ECLI:NL:RBZUT:2011:BP6262

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/925159-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • A. van de Wetering
  • J. Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van consumentenvuurwerk en verkoop aan een consument leidt tot voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf voor professionele vuurwerkafsteker

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 1 maart 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een professionele vuurwerkafsteker, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van consumentenvuurwerk en het verkopen van vuurwerk aan een consument. De verdachte, geboren in 1965 en woonachtig in [plaats], werd bijgestaan door zijn raadsman, jhr. mr. E.A.C. Sandberg. De rechtbank heeft het onderzoek heropend na een tussenvonnis van 16 maart 2010, waarin aanvullende processtukken en getuigen werden opgevraagd. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid consumentenvuurwerk, dat niet voldeed aan de eisen van het Vuurwerkbesluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn professionele status als vuurwerkafsteker, niet de juiste vergunningen bezat voor de opslag van vuurwerk en dat hij de veiligheidseisen niet in acht had genomen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van twee jaar, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte als first offender en gezien zijn persoonlijke omstandigheden, een lichtere straf verdiende. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden en een werkstraf van 120 uren, met de waarschuwing dat bij herhaling van strafbare feiten de gevangenisstraf alsnog ten uitvoer kan worden gelegd. De rechtbank benadrukte de ernst van de overtredingen, vooral gezien de risico's die het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk met zich meebrengt voor de veiligheid van de omgeving.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige economische kamer
Parketnummer: 06/925159-09
Uitspraak d.d. 1 maart 2011
Tegenspraak / dip - oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1965 te plaats],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: jhr. mr. E.A.C. Sandberg, advocaat te Vorden.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 maart 2010 en van 15 februari 2011.
Bij tussenvonnis van 16 maart 2010 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en de stukken in handen gesteld van de officier van justitie teneinde de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] aanvullend proces-verbaal te laten opmaken omtrent hun deskundigheid en het onderzoek aan het vuurwerk in het licht van de gevoerde verweren. Daarnaast heeft de rechtbank de oproeping van de getuige [getuige] bevolen in verband met de voor verdachte ontlastende verklaring die [getuige] ter terechtzitting in zijn eigen strafzaak had afgelegd.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 december 2008, te Halle, gemeente Bronckhorst, al dan
niet opzettelijk, (in een schuur staande op perceel [[adres] aanwezig)
consumentenvuurwerk, te weten
188, althans een aantal mortieren / (meerslags)mortierbommen,
3, althans een aantal Napolitaanse Bommen,
1329, althans een aantal vlinders,
4, althans een aantal flowerbeds / zwermpotten Skydance I,
24, althans een aantal flowerbeds Star finale,
90, althans een aantal flowerbeds Snowman,
43, althans een aantal signaalraketten nr. 901,
188, althans een aantal nitraatklappers,
16, althans een aantal Romeinse kaarsen (electric shooter),
voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het
Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit
krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers:
- was (een deel van) voornoemd vuurwerk voorzien van een lange lont die niet
zodanig was samengesteld dat het verloop van de ontsteking tot het moment van
de ontbranding van het consumentenvuurwerk bij voortduring zichtbaar was,
- waren de mortieren bestemd om met een mortierbuis afgeschoten te worden
(herlaadbaar),
- waren de signaalraketten niet voorzien van een stok en/of bestond de lading
van de signaalraketten en/of de nitraatklappers niet uitsluitend uit zwart
buskruit,
en/of
- waren de Romeinse kaarsen voorzien van een electronische ontsteking en niet
van een lont welke een ontsteekvertraging had van tenminste 3 en ten hoogste
8 seconden;
art 1.2.2 lid 1 ahf/ond a Vuurwerkbesluit
art 2.1.3 lid 1 Vuurwerkbesluit
2.
hij in of omstreeks de maand november 2008, te Zelhem, gemeente Bronckhorst,
al dan niet opzettelijk, consumentenvuurwerk, te weten
578, althans een aantal nitraatklappers,
70, althans een aantal vlinders,
1, flowerbed The Besqiak
voorhanden heeft gehad en/of afgeleverd aan [getuige], ten aanzien waarvan
niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter
uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet
milieubeheer gestelde regels, immers:
- bestond de lading van de nitraatklappers en/of de vlinders niet uitsluitend
uit zwart buskruit,
en/of
- bedroeg het brutogewicht van de flowerbed 14,6 kg, in ieder geval meer dan 10
kg;
art 1.2.2 lid 1 ahf/ond a Vuurwerkbesluit
art 2.1.3 lid 1 Vuurwerkbesluit.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Vaststaande feiten / aanleiding tot het onderzoek.
