ECLI:NL:RBZUT:2011:BP4913

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
8 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940387-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Davids
  • A. Moolenburgh
  • J. Steenhuisen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk versperren van een openbare landweg met gevaar voor de verkeersveiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 8 februari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk een openbare landweg heeft versperd door een ijzerdraad over een doorgang te spannen. Dit gebeurde in de periode van 28 tot en met 29 september 2010 in Gendringen, gemeente Oude IJsselstreek. De verdachte heeft, samen met anderen, een ijzerdraad op een hoogte van 80 tot 174 cm over het pad nabij het gemeentehuis gespannen, wat leidde tot een ernstig ongeval waarbij een medewerkster van de gemeente zwaar letsel opliep, waaronder een schedelbasisfractuur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld, aangezien hij de kans op letsel voor voorbijgangers heeft aanvaard door de draad te spannen en deze niet te verwijderen of te bewaken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 44 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarde van jeugdreclassering. Daarnaast is een werkstraf van 45 uur opgelegd en een leerstraf in de vorm van Tools4U. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 690,96 aan de benadeelde partij toegewezen, terwijl de overige vorderingen van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en zijn positieve ontwikkelingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige Kamer voor kinderzaken
Parketnummer: 06/940387-10
Uitspraak d.d. 8 februari 2011
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren op [1993 te plaats],
wonende te [plaats, adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. M.O.G.J. Bakker, advocaat te Hoog-Keppel.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdtip(pen) in of omstreeks de periode van 28 september 2010 tot en met 29 september 2010 in Gendringen, gemeente Oude Ijsselstreek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk enige openbare landweg, te weten de Staringstraat, althans een pad/doorgang op het plein (vóór/nabij het gemeentehuis) gelegen aan de Staringstraat, in elk geval een deel van dat plein, heeft versperd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- (bij duisternis, althans bij schemering) een staalkabel/ijzerdraad (op een (vanaf het wegdek
gemeten) hoogte varierend van ongeveer 80 cm tot ongeveer 174 cm, althans op een
zodanige hoogte dat de doorgang voor (brom)fietsers en/of (andere) weggebruiker(s) werd
versperd) (nagenoeg) haaks op/dwars over die/dat straat/pad/doorgang/(deel van het)
plein, gespannen en/of gespannen gehouden en/of gehangen,terwijl aldaar algemeen
bekend is dat deze/dit straat/pad/doorgang/(deel van het) plein door (brom)fietsers en/of
(andere) weggebruiker(s) als een (doorgaande) weg/doorgang wordt gebruikt,
- de plaats waar die staalkabel/ijzerdraad gespannen en/of gehangen was, verlaten en/of
- (daarbij) nagelaten om de staalkabel/ijzerdraad te verwijderen/los te maken en/of om
(afdoende) te controleren dat de kabel (door een ander/anderen) was verwijderd en/of
verwijderd zou worden en/of op zodanige wijze bewaakt dat (een) weggebruiker(s) niet
tegen die staalkabel/ijzerdraad zou(den) kunnen rijden, terwijl (vervolgens) mevrouw [slachtoffer] tegen die staaldraad/ijzerdraad is aan gereden en/of met die staaldraad/ijzerdraad
in aanraking is gekomen,
ten gevolge waarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was;
art 162 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op een of meer tijdtip(pen) in of omstreeks de periode van 28 september 2010 tot en met 29 september 2010 in Gendringen, gemeeente Oude Ijsselstreek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam (bij duisternis, althans bij schemering):
- een staalkabel/ijzerdraad (op een (vanaf het wegdek gemeten) hoogte varierend van
ongeveer 80 cm tot ongeveer 174 cm, althans op een zodanige hoogte dat de doorgang
