ECLI:NL:RBZUT:2011:BP4921

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
8 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940388-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Davids
  • A. Moolenburgh
  • J. Steenhuisen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van openbare eigendommen en de gevolgen voor de verkeersveiligheid

Op 8 februari 2011 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte [verdachte B], die beschuldigd werd van het opzettelijk versperren van een openbare weg en het vernielen van eigendommen van de gemeente Oude IJsselstreek. De zaak kwam voort uit een incident op 28 september 2010, waarbij een ijzerdraad door verdachte en medeverdachten werd gespannen over een doorgang, wat leidde tot een ernstig ongeval met een fietser, mevrouw [slachtoffer], die hierdoor zwaar letsel opliep, waaronder een schedelbasisfractuur. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldiging van het opzettelijk versperren van de weg, en sprak verdachte vrij van de meeste tenlasteleggingen. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen, en legde een (deels) voorwaardelijke werkstraf op van 80 uren, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringcontact. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder zijn verstandelijke beperking en de invloed van anderen op zijn gedrag. De vordering tot schadevergoeding van de gemeente Oude IJsselstreek werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij verdachte werd verplicht om een bedrag van € 91,30 te betalen. De rechtbank benadrukte het belang van het voorkomen van herhaling van dergelijk gedrag en de noodzaak van begeleiding voor verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige Kamer voor strafzaken
Parketnummer: 06/940388-10
Uitspraak d.d. 8 februari 2011
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren op [1986 te plaats],
wonende te [plaats, adres]
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. C.W.J. de Bont, advocaat te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van de in het openbaar gehouden onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdtip(pen) in of omstreeks de periode van 28 september 2010 tot en met 29 september 2010 in Gendringen, gemeente Oude Ijsselstreek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk enige openbare landweg, te weten de Staringstraat, althans een pad/doorgang op het plein (vóór/nabij het gemeentehuis) gelegen aan de Staringstraat, in elk geval een deel van dat plein, heeft versperd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
- (bij duisternis, althans bij schemering) een staalkabel/ijzerdraad (op een (vanaf het wegdek
gemeten) hoogte varierend van ongeveer 80 cm tot ongeveer 174 cm, althans op een
zodanige hoogte dat de doorgang voor (brom)fietsers en/of (andere) weggebruiker(s) werd
versperd) (nagenoeg) haaks op/dwars over die/dat straat/pad/doorgang/(deel van het)
plein, gespannen en/of gespannen gehouden en/of gehangen,terwijl aldaar algemeen
bekend is dat deze/dit straat/pad/doorgang/(deel van het) plein door (brom)fietsers en/of
(andere) weggebruiker(s) als een (doorgaande) weg/doorgang wordt gebruikt,
- de plaats waar die staalkabel/ijzerdraad gespannen en/of gehangen was, verlaten en/of
- (daarbij) nagelaten om de staalkabel/ijzerdraad te verwijderen/los te maken en/of om
(afdoende) te controleren dat de kabel (door een ander/anderen) was verwijderd en/of
verwijderd zou worden en/of op zodanige wijze bewaakt dat (een) weggebruiker(s) niet
tegen die staalkabel/ijzerdraad zou(den) kunnen rijden, terwijl (vervolgens) mevrouw [slachtoffer] tegen die staaldraad/ijzerdraad is aan gereden en/of met die staaldraad/ijzerdraad
in aanraking is gekomen,
ten gevolge waarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was;
art 162 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op een of meer tijdtip(pen) in of omstreeks de periode van 28 september 2010 tot en met 29 september 2010 in Gendringen, gemeeente Oude Ijsselstreek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam (bij duisternis, althans bij schemering):