Op 6 december 2008 is verdachte aangehouden in de woning op het perceel [adres te plaats] samen met [naam A]. In de schuur gelegen op voormeld perceel werd een hoeveelheid vuurwerk aangetroffen2.
B. Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat er ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde sprake is van 1189 vlinders in plaats van 1329 en 8 flowerbeds Snowman in plaats van 90.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte bij de politie een bekennende verklaring heeft afgelegd en de getuige [getuige] bij de politie een voor verdachte belastende verklaring heeft afgelegd. De door verdachte ter terechtzitting van 2 maart 2010 afgelegde verklaring dat hij niet aan [getuige] zou hebben geleverd is met het oog op die eerdere verklaringen ongeloofwaardig. Datzelfde geldt voor de door [getuige] ter terechtzitting van 15 februari 2011 afgelegde, voor verdachte ontlastende, verklaring.
Tevens is het vuurwerk door deskundige verbalisanten onderzocht en hierbij is geconcludeerd dat het vuurwerk niet aan de eisen voor consumentenvuurwerk voldeed.
Naast de verklaringen van verdachte en de getuige [getuige] heeft de officier van justitie onder meer voor het bewijs opgevoerd het aantreffen van het vuurwerk en het relaas van de verbalisanten, de verklaring van [naam B] en de verklaring van [naam A]. Verbalisanten zijn op het gebied van vuurwerk voldoende deskundig, gezien de door hen opgedane kennis/scholing en ervaring.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van verdachte bij de politie niet tot bewijs gebezigd kunnen worden, omdat geen rechtsbijstand/consultatie van een raadsman voor of bij de verhoren heeft plaatsgevonden en daarom niet is voldaan aan de eisen van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM).
De raadsman heeft daarbij verwezen naar de arresten inzake Opuz, Salduz, Brusco en Taskin.
Tevens is door de raadsman aangevoerd dat zonder bijstand van advocaten afgelegde en later ingetrokken verklaringen van medeverdachten evenmin tot bewijs mogen worden gebruikt, daarbij verwijzend naar de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) inzake Karatas.
Nu sprake is van derdenwerking dienen de verklaringen die zijn afgelegd door [naam A] en in het bijzonder [getuige] van het bewijs te worden uitgesloten.
Door de raadsman is aangevoerd dat er sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs, aangezien de zoeking in Halle heeft plaatsgevonden buiten aanwezigheid van de (hulp) officier van justitie en er geen machtiging is als bedoeld in artikel 96c, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Verder is aangevoerd dat de processen-verbaal betreffende de door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen diverse onjuistheden bevatten. Tevens is aangevoerd dat het door de verbalisanten uitgevoerde onderzoek diverse onjuistheden bevat. Gelet op deze onjuistheden heeft de verdediging gesteld dat de verbalisanten, die het vuurwerk hebben onderzocht en het proces-verbaal dienaangaande hebben opgemaakt, niet deskundig zijn en dat het onderzoek derhalve onbetrouwbaar is. Doordat het vuurwerk al is vernietigd, kan er ook geen nader onderzoek worden verricht.
Verdachte dient niet aangemerkt te worden als particulier. Hij verzorgt vuurwerkshows en is deskundig op het gebied van vuurwerk. Hij beschikt over meerdere certificaten met betrekking tot het omgaan met vuurwerk. Er is bij het in de schuur aangetroffen vuurwerk geen sprake van consumentenvuurwerk maar van professioneel vuurwerk.
Door de raadsman is vrijspraak bepleit.