voor (brom)fietsers en/of (andere) weggebruiker(s) werd versperd) (nagenoeg) haaks
op/dwars over het wegdek van een openbare landweg, te weten de Staringstraat, althans
een pad/doorgang op het plein (vóór/nabij het gemeentehuis) gelegen aan de Staringstraat,
in elk geval een deel van dat plein, heeft gespannen en/of gespannen gehouden en/of
gehangen, terwijl aldaar algemeen bekend is dat deze/dit weg/pad/doorgang/(deel van het)
plein door (brom)fietsers en/of (andere) weggebruiker(s) als een doorgaande
weg/doorgang wordt gebruikt en/of
- de plaats waar die staalkabel/ijzerdraad gespannen en/of gehangen was, heeft verlaten
en/of
- (daarbij) heeft nagelaten om de staalkabel/ijzerdraad te verwijderen/los te maken en/of om
(afdoende) te controleren dat de kabel (door een ander/anderen) was verwijderd en/of
verwijderd zou worden en/of op zodanige wijze bewaakt dat (een) weggebruiker(s) niet
tegen die staalkabel/ijzerdraad zou(den) kunnen rijden,
terwijl (vervolgens) mevrouw [slachtoffer] tegen die staaldraad/ijzerdraad is aan gereden en/of met die staaldraad/ijzerdraad in aanraking is gekomen, waardoor het aan zijn en/of zijn
mededaders schuld te wijten is dat die openbare landweg werd versperd en daardoor het verkeer onveilig is geworden;
art 163 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 september 2010 tot en met 29 september 2010 in Gendringen, gemeente Oude Ijsselstreek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, (bij duisternis, althans bij schemering):
- een staalkabel/ijzerdraad (op een (vanaf het wegdek gemeten) hoogte varierend van
ongeveer 80 cm tot ongeveer 174 cm, althans op een zodanige hoogte dat de doorgang
voor (brom)fietsers en/of (andere) weggebruiker(s) werd versperd) (nagenoeg) haaks
op/dwars over het wegdek van de Staringstraat, althans een pad/doorgang op het plein
(vóór/nabij het gemeentehuis) gelegen aan de Staringstraat, in elk geval een deel van dat
plein, heeft gespannen en/of gespannen gehouden en/of gehangen, terwijl aldaar algemeen
bekend is dat deze/dit weg/pad/doorgang/(deel van het) plein door (brom)fietsers en/of
(andere) weggebruiker(s) als een doorgaande weg/doorgang wordt gebruikt en/of
- de plaats waar die staalkabel/ijzerdraad gespannen en/of gehangen was, heeft verlaten
en/of
- (daarbij) heeft nagelaten om de staalkabel/ijzerdraad te verwijderen/los te maken en/of om
(afdoende) te controleren dat de kabel (door een ander/anderen) was verwijderd en/of
verwijderd zou worden en/of op zodanige wijze bewaakt dat (een) weggebruiker(s) niet
tegen die staalkabel/ijzerdraad zou(den) kunnen rijden,
terwijl (vervolgens) mevrouw [slachtoffer] tegen die staaldraad/ijzerdraad is aan gereden en/of met die staaldraad/ijzerdraad in aanraking is gekomen, waardoor het mede aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbasisfractuur en/of een of meer hersenbloeding(en) en/of hersenkneuzing(en) heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze [slachtoffer] was ontstaan;
art 308 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten
Op 29 september 2010 omstreeks 07.20 uur ontving de politie Oude IJsselstreek de melding dat een medewerkster van de Gemeente 's ochtends vroeg in de schemering tegen een ijzerdraad was gefietst, welke gehangen was over een doorgang op het plein nabij het Gemeentehuis. Het slachtoffer is daardoor op haar achterhoofd gevallen en heeft onder andere een zware schedelbasisfractuur opgelopen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Zij voert hiertoe aan dat verdachte opzettelijk een ijzerdraad over een doorgang, te weten een openbare weg, heeft gespannen en hierdoor de openbare weg heeft versperd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
De officier van justitie is van mening dat verdachte opzettelijk de weg heeft versperd in de zin van artikel 162 van het Wetboek van Strafrecht. Voor bewezenverklaring van dit artikel behoeft de opzet slechts gericht te zijn op de gedraging zelf, dus op het spannen van het ijzerdraad, en hoeft niet gericht te zijn op de bijkomende voorwaarde voor strafbaarheid of op het kwalificerende gevolg, te weten het zeer ernstige letsel bij het slachtoffer.
