan wel de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan een ander hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaar;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres, plaats] (bankrekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 1.600,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2010, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 1.600,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 september 2010, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 26 (zesentwintig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Kleinrensink en Troost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PIO 2010163002, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 6 december 2010.
2 Proces-verbaal van bevindingen, p.489
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 103-105
4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p.105-106
5 Geneeskundige verklaring, p.109
6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer B], p.133-134
7 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A], p.340-342
8 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A], p.344-345
9 Bijlage bij het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer A], p.121-122
10 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p.107
11 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A], p.342
12 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A], p.347
13 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A], p.342
14 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A], p.344
15 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer B], p.135
16 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A], p.342
17 Proces-verbaal van bevindingen, p.632
18 Proces-verbaal van bevindingen, p.669
19 Bijlage 2 bij proces-verbaal van bevindingen, p.635
20 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam 4], p.339
21 Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p.551
22 Proces-verbaal van bevindingen, p.549
23 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A], p.441
24 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], p.268-269
25 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], p.267
26 Tapgesprek van 29 september 2010 om 12.30 uur, p.711
27 Stamproces-verbaal, p.21
28 Tapgesprek van 12 oktober 2010 om 14.13 uur, p.720-721