D. Beoordeling door de rechtbank
Salduz-verweer
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte rechtsbijstand / consultatie van een raadsman is onthouden vóór of bij zijn verhoren en dat bescherming van het EVRM - verwijzend naar het arrest van Musu Karatas - ook ziet op verklaringen van derden. Nu sprake is van derdenwerking dienen de betreffende verklaringen van het bewijs te worden uitgesloten, aldus de raadsman.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 7 december 2008 is bezocht door een piketadvocaat. Het tijdstip waarop het contact met de piketadvocaat heeft plaatsgevonden is uit het dossier niet op te maken. Verdachte is op 7 december 2008 om 10.53 uur en 13.32 uur gehoord. Het eerste verhoor ziet op een sociale verklaring die verdachte heeft afgelegd en het tweede verhoor ziet op de verklaring die verdachte heeft afgelegd over zijn functie en werk bij het vuurwerkbedrijf "[naam A] Vuurwerk" en de afspraak die hij met [naam A] had gemaakt om vuurwerk te lossen bij de bunkers in [plaats]. De op 7 december 2008 door verdachte afgelegde verklaringen zien niet op de aan hem ten laste gelegde feiten. Daarover is verdachte pas op 8 december 2008 gaan verklaren. Verdachte heeft later ter terechtzitting, behoudens met betrekking tot het ten laste gelegde feit 2, geen daarvan afwijkende verklaring afgelegd. Nu verdachte de gelegenheid heeft gehad om voorafgaande aan het eerste verhoor van 8 december 2008 een raadsman te raadplegen en daarop zijn proceshouding af te stemmen, ziet de rechtbank geen reden om zijn op 8 december 2008 en nadien afgelegde verklaringen uit te sluiten van het bewijs. Anders dan kennelijk de raadsman is de rechtbank namelijk ook van oordeel dat de uitspraak van het EHRM inzake Brusco niet noopt tot de conclusie dat - hoewel verdachte in de gelegenheid was geweest om een raadsman te consulteren voorafgaande aan laatstbedoelde verhoren - hij daarnaast het recht heeft op de feitelijke aanwezigheid van een raadsman bij die politieverhoren.
De rechtbank overweegt dat het EHRM zich niet heeft uitgelaten over eventuele rechtsgevolgen van de schending van Salduz-normen in de zaken van medeverdachten. Noch uit artikel 6 van het EVRM, noch uit de door de raadsman aangehaalde jurisprudentie dan wel enige andere jurisprudentie volgt dat niet langer zou mogen worden uitgegaan van de zogeheten Schutznorm. De ratio daarvan is daarin gelegen dat de verdachte in beginsel geen beroep toekomt op schending van rechtsnormen, voor zover die normen jegens een ander dan de verdachte zijn geschonden. Anders dan door de raadsman is betoogd, is door het jegens medeverdachten begane vormverzuim, zou daarvan al sprake zijn, naar het oordeel van de rechtbank geen inbreuk gemaakt op de rechtens te beschermen belangen van de verdachte.
Hieruit volgt dat de door de medeverdachten ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaringen in beginsel kunnen worden gebezigd voor het bewijs.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Onrechtmatig verkregen bewijs
Door de raadsman is een beroep gedaan op een onrechtmatige bewijsgaring in verband met de zoeking die op 6 december 2008 heeft plaatsgevonden in Halle, waarbij de raadsman kennelijk het oog heeft op het doorzoeken van een woning.
Het gaat in casu om (overtredingen van) voorschriften, gesteld bij of krachtens artikel 9.2.2.1 Wet Milieubeheer, waaronder het Vuurwerkbesluit, welke feiten strafbaar zijn gesteld via artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de economische delicten (WED). Op basis van artikel 20 WED hebben opsporingsambtenaren in het belang van de opsporing toegang tot elke plaats (in dit geval een schuur), voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Voor uitoefening van deze bevoegdheid is geen concrete verdenking vereist, noch de aanwezigheid van een (hulp)officier van justitie. Tegen die achtergrond bezien zijn door de verdediging geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan schending van laatstgenoemde bepaling moet worden aangenomen.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Feiten beoordeling
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In het dossier bevinden zich verschillende stukken, waaronder verklaringen van diverse personen en bescheiden, zoals hierna zakelijk en verhalenderwijs weergegeven:
Feit 1
Verdachte heeft ter terechtzitting van 2 maart 2010 verklaard dat het vuurwerk dat op 6 december 2008 in de schuur in Halle, gemeente Bronkhorst, is aangetroffen van hem was.
Het vuurwerk was een overblijfsel van een vuurwerkshow die hij had gegeven. Het vuurwerk had daar niet mogen liggen3.
Verdachte heeft daarnaast verklaard dat dit professioneel vuurwerk betrof.