De officier van justitie merkt voorts op dat zij deze doorgang aanmerkt als een openbare weg omdat deze doorgang, die zich direct voor de ingang van het Gemeentehuis bevindt, openbaar toegankelijk is voor publiek en er zich bovendien overdag ook veel mensen op dit plein bevinden.
De officier van justitie is van mening dat verdachte heeft gehandeld met opzet in de zin van voorwaardelijke opzet. Verdachte heeft, door de ijzeren draad op zodanige hoogte te spannen en de openbare weg te versperren, willens en wetens de kans aanvaard dat een eventuele voorbijganger deze ijzeren draad zou kunnen raken, waardoor deze (zwaar) lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Zij merkt hierbij nog wel op dat verdachte niet de intentie heeft gehad om iemand ernstig letsel toe te brengen.
Standpunt van de verdachte, de verdediging
De verdediging kan zich niet verenigen met de ten laste gelegde kwalificaties. De raadsman voert ten aanzien van het bestanddeel "openbare landweg" het volgende aan. Uit de diverse verklaringen en uit de (lucht)foto's blijkt namelijk dat niet algemeen bekend is dat deze doorgang een doorgaande weg of een (fiets)pad is. Bovendien ligt evenwijdig aan de openbare weg een fietspad, dat leidt naar de fietsenstalling van de gemeente. Aangeefster heeft verklaard dat zij en haar collega's regelmatig, tussen deze platanten door, fietsen naar deze fietsenstalling. Echter, aangezien dit wordt gedaan door maar een beperkt deel van de aldaar werkzame ambtenaren en dus alleen bekend is in een beperkte kring, is dit geen feit van algemene bekendheid. Aangezien dit bestanddeel in alle ten laste gelegde varianten terugkomt, verzoekt de raadsman verdachte van alle ten laste gelegde varianten vrij te spreken.
Voorts voert de raadman aan dat het handelen van verdachte niet te kwalificeren is als opzet, zelfs niet in de vorm van voorwaardelijke opzet. Hij voert daartoe aan dat de medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan vernieling van de ijzerdraden. Verdachte kreeg vervolgens het ijzerdraad in de handen gedrukt. Het enige wat hij wilde was "er vanaf zijn" en dus heeft hij het ijzerdraad vervolgens aan een voor hem willekeurig paaltje weer vastgemaakt. Verdachte heeft aldus niet willens en wetens deze ijzerdraad gespannen om daarmee het verkeer voor weggebruikers onveilig te maken. Het was niet zijn bedoeling om het verkeer te belemmeren en zo schade aan iemand toe te brengen. Verdachte heeft door de ijzerdraad aan het bordje vast te maken, enkel en alleen de verkeerde keuze gemaakt.
De raadsman vraagt zich daarnaast af of er wel sprake is van medeplegen nu de mededader, zijn tweelingbroer [medeverdachte C], enkel gedagvaard is voor de kinderrechter terzake openbare geweldpleging tegen goederen. De raadsman vindt de scheidslijn wel erg dun.
De raadsman merkt voorts nog op dat verdachte de draad niet strak gespannen heeft en de ijzerdraad ook niet echt heeft vastgedraaid, maar dat hij de ijzerdraad alleen heeft "opgehangen".
Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat uit de foto's niet blijkt of de versperring haaks of dwars over de doorgang heeft gelopen en het dus niet duidelijk is hoe de draad precies heeft gelopen. Bovendien liggen er in het dossier geen foto's van het betreffende ijzerdraad en is er onduidelijkheid over de dikte van het ijzerdraad.
Concluderend is de raadsman van mening dat alle ten laste gelegde varianten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en dat verdachte van alle ten laste gelege varianten dient te worden vrijgesproken.
Beoordeling van de rechtbank
De rechtbank overweegt op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting het volgende.
