RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850098-10
Uitspraak d.d.: 22 maart 2011
tegenspraak / dip
[verdachte]
geboren te [plaats op 1988],
wonende te [plaats, adres],
raadsman: mr. F. Leemans, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 maart 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 december 2009 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
door geweld en/of een of meerdere (andere) feitelijkheden,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of
meerdere ontuchtige handeling(en), te weten
- het brengen van zijn tong in de mond van die [slachtoffer] (tongzoenen) en/of
- het betasten van de borsten en/of de schaamstreek van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld en/of die (andere) feitelijkhe(i)d(en) uit
- het op slot zetten van de fiets van die [slachtoffer] (en vervolgens bewaren van
het fietssleuteltje van die fiets) en/of
- het duwen van die [slachtoffer] terwijl zij nog op haar fiets zit, zodat zij
gedwongen wordt af te stappen en/of
- het (tegen een muur) duwen van die [slachtoffer] en/of
- het in bedwang houden, in ieder geval vasthouden van het lichaam van die [slachtoffer] en/of
- het hebben van een fysiek en/of geestelijk overwicht op die [slachtoffer] en/of
- het voorbij gaan aan het non-verbale verzet van die [slachtoffer] (het door die [slachtoffer] wegduwen van verdachte);
hij op of omstreeks 02 december 2009 te Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet
had bereikt,
buiten echt, een of meerdere ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het brengen van zijn tong in de mond van die [slachtoffer] (tongzoenen) en/of
- het betasten van de borsten en/of de schaamstreek van die [slachtoffer];
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 8 december 2009 kwam telefonisch een melding binnen bij de afdeling zeden van de regiopolitie Noord- en Oost Gelderland te Apeldoorn dat [slachtoffer] aangerand zou zijn door haar ex-korfbaltrainer. Na een informatief gesprek met het slachtoffer werd op 15 december 2009 door het slachtoffer aangifte gedaan van aanranding.2
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte alle primair ten laste gelegde handelingen heeft gepleegd. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat de aangifte van het slachtoffer steun vindt in de verklaringen van getuige [getuige] en op diverse punten overeenkomt met de eigen verklaring van verdachte. De aangifte is betrouwbaar en kan als uitgangspunt gebruikt worden voor de bewezenverklaring.
De officier van justitie heeft daarnaast aangevoerd dat de overtuiging dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan onder meer ook blijkt uit de twee getuigenverklaringen over eerdere, soortgelijke incidenten.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij [slachtoffer] heeft geprobeerd te zoenen, dat hij daarvóór ook haar fiets op slot had gezet en haar, toen zij op de fiets zat, in haar zij heeft geduwd. Tevens heeft verdachte aangegeven dat hij [slachtoffer] heeft vastgepakt tijdens het zoenen. Ook heeft verdachte verklaard dat [slachtoffer] hem heeft geduwd. Verdachte heeft ontkend haar tegen de muur te hebben geduwd en daarna haar borsten en/of schaamstreek te hebben betast.
Door en namens verdachte is aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] heeft betast als ten laste gelegd. Door verdachte is dit ontkend. Daarnaast wordt in de verklaringen met betrekking tot eerdere incidenten ook niet gesproken over betasten, zodat het voor de hand ligt dat het betasten in dit geval evenmin heeft plaatsgehad.
Door en namens verdachte is verder aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte [slachtoffer] heeft geprobeerd te tongzoenen en dat hij de fietssleutel heeft afgepakt. Ten aanzien van het ten laste gelegde duwen en trekken heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht voor het bewijs van het ten laste gelegde feitvoorhanden de navolgende redengevende feiten en omstandigheden:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- de aangifte van [slachtoffer];3
De rechtbank acht het betasten als ten laste gelegd niet bewezen nu alleen aangeefster hierover verklaart en uit het dossier voorts geen haar verklaring op dit punt voldoende genoegzaam ondersteunend bewijsmateriaal voorhanden is.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 02 december 2009 te Apeldoorn, door geweld en andere feitelijkheden, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een ontuchtige handeling, te weten
- het brengen van zijn tong in de mond van die [slachtoffer] (tongzoenen)
en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheden uit
- het op slot zetten van de fiets van die [slachtoffer] en vervolgens bewaren van het fietssleuteltje van die fiets en
- het duwen van die [slachtoffer] terwijl zij nog op haar fiets zit, zodat zij gedwongen wordt af te stappen en
- het in bedwang houden, in ieder geval vasthouden van het lichaam van die [slachtoffer] en
- het hebben van een fysiek en/of geestelijk overwicht op die [slachtoffer] en
- het voorbij gaan aan het non-verbale verzet van die [slachtoffer] (het door die [slachtoffer] wegduwen van verdachte).
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
primair: feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook indien dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling, en een werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen. De officier van justitie heeft hierbij aangevoerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Verdachte heeft misbruik gemaakt van zijn overwicht, zowel door zijn functie als trainer als door het leeftijdsverschil, op het slachtoffer. Als korfbaltrainer had verdachte een voorbeeldfunctie en had hij zich moeten weerhouden van zijn handelen. Tevens heeft de officier van justitie bij zijn eis rekening gehouden met het reclasseringsadvies.
De raadsman heeft aangevoerd dat er bij de oplegging van de straf rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte ter behandeling zelf al contact heeft opgenomen met Kairos. Tevens dient rekening te worden gehouden met de gevolgen voor de toekomst. Door de veroordeling krijgt verdachte een strafblad, hetgeen gevolgen voor hem kan hebben als hij in de toekomst werkzaam wil zijn als fysiotherapeut.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder rekening gehouden met het volgende. Verdachte heeft het slachtoffer tegen haar wil een tongzoen heeft gegeven. Verdachte heeft door zijn handelwijze een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. Tevens weegt bij de strafoplegging mee dat verdachte als trainer bij de korfbalvereniging een voorbeeldfunctie vervulde. Ten voordele van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte zelf reeds is begonnen met een behandeling bij Kairos.
Gelet op het bovenstaande en het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke werkstraf passend en geboden is. De rechtbank komt, nu zij tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Bij de strafoplegging houdt de rechtbank ook rekening met het door de reclassering uitgebrachte advies. De rechtbank zal als bijzondere voorwaarde dan ook een verplicht contact met de reclassering, ook als dit inhoudt het volgen van een ambulante behandeling bij Kairos of soortgelijke instelling, opleggen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 550,-- gevoegd in het strafproces.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het gehele bedrag kan worden toegewezen. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat het bedrag redelijk is en voldoende is onderbouwd.
De raadsman heeft zich ter zake de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat het slachtoffer schade heeft geleden tot in ieder geval een bedrag van € 200,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2009. De verdachte is voor die schade - naar burgerlijk recht - aansprakelijk. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering voor het overige aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 160 (honderdzestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 80 (tachtig) dagen;
* bepaalt, dat een gedeelte van de werkstraf, groot 80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat:
- veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door Kairos of soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die hem door of namens de leiding van Kairos zullen worden gegeven;
- veroordeelde zal op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] ([plaats, adres], bankrekening: [nummer]), van een bedrag van € 200,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2009 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (voornoemd), een bedrag te betalen van € 200,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2009, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 4 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Aldus gewezen door mrs. Heenk, voorzitter, Van der Hooft en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Demmers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 maart 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer * , Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district *, gesloten en ondertekend op *.
2 (Stam)proces-verbaal, dossierpagina 2
3 Proces-verbaal van aangifte, dossierpagina's 11-14