Op 6 december werd het in de schuur op het perceel [adres te plaats] aangetroffen vuurwerk door de politie in beslag genomen4.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de verklaring van verdachte dat het professioneel vuurwerk betrof het volgende.
In artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit wordt als consumentenvuurwerk gedefinieerd: "vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik". In artikel 1.1.2, eerste lid onder a tot en met e, van het Vuurwerkbesluit, staan criteria vermeld wanneer vuurwerk in ieder geval wordt aangemerkt als vuurwerk dat bestemd is voor particulier gebruik, te weten wanneer:
a. het tot ontbranding wordt gebracht door een particulier,b. het te koop wordt aangeboden of ter beschikking wordt gesteld aan, gekocht of besteld door een particulier,c. het aangetroffen wordt bij een particulier,d. het binnen het grondgebied van Nederland wordt gebracht of voorhanden wordt gehouden met het oogmerk het aan particulieren ter beschikking te stellen, ofe. het is voorzien van de aanduiding: Geschikt voor particulier gebruik.
[verdachte] dient, gelet op het bepaalde in artikel 1.1.1, vierde lid, van het Vuurwerkbesluit, als exploitant van zijn eenmanszaak [verdachte] FDS aangemerkt te worden als een particulier in de zin van het voornoemde besluit. Volgens dit voorschrift wordt onder het begrip particulier, voor zover hier van belang, immers mede verstaan een exploitant van een bedrijf zonder rechtspersoonlijkheid of een rechtspersoon die niet in het bezit is van een vergunning voor opslag van vuurwerk of van een ontbrandingsvergunning. [verdachte] was niet in het bezit hiervan.5
Gelet op het vooroverwogene is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan hetgeen is bepaald in artikel 1.1.2, eerste lid, onder c, van het Vuurwerkbesluit. Het aangetroffen vuurwerk dient te worden beschouwd als vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het bij verdachte aangetroffen vuurwerk dient te worden aangemerkt als consumentenvuurwerk.
Het namens verdachte gevoerde verweer dat geen sprake is van consumentenvuurwerk wordt door de rechtbank verworpen.
Uit het onderzoek van het onder verdachte [verdachte] in beslag genomen vuurwerk blijkt het volgende6.
Onder het aangetroffen vuurwerk bevond zich:
• vuurwerk met een lont die niet zodanig was samengesteld
dat het verloop van de ontsteking tot het moment van ontbranden van
het consumentenvuurwerk bij voortduring zichtbaar was:
- 4 mortieren/mortierbommen: lange gebuisde lont7
- 3 Napolitaanse bommen: gebuisde lont8
- respectievelijk 22 en 30 mortieren/mortierbommen: gebuisde lont9
- respectievelijk 10, 10, 224, 450, 140 en 103 vlinders: gebuisde lont10;
- 4 flowerbeds/zwermpotten Skydance I: gebuisde lont11
- 24 flowerbeds Star Finale: gebuisde lont12
- 8 flowerbeds Snowman: gebuisde lont13;
• mortieren die waren bestemd om met een mortierbuis afgeschoten te
worden (herlaadbaar): onderscheidenlijk 4, 22 en 30 mortieren14;
• signaalraketten die niet waren voorzien van een stok: 43 stuks15;
• signaalraketten en nitraatklappers waarvan de lading niet uitsluitend bestond uit zwart buskruit:
- 43 signaalraketten16
- 180 nitraatklappers17.
Uit het onderzoek van het NFI is gebleken dat de lading niet uitsluitend uit zwart buskruit bestaat18;
• Romeinse kaarsen die waren voorzien van een elektronische ontsteking en niet van een lont welke een ontsteekvertraging had van minimaal 3 en maximaal 8 seconden: 16 stuks19.
Door de bij de provincie Gelderland werkzame handhaver [naam] - belast met het controleren van vuurwerkevenementen waarbij door gecertificeerde vuurwerkontstekers (zoals verdachte [verdachte]) professioneel vuurwerk wordt ontstoken - is ten aanzien van een aantal door de officier van justitie als mortieren aangemerkt stuks vuurwerk verklaard dat het om zinkpotten gaat, niet zijnde knalvuurwerk, dan wel pot a feu's, siervuurwerk zonder knal.