- een staalkabel/ijzerdraad (op een (vanaf het wegdek gemeten) hoogte varierend van
ongeveer 80 cm tot ongeveer 174 cm, althans op een zodanige hoogte dat de doorgang
voor (brom)fietsers en/of (andere) weggebruiker(s) werd versperd) (nagenoeg) haaks
op/dwars over het wegdek van een openbare landweg, te weten de Staringstraat, althans
een pad/doorgang op het plein (vóór/nabij het gemeentehuis) gelegen aan de Staringstraat,
in elk geval een deel van dat plein, heeft gespannen en/of gespannen gehouden en/of
gehangen, terwijl aldaar algemeen bekend is dat deze/dit weg/pad/doorgang/(deel van het)
plein door (brom)fietsers en/of (andere) weggebruiker(s) als een doorgaande
weg/doorgang wordt gebruikt en/of
- de plaats waar die staalkabel/ijzerdraad gespannen en/of gehangen was, heeft verlaten
en/of
- (daarbij) heeft nagelaten om de staalkabel/ijzerdraad te verwijderen/los te maken en/of om
(afdoende) te controleren dat de kabel (door een ander/anderen) was verwijderd en/of
verwijderd zou worden en/of op zodanige wijze bewaakt dat (een) weggebruiker(s) niet
tegen die staalkabel/ijzerdraad zou(den) kunnen rijden,
terwijl (vervolgens) mevrouw [slachtoffer] tegen die staaldraad/ijzerdraad is aan gereden en/of met die staaldraad/ijzerdraad in aanraking is gekomen, waardoor het aan zijn en/of zijn
mededaders schuld te wijten is dat die openbare landweg werd versperd en daardoor het verkeer onveilig is geworden;
art 163 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 september 2010 tot en met 29 september 2010 in Gendringen, gemeente Oude Ijsselstreek, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, (bij duisternis, althans bij schemering):
- een staalkabel/ijzerdraad (op een (vanaf het wegdek gemeten) hoogte varierend van
ongeveer 80 cm tot ongeveer 174 cm, althans op een zodanige hoogte dat de doorgang
voor (brom)fietsers en/of (andere) weggebruiker(s) werd versperd) (nagenoeg) haaks
op/dwars over het wegdek van de Staringstraat, althans een pad/doorgang op het plein
(vóór/nabij het gemeentehuis) gelegen aan de Staringstraat, in elk geval een deel van dat
plein, heeft gespannen en/of gespannen gehouden en/of gehangen, terwijl aldaar algemeen
bekend is dat deze/dit weg/pad/doorgang/(deel van het) plein door (brom)fietsers en/of
(andere) weggebruiker(s) als een doorgaande weg/doorgang wordt gebruikt en/of
- de plaats waar die staalkabel/ijzerdraad gespannen en/of gehangen was, heeft verlaten
en/of
- (daarbij) heeft nagelaten om de staalkabel/ijzerdraad te verwijderen/los te maken en/of om
(afdoende) te controleren dat de kabel (door een ander/anderen) was verwijderd en/of
verwijderd zou worden en/of op zodanige wijze bewaakt dat (een) weggebruiker(s) niet
tegen die staalkabel/ijzerdraad zou(den) kunnen rijden,
terwijl (vervolgens) mevrouw [slachtoffer] tegen die staaldraad/ijzerdraad is aan gereden en/of met die staaldraad/ijzerdraad in aanraking is gekomen, waardoor het mede aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een schedelbasisfractuur en/of een of meer hersenbloeding(en) en/of hersenkneuzing(en) heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze [slachtoffer] was ontstaan;
art 308 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 28 september 2010 te Gendringen, gemeente Oude IJsselstreek,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Staringstraat en/of het plein voor/bij het gemeentehuis, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een prieel/pergola, welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal,
- hangen aan een of meer ijzerdra(a)d(en) van dat/die prieel/pergola en/of
- lostrekken van een of meer ijzerdra(a)d(en) van dat/die prieel/ pergola en/of
- het vastbinden van een of meer ijzerdra(a)d(en) aan een (lantaarn)paal,
waarbij hij, verdachte, opzettelijk een ijzerdraad van dat/die prieel/pergola heeft vernield;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 28 september 2010 te Gendringen, gemeente Oude IJsselstreek,
opzettelijk en wederrechtelijk een (ijzer)draad van een prieel/pergola, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan gemeente Oude IJsselstreek, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten
Op 30 september 2010 is er namens de gemeente Oude IJsselstreek aangifte gedaan van vernieling van een aantal ijzerdraden behorende bij de op het plein aanwezige pergola met platanen. De dader(s) heeft/hebben enkele ijzerdraden die bovenaan de metalen palen zijn bevestigd en waarmee de platanen worden geleid, losgehaald. Één ijzerdraad werd door de dader(s) langs een boom en een metalen paal naar een hek met verkeersborden gespannen. Dit ijzerdraad hing hierdoor over de doorgang langs het gemeentehuis vanaf de hoofdingang naar de achterzijde. Op 29 september 2010 is een medewerkster van de Gemeente, toen zij al fietsend op weg was naar de achterzijde van het gemeentehuis om haar fiets te stallen in de fietsenstalling, 's ochtends vroeg in de schemering, tegen deze ijzerdraad gefietst. Het slachtoffer kwam hierdoor zodanig te vallen dat zij met haar achterhoofd op de grond viel. Als gevolg van deze val heeft het slachtoffer onder andere een zware schedelbasisfractuur opgelopen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feit. Zij voert hiertoe aan dat verdachte opzettelijk tezamen en in vereniging met anderen, een ijzerdraad behorende bij de pergola, heeft losgetrokken en vervolgens deze ijzerdraad over een doorgang, te weten een openbare weg, heeft gespannen en hierdoor de openbare weg heeft versperd, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten was.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde merkt de officier van justitie nog op dat er sprake is geweest van medeplegen. Zij is van mening dat er, ook in het geval van een minder prominente, dan wel ondergeschikte rol, sprake kan zijn van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking en gezamenlijke uitvoering. De officier van justitie acht in het onderhavige geval een dergelijke samenwerking en gezamenlijke uitvoering aanwezig. Verdachte ziet eerst dat medeverdachte [medeverdachte C] een ijzerdraad van de pergola trekt en dat hij deze vastmaakt aan een ander paal of boom. Vervolgens trekt verdachte door middel van zijn jas een tweede ijzerdraad van de pergola en geeft dit ijzerdraad vervolgens aan medeverdachte [medeverdachte A], waarna deze dit ijzerdraad over een doorgang heeft gehangen. Verdachte en medeverdachten zijn vervolgens allen naar huis gegaan. Verdachte heeft op geen enkele manier getracht medeverdachte [medeverdachte A] te weerhouden van het ophangen van die ijzerdraad over deze doorgang ondanks dat hij zag dat [medeverdachte A] met het ijzerdraad "aan het priegelen" was. Dat verdachte zelf deze ijzerdraad niet heeft opgehangen, doet aan voormeld oordeel niet af; hij heeft het mede mogelijk gemaakt dat [medeverdachte A] dit ijzerdraad heeft opgehangen. Dit geheel in ogenschouw houdend, is de officier van justitie van mening dat er sprake is van een zodanig nauwe en volledige samenwerking, dat gesproken kan worden van medeplegen in de zin van begaan van het feit tezamen en in vereniging met anderen.
De officier van justitie is van mening dat verdachte opzettelijk de weg heeft versperd in de zin van artikel 162 van het Wetboek van Strafrecht. Voor bewezenverklaring van dit artikel behoeft de opzet slechts gericht te zijn op de gedraging zelf, dus op het spannen van het ijzerdraad, en hoeft niet gericht te zijn op de bijkomende voorwaarde voor strafbaarheid of op het kwalificerende gevolg, te weten het zeer ernstige letsel bij het slachtoffer.
De officier van justitie merkt voorts op dat zij deze doorgang aanmerkt als een openbare weg omdat deze doorgang, die zich direct voor de ingang van het Gemeentehuis bevindt, openbaar toegankelijk is voor publiek en er zich bovendien overdag ook veel mensen op dit plein bevinden.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat dit feit niet alleen op de bekennende verklaring van verdachte (ook ter terechtzitting) bewezen kan worden verklaard, maar ook op basis van de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte C] en [medeverdachte A], alsmede op de aangifte.