Door de raadsman is het verweer gevoerd dat deze doorgang op het plein vóór/nabij het gemeentehuis, gelegen aan de Staringstraat, geen openbare weg is. De rechtbank overweegt en beslist het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat deze doorgang /(dit deel van) het plein, gelegen aan de Staringstraat te Gendringen, openbaar toegankelijk is voor publiek en dat algemeen bekend is dat deze doorgang op het plein nabij het gemeentehuis wordt gebruikt door weggebruikers. Dat dit een feit van algemene bekendheid is, komt onder meer voort uit de verklaring van [getuige A]2, die hierover het volgende heeft verklaard:
"Tussen de bomen en het gemeentehuis zit een klinkerpad wat gebruikt wordt als afkortroute voor als je naar het gemeentehuis wil of dat je gewoon naar Ulft wil fietsen of wandelen. Je snijd dan een stukje af van de openbare weg. Ik weet dat er veel gebruik van wordt gemaakt door jongelui die met de fiets naar school gaan. Ik fiets daar zelf ook wel eens en heb daar ook vaker andere mensen zien fietsen. We hebben daar op de bankjes al wel vaker gezeten. Ik schat een keer of 6. Ook in dezelfde samenstelling."
Aangeefster heeft hierover het volgende verklaard3: "Ik fiets dan altijd vanaf de Staringstraat, voorzijde gemeentehuis, rechtsaf de parkeerplaats van het gemeentehuis op. Ter hoogte van de platanen die daar staan ga ik dan links af langs het gemeentehuis op richting de Rijnweg. Op de manier fiets ik naar de achterzijde van het gemeentehuis alwaar zich de fietsenstalling bevind. Ik fiets dan dus tussen de platanen en het gemeentehuis door. Dat wordt door heel veel collega's zo gedaan."
[Medeverdachte B] heeft hierover bij de politie het volgende verklaard4: "U vraagt mij waar het pad voor gebruikt wordt. Ik denk om naar de weg te lopen. Ik ben nooit achter het gemeentehuis geweest. Volgens mij is het een looppad, maar ik denk dat iedereen hierover heen fietst om een stuk af te snijden. Als ik bij de gemeente zou werken, dan zou ik over dit pad fietsen. Dit lijkt mij logisch. Voor het gemeentehuis is een groot plein waar niet duidelijk staat of het een fietspad of een voetpad is.
Medeverdachte [medeverdachte C] heeft hierover bij de politie het volgende verklaard5: "Eenmaal bij het gemeentehuis aangekomen zijn we naar de plek gelopen onder de bomen. Dit is volgens mij een openbaar terrein. Het plein is voornamelijk beklinkerd. De ruimte tussen de bomen en het gemeentehuis waar later de draad overheen is gespannen zie ik als een soort pad. Ik denk dat je zo naar de weg kan komen."
Gelet op vorengaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat het handelen van verdachte niet te kwalificeren is als opzet dan wel voorwaardelijke opzet. De rechtbank overweegt het navolgende. Blijkens artikel 162 van het Wetboek van Strafrecht is het opzettelijk versperren van een openbare landweg strafbaar gesteld. De opzet hoeft hierbij slechts gericht te zijn op de gedraging zelf, dus op het spannen van het ijzerdraad, en hoeft niet gericht te zijn op de bijkomende voorwaarde voor strafbaarheid of op het kwalificerende gevolg, te weten het zeer ernstige letsel bij het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat verdachte heeft gehandeld met opzet in de zin van voorwaardelijke opzet. Uit de verklaringen van zowel verdachte als medeverdachten blijkt dat verdachte willens en wetens een ijzerdraad over de doorgang heeft gehangen ten gevolge waarvan deze doorgang werd versperd. Dat verdachte ten tijde van het ophangen van die ijzerdraad over de doorgang niet de bedoeling had om deze doorgang voor andere weggebruikers ontoegankelijk te maken, doet daaraan niet af. Echter, door zo te handelen heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat een voorbijganger deze ijzeren draad zou kunnen raken, waardoor deze (zwaar) lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Vervolgens heeft verdachte zich er niet meer van overtuigd dat de ijzerdraad verwijderd of losgemaakt was of door een ander bewaakt of verwijderd zou worden. Bij de politie en ter terechtzitting heeft hij hierover verklaard dat hij naar huis is gefietst en dat hij de ijzerdraad zo heeft laten hangen; hij had er niet meer aan gedacht6.