Omdat dit soort vuurwerk ook zonder gebruikmaking van een mortier kan worden gebruikt zal de rechtbank dit vuurwerk voor het bewijs buiten beschouwing laten.
Door en namens verdachte is aangevoerd dat het in beslag genomen vuurwerk zelf niet is onderzocht door het NFI en dat, voor zover het de inhoud van het vuurwerk betreft, niet volstaan kan worden met een verwijzing naar de algemene deskundigenverklaring van het NFI.
De rechtbank is echter van oordeel dat volstaan kan worden met de verwijzing naar de in het dossier aanwezige Deskundigenverklaring Knalvuurwerk met Lont, resp, Deskundigenverklaring Signaalraketten en verwerpt dan ook het gevoerde verweer.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. De verbalisanten hebben het vuurwerk onderzocht en vergeleken met in het verleden door het NFI onderzocht vuurwerk, ten aanzien waarvan de bevindingen en conclusies zijn neergelegd in de Algemene Deskundigenverklaringen NFI. Hierbij hebben de verbalisanten specifiek verwezen naar de verschillende soorten vuurwerk. Tevens heeft de rechtbank geconstateerd dat de signaalraketten nr. 901 en de nitraatklappers "Colour Thunder" overeenkomen met de desbetreffende door het NFI onderzochte en in genoemde Deskundigenverklaringen vermelde soort en type vuurwerk.
Over de zichtbaarheid van het verloop van de ontsteking tot het moment van ontbranding van het vuurwerk is door verbalisant [verbalisant 1] aanvullend verslag20 uitgebracht, met als bijlage een rapport van het NFI gedateerd 28 april 201021.
Gelet op de door de verbalisanten gedane bevindingen en met name hetgeen in het aanvullend proces-verbaal van 3 mei 2010 inzake de ervaring van de verbalisanten op het gebied van vuurwerk is gerelateerd, is de rechtbank voldoende overtuigd van de deskundigheid van de betreffende verbalisanten.
Het verzoek van de raadsman om nader deskundigenonderzoek wordt daarom gepasseerd.
Beroep op overmacht
Door de raadsman is aangevoerd dat er sprake is van overmacht, omdat verdachte zijn toevlucht heeft moeten nemen tot deze wijze van opslag aangezien in Nederland mogelijkheden ontbreken voor legale opslag, dit tengevolge van klemmende persoonlijke omstandigheden, namelijk een onverwachte echtscheiding.
De rechtbank overweegt als volgt. Door verdachte is aangevoerd dat het in de schuur aangetroffen vuurwerk resteerde van een vuurwerkshow op 7 september 2008. Het vuurwerk is door de politie aangetroffen op 6 december 2008. Met een tijdsverloop van zo'n drie maanden acht de rechtbank een overmachtsituatie niet aannemelijk geworden, zeker in het geval van verdachte omdat hij als professional op het gebied van vuurwerk op de hoogte was van de regelgeving rond de opslag daarvan.
De rechtbank verwerpt het verweer.
Feit 2
Verdachte ([verdachte]) heeft ter terechtzitting van 2 maart 2010 verklaard in november 2008 consumentenvuurwerk te hebben geleverd22 aan [getuige].
Door [getuige] is als getuige ter terechtzitting verklaard dat hij de bij hem aangetroffen nitraatklappers en vlinders zelf in België heeft gekocht en dat het bij hem aangetroffen siervuurwerk op 26 november 2008 aan hem was geleverd door verdachte [verdachte]23. Tevens heeft de getuige verklaard, en desgevraagd herhaald, dat hij het flowerbed van [verdachte] heeft gekocht.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de verklaring van deze getuige ter terechtzitting afgelegd betrouwbaar, temeer nu de verklaring verdachte met betrekking tot de nitraatklappers en vlinders weliswaar ontlast, maar de getuige ten aanzien van het flowerbed volhardt in zijn verklaring zoals aanvankelijk ook bij de politie afgelegd.
Uit het onderzoek van het onder verdachte [getuige] in beslag genomen vuurwerk blijkt het volgende24.
Onder het aangetroffen vuurwerk bevond zich:
• een flowerbed waarvan het meer bedroeg dan 10 kg (14,6 kg):
- 1 stuks flowerbed The Besqiak25.
