RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940379-10
Uitspraak d.d.: 15 maart 2011
Tegenspraak / dip
Na aanhouding: verschenen / oip
[verdachte],
geboren te [plaats] (Suriname) op [1989],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring Ter Peel te Evertsoord.
Raadsman: V. Senczuk, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 januari 2011 en 1 maart 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 23 september 2010 te Harderwijk
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] en/of
één of meerdere omstander(s), die zich in de (directe) nabijheid van die
[slachtoffer] bevonden
van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met
dat opzet,
meermalen, althans éénmaal, met een vuurwapen, in de richting van voornoemde
[slachtoffer] en/of voornoemde omstander(s) heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf ond 1 Wetboek van Strafrecht
[vriend verdachte] op of omstreeks 23 september 2010 te Harderwijk,
ter uitvoering van het door voornoemde [vriend verdachte] voorgenomen misdrijf om,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] en/of
één of meerdere omstander(s), die zich in de (directe) nabijheid van die
[slachtoffer] bevonden
van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans met dat opzet,
meermalen, althans éénmaal, met een vuurwapen, in de richting van voornoemde
[slachtoffer] en/of voornoemde omstander(s) heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk feit zij, verdachte, op of omstreeks 23 september 2010 te Harderwijk,
opzettelijk heeft uitgelokt door [vriend verdachte] (een tas met daarin) een vuurwapen
te overhandigen en/of daarbij (luid) te roepen: "Schiet dan, schiet dan!;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf ond 2 Wetboek van Strafrecht
[vriend verdachte] op of omstreeks 23 september 2010 te Harderwijk,
ter uitvoering van het door voornoemde [vriend verdachte] voorgenomen misdrijf om,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] en/of
één of meerdere omstander(s), die zich in de (directe) nabijheid van die
[slachtoffer] bevonden
van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans met dat opzet,
meermalen, althans éénmaal, met een vuurwapen, in de richting van voornoemde
[slachtoffer] en/of voornoemde omstander(s) heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij welk feit zij, verdachte, op of omstreeks 23 september 2010 te Harderwijk,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door [vriend verdachte] (een tas met
daarin) een vuurwapen te overhandigen en/of daarbij (luid) te roepen: "Schiet
dan, schiet dan!;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 48 lid 1 ahf ond 2 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 23 september 2010 te Harderwijk,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] en/of
één of meerdere omstander(s), die zich in de (directe) nabijheid van die
[slachtoffer] bevonden
van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans met
dat opzet,
meermalen, althans éénmaal, met een vuurwapen, in de richting van voornoemde
[slachtoffer] en/of voornoemde omstander(s) heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht
[vriend verdachte] op of omstreeks 23 september 2010 te Harderwijk,
ter uitvoering van het door voornoemde [vriend verdachte] voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] en/of
één of meerdere omstander(s), die zich in de (directe) nabijheid van die
[slachtoffer] bevonden
van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans met dat opzet,
meermalen, althans éénmaal, met een vuurwapen, in de richting van voornoemde
[slachtoffer] en/of voornoemde omstander(s) heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welk feit zij, verdachte, op of omstreeks 23 september 2010 te Harderwijk,
opzettelijk heeft uitgelokt door [vriend verdachte] (een tas met daarin) een vuurwapen
te overhandigen en/of daarbij (luid) te roepen: "Schiet dan, schiet dan!;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht
[vriend verdachte] op of omstreeks 23 september 2010 te Harderwijk,
ter uitvoering van het door voornoemde [vriend verdachte] voorgenomen misdrijf om
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] en/of
één of meerdere omstander(s), die zich in de (directe) nabijheid van die
[slachtoffer] bevonden
van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
althans met dat opzet,
meermalen, althans éénmaal, met een vuurwapen, in de richting van voornoemde
[slachtoffer] en/of voornoemde omstander(s) heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij welk feit zij, verdachte, op of omstreeks 23 september 2010 te Harderwijk,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen heeft verschaft door [vriend verdachte] (een tas met daarin) een
vuurwapen te overhandigen en/of daarbij (luid) te roepen: "Schiet dan, schiet
dan!;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op of omstreeks 23 september 2010 te Harderwijk en/of te [plaats] en/of
elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een wapen van
categorie III, te weten een vuurwapen (te weten STI S&W kaliber 40), en/of
meerdere, althans één, S&W.40 patronen (geschikt voor gebruik met voornoemd
vuurwapen) en/of meerdere, althans één patronen van het kaliber 38, althans
munitie, voorhanden heeft/hebben gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 47 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1:
Aanleiding van het onderzoek
Op 23 september 2010 omstreeks 12.42 uur ontving de politie een melding dat er kort daarvoor een schietincident had plaatsgevonden nabij het NS station te Harderwijk. Het slachtoffer bevond zich in een cafetaria, gelegen tegenover het Stationsplein. Diverse politie-eenheden zijn ter plaatse gegaan. Op het moment van het voorval was het druk met passanten en reizigers voor het ter plaatse gelegen NS-station en busstation, de kiosk en scholieren van het nabij gelegen scholencomplex.