De rechtbank is tot slot nog van oordeel dat er geen sprake is van medeplegen, maar dat verdachte, gelet op zijn bekennende verklaring bij de politie en ter terechtzitting hieromtrent, het bewezen verklaarde feit, het opzettelijk versperren van de openbare weg, alleen heeft gepleegd. Bovendien is medeverdachte [medeverdachte B] bij vonnis van heden enkel voor de openlijke geweldpleging van goederen veroordeeld en is medeverdachte [medeverdachte C] ook enkel voor de openlijke geweldpleging van goederen gedagvaard.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
De rechtbank heeft zich bij de bewezenverklaring voorts gebaseerd op de aangifte van [naam]7, op het verhoor van de benadeelde partij [slachtoffer]8, op de medische verklaring9, op de verklaring van getuige [getuige B]10, op de verklaring van getuige [getuige C]11, op het proces-verbaal van bevindingen (pp 89 t/m 101), op de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte C]12, op de belastende verklaring van medeverdachte [Medeverdachte B] bij de politie13 en op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie14, herhaald ter terechtzitting van 25 januari 201115.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 28 september 2010 tot en met 29 september 2010 in Gendringen, gemeente Oude IJsselstreek, opzettelijk enige openbare landweg, te weten de doorgang op het plein nabij het gemeentehuis, gelegen aan de Staringstraat, heeft versperd, immers heeft verdachte:
- bij schemering een ijzerdraad op een (vanaf het wegdek gemeten) hoogte variërend van
ongeveer 80 cm tot ongeveer 174 cm, dwars over die doorgang/(deel van het) plein,
gehangen, terwijl aldaar algemeen bekend is dat deze doorgang/(deel van het) plein door
weggebruikers als een doorgang wordt gebruikt,
- de plaats waar dat ijzerdraad gehangen was, verlaten en
- daarbij nagelaten om het ijzerdraad te verwijderen/los te maken of om afdoende te
controleren dat dit ijzerdraad door een ander/anderen was verwijderd of verwijderd zou
worden of op zodanige wijze bewaakt dat weggebruikers niet tegen dat ijzerdraad zouden
kunnen rijden,
terwijl vervolgens mevrouw [slachtoffer] tegen dat ijzerdraad is aan gereden en met dat ijzerdraad in aanraking is gekomen, ten gevolge waarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel
van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
opzettelijk een openbare landweg versperren terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer is te duchten.
Strafbaarheid van de verdachte
Over de persoon van verdachte is een Psychologisch Pro Justitia rapport gedateerd 6 december 2010, opgemaakt door drs. H.C. Schoenmaker, GZ-psycholoog. In dit rapport, waarvan de gehele inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, wordt, zakelijk weergegeven, het volgende geconstateerd.
"Verdachte is een jongen met een groot verschil tussen zijn verbale en performale vaardigheden, ten nadele van de eerste: de verbale vaardigheden liggen op moeilijk lerend niveau, de performale op gemiddeld niveau. Zijn sociaal-emotionele ontwikkeling is nog onrijp: betrokkene is onzeker en zelfbeschermend, terwijl hij graag aan verwachtingen wil voldoen en geaccepteerd wil worden. Zijn zelfcontrole is nog onvoldoende, hoewel hij hier wel zijn best voor doet. In contacten houdt hij zich in de luwte en gaat confrontaties uit de weg.
Verdachte is ten tijde van het ten laste gelegde de confrontatie met zichzelf en anderen uit de weg gegaan. Hij heeft ten aanzien van zijn eigen gedrag niet adequaat grenzen getrokken en heeft ook de anderen niet aangesproken op hun gedrag. Hij lijkt zich niet te hebben willen laten kennen ten aanzien van zijn vriendengroep en heeft de confrontatie vermeden. Hij wilde zo snel mogelijk van het probleem, te weten "de draad" af zijn. Mogelijk heeft voorbeeldgedrag een rol gespeeld bij de oplossing: het vastmaken van de draad aan de paal. Verdachte lijkt niet stil te hebben gestaan bij de mogelijke gevolgen van zijn gedrag voor anderen; zijn eigen belang stond op dat moment centraal. Bij bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten wordt dan ook geadviseerd uit te gaan van een verminderde toerekeningsvatbaarheid".