Eindoverweging
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat er voldoende bewijs is voor een bewezenverklaring van de aan verdachte verweten strafbare feiten.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 6 december 2008, te Halle, gemeente Bronckhorst opzettelijk, (in een schuur staande op perceel [[adres] aanwezig) consumentenvuurwerk, te weten
een aantal (56) mortieren / (meerslags)mortierbommen,
3 Napolitaanse Bommen,
een aantal (1177) vlinders,
4 flowerbeds / zwermpotten Skydance I,
24 flowerbeds Star finale,
een aantal (8) flowerbeds Snowman,
43 signaalraketten nr. 901,
een aantal (180) nitraatklappers,
16 Romeinse kaarsen (electric shooter),
voorhanden heeft gehad, ten aanzien waarvan niet werd voldaan aan de bij het
Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter uitwerking van voornoemd besluit
krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer gestelde regels, immers:
- was (een deel van) voornoemd vuurwerk voorzien van een lange lont die niet
zodanig was samengesteld dat het verloop van de ontsteking tot het moment van
de ontbranding van het consumentenvuurwerk bij voortduring zichtbaar was,
- waren de mortieren bestemd om met een mortierbuis afgeschoten te worden
(herlaadbaar),
- waren de signaalraketten niet voorzien van een stok en/of bestond de lading
van de signaalraketten en/of de nitraatklappers niet uitsluitend uit zwart
buskruit,
en
- waren de Romeinse kaarsen voorzien van een electronische ontsteking en niet
van een lont welke een ontsteekvertraging had van tenminste 3 en ten hoogste
8 seconden;
2.
hij in de maand november 2008, te Zelhem, gemeente Bronckhorst, opzettelijk consumentenvuurwerk, te weten
1 flowerbed The Besqiak
voorhanden heeft gehad en afgeleverd aan [getuige], ten aanzien waarvan
niet werd voldaan aan de bij het Vuurwerkbesluit gestelde eisen of de ter
uitwerking van voornoemd besluit krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet
milieubeheer gestelde regels, immers:
- bedroeg het brutogewicht van de flowerbed 14,6 kg, in ieder geval meer dan 10
kg.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 2:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht. De officier heeft in haar eis betrokken dat verdachte als professional (gecertificeerd afsteker van vuurwerk) zwaar vuurwerk heeft opgeslagen zonder de eisen die aan de opslag van vuurwerk worden gesteld in acht te nemen. Hij heeft zodoende alle veiligheidsmaatregelen die aan de opslag van vuurwerk worden gesteld omzeild. Het vuurwerk lag bovendien opgeslagen in een schuur op een afstand van tien meter van een woning, met alle risico's van dien.
Extra kwalijk is dat verdachte als gecertificeerd afsteker professioneel vuurwerk aan particulieren ter beschikking heeft gesteld, terwijl hij zich bewust had moeten zijn hoe gevaarlijk dergelijk vuurwerk kan zijn in handen van particulieren.
Door en namens de verdachte is aangevoerd dat verdachte first offender is en gezondheidsproblemen heeft. In het geval de rechtbank de buiten proportionele eis van de officier van justitie zou volgen, zou dat leiden tot ontslag van verdachte bij zijn werkgever. Het vinden van een nieuwe baan zou in de positie van verdachte bijzonder moeilijk zijn.
Voor het geval de rechtbank toch tot een veroordeling mocht komen kan worden volstaan met het opleggen van een taak-/leerstraf en een voorwaardelijke straf eventueel met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een grote hoeveelheid vuurwerk voorhanden gehad dat niet voldeed aan de wettelijke eisen. Verdachte is als gecertificeerd vuurwerkafsteker, en in die zin als een deskundige te beschouwen op het gebied van vuurwerk, niet prudent omgesprongen met de eisen die aan het voorhanden hebben van vuurwerk zijn gesteld. Door het vuurwerk op te slaan in een nabij een woning gelegen schuur heeft hij blijk gegeven onvoldoende verantwoordelijk om te gaan met het gevaar en risico dat met name aan het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk verbonden is.
Uit verdachtes opstelling ter terechtzitting heeft de rechtbank moeten afleiden dat hij zich onvoldoende rekenschap geeft van de verantwoordelijkheid die in dat opzicht van hem mag worden verwacht. Door het zonder strikte noodzaak voort laten duren van de opslag in de betreffende schuur heeft hij welbewust gekozen voor het laten voortduren van deze explosieve situatie.
