Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 107511 / HA ZA 09-1377
Vonnis van 23 februari 2011
1. [eiser sub 1],
2. [eiser sub 2],
beiden wonende te [plaats, gemeente],
eisers,
advocaat mr. J.J. Paalman te Almelo,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Naam BV],
gevestigd te [plaats, gemeente],
gedaagde,
(proces)advocaat mr. K.A.M. van Os-ten Have te Zutphen.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 14 april 2010
- het proces verbaal van de comparitie van partijen
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de akte uitlating producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] heeft in 2000 / 2001, op basis van een mondelinge opdracht, elektrawerkzaamheden verricht bij het varkensbedrijf van [eisers] aan de [adres te plaats]. In dat kader heeft [gedaagde] onder meer een nieuwe groepenkast, ook wel aangeduid als “verdeler”, geplaatst in de zogeheten technische ruimte, gelegen tussen de kraamstal en de gespeende biggenstal, tezamen ook wel aangeduid als de zeugenstal. De nieuwe groepenkast is door [gedaagde] niet voorzien van een aardlekschakelaar.
2.2. [eisers] heeft in 2002 de inrichting van de zeugenstal vernieuwd. Daarbij zijn door een derde, [stalinrichtingsbedrijf], onder meer voedermachines geplaatst. In een door [eisers] naar aanleiding van de comparitie van partijen opgesteld verslag van de gang van zaken, door hem overgelegd als productie 12 bij conclusie van repliek, schrijft hij daarover (pagina 13): “De [naam 1] gaf aan dat installatiebedrijf [gedaagde] niet betrokken is geweest bij de plaatsing van voermachines. Deze opmerking is juist. Het voorwerk (aansluiting maken in de meterkast en plaatsen van een doos) is echter wel door [gedaagde] gedaan, zodat stalinrichtingsbedrijf [stalinrichtingsbedrijf] de uiteindelijke aansluiting kon maken”.
2.3. Bij brief met bijlagen van 2 december 2008 (productie 4 bij dagvaarding), hierna te noemen: het Inspexx rapport, schrijft de heer Spekkink van Inspexx aan de heer
[eiser sub 1] onder meer:
“(…)
Op 24 november 2008 hebben wij op uw verzoek onderzoek gedaan naar de situatie van de elektrische installatie in de varkensstallen aan de [adres te plaats]. De aanleiding hiervoor is dat zich in de afgelopen jaren niet verklaarbare gezondheidsproblemen met de varkens hebben voorgedaan. Het vermoeden is dat dit voortkomt uit gebreken in de elektrische installatie.
(...) Hierbij heeft u ons onder andere de aardlitze getoond, welke in week 47 is geconstateerd in de verdeler in de zeugen- en biggenstal. Deze aardlitze zat toen los in de verdeler en heeft, meest waarschijnlijk door trilling, een aardsluiting gemaakt naar de spanningsrail van fase 1. Vreemd genoeg is bij het maken van deze aardsluiting de beveiliging niet afgeschakeld. Met deze informatie hebben wij met u en de heer [naam 2] van [gedaagde] een rondgang door uw bedrijf gemaakt.
Ons is gebleken dat de installatie zo is opgebouwd dat alle verdelers voorzien zijn van een eigen aardelektrode. De verdeler in de zeugenstal is niet door een aardlekschakelaar beveiligd.(…)
De voeding naar het bedrijf is destijds in overleg met het energiebedrijf opgebouwd volgens blad 38 van de NPR 5310 (zie bijlage). Hierin zijn een aantal voorwaarden beschreven, waaraan voldaan moet worden, voor het achterwege laten van aardlekschakelaars (…) De loszittende aardlitze in de verdeler in de zeugen- en biggenstal zou bij trilling een aardsluiting hebben veroorzaakt. (…) Indien deze verdeler beveiligd was met een aardlekschakelaar, had deze de installatie spanningsloos gemaakt. (…)”
Het Inspexx rapport bevat een bijlage A met daarin een opsomming van een aantal door door haar geconstateerde afwijkingen. In deze opsomming wordt onder meer melding van gemaakt van een loszittende kooiklem in de groepenkast (verdeler) van de zeugen- en biggenstal, onder welke klem de betreffende aardlitze heeft gezeten. Ook wordt melding gemaakt van stof en vuil in de groepenkast.
2.4. Bij brief van 18 december 2008 (productie 5 bij dagvaarding) heeft [eisers] [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de schade die [eisers] heeft geleden veroorzaakt door de gebrekkige elektrische installatie. De schade bestaat uit diersterfte, zo schrijft [eisers] in de brief. [gedaagde] heeft de aansprakelijkheid van de hand gewezen.