Standpunt van de verdachte, de verdediging
De raadsman heeft in zijn pleidooi tot uitdrukking gebracht dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor bewezenverklaring van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er naar zijn mening geen sprake is van opzet om een openbare weg af te sluiten aangezien dit besef bij verdachte op geen enkel moment aanwezig is geweest. Tevens is er naar de mening van de raadsman geen sprake van voorwaardelijke opzet; verdachte heeft immers met zijn handelen niet de kans aanvaard dat zou kunnen gebeuren wat er is gebeurd. De raadsman voert daartoe nog aan dat als men opzettelijk een weg afsluit, je doorgaans de draad haaks op de doorgaande weg spant. In het onderhavige geval was er geen sprake van een haaks op de weg gespannen draad; de draad was zomaar vastgemaakt over een deel van dat plein, liep van een hoger naar een lager punt en hing, volgens de verklaring van verdachte, kennelijk slap.
Voorts betwist de raadsman dat er sprake is van medeplegen. Medeverdachte [medeverdachte A] heeft het initiatief genomen door de draad daadwerkelijk over de weg te hangen. Verdachte heeft verklaard dat hij helemaal niet gezien heeft wat [medeverdachte A] deed, enkel dat hij zag dat [medeverdachte A] met de draad aan het "pielen" was. De raadsman is dan ook van mening dat er te weinig omstandigheden aanwezig zijn om aan te nemen dat verdachte veroordeeld zou kunnen worden voor het medeplegen.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat voorts de vraag moet worden gesteld of daadwerkelijk sprake is van een doorgaande weg zoals bedoeld in de artikelen 162 en 163 van het Wetboek van Strafrecht. Naar mening van de verdediging valt de omschrijving die in de tenlastelegging staat, namelijk een doorgang op het plein, daar niet onder. Dat het plein een voetgangersgebied is, blijkt namelijk uit de foto's die zijn genomen van het plein, waarin duidelijk naar voren komt dat het plein is ingericht als een voetgangersgebied; er staan bankjes en enige aanduiding in de bestrating die erop duidt dat ook fietsers zich over het plein mogen bewegen, ontbreekt. Bovendien zijn er om het plein heen fietspaden aangelegd, welke lopen vanaf de weg om het plein naar de bestrating achter het gemeentehuis.
Uit de tenlastelegging blijkt verder de kennelijke stelling dat algemeen bekend is dat een deel van het plein wordt gebruikt door fietsers. Deze stelling wordt echter volgens de raadsman niet ondersteund door de inhoud van het dossier. Bovendien maakt de verklaring van het slachtoffer, dat zij weet dat ook enkele van haar collega's daar fietsen, dat niet anders. Verdachte was daar voor de eerste keer en hij heeft toen ook niet gezien dat daar op het plein werd gefietst. Van algemene bekendheid is dan ook geen sprake; van verdachte kan niet verwacht worden te weten dat een enkele ambtenaar fietsend van dat deel van het plein gebruik maakt, mede wijzend op het gegeven dat het plein is ingericht als voetgangersgebied.
Aangezien het de bedoeling is dat op dit plein dus geen mensen mogen fietsen, is er dus geen sprake van het te beschermen belang, te weten de veiligheid van het openbaar verkeer, zoals bedoeld in de artikelen 162 en 163 van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde heeft de raadsman geen opmerkingen gemaakt en hij refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling van de rechtbank
De rechtbank overweegt op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting het volgende.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde, heeft begaan, nu de nauwe en bewuste samenwerking van verdachte bij dit feit geen ondersteuning vindt in de, zich in het dossier bevindende, verklaringen van verdachte en medeverdachten. Van een vooropgezet plan dan wel een afgesproken taakverdeling of een overleg is de rechtbank onvoldoende gebleken. Ook is van verdachte geen actieve handeling uitgegaan. Verdachte zat op het moment dat [medeverdachte A] de ijzerdraad aan het verkeersbord vastmaakte op een bankje dat zes meter verder stond en heeft niet gezien wat [medeverdachte A] aan het doen was. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier ook niet blijkt of verdachte het ijzerdraad vasthad voorafgaande aan het moment dat [medeverdachte A] deze aan het verkeersbord wilde ophangen. De rechtbank gaat hierbij uit van de verklaring van [medeverdachte A] die heeft verklaard dat hij het ijzerdraad van de grond heeft gepakt en deze vervolgens zelf aan het verkeersbord heeft opgehangen.
