ECLI:NL:RBZUT:2011:BP3753

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/34 en 11/81 VEROR
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake kapvergunning met herplantplicht in Wezep

Op 9 februari 2011 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot een kapvergunning voor 38 zilveresdoorns aan de Eekhoornlaan in Wezep, gemeente Oldebroek. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Oldebroek in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de kapvergunning te verlenen onder de voorwaarde van herplantplicht. De eisers, bewoners van Wezep, stelden dat de uitstraling van de Eekhoornlaan als laan behouden moest blijven en dat herplanting aan beide zijden van de laan noodzakelijk was. Zij betwistten ook de keuze voor metasequoia's als herplantboom, omdat deze waterminnend zijn en niet geschikt voor arme zandgrond.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de omvang van de herplantplicht in geschil was en dat de gemeente bij het verlenen van de kapvergunning een aanzienlijke beslissingsruimte heeft. De rechter heeft geoordeeld dat de gemeente voldoende gemotiveerd heeft waarom de herplantplicht alleen aan de oostzijde van de Eekhoornlaan wordt opgelegd. Dit besluit is gebaseerd op rapporten die de noodzaak van een bosrijk karakter in de wijk benadrukken en de praktische bezwaren van herplanting aan de westzijde, waar kabels en leidingen liggen.

De voorzieningenrechter heeft ook de keuze voor metasequoia's als herplantboom beoordeeld en geconcludeerd dat deze keuze voldoende gemotiveerd was. De gemeente heeft aangetoond dat de metasequoia's in de omgeving passen en dat de herplant op een manier zal plaatsvinden die de bomen in staat stelt om goed te groeien. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eisers ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nrs.: 11/34 en 11/81 VEROR
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak, in het geding tussen:
[Eisers]
te Wezep,
verzoekers/eisers, hierna: eisers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldebroek
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 9 juli 2010 heeft verweerder aan zijn gemeente een vergunning verleend voor het kappen van 38 zilveresdoorns ter hoogte van de Eekhoornlaan 1 tot en met 47 te Wezep onder de voorwaarde van het herplanten van 17 zware zomereiken.
Bij besluit van 20 december 2010 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder – met overneming van het advies van de bezwaaradviescommissie - het daartegen gemaakte bezwaar van eisers ongegrond verklaard en de kapvergunning, onder wijziging van de te herplanten zomereiken in metasequoia’s, gehandhaafd.
Eisers hebben beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 3 februari 2011, waar eisers in persoon zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.R. de Vries, advocaat te Zwolle, vergezeld van mr. S. Dekker en J. Fidder, gemeenteambtenaren.
2. Overwegingen
2.1 Indien de voorzieningenrechter na de behandeling ter zitting van een verzoek om een voorlopige voorziening van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, kan hij, ingevolge artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht, onmiddellijk uitspraak doen in de bij de rechtbank aanhangige hoofdzaak.
Van deze bevoegdheid wordt in dit geval gebruik gemaakt.
2.2 De voorzieningenrechter stelt op grond van het verhandelde ter zitting vast dat uitsluitend de omvang van de aan de kapvergunning verbonden herplantplicht in geschil is.
2.3 Ingevolge artikel 6 van de Kapverordening van de gemeente Oldebroek - voor zover hier van belang - kan aan de kapvergunning het voorschrift worden verbonden dat moet worden herplant.
2.4 Eisers hebben aangevoerd dat de uitstraling van de Eekhoornlaan als laan behouden dient te blijven, hetgeen ook blijkt uit het rapport "Herinspectie bomen 'De kleine Landhuisbouw' te Wezep" van 5 februari 2008, zodat naar hun mening herplanting aan beide zijden van de laan noodzakelijk is. Volgens eisers vormt de infrastructuur aan de westzijde van de laan geen belemmering voor herplanting. Verder achten eisers de keuze voor metasequoia’s (watercipres) niet duurzaam, omdat deze bomen waterminnend zijn en het niet raadzaam is deze bomen op arme zandgrond te (her)planten.
2.5 De voorzieningenrechter stelt voorop dat verweerder bij de uitoefening van de bevoegdheid al dan voorschriften aan een kapvergunning te verbinden een aanzienlijke beslissingsruimte toekomt, waarbij de bestuurlijke afweging die daarbij aan de orde is door de rechter slechts terughoudend dient te worden getoetst. Op verweerder rust evenwel de verplichting deugdelijk te motiveren alsmede inzichtelijk te maken op welke wijze de betrokken belangen in het kader van de bevoegdheidshantering zijn gewogen.
2.6 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid kunnen besluiten om aan de kapvergunning het voorschrift te verbinden tot het herplanten van bomen aan (uitsluitend) de oostzijde van de Eekhoornlaan. Daartoe acht de voorzieningenrechter van belang dat blijkens het rapport van BTL Bomendienst "Herinspectie bomen 'De kleine Landhuisbouw' te Wezep" van 5 februari 2008 het door verweerder gewenste toekomstbeeld bestaat uit het versterken van het bosrijke karakter in de kern van de wijk, waarbij het beeld in de wijk met de huidige laanstructuren geleidelijk zal worden omgevormd naar een afwisselend beeld van boomgroepen, solitaire bomen en bospercelen. In de Groenvisie van de gemeente Oldebroek is over de wijk Kleine Landhuisbouw voorts gesteld dat het bosrijke karakter en de grasbermen langs wegen behouden blijven en dat bomen in grasbermen, behoudens waardevolle bomen die het karakter van de wijk ondersteunen, zullen worden verwijderd of gedund. Daar komt bij dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de in de groenstrook aan de westzijde van de Eekhoornlaan gelegen kabels en leidingen van KPN, UPC, Nuon en Vitens herplanting aldaar ernstig bemoeilijken. Gelet op dit alles is het enkele feit dat in eerstgenoemd rapport met betrekking tot de Eekhoornlaan tevens wordt gesproken van accentuering van de overgang van stedelijk naar ‘landelijk’/bosrijk gebied door een laanbeplanting, van onvoldoende gewicht voor een ander oordeel.
2.7 Met betrekking tot verweerders keuze om metasequoia’s te herplanten overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Naar aanleiding van de door eisers ingediende bezwaren tegen de herplant van zomereiken in verband met mogelijke aanwezigheid van de eikenprocessierups, heeft de bezwaaradviescommissie geadviseerd de keuze van de te herplanten bomen nader te bezien. Verweerder heeft dit advies overgenomen, de keuze voor herinplant met zomereiken heroverwogen en besloten om metasequoia’s terug te planten. Ter zitting is deze keuze namens verweerder nader toegelicht. Volgens verweerder past de metasequoia in de omgeving en is de keuze wel degelijk duurzaam. In dat verband heeft verweerder uiteengezet dat de bomen worden geplant in een groeiplaats met een omvang van 75 centimeter, die wordt voorzien van een hangwaterzone, zodat de boom zich diep kan wortelen en voldoende vocht kan opnemen. Namens verweerder is voorts gesteld dat andere ¬- inheemse - bomen, zoals de berk, plataan en linde, net als de te kappen zilveresdoorns tot problemen kunnen leiden wegens onder meer wortelopdruk en lichttoetreding. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder aldus in redelijkheid kunnen besluiten om metasequoia’s te herplanten en heeft verweerder deze keuze ook voldoende gemotiveerd en onderzocht.
2.8 Het beroep is ongegrond. Er is daarom geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.9 Voor een veroordeling in proceskosten bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter:
ten aanzien van de hoofdzaak:
- verklaart het beroep ongegrond;
ten aanzien van het verzoek om voorlopige voorziening:
- wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.H.T. Rademaker. De beslissing is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2011.