ECLI:NL:RBZUT:2011:BP7634

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940378-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met bijzondere voorwaarden voor reclassering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 15 maart 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. De verdachte werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, [slachtoffer], op 23 september 2010 te Harderwijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een vechtpartij, het slachtoffer meermalen met kracht in het gezicht heeft geslagen, wat resulteerde in een gebroken jukbeen. De verdachte werd aanvankelijk als slachtoffer gehoord in verband met een schietincident, maar na onderzoek werd hij als verdachte aangemerkt.

De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 237 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, inclusief deelname aan een ambulante behandeling. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan de poging tot zware mishandeling, hoewel de zware mishandeling niet bewezen kon worden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 177 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De bijzondere voorwaarde houdt in dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de impact op het slachtoffer en omstanders.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940378-10
Uitspraak d.d.: 15 maart 2011
Tegenspraak / oip
Na aanhouding: verschenen / onip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Spanje) op [1986],
wonende te [adres en plaats].
Raadsman: A.W. Syrier, advocaat te Utrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 januari 2011 en 1 maart 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 september 2010 te Harderwijk,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: een gebroken
oogkas en/of jukbeen), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen,
althans éénmaal, (met kracht) in en/of op en/of tegen het gezicht en/of het
hoofd te stompen en/of te slaan;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 23 september 2010 te Harderwijk,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde
[slachtoffer], meermalen, althans éénmaal, (met kracht) in en/of tegen en/of op het
gezicht en/of het hoofd heeft gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 23 september 2010 te Harderwijk opzettelijk mishandelend
[slachtoffer], meermalen, althans éénmaal, (met kracht) in en/of tegen en/of op
het gezicht en/of het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of elders op het
lichaam heeft geslagen en/of geschopt,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (te weten: een gebroken
oogkas en/of jukbeen), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1:
Aanleiding van het onderzoek
Op 23 september 2010 omstreeks 12.42 uur ontving de politie een melding dat er kort daarvoor een schietincident had plaatsgevonden nabij het NS station te Harderwijk. Het slachtoffer bevond zich in een cafetaria, gelegen tegenover het Stationsplein. Diverse politie-eenheden zijn ter plaatse gegaan. Op het moment van het voorval was het druk met passanten en reizigers voor het ter plaatse gelegen NS-station en busstation, de kiosk en scholieren van het nabij gelegen scholencomplex.
Uit diverse getuigenverklaringen kwam naar voren dat er een vechtpartij had plaatsgevonden tussen twee mannen en een vrouw, waarbij de nodige klappen waren gevallen. Op een gegeven moment had één van de mannen naar de vrouw geroepen "gooi de tas". De man pakte uit de toegeworpen tas een vuurwapen en schoot met dat wapen in de richting van de andere man die op dat moment vluchtende was. Een balkonruit in de nabijheid van de vluchtende man werd stuk geschoten. Verdachte is in eerste instantie als slachtoffer van het schietincident gehoord. Nadat er enig onderzoek was verricht, is hij voor zijn aandeel in de vechtpartij ook als verdachte aangemerkt en vervolgens aangehouden.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde. Zij heeft dit gebaseerd op de aangifte, het bij aangever geconstateerde letsel, de verklaring van de verdachte en de verklaringen van getuigen. Daaruit blijkt dat verdachte naar Harderwijk is gegaan om met aangever te vechten. Hij heeft aangever geslagen op kwetsbare delen van het hoofd. Als letsel is een gebroken jukbeen geconstateerd. Hoewel een medische ingreep niet noodzakelijk is gebleken, acht zij het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte, nadat het latere slachtoffer hem een duw had gegeven, wel een aantal keren naar aangever heeft uitgehaald, maar dat hij hem slechts één keer flink heeft geraakt. Er is geen bewijs dat door die klap een gebroken oogkas als letsel is toegebracht. Uit het dossier valt ook niet af te leiden dat er sprake is geweest van een gebroken jukbeen, daar er in de medische verklaring enkel de medische term "fractuur os zygomaticum" als diagnose is vermeld. In een in Nederland gevoerd proces dient in het dossier alles (ook) in de Nederlandse taal te worden gesteld. Het is geen feit van algemene bekendheid dat dit betekent dat er sprake zou zijn van een gebroken jukbeen. Indien er al sprake zou zijn van een gebroken oogkas of een gebroken jukbeen, dan is dat gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad onvoldoende voor bewezenverklaring van zware mishandeling of een poging daartoe. Verdachte heeft met een blote vuist in het gezicht van het slachtoffer geslagen. Gelet op de algemene ervaringsregels heeft verdachte daarmee niet de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij daardoor zwaar lichamelijk letsel zou (kunnen) toebrengen. Er dient volgens de raadsman voor zowel het primair ten laste gelegde als het subsidiair ten laste gelegde vrijspraak te volgen.