Gelet op voorgaande zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde.
Feiten
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 primair ten laste gelegde.
De rechtbank heeft zich bij de bewezenverklaring voorts gebaseerd op de aangifte van [coördinator], coördinator Arbo/veiligheid van de gemeente Oude IJsselstreek2, de belastende verklaring van medeverdachte [medeverdachte A]3, de verklaring van medeverdachte [medeverdachte C]4 en op de bekennende verklaring van verdachte bij de politie5, herhaald ter terechtzitting van 25 januari 20116.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 28 september 2010 te Gendringen, gemeente Oude IJsselstreek, met een ander op de openbare weg, de Staringstraat en het plein bij het gemeentehuis, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een pergola, welk geweld bestond uit het meermalen,
- hangen aan ijzerdraden van die pergola en
- lostrekken van ijzerdraden van die pergola en
- het vastbinden van een ijzerdraad aan een paal,
waarbij hij, verdachte, opzettelijk een ijzerdraad van die pergola heeft vernield.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel
van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen
Strafbaarheid van de verdachte
Over de persoon van verdachte is een reclasseringsrapport opgemaakt, gedateerd 24 november 2010. In dit rapport, waarvan de gehele inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, wordt, zakelijk weergegeven, het volgende geconstateerd.
"Verdachte heeft al sinds zijn jeugd een leerachterstand en is verstandelijk beperkt. Centraal in zijn problematiek is dat hij niet altijd tijdig voldoende nadenkt over wat hij doet, hetgeen ook ten aanzien van het ten laste gelegde een rol lijkt te hebben gespeeld. Daarbij is verdachte sterk beïnvloedbaar door anderen, overziet hij gevolgen van zijn gedrag niet en is hij soms geneigd zich te laten leiden door impulsen. Verdachte krijgt woonbegeleiding door Zozijn en is zonder dat nauwelijks in staat zichzelf staande te houden. In het verleden is gebleken dat verdachte risico loopt af te glijden wanneer hij niet/onvoldoende in beeld is bij hulpverlenende instanties. Tot op heden is de inschatting van zijn huidige leefsituatie, dat hij met steun die hij daarin zowel van familie als van Zozijn krijgt, goed in staat is te functioneren. Wel zal de balans tussen draaglast en draagkracht wankel blijven en zal hij bemoeienissen van "buitenaf" blijvend nodig hebben. In de toekomst is het de bedoeling dat verdachte via een sociale werkvoorziening zal gaan werken omdat inmiddels uit onderzoeken is gebleken dat verdachte onvoldoende in staat is te functioneren in een regulier arbeidsproces. Het niveau waarop verdachte functioneert lijkt indirect gerelateerd aan het ten laste gelegde gedrag: verdachte is niet gewend of mogelijk verminderd in staat te denken over de gevolgen van zijn gedrag".
Hoewel omtrent verdachte geen psychologisch rapport is opgemaakt en rapporteur niet als psycholoog kan worden aangemerkt zal de rechtbank met de conclusie van dit rapport, te weten dat verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde mogelijk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, rekening houden.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde, gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 44 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daarbij de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringcontact, ook als dit inhoudt deelname aan de CoVa+ training. Voorts vordert zij oplegging van een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiar 30 dagen hechtenis.