Daarnaast heeft verdachte professioneel vuurwerk geleverd aan een particulier, hetgeen in deze context laakbaar is, gelet op hetgeen nu juist met de strikte regelgeving op dit terrein is beoogd.
Het afsteken van dergelijk vuurwerk door een particulier brengt ernstige risico's met zich, zowel voor degene die het vuurwerk afsteekt, als ook voor nietsvermoedende omstanders.
Ten voordele van verdachte weegt dat hij niet eerder is veroordeeld voor dit soort feiten en daarom als een first-offender moet worden beschouwd.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Deze overschrijding is echter dermate gering, zo'n drie maanden, dat dit niet tot enige verdiscontering behoeft te leiden, mede omdat de vertraging ook zijn oorzaak vindt in het verzoek van de raadsman om een getuige te horen.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank de aflevering van vuurwerk aan [getuige] waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt, van beperkte omvang, terwijl ook voor het overige minder is bewezen dan waarop de officier van justitie haar eis heeft gestoeld. De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen de eisen en straffen die in de zaken tegen de betrokken medeverdachten door de rechtbank zijn opgelegd.
De rechtbank ziet dan ook aanleiding om sterk af te wijken van de gevorderde straf. Zij zal verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op leggen, teneinde verdachte in te scherpen dat hij zich in de toekomst moet onthouden van dit soort handelen en dat dat hij anders alsnog een gevangenisstraf riskeert.
Daarnaast zal de rechtbank, rekening houdende met de volledige baan van verdachte en ook gelet op zijn lichamelijke situatie, een werkstraf op leggen van na te melden duur.
In beslag genomen voorwerpen
Gelet op de door verdachte op 8 december 2008 afgelegde en ondertekende afstandsverklaringen behoeft de rechtbank geen beslissing meer te nemen over beslag.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen:
- 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
- 1.2.2 en 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit;
- 5 en 9 van de Regeling nadere eisen aan vuurwerk 2004,
zoals geldend ten tijde van het plegen van de strafbare feiten.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
feit 1:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
feit 2:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Van de Wetering en Draisma, in tegenwoordigheid van van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 maart 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het (stam)proces-verbaal nummer PL0664/09-200122, Regiopolitie Noord-Oost Gelderland, gesloten en ondertekend door P.J. van Neijhof en J.W. Pennings op 7 april 2009.
2 Voormeld stamproces-verbaal 11, 12 en 13.
3Proces-verbaal terechtzitting 2 maart 2010, blad 1 en 2
4 Stamproces-verbaal doorgenummerde pag. 13 en de kennisgeving van inbeslagnming
5 Proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 25
6 Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, gedateerd 13 maart 2009 en opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde dossierpag. 470 t/m 646.
7 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, doorgenummerde dossierpagina 481
8 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, doorgenummerde dossierpagina 483
9 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, doorgenummerde dossierpagina 485 en 525
10 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, doorgenummerde dossierpagina 491, 493, 499, 501, 503, 505, 507 en 509
11 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, doorgenummerde dossierpagina 529
12 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, doorgenummerde dossierpagina 533
13 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, doorgenummerde dossierpagina 550
14 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, doorgenummerde dossierpagina 481/482, 485/ 486 en 525/526
15 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, doorgenummerde dossierpagina 535
16 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, doorgenummerde dossierpagina 535 en 602
17 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, doorgenummerde dossierpagina 546 en 593
18 Deskundigenverklaring Knalvuurwerk met lont, NFI, versie 5, 19 november 2008, doorgenummerde dossierpag. 583 e.v.; Deskundigenverklaring Signaalraketten NFI versie 5, 24 oktober 2008, dossierpag. 599 e.v.
19 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, doorgenummerde dossierpagina 559
20 Aanvullend proces-verbaal nr. PL0600/08-374455, gedateerd 3 mei 2010 en opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1]
21 NFI rapport - met bijlagen -, opgemaakt door de NFI-deskundige Explosies en Explosieven dr. M. Koeberg
22 Proces-verbaal terechtzitting 2 maart 2010, blad 2
23 Proces-verbaal terechtzitting 15 februari 2011
24 Proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk, doorgenummerde dossierpag. 663 e.v.
25 Proces-verbaal van onderzoek aan inbeslaggenomen vuurwerk, doorgenummerde dossierpagina 698