Met de conclusie van dit rapport, te weten dat verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde, gevorderd verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 44 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daarbij de bijzondere voorwaarde van verplicht jeugdreclasseringcontact. Voorts oplegging van de leerstraf Tools4U Lang met ouders (35/17) en, gelet op de ernst van het feit, een werkstraf voor de duur van 45 uur, subsidiair 22 dagen jeugddetentie.
De raadsman heeft gewezen op de conclusie van voornoemde deskundige, op het rapport van de jeugdreclassering d.d. 12 januari 2011 en op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 18 januari 2011, waarin naar voren komt dat verdachte veel spijt heeft, dat hij bereid is zijn verantwoordelijkheden te nemen, dat hij zijn afspraken met de jeugdreclassering nakomt en dat hij bereid is mee te werken aan de leerstraf Tools4U.
De in dit kader gevorderde voorwaardelijke straf met de daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarde en de gevorderde leerstraf Tools4U, acht de raadsman passend en geboden. Ten aanzien van de door de officier van justitie extra gevorderde onvoorwaardelijke werkstraf heeft de raadsman aangevoerd dat deze teveel van het goede en een te zware belasting voor verdachte zou zijn. Voorts verzoekt de raadsman de rechtbank nog rekening te houden met verdachtes verminderde toerekeningsvatbaarheid, met zijn blanco strafblad, met het feit dat verdachte 14 dagen in voorarrest heeft gezeten en met het gegeven dat deze zaak flinke media-aandacht heeft gekregen. Tot slot merkt de raadsman nog op dat verdachte een baan bij de Landmacht ambieert en dat dit bij een eventuele bewezenverklaring en veroordeling tot een vrijheidsbenemende straf, niet door zou kunnen gaan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft ('s avonds bij schemering) een openbare weg, te weten een doorgang op het plein nabij het gemeentehuis aan de Staringstraat, voor eggebruikers versperd door een ijzerdraad over die doorgang te hangen. Vervolgens is een medewerkster van het gemeentehuis 's ochtends vroeg in de schemering, al fietsend op weg naar de fietsenstalling aan de achterkant van het Gemeentehuis, tegen deze ijzerdraad aangereden. Het slachtoffer heeft hierdoor ernstig (blijvend) letstel opgelopen, te weten een zware schedelbasisfractuur, meerdere bloeduitstortingen op haar bovenarmen en borst, blijvend gehoorverlies aan haar rechteroor voor 70 tot 75% en aantasting van haar korte termijn geheugen.
Verdachte heeft zich hierdoor schuldig gemaakt aan een ernstig feit. Hij heeft het risico genomen dat zich een (verkeers)ongeval zou kunnen voordoen, welk risico zich op de bewuste ochtend heeft verwezenlijkt. Het slachtoffer heeft ernstig letstel opgelopen en zal hiervan nog gedurende lange tijd en mogelijk zelfs blijvend last van ondervinden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat het bewezenverklaarde feit aan de verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank heeft eveneens rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen van verdachte, met zijn coöperatieve instelling ten aanzien van het jeugdreclasseringscontact en met zijn open proceshouding waarmee hij de ernst van zijn daden en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer heeft erkend en bereid is hiervoor de consequenties te aanvaarden. Verdachte is aangemeld bij Slachtoffer in Beeld en wil graag via hen excuses aanbieden aan het slachtoffer. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de negatieve aandacht die verdachte heeft ondervonden, nu dit incident in Gendringen en omstreken en in de landelijke media veel aandacht en bekendheid heeft gekregen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging voorts rekening gehouden met de conclusie van voornoemd psychologisch rapport, met het rapport van de Jeugdreclassering van 12 januari 2011 en met het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 18 januari 2011. De psycholoog concludeert in zijn rapport het volgende:
"De recidivekans met betrekking tot soortgelijk gedrag als het ten laste gelegde (en indien bewezen) is beperkt. Betrokkene heeft geen strafblad en is de afgelopen jaren niet met de politie in aanraking geweest. Hij neemt de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en de schuldgevoelens,die hij ervaart, zijn gedeeltelijk doorvoeld. Hij ervaart ook nadrukkelijk de gevolgen voor zichzelf. Betrokkene heeft echter nog onvoldoende zelfcontrole, hoewel hij hier wel zijn best voor doet; hij heeft het gebeuren onvoldoende serieus genomen; zijn grenzen niet aangegeven ten aanzien van zijn vriendengroep en is de confrontatie uit de weg gegaan.