Uit diverse getuigenverklaringen kwam naar voren dat er een vechtpartij had plaatsgevonden tussen twee mannen en een vrouw, waarbij de nodige klappen waren gevallen. Op een gegeven moment had één van de mannen naar de vrouw geroepen "gooi de tas". De man pakte uit de toegeworpen tas een vuurwapen en schoot met dat wapen in de richting van de andere man die op dat moment vluchtende was. Een balkonruit in de nabijheid van de vluchtende man werd stuk geschoten. Op aanwijzingen van getuigen en een door hen verstrekt signalement is verdachte kort daarna aangehouden.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten. Zij heeft dit gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer] en de objectieve getuigen-verklaringen van [getuige C], [getuige A], [getuige D] en [getuige E]. Daaruit blijkt dat verdachte een actieve rol heeft gekregen op het moment dat [vriend verdachte] haar vroeg de tas te geven. Verdachte wist dat [vriend verdachte] vaker een wapen bij zich droeg, zij heeft wel eens kogels gezien en heeft het pistool, waarschijnlijk weken ervoor, in een tas van [vriend verdachte] zien zitten. Op het moment dat [vriend verdachte] het wapen in de hand had heeft zij hem aangemoedigd om te schieten.
De officier van justitie is ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat er sprake is geweest van voorbedachte raad, zodat niet medeplegen van poging tot moord, maar medeplegen van poging tot doodslag bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit aangevoerd dat verdachte, indien zij geweten zou hebben dat er een wapen in de tas zat, deze tas niet aan [vriend verdachte] gegeven zou hebben. [vriend verdachte] heeft gehandeld uit noodweer danwel noodweerexces en verdachte is hem daarbij behulpzaam geweest. Verdachte kan derhalve geen strafrechtelijk verwijt worden gemaakt en dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van feit 2 dient er vrijspraak te volgen aangezien verdachte op het moment dat zij [vriend verdachte] de tas toewierp niet wist wat er in zat. Zij heeft dus geen beschikkingsmacht over het wapen en de munitie gehad. Gelet op het heimelijk verbergen door [vriend verdachte] is er ook geen sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en [vriend verdachte], gericht op het voorhanden hebben van die voorwerpen.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft aangifte2 gedaan dat hij op donderdag 23 september 2010 nabij het station in Harderwijk is beschoten. De kogel had hem net gemist. Hij had het gevoel dat hij doodgeschoten zou kunnen worden. Hij was in Harderwijk in verband met een ruzie tussen zijn vriendin en verdachte. Hij heeft [vriend verdachte], de vriend van verdachte, geslagen nadat deze naar hem had uitgehaald. Er ontstond een worsteling en hij bemerkte dat verdachte zich er ook mee ging bemoeien. [vriend verdachte] verloor tijdens de worsteling zijn jas en zijn tas. [vriend verdachte] rende weg en hij is er achteraan gerend. [vriend verdachte] riep om zijn tas die verdachte had opgepakt. Hij is naar verdachte gerend om de tas af te pakken, omdat hij het gevoel had dat er een wapen in kon zitten. Hij zag dat verdachte de tas naar [vriend verdachte] gooide en zag ook dat deze daar een pistool uit pakte. Hij ging er vanuit dat het geladen was. Hij zag dat [vriend verdachte] het wapen doorlaadde en hoorde dat verdachte riep: Schiet hem, schiet hem".