2.5. [eisers] heeft een brief overgelegd van de heer De Vries van Dierenartsenpraktijk Doetinchem – Zeddam van 21 augustus 2010 (productie 14 bij conclusie van repliek), derhalve van enige tijd na het aanhangig maken van deze procedure, waarin De Vries onder meer schrijft:
“(…)
In 2006 bezocht ik het bedrijf voor het eerst, ik werd daar geconfronteerd met de probleemstelling van onvoldoende productie en rendement. (…)
Door de onderzoeken en getroffen maatregelen waren vrijwel alle plausibele oorzaken uitgesloten. De mogelijke oorzaak van stress a.g.v. elektrische spanning is nooit in beeld geweest en in deze vorm ook zeer uitzonderlijk, omdat de spanning niet continu aanwezig was maar intermitterend. Spanning op stalinventaris komt wel vaker voor, maar dan vrijwel altijd in een continue vorm. (…)
We mogen er van uit gaan dat het voor een varken een behoorlijk stressvolle situatie is om zich in een omgeving te bevinden waar het zo nu en dan een elektrische schok krijgt en zich er niet aan kan onttrekken. Stress (met name chronisch) heeft een groot effect op de weerstand van een varken, maar ook direct op de vruchtbaarheid (o.a. door een verlaagd LH niveau). Daarnaast is bekend dat stresssituaties in de eerste 4 weken van de dracht een sterk negatief effect hebben op de innesteling van embryo’s en dus het aantal biggen dat geboren gaat worden. Hoe groot dit effect geweest is is voor mij moeilijk aan te geven. (…)”
2.6. Bij brief van 9 augustus 2010 (productie 15A bij conclusie van repliek) schrijft de heer Geudeke van de Gezondheidsdienst voor Dieren, hierna: GD, onder meer:
“Naar aanleiding van ons gesprek op donderdag 29 juli 2010 heb ik de van u ontvangen informatie over de gezondheidsproblemen bij de zeugen op uw bedrijf in de periode 2005 – 2008 doorgenomen. (…) Op basis van de informatie denk ik dat het niet onwaarschijnlijk is dat de beschreven gezondheidsproblemen veroorzaakt zijn door het feit dat op de stalinventaris elektrische stroom heeft gestaan. Dat baseer ik op wat bekend is uit de literatuur en uit andere ervaringen bij de GD in combinatie met de aard van de problemen en het beperkte effect van de vele genomen maatregelen. (…)”
3. Het geschil
3.1. [eisers] vordert - samengevat - dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal verklaren dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de in 2000/2001 tussen [eisers] en [gedaagde] gesloten overeenkomst(en) althans dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eisers] heeft gehandeld door op het bedrijf van [eisers] aan de [adres te plaats] een elektrotechnische installatie aan te leggen die niet aan de redelijkerwijs te stellen eisen voldeed althans ter zake beslissingen te nemen die de rechtbank in goede justitie meent te moeten nemen, en voorts [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de daardoor door [eisers] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en vermeerderd met de proceskosten.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In de kern heeft [eisers] aan zijn vorderingen te grondslag gelegd dat [gedaagde] bij de aanleg van de elektrische installatie in 2000 / 2001 in de zeugenstal een fout heeft gemaakt door de groepenkast niet te voorzien van een aardlekschakelaar. Ten gevolge van een loszittende aardlitze in die groepenkast is, zo begrijpt de rechtbank de stellingen van [eisers], vanaf 2005 de stalinrichting met enige regelmaat onder stroom komen te staan terwijl, indien [gedaagde] wel een aardlekschakelaar zou hebben geplaatst, dit niet had kunnen gebeuren. Het regelmatig onder stroom staan van de stalinrichting heeft, zo stelt [eisers], geleid tot stress bij de varkens in die stallen en onder meer daardoor een verhoogde vatbaarheid voor allerlei ziekten veroorzaakt alsmede afnemende vruchtbaarheid en een toename van het aantal doodgeboren biggen. [eisers] heeft daardoor, zo stelt hij, in de periode 2005 – 2008 bedrijfsschade geleden door slechtere bedrijfsresultaten in vergelijking tot de daaraan voorafgaande jaren. Voorts heeft [eisers], zo stelt hij, daardoor allerlei kosten moeten maken. [gedaagde] heeft de vorderingen en de daaraan ten grondslag gelegde feiten op vrijwel alle onderdelen bestreden en de rechtbank verzocht - omwille van proceseconomie - eerst de causaliteitsvraag te beantwoorden. Dit stuit echter op het probleem dat, zoals [gedaagde] ook terecht heeft gesteld, tot op heden [eisers] heeft nagelaten de door hem geleden schade te preciseren. Daarmee is de vraag naar het oorzakelijke verband tussen de veronderstelde fout en de daardoor geleden schade nog niet afdoende te beantwoorden. Nu een begroting van dit type schade (bedrijfsschade) en het vaststellen van de oorzaken daarvan in het algemeen ook een kostbare aangelegenheid zal zijn, komt het de rechtbank, mede uit oogpunt van proceseconomie, niet onredelijk voor dat [eisers] eerst duidelijkheid wenst te verkrijgen over de vraag of er sprake is van een toerekenbare tekortkoming van [gedaagde] in de nakoming van de overeenkomst dan wel een door [gedaagde] gepleegde onrechtmatige daad.