Voor een zo gunstig mogelijke sociaal emotionele ontwikkeling is het van belang dat betrokkene meer inzicht krijgt in én grip krijgt op zichzelf; dat zijn zelfvertrouwen toeneemt, dat hij zich beter leert uiten en dat hij leert om adequaat zijn grenzen te stellen en die ook aan te geven. Het is van belang dat hij zijn toekomstperspectief kan blijven behouden. De ouders kunnen hierbij een rol spelen".
De jeugdreclassering concludeert het volgende:
"Betrokkene functioneert op de verschillende leefgebieden goed. Op school gaat het goed en zijn ouders geven aan dat het thuis ook goed gaat. Er zijn echter een aantal aandachtspunten voor betrokkene die de meerwaarde van een leerstraf onderstrepen, namelijk het vergroten van sociale vaardigheden, inzicht in oorzaak en gevolg, functioneren in een groep, het omgaan met emoties en het uiten van gevoelens".
De deskundigen adviseren de rechtbank om verdachte een voorwaardelijke werkstraf met daarbij de bijzondere voorwaarde van verplicht jeugdreclassseringscontact en een taakstraf in de vorm van Tools4U op te leggen.
In aanmerking genomen hetgeen hiervoor is overwogen alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat een strafoplegging zoals door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden is.
De rechtbank acht een voorwaardelijke jeugddetentie, met de hierna te noemen bijzondere voorwaarde, op zijn plaats om verdachte in te scherpen dat hij zich niet meer moet inlaten met dit soort strafbare feiten. Om de ernst van het onderhavige feit te benadrukken en uit oogpunt van vergelding en normhandhaving acht de rechtbank tevens de door de officier van justitie gevorderde werkstraf geïndiceerd. Daarnaast acht de rechtbank de leerstraf Tools4U lang met ouders op zijn plaats, om verdachtes sociale vaardigheden te vergroten, om hem inzicht in oorzaak en gevolg te geven, om hem te leren te functioneren in een groep en om hem te leren omgaan met emoties en het uiten van gevoelens.
Een en ander brengt tevens met zich dat het geschorste bevel voorlopige hechtenis dient te
worden opgeheven, gelet op de periode die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], t.a.v. mr. T.A.H.M. van de Laar, [adres, plaats], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 17.544,49 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van deze vordering op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade geheel , te weten € 690,96 hoofdelijk toegewezen dient te worden en dat de gevorderde immateriële schade (als voorschot) hoofdelijk toegewezen kan worden tot een bedrag van € 9.000,00. Zij verzoekt daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Voorts heeft zij gevorderd benadeelde partij in de post advocaatkosten primair niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de mogelijkheid van toevoeging van een gratis advocaat in zaken met zwaar lichamelijk letsel. Subsidiair heeft zij gevorderd voor de hoogte van de vergoeding van rechtsbijstand aansluiting te zoeken bij de richtlijnen liquidatietarieven in kantonzaken, wat zou betekenen dat bij toewijzing van de vordering een bedrag van ongeveer € 220,00 redelijk zou zijn.
Verdachte heeft zich bij monde van zijn raadsman ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] primair op het standpunt gesteld dat deze, gelet op de bepleite vrijspraak ten aanzien van alle ten laste gelegde varianten, afgewezen dient te worden. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte bereid is de materiële schade te vergoeden en dat hij zich ten aanzien van de materiële schade refereert aan hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. Wel dient rekening te worden gehouden met de draagkracht van verdachte aangezien hij zelf geen inkomsten heeft.