Hij hoorde haar dat twee of drie keer zeggen. Hij heeft zich omgedraaid en is weggerend. Toen hij ter hoogte van het fietspad was hoorde hij een doffe knal. Dit was voor hem een schot afgevuurd door het wapen. Direct daarna hoorde hij dat een ruit kapot ging. Hij was bang dat hij geraakt zou worden en besloot door te rennen en rende een cafetaria binnen.
[vriend verdachte] heeft verklaard3 dat hij op 23 september 2010 bij het station in Harderwijk samen met verdachte in een bus wilde stappen. Op dat moment kreeg hij klappen en trappen tegen zijn gezicht en lichaam, waardoor hij op de grond viel. Hij is weggerend. De jongen die hem had geslagen trok aan zijn jas, waardoor zijn jas uitging en hij ook zijn tas verloor. Hij zag even later dat verdachte zijn jas en tas in haar handen had. Hij heeft naar verdachte geroepen hem de tas toe te werpen. In die tas zat een pistool dat hij wilde hebben. Verdachte gooide hem de tas toe. [vriend verdachte] heeft het wapen er uit gehaald en toen [slachtoffer] dat wapen zag, is hij weggerend. [vriend verdachte] is een stukje achter [slachtoffer] aangerend, heeft het wapen van de lock gedaan, doorgeladen, op [slachtoffer] gericht en geschoten.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 1 maart 2011 verklaard dat zij op 23 september 2010 de tas van [vriend verdachte] naar hem heeft gegooid, maar dat zij niet wist dat daar een pistool in zat. Zij heeft gezien dat hij een pistool uit de tas pakte en deze op [slachtoffer] richtte. [vriend verdachte] heeft het wapen op [slachtoffer] gericht toen deze wegrende. Zij heeft toen een paar keer geroepen: Schiet dan, schiet dan". Zij heeft het schot zelf, wellicht door de adrenaline, niet gehoord.
[getuige A] heeft verklaard4 dat hij op 23 september 2010 een vechtpartij heeft gezien tussen twee jongens. Hij heeft gezien dat de jongen die begon met slaan en die tijdens de worsteling het sterkste was, op een bepaald moment wegrende. De andere jongen rende achter hem en had een pistool in zijn hand. Hij hoorde iemand roepen: "Schieten, schieten". Hij heeft gezien dat de jongen het wapen doorlaadde, richtte en hij heeft gehoord dat er een schot gelost werd.
[getuige C] heeft verklaard5 dat hij heeft gezien dat de jongen die met de vechtpartij was begonnen weg probeerde te komen, dat de aangevallen jongen met een pistool in zijn hand achter hem aanliep en richtte in de richting van de jongen die weg probeerde te komen. Hij heeft een schot gehoord. Ook heeft hij gezien dat er een meisje achter de jongen met het pistool liep en dat het meisje meerdere keren heeft geroepen "schiet dan, schiet dan".
[getuige D] heeft verklaard6 dat de jongen van het stelletje een tas bij zich had waar hij een pistool uithaalde en dat het meisje riep: "Schieten, schieten". Zij had het idee dat het meisje, die aan de kant van de jongen met het pistool stond, de ruzie nog erger maakte.
Over het pistool heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat zij op een eerder moment bij haar thuis heeft gezien dat [vriend verdachte] een wapen bij zich had. Zij weet niet of dat hetzelfde wapen is geweest. Zij ging er vanuit dat het wapen wat zij destijds bij haar thuis heeft gezien geen echt wapen was, omdat [vriend verdachte] tegen haar gezegd zou hebben dat het een luchtdrukpistool was. Ook had hij tegen haar gezegd dat het wapen van een vriend was en dat hij het aan die vriend terug zou geven. Zij wist niet dat hij altijd met een pistool rondliep.
[vriend verdachte] heeft verklaard7 dat hij het pistool en vijf scherpe patronen heeft gekocht. De patronen had hij verstopt op de kamer van verdachte, zonder dat zij dat wist. Het wapen verborg hij thuis. Hij denkt dat verdachte niet wist dat hij het wapen op 23 september 2010 bij zich had.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan. Uit de omstandigheid dat verdachte op een eerder moment dan 23 september 2010 heeft gezien dat [vriend verdachte] een wapen bij zich had kan niet zonder meer volgen dat zij op 23 september 2010 "tezamen en in vereniging met een ander" het wapen en de munitie voorhanden heeft gehad. Uit de inhoud van het dossier kan niet worden afgeleid dat voldaan is aan het vereiste van een - op het voorhanden hebben van die voorwerpen gerichte - bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de mededader, nu niet kan worden vastgesteld of verdachte wist dat [vriend verdachte] op 23 september 2010 het wapen en munitie in de tas bij zich droeg.
