ECLI:NL:RBZUT:2011:BP6463

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/031199-94
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Feraaune
  • Roelvink
  • Troost
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege

Op 2 maart 2011 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling van een betrokkene, die sinds 1995 onder deze maatregel valt. De rechtbank heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege met één jaar verlengd. De rechtbank oordeelt dat de betrokkene als chronisch delictgevaarlijk kan worden beschouwd, waarbij het gebruik van medicatie en de geboden structuur essentieel zijn voor het onder controle houden van de delictgevaarlijkheid. Indien één van deze twee elementen ontbreekt, neemt de delictgevaarlijkheid direct toe tot een hoog niveau.

De rechtbank heeft de relevante stukken bekeken, waaronder adviezen van deskundigen en reclassering. De officier van justitie had aanvankelijk een verlenging van twee jaar gevorderd, maar heeft deze vordering tijdens de behandeling in raadkamer op 16 februari 2011 bijgesteld tot één jaar. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de huidige situatie van dwangverpleging nog moet worden gehandhaafd, gezien de problematiek en risicofactoren van de betrokkene. De rechtbank heeft de kliniek aangespoord om te trachten uit de impasse te geraken waarin zowel de betrokkene als de kliniek zich bevinden.

De raadsman van de betrokkene heeft betoogd dat de grenzen van proportionaliteit zijn bereikt en dat er geen groot gevaar voor recidive is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen een verlenging van de terbeschikkingstelling vereisen. De deskundigen hebben bevestigd dat het afbouwen van medicatie alleen onder gecontroleerde omstandigheden kan plaatsvinden, en dat de huidige situatie gehandhaafd moet blijven om het risico op recidive te minimaliseren. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de terbeschikkingstelling voor de duur van één jaar te verlengen, met de nadruk op de noodzaak van medicatie en structuur voor de betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Uitspraak d.d. 2 maart 2011
Parketnummer: 06/031199-94
Ter griffie van deze rechtbank is ingediend een vordering d.d. 24 september 2010 van de officier van justitie in dit arrondissement, strekkende tot verlenging van de terbeschikkingstelling van:
[betrokkene],
geboren te [plaats op 1973],
thans verblijvende bij FPC Veldzicht te Balkbrug,
in [locatie te plaats],
hierna te noemen: betrokkene,
met een termijn van twee jaar.
De officier van justitie heeft tijdens de behandeling in raadkamer op 16 februari 2011 de vordering tot verlenging van de maatregel bijgesteld tot één jaar.
De maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege is opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 26 september 1995 en laatstelijk verlengd bij beslissing van het gerechtshof te Arnhem van 30 juni 2009.
De vordering is in het openbaar behandeld door de raadkamer van deze rechtbank op 5 november 2010. Bij tussenbeslissing van 19 november 2010 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en aangehouden voor ten hoogte drie maanden ten behoeve van nadere rapportage. De vordering is wederom in het openbaar behandeld door de raadkamer van deze rechtbank op 16 februari 2011. Van deze behandelingen zijn processen-verbaal opgemaakt. Betrokkene is telkens bijgestaan door mr. N.A. Heidanus, advocaat te Groningen.
De rechtbank heeft de stukken bezien, waaronder:
- een verlengingsadvies d.d. 14 september 2010, en een aanvullend advies d.d. 8 februari 2011, beide opgemaakt door drs. P.J.C. Bakx, eerste geneeskundige, en J.B. Blekkink, hoofd van de inrichting;
- de wettelijke aantekeningen en de aanvullend opgemaakte wettelijke aantekeningen;
- het reclasseringsadvies TBS d.d. 8 februari 2011 van Reclassering Nederland, opgemaakt door B. Otten.
Motivering
De vordering is binnen de in artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering vermelde termijn ingediend.