Door en namens de raadsman is ten aanzien van de strafmaat aangevoerd dat rekening moet worden gehouden met de flinke media-aandacht die deze zaak heeft gekregen, met het gegeven dat verdachte reeds 14 dagen in voorarrest heeft gezeten en met zijn vrijwel blanco strafblad. Verdachte beseft zich nu dat, mede door zijn baldadige vernieling, sprake is van verstrekkende gevolgen. Verdachte heeft dan ook veel spijt met name richting het slachtoffer.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging vernielen van een aantal ijzerdraden. Een medeverdachte heeft één van de ijzerdraden opgepakt en vastgebonden aan een verkeersbord, waardoor een doorgaand pad werd versperd. Het slachtoffer is hier tegenaan gefietst en is hierdoor ten val gekomen, ten gevolge waarvan ze ernstig (blijvend) letsel heeft opgelopen, waaronder een zware schedelbasisfractuur.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet recent wegens een soortgelijk feit met politie en justitie in aanraking is geweest en dat het bewezenverklaarde feit aan de verdachte, volgens het rapport van de reclassering, mogelijk in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank heeft eveneens rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen van verdachte, met zijn coöperatieve instelling ten aanzien van het reclasseringscontact en met zijn open proceshouding. Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de negatieve aandacht die verdachte heeft ondervonden, nu dit incident in Gendringen en omstreken en in de landelijke media veel aandacht en bekendheid heeft gekregen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging voorts rekening gehouden met de conclusie van voornoemd reclasseringsrapport d.d. 24 november 2010, waarin onder meer staat dat het recidiverisico wordt ingeschat als laag gemiddeld. Betrokkene is er zo van geschrokken dat hij op zijn manier zijn leven al zo heeft ingericht dat zo'n situatie niet meer kan ontstaan: hij "hangt" niet meer op straat en heeft geen contact meer met medeverdachten.
Een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden kan de functie van "stok achter de deur" hebben, waarmee het delictgedrag bij betrokkene onder de aandacht kan worden gehouden en waarbij betrokkene door het stellen van voorwaarden verplicht kan worden om daadwerkelijk iets te doen om herhaling te voorkomen. Betrokkene moet tevens in staat worden geacht een werkstraf tot een goed einde te brengen.
De rechtbank komt, rekening houdend met de vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde en met de thans geldende richtlijnen terzake een openlijke geweldpleging tegen goederen, tot een andere strafoplegging dan door de officier van justitie gevorderd.
Zij is van oordeel dat een (deels) voorwaardelijke werkstraf passend en geboden is om verdachte ervan te doordringen dat hij zich in de toekomst niet weer schuldig zal maken aan strafbare feiten. De rechtbank zal hieraan de bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. De tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht zal op de werkstraf in mindering worden gebracht.
De rechtbank acht het opleggen van de CoVa+ training als bijzondere voorwaarde niet geïndiceerd, nu verdachte al begeleid wordt door de Stichting Zozijn en hij mogelijk in een vrijwillig kader (indien noodzakelijk) deel zou kunnen nemen aan deze CoVa+ training.
Een en ander brengt tevens met zich dat het geschorste bevel voorlopige hechtenis dient te
worden opgeheven, gelet op de periode die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Vorderingen tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer], t.a.v. mr. T.A.H.M. van de Laar, [adres, plaats], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 17.544,49 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van deze vordering op het standpunt gesteld dat de geheel gevorderde materiële schade, te weten € 690,96, hoofdelijk toegewezen dient te worden en dat de gevorderde immateriële schade (als voorschot) hoofdelijk toegewezen kan worden tot een bedrag van € 9.000,00. Zij verzoekt daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Voorts heeft zij gevorderd de post advocaatkosten primair niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de mogelijkheid van toevoeging van een raadsman in dit soort strafzaken waarin zich zwaar lichamelijk letsel heeft voorgedaan. Subsidiair heeft zij gevorderd voor de hoogte van de vergoeding aansluiting te zoeken bij de richtlijnen liquidatietarieven in kantonzaken, hetgeen zou betekenen dat voor toewijzing een bedrag van ongeveer € 220,00 redelijk zou zijn.