4.2. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] bij de uitvoering van de elektrawerkzaamheden in 2000 / 2001 in de ten behoeve van de zeugenstal nieuw aangelegde groepenkast geen aardlekschakelaar heeft aangebracht. [gedaagde] heeft in dat verband gesteld dat [eisers] haar expliciet opdracht heeft gegeven om daar geen aardlekschakelaar te plaatsen. Volgens [gedaagde] was [eisers] tegen het aanbrengen van een aardlekschakelaar omdat de gedateerde gebouwen en installaties van de zeugenstal, in geval er een aardlekschakelaar zou worden geplaatst, een groot aantal storingen zou veroorzaken en dit de technische resultaten bij de varkens zodoende negatief zou beïnvloeden. Bovendien wenste [eisers] geen aardlekschakelaar in die groepenkast in verband met het daaraan verbonden alarm dat dan steeds, ook ’s-nachts, zou afgaan, zo heeft [gedaagde] gesteld. Ter ondersteuning van haar stellingen op dit punt heeft [gedaagde] verklaringen overgelegd (productie 2 bij conclusie van antwoord) van [naam 1] en twee werknemers van [gedaagde] die destijds de werkzaamheden bij [eisers] hebben verricht, [naam 3] en [naam 2]. [gedaagde] stelt dat hij uiteindelijk, onder druk van [eisers], heeft ingestemd met het niet plaatsen van een aardlekschakelaar in die groepenkast omdat haar uit opgevraagde informatie bij de NUON gebleken was dat het tijdelijk achterwege laten van een aardlekschakelaar is toegestaan en omdat [eisers] haar de toezegging heeft gedaan dat hij, in het kader van de enkele maanden later, in 2002, uit te voeren renovatie van de zeugenstal, alsnog een aardlekschakelaar zou aanbrengen. Tussen partijen staat voorts vast dat [gedaagde] in de groepenkasten in de andere bedrijfsgebouwen wel aardlekschakelaars heeft aangebracht.
4.3. Indien [eisers], zoals [gedaagde] stelt, [gedaagde] in 2000 / 2001 heeft opgedragen geen aardlekschakelaar aan te brengen in de groepenkast van de zeugenstal dan komt daarmee aan de vorderingen van [eisers] de grondslag te ontvallen. Zoals hiervoor immers is overwogen is het verwijt dat [eisers] [gedaagde] maakt in de kern terug te voeren op het niet aanbrengen van een aardlekschakelaar in die groepenkast. Anders dan [eisers] heeft gesteld is de stelling van [gedaagde] over het bewust niet aanbrengen van een aardlekschakelaar geen bevrijdend verweer. Door [gedaagde] wordt immers gemotiveerd betwist dat de opdracht van [eisers] heeft ingehouden dat in die betreffende groepenkast een aardlekschakelaar zou worden aangebracht. [gedaagde] beroept zich dan ook niet op een nadere, van de opdracht afwijkende afspraak, wat in het algemeen als een bevrijdend verweer heeft te gelden, doch zij bestrijdt de inhoud van de overeenkomst waaraan [eisers] in deze procedure rechtsgevolgen verbindt. Gelet daarop rust op [eisers], ingevolge artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de bewijslast en daarmee ook het bewijsrisico van het feit dat de in 2000 / 2001 door [eisers] aan [gedaagde] verstrekte opdracht mede inhield dat [gedaagde] in de groepenkast van de zeugenstal een aardlekschakelaar zou aanbrengen. Tot dat bewijs zal [eisers] worden toegelaten.
4.4. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. draagt [eisers] op te bewijzen dat de in 2000 / 2001 door [eisers] aan [gedaagde] verstrekte opdracht mede inhield dat [gedaagde] in de groepenkast van de zeugenstal een aardlekschakelaar zou aanbrengen,
5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 9 maart 2011 voor uitlating door [eisers] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.3. bepaalt dat [eisers], indien hij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.4. bepaalt dat [eisers], indien hij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden april tot en met juni 2011 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. P.F.A. Bierbooms in het gerechtsgebouw te Zutphen aan de Martinetsingel 2,
5.6. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.7. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op
23 februari 2011.