De raadsman van betrokkene heeft betoogd dat betrokkene al sinds 1995 ter beschikking is gesteld, dat betrokkene thans niet langer behandeld wordt en dat de grenzen van proportionaliteit inmiddels zijn bereikt. Er is geen sprake van groot gevaar voor recidive. Betrokkene heeft al diverse malen bij zijn vriendin mogen verblijven. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat ook de kliniek vindt dat het gevaar voor herhaling inmiddels is teruggebracht tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau. Betrokkene heeft naar het oordeel van de raadsman recht op uitzicht van beëindiging van de maatregel. Dit wordt hem geboden indien de terbeschikkingstelling voorwaardelijk wordt beëindigd. Betrokkene realiseert zich dat hij veel heeft te verliezen indien hij de daaraan te stellen voorwaarden overtreedt. Daarbij komt dat een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel zou betekenen dat betrokkene nog gedurende lange tijd, negen jaren, kan worden begeleid en dat de voorwaarden zo nodig bijgesteld kunnen worden. Indien na die negen jaar alle risico’s nog niet beteugeld zijn, kan een machtiging in het kader van BOPZ zekerheden bieden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een mogelijke voorwaardelijke beëindiging niet aan de orde is. Het gebruik van medicatie en de structuur en begeleiding die de kliniek biedt, zijn noodzakelijk. Zij heeft gepersisteerd bij de vordering, temeer daar betrokkene het medicijngebruik zou willen afbouwen. De deskundigen hebben gesteld dat een dergelijk experiment binnen het kader van de dwangverpleging moet plaatsvinden. Indien het afbouwen van het medicijngebruik probleemloos verloopt, zou er vervolgens gewerkt kunnen worden aan een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel.
Uit het door de heer Otten van Reclassering Nederland opgemaakte advies en de door hem op 16 februari 2011 tijdens de behandeling in raadkamer gegeven toelichting blijkt dat de huidige situatie gezien de problematiek van betrokkene en de daaraan verbonden risicofactoren gehandhaafd zou moeten blijven, omdat anders het risico op langere termijn hoog wordt geacht. De behoefte van betrokkene om zijn medicijngebruik af te bouwen in het kader van een voorwaardelijke beëindiging wordt nog risicovoller geacht en is voor de reclassering geen optie. Indien de rechtbank mocht besluiten de terbeschikkingstelling voorwaardelijk te beëindigen, is de reclassering wel bereid daar invulling te geven.
De deskundige Weijmans Schultz heeft tijdens de behandeling in raadkamer aangevoerd dat hij, om aan de wens van betrokkene tegemoet te komen, aan het afbouwen van het libidoremmende middel Lucrin zou willen meewerken. Hij heeft echter niet de verwachting dat betrokkene daar volledig zonder kan. Een dergelijk experiment van afbouwen van medicijnen dient binnen het kader van de dwangverpleging plaats te vinden.
De deskundige Veldsema heeft tijdens de behandeling in raadkamer aangevoerd dat het afbouwen van de medicatie zou moeten geschieden onder gecontroleerde omstandigheden binnen de kliniek, aangezien niet in te schatten is hoe dit zal verlopen. Er valt van tevoren niet in te schatten hoe lang dit zal duren. Indien betrokkene terugvalt in de oude situatie, zal het moeilijk worden hem wederom uit te plaatsen.
Op grond van het vorenstaande blijkt dat het afbouwen van het medicijn Lucrin alleen onder gecontroleerde omstandigheden verantwoord kan plaatsvinden. Indien betrokkene volhardt in zijn wens daartoe is het aan hemzelf om te beoordelen of hij bereid is zich daartoe weer volledig binnen de kliniek te laten opnemen.
Uit het verlengingsadvies – in samenhang met de wettelijke aantekeningen –, het rapport van de reclassering en de daarop gegeven toelichtingen blijkt dat er bij betrokkene sprake is van een pervasieve ontwikkelingsstoornis (een autisme spectrum stoornis) met blijvende sociale en emotionele terkorten. Hij kan worden gezien als chronisch delictgevaarlijk. Het gebruik van medicatie en de geboden structuur zijn nog steeds essentieel voor het onder controle houden van de delictgevaarlijkheid. Indien één van de twee thans ontbreekt, neemt de delictgevaarlijkheid direct toe tot hoog.
De rechtbank is van oordeel dat het herhalingsgevaar nog zodanig is dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, eist dat de termijn van de terbeschikkingstelling – welke maatregel onder meer is toegepast ter zake van een zedenmisdrijf met geweldscomponent dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen – moet worden verlengd.
Gezien de problematiek en de daaraan verbonden risicofactoren, die niet voldoende door een voorwaardelijke beëindiging van de terbeschikkingstelling beperkt kunnen worden, is de rechtbank van oordeel dat de huidige situatie van dwangverpleging thans nog gehandhaafd moet blijven. De rechtbank ziet wel aanleiding de verlenging te beperken tot één jaar. De kliniek wordt op het hart gedrukt in het komende jaar te trachten uit de impasse te geraken waarin zowel de veroordeelde als de kliniek zich in bevinden als het gaat om de toekomst.
De rechtbank beslist daarom als volgt.
Beslissing
De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van [betrokkene] voornoemd voor de tijd van één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Feraaune, voorzitter, Roelvink en Troost, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 maart 2011.