Ten aanzien van de gevorderde advocaatkosten refereert de raadsman zich eveneens aan het standpunt van de officier van justitie en verzoekt de benadeelde partij voor dit deel niet-ontvankelijk te verklaren. De benadeelde partij had voor deze vordering, gelet op de aard en de gevolgen, een gratis advocaat toegevoegd kunnen krijgen. Bovendien sluit de raadsman niet uit dat de benadeelde partij via haar werkgever, de gemeente Oude IJsselstreek, gebruik had kunnen maken van een rechtsbijstandsverzekering. Indien de rechtbank van mening is dat deze vordering wel voor toewijzing vatbaar is, verzoekt de raadsman, conform de eis van de officier van justitie, bij de bepaling van de hoogte van de advocaatkosten aansluiting te zoeken bij de zogenaamde richtlijnen liquidatietarieven in kantonzaken, welke voor deze zaak uit zou komen op een totaalbedrag van ongeveer € 220,00.
De raadsman verzoekt de gevorderde immateriële schade in het geheel niet-ontvankelijk te verklaren. De raadsman is van mening dat deze schade uit de lucht gegrepen is nu nog niet duidelijk is wat de blijvende schade op termijn zal zijn. Daarnaast houden de voorbeelden uit de smartengeldgids geen verband met deze specifieke zaak en zijn bovendien een flink stuk lager. Daarnaast voert de raadsman aan dat het slachtoffer een tijdje terug een TIA heeft gehad en dat het wellicht mogelijk zou kunnen zijn dat de recente medische klachten van het slachtoffer verband houden met de medische gevolgen van deze TIA.
Tot slot voert hij nog aan dat rekening moet worden gehouden met het gegeven dat er sprake is van eigen schuld; het slachtoffer had gebruik moeten maken van het fietspad om bij de fietsenstalling te komen en had niet tussendoor over deze doorgang mogen fietsen. Bovendien valt niet uit te sluiten dat, in verband met de tijd van het jaar, gladheid onderdeel zou kunnen zijn van het valproces.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het de rechtbank voldoende gebleken dat de
benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte, te weten het
opzettelijk versperren van een openbare landweg terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is, strafbaar gesteld in artikel 162 van het Wetboek van Strafrecht, rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag, te weten € 690,96 (de verzochte materiële schadevergoeding). Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige, te weten de gevorderde
€ 16.853,53,- (inzake de immateriële schadevergoeding en de kosten voor rechtsbijstand), niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in dit deel van de vordering niet worden ontvangen en kan zij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke artikelen
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36f, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 162 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als: opzettelijk een openbare landweg versperren terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer is te duchten;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 44 dagen;
* bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 30 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Bureau Jeugdzorg Gelderland, afdeling jeugdreclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten: een werkstraf gedurende 45 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 22 dagen;
en
een leerstraf, te weten de training Tools4U Lang individueel met ouders, gedurende 35 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer], t.a.v. mr. T.A.H.M. van de Laar, [adres, plaats], van een bedrag van € 690,96 , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2010 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] voornoemd, een bedrag te betalen van € 690,96, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 13 dagen jeugddetentie zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Davids, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. Moolenburgh en Steenhuisen, rechters, in tegenwoordigheid van Vriezekolk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 februari 2011.
Mrs. Davids en Steenhuisen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal met procesnummer
0642/2010144305-36, Regio Noord- en Oost Gelderland, District Achterhoek, Team Oude
IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 26 oktober 2010 te Ulft
2 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], pag. 132
3 Proces-verbaal van verhoor benadeelde [slachtoffer], pag. 109
4 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], pag. 144
5 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C], pag. 148
6 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte A], pag . 140
7 Proces-verbaal van aangifte door J.W. [slachtoffer], pag. 102-107
8 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer], pag. 108-110
9 Medische informatie betreffende [slachtoffer], pag. 106
10 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], pag .124-126
11 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], pag. 122-123
12 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C], pag. 147-151
13 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte B], pag. 142-146
14 Proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 138-141
15 Proces-verbaal terechtzitting d.d. 25 januari 2011