Op grond van het hetgeen met betrekking tot feit 2 is overwogen is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit in vereniging heeft begaan.
Op grond van het hetgeen met betrekking tot feit 2 is overwogen is de rechtbank van oordeel dat ook de onder 1 subsidiair ten laste gelegde uitlokking niet bewezen worden verklaard. In de feitelijke omschrijving van dat feit staat als uitlokkingshandeling vermeld dat verdachte dit feit heeft uitgelokt door een tas met daarin een vuurwapen aan [vriend verdachte] te overhandigen. Voorts kunnen de ten laste gelegde woorden "Schiet maar, schiet maar" niet worden aangemerkt als uitlokkingsmiddelen, bedoeld in artikel 47, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is aan het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag. Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [vriend verdachte] heeft gehandeld met voorbedachte raad.
[vriend verdachte] heeft, nadat hij het pistool in handen had gekregen, het pistool doorgeladen en gericht geschoten op het wegrennende slachtoffer. Zo niet daaruit reeds afgeleid kan worden dat [vriend verdachte] de opzet had het slachtoffer van het leven te beroven, heeft hij op zijn minst bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat, door op een drukbezocht plein bij het trein- en busstation te schieten met een vuurwapen, het risico dat hij het slachtoffer danwel een onschuldige omstander zou raken met een kogel, waardoor deze om het leven zou komen, zou intreden. De door verdachte hierbij in de vorm van aansporende uitroepen verleende hulp hoeft niet onontbeerlijk te zijn voor de uitvoering van het misdrijf, maar moet wel van ondersteunende betekenis zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank is daar sprake van geweest, nu [vriend verdachte] eerst heeft geschoten nadat verdachte meerdere malen naar hem had geroepen "Schiet dan, schiet dan". Dat [vriend verdachte] heeft verklaard dat hij niet heeft gehoord dat verdachte dit naar hem heeft geroepen, maakt dit niet anders. De pleger van het misdrijf hoeft niet te weten dat iemand hem opzettelijk hulp verleent, daar bewuste samenwerking geen vereiste is.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
[vriend verdachte] op 23 september 2010 te Harderwijk, ter uitvoering van het door voornoemde [vriend verdachte] voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] of één omstander, die zich in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer] bevond van het leven te beroven, met dat opzet éénmaal met een vuurwapen in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, bij welk feit zij, verdachte, op 23 september 2010 te Harderwijk opzettelijk behulpzaam is geweest door [vriend verdachte] luid toe te roepen: "Schiet dan, schiet dan".
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Medeplichtigheid aan poging tot doodslag.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. [vriend verdachte] heeft gehandeld uit noodweer danwel noodweerexces. Verdachte is hem behulpzaam geweest bij de verdedigingshandelingen en haar kan derhalve geen strafrechtelijk verwijt worden gemaakt.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er geen sprake is geweest van noodweer danwel noodweerexces. De noodweersituatie was reeds geëindigd omdat [slachtoffer] al op de vlucht was geslagen. Ook zijn er geen aanknopingspunten in het dossier dat de gemoedstoestand van verdachte is veroorzaakt door een voorafgaande wederrechtelijke aanranding. Getuigen hebben verklaard dat verdachte bewuste, aanmoedigende reacties heeft gegeven en daardoor de situatie erger heeft gemaakt, in plaats van zich te distantiëren. Voorts heeft de officier van justitie aangevoerd dat het schieten met een pistool op iemand die wegrent geen erkende schulduitsluitingsgrond kan opleveren.
Uit het verhandelde ter zitting en de inhoud van het dossier komt het volgende naar voren.