De raadsman heeft aangevoerd dat de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen kan worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft aangifte2 gedaan terzake zware mishandeling, gepleegd door [verdachte] op 23 september 2010 te Harderwijk. Hij wilde instappen in een bus toen hij een harde stoot tegen de zijkant van zijn gezicht kreeg, ter hoogte van zijn slaap. Dat deed pijn. Hij voelde dat hij daarna nog klappen kreeg, onder andere een vuistslag op zijn jukbeen onder het linker oog. Hij heeft zich daarna onder doktersbehandeling gesteld. Hij had een dik blauw oog, een bloedneus en heel veel pijn aan zijn hoofd.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 1 maart 2011 verklaard dat hij op 23 september 2010 vanuit zijn woonplaats naar Harderwijk is gegaan in verband met een ruzie tussen zijn vriendin [vriendin verdachte] en zijn ex-vriendin [ex-vriendin verdachte]. Op het moment dat hij zijn ex-vriendin [ex-vriendin verdachte] aansprak, kwam haar huidige vriend [slachtoffer] op hem af. Deze gaf hem een duw en probeerde hem te slaan. Hij heeft die klap ontweken en daarna drie keer in diens richting geslagen. Hij heeft [slachtoffer] twee keer geraakt, waarvan één keer flink. Hij heeft in het verleden aan kickboksen gedaan en heeft daarbij geleerd hoe hij klappen kan uitdelen.
Uit de over aangever opgemaakte medische informatie3 blijkt dat er een zwelling onder de oogkas is geconstateerd, kenmerkend voor een botbreuk van het jukbeen of de oogkas. Na het maken van röntgenfoto's bleek dat daarop een "fractuur os zygomaticum" zichtbaar was.
Naar het oordeel van de rechtbank betreft dit begrip medisch jargon, dat weliswaar deels in het Latijn is vervat, doch ontegenzeggelijk behoort tot in het in Nederland gebruikelijke medisch begrippenkader, waarmee een gebroken jukbeen bedoeld wordt. Voor zover daarover bij de raadsman twijfel bestond, had hij op eenvoudige wijze een openbare bron als een medisch handboek of het internet kunnen raadplegen. Dit kan derhalve niet leiden tot de op dit onderdeel bepleite vrijspraak.
Verdachte stelt dat aangever hem eerst een duw heeft gegeven en dat hij vervolgens is gaan slaan. Aangevers verklaring dat hij van achteren werd aangevallen wordt ondersteund door verklaringen van objectieve getuigen. Uit ondermeer de verklaringen van [getuige A]4, [getuige B]5 en [getuige C]6, blijkt dat verdachte het slachtoffer [slachtoffer] onverhoeds van achteren heeft aangevallen en meerdere keren hard heeft geslagen, onder andere tegen het hoofd. Ook blijkt daaruit dat [slachtoffer] niet zelf heeft aangevallen of teruggevochten, maar enkel heeft geprobeerd zichzelf te verdedigen en beschermen. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij op zoek was naar confrontatie met [slachtoffer].
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het primair ten laste gelegde, te weten de zware mishandeling, dient te worden vrijgesproken. Een gebroken jukbeen kan volgens de huidige jurisprudentie niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel, aangezien er ook zonder operatief ingrijpen zicht op genezing bestaat en er geen sprake is geweest van het niet kunnen uitoefenen van de dagelijkse bezigheden.
De rechtbank is op grond van de aard van de gedraging van oordeel dat door het handelen van verdachte, een ex-kickbokser, wel de aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Zij acht derhalve het subsidiair ten laste gelegde bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 23 september 2010 te Harderwijk, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer], meermalen met kracht in en tegen en op het gezicht en het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Subsidiair: poging tot zware mishandeling
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het primair ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf van 237 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft daaraan de bijzondere voorwaarde verbonden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt dat verdachte zal moeten deelnemen aan een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.
De raadsman heeft, uitgaande van bewezen verklaring van het meer subsidiair ten laste gelegde, verzocht om een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van de ondergane voorlopige hechtenis. Indien de rechtbank zou overwegen om daarnaast nog een voorwaardelijke straf op te leggen, heeft de raadsman verzocht dit niet in de vorm van gevangenisstraf maar in de vorm van een werkstraf op te leggen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. Hij heeft het slachtoffer meerdere keren op onder meer diens hoofd geslagen en daarmee het risico genomen op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Verdachte heeft in het verleden de kickbokssport beoefend en daarbij geleerd heeft hoe hij rake klappen kan toedienen. Het gebeurde heeft plaatsgevonden op de openbare weg bij het trein- en busstation op een tijdstip dat er veel mensen in de directe omgeving aanwezig waren. Naar de ervaring leert zijn delicten als het onderhavige veelal de oorzaak van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer en de omstanders die dit hebben zien gebeuren. Zij dragen bovendien bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van bewezenverklaring van een "zwaarder" feit dan de rechtbank bewezen heeft verklaard. De rechtbank zal daarom een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Gelet op de ernst van het feit en een eerdere veroordeling van verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om in plaats daarvan een werkstraf op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
subsidiair: poging tot zware mishandeling
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 177 (éénhonderd zevenenzeventig) dagen;
bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 120 (éénhonderdtwintig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang als de reclassering zulks nodig oordeelt, ook indien dat inhoudt dat verdachte moet deelnemen aan een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling; de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* geeft de reclassering opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Davids en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
15 maart 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010141410, gesloten en ondertekend 5 november 2010
2 Proces-verbaal van aangifte door M. Mohammed, pag. 242-245
3 Geneeskundige verklaring Letselrapportage van GGD IJsselland, pag. 251-252, de brief van de spoedarts van het St. Jansdal ziekenhuis, pag. 249-250, geneeskundige verklaring, pag. 248
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], pag. 276-279
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B], pag. 287-289
6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], pag. 269-271