Verdachte heeft zich bij monde van zijn raadsman ten aanzien van de vordering van [slachtoffer] op het standpunt gesteld dat voor de vaststelling van de immateriële schade sprake moet zijn van een medische eindsituatie. Aangezien uit de stukken is gebleken dat hiervan op dit moment (nog) geen sprake is, kan de immateriële schade nog niet vastgesteld worden. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de kosten van de juridische bijstand, in verhouding met de thans gevorderde schade, aan de hoge kant zijn; onduidelijk is welke werkzaamheden zijn verricht voor dit bedrag. De benadeelde partij had overigens voor deze vordering naar de mening van de raadsman via haar werkgever, de gemeente Oude IJsselstreek, aanspraak kunnen maken op een rechtsbijstandsverzekering. Daarnaast merkt hij nog op dat de voorbeelden uit de smartengeldgids totaal andere zaken betreffen en dat deze vergoedingen, ondanks dat deze zaken meer impact hadden op het slachtoffer, ook nog eens een stuk lager zijn dan thans door de benadeelde partij is gevorderd. Nu het een en ander niet is onderbouwd met stukken en ook overigens de schadevordering ingewikkeld lijkt, moet de vordering worden afgewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij gemeente Oude IJsselstreek, t.a.v. mr. T.A.H.M. van de Laar, [adres, plaats], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 7.449,16 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van deze vordering op het standpunt gesteld dat enkel de nota inzake de reparatie ad € 124,89 toegewezen kan worden en dat het overig gevorderde niet-ontvankelijk verklaard dient te worden nu deze posten geen rechtstreeks verband houden met het strafbare feit. Ten aanzien van de gevorderde advocaatkosten is de officier van justitie van mening dat ook hier aansluiting gezocht moet worden bij de richtlijnen liquidatietarieven in kantonzaken, hetgeen zou betekenen dat voor toewijzing een bedrag van ongeveer € 30,00 tot € 50,00 redelijk zou zijn.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de gemeente Oude IJsselstreek op het standpunt gesteld hij zich kan vinden in hetgeen door de officier van justitie hierover is opgemerkt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het de rechtbank voldoende gebleken dat de
benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte, rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag, te weten € 91,30 (te weten € 10,00 inzake de draad, krammen etc, € 45,00 inzake werkloon en € 36,30 inzake de kosten voor de pickup). Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij gemeente Oude IJsselstreek voor het overige, te weten de gevorderde € 13,65 (inzake het zweeds grenen rondhout), € 5.842,00 (inzake de salariskosten van mevr. [slachtoffer]) en € 1.479,63 (inzake advocaatkosten) niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien zij van oordeel is dat de behandeling van het overig gevorderde een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de advocaatkosten zien op de vordering aangaande de salariskosten van haar medewerkster mevrouw [slachtoffer]. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in dit deel van de vordering niet worden ontvangen en kan zij dit deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van de gemeente Oude IJsselstreek.
Toepasselijke wettelijke artikelen
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 27, 36f, 14a, 14b, 14c, 14d, 22m, 22n en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 80 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen;
* bepaalt, dat een gedeelte van de werkstraf, groot 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
Gemeente Oude IJsselstreek, t.a.v. mr. T.A.H.M. van de Laar, [adres, plaats], van een bedrag van € 91,30, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2010 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer gemeente Oude IJsselstreek voornoemd, een bedrag te betalen van € 91,30, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 2 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
* heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Davids, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. Moolenburgh en Steenhuisen, rechters, in tegenwoordigheid van Vriezekolk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 februari 2011.
Mrs. Davids en Steenhuisen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige jeugdstrafkamer
Voetnoten:
1 wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm
opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal met procesnummer
0642/2010144305-36, Regio Noord- en Oost Gelderland, District Achterhoek, Team Oude
IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 26 oktober 2010 te Ulft
2 Proces-verbaal van aangifte door [coördinator], pag. 153-156
3 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A], pag. 167-170
4 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte C], pag. 157-161
5 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 162-166
6 Proces-verbaal terechtzitting 25 januari 2011