[slachtoffer] heeft [vriend verdachte] onverhoeds van achteren aangevallen en hem meerdere keren hard geslagen, onder andere tegen het hoofd. [vriend verdachte] heeft niet zelf aangevallen of teruggevochten, maar heeft tijdens de mishandeling enkel geprobeerd zichzelf te verdedigen en beschermen. Op een gegeven moment heeft [vriend verdachte] kans gezien een pistool uit zijn tas te halen. Kort nadat [slachtoffer] het pistool zag, heeft hij zich omgedraaid en is hij weggerend. Vervolgens heeft [vriend verdachte] nog gericht op [slachtoffer] geschoten. De gewelddadige handelingen van [slachtoffer] leverden op zichzelf een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van [vriend verdachte]s lijf op waartegen [vriend verdachte] zich mocht verdedigen. Aan deze wederrechtelijke aanranding is echter een einde gekomen op het moment dat [slachtoffer] wegrende.
Nu naar het oordeel van de rechtbank de situatie waarin [vriend verdachte] zich mocht verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf was opgehouden te bestaan, is een geslaagd beroep op noodweer niet meer mogelijk.
Noodweer-exces is een schulduitsluitingsgrond die de strafbaarheid van de dader die disproportioneel heeft gehandeld, kan opheffen. Nu niet verdachte maar [vriend verdachte] op [slachtoffer] heeft geschoten, kan verdachte daar niet met succes een beroep op doen.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Ter toelichting heeft zij aangevoerd dat verdachte ruzie heeft gehad met een ander meisje, welke ruzie uiteindelijk is uitgemond op een schietpartij midden op de dag op een busstation. Op dat moment liepen er mensen en ook kinderen die zich veilig waanden. Anderzijds heeft de officier van justitie er rekening mee gehouden dat de verdachte heeft gezien dat haar vriend kort daarvoor tijdens een ruzie klappen heeft gekregen.
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is medeplichtig geweest aan een zeer ernstig delict. Er was een ruzie tussen haar vriend [vriend verdachte] en [slachtoffer], waarbij [slachtoffer] klappen uitdeelde. Op het moment dat verdachte zag dat [vriend verdachte] een pistool uit zijn tas haalde en [slachtoffer] de vlucht nam, heeft zij haar vriend niet getracht tegen te houden om te gaan schieten, maar heeft zij de situatie verergerd door hem aan te moedigen op de vluchtende [slachtoffer] te schieten. [vriend verdachte] heeft vervolgens geschoten, maar gelukkig gemist. Op dat moment bevonden zij zich op een druk gedeelte bij het bus- en treinstation. Er had evengoed een nietsvermoedende passant geraakt kunnen worden.
Het gebeurde is door veel mensen waargenomen. Het is algemeen bekend dat dit soort feiten een ernstige schending van de rechtsorde opleveren en tevens de gevoelens van onveiligheid aanwakkeren.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een andere en zwaardere bewezenverklaring dan hetgeen de rechtbank uiteindelijk bewezen heeft verklaard. De rechtbank zal daarom een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 550,-- voor materiële schade en ten bedrage van € 2.500,-- voor immateriële schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Ook wordt de wettelijke rente gevorderd met ingang van de schadedatum. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard dan wel afgewezen dient te worden. Verdachte heeft zelf een aandeel in het gebeurde gehad door zelf de confrontatie op te zoeken, waardoor schade niet eenvoudig vast te stellen is.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de materiële schade te worden afgewezen. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, is niet komen vast te staan dat de benadeelde partij tengevolge van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden.
De benadeelde partij zal voor de immaterieel gevorderde schade niet-ontvankelijk worden verklaard in diens vordering. De benadeelde partij heeft namelijk een eigen aandeel gehad in hetgeen hem op 23 september 2010 is overkomen. Om dit goed te kunnen beoordelen levert de behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 45, 48 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
meer subsidiair: Medeplichtigheid aan poging tot doodslag.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* wijst de vordering van de benadeelde partij M [slachtoffer] met betrekking tot de gevorderde materiële schade af;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] met betrekking tot de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk in diens vordering, nu de verdere behandeling van de vordering naar het oordeel van de rechtbank voor dat deel een onevenredige belasting in het strafgeding oplevert; met veroordeling van deze benadeelde partij in de proceskosten door verdachte gemaakt, tot op deze uitspraak begroot op nihil;
* heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mrs. Davids, voorzitter, Van de Wetering en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
15 maart 2011.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010141410, gesloten en ondertekend 5 november 2010
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], pag. 233-241
3 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [vriend verdachte], pag. 35-40
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A], pag. 276-279
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C], pag. 269-271
6 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D], pag. 284-286
7 Proces-verbaal van verhoor van [vriend verdachte], pag. 41-44