RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer jeugdzaken
Parketnummer 06/940225-10
Uitspraak d.d. 23 maart 2011
Tegenspraak / dip - oip
[verdachte B],
geboren te [plaats op 1992],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman mr. Vlug, advocaat te Deventer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
4 augustus 2010, 18 augustus 2010, 4 november 2010, 18 november 2010, 31 januari 2011,
7 februari 2011 en 10 maart 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 09 mei 2010 in de gemeente Zutphen en/of de gemeente
Bronckhorst tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
aan een persoon genaamd [slachtoffer A], opzettelijk en met voorbedachten rade,
althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, immers
heeft/hebben en/of is/zijn verdachte en/of (een of meer van) haar mededader(s)
opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk:
- tegen één of meer aanwezige(n) in café [discotheek] gezegd dat zij, althans
haar, verdachtes, vrienden, hem wel zouden pakken, althans woorden van
gelijke aard en/of strekking, en/of
- (in de personenauto van [medeverdachte C]) gezegd dat [medeverdachte C] (telkens) bij het passeren
van een groepje fietsers snelheid diende te verminderen en/of diende te
stoppen, (telkens) teneinde te zoeken naar de aanwezigheid van voornoemde
[slachtoffer A], en/of
- (in de personenauto van [medeverdachte C]) gezegd: "Dat is hem, met die capuchon",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- (in de personenauto van [medeverdachte C]) gezegd:"Pak hem dan. Pak hem dan, nu",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- (vervolgens) met een personenauto naast die [slachtoffer A] gaan rijden en/of
(vervolgens) die [slachtoffer A], meermalen, althans eenmaal, met die personenauto
klemgereden, althans die [slachtoffer A] tot stoppen gedwongen, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer A] vastgepakt en/of vastgehouden, en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met kracht) die [slachtoffer A] in/op/tegen
het gezicht/hoofd geslagen en/of gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer A]
ten val is gekomen, althans die [slachtoffer A] ten val gebracht, waarna die
[slachtoffer A] terecht is gekomen op de rijbaan van de Den Elterweg, en/of
- (vervolgens), terwijl die [slachtoffer A] op de rijbaan lag, meermalen, althans
eenmaal op de buik, althans de maagstreek, en/of het lichaam van die [slachtoffer A]
gesprongen, en/of
- (vervolgens) zich (met kracht) met ingetrokken knieën in/op/tegen de buik,
althans de maagstreek, en/of het lichaam van die [slachtoffer A] laten vallen, en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met geschoeide voet
in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer A] geschopt en/of getrapt en/of
gestampt, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer A] in hulpeloze toestand op de rijbaan achtergelaten,
waarna een personenauto over/tegen die [slachtoffer A] is gereden,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer A] ten gevolge heeft gehad;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 303 lid 2 Wetboek van Strafrecht
[medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] op of omstreeks 09 mei 2010 in de gemeente
Zutphen en/of de gemeente Bronckhorst aan een persoon genaamd [slachtoffer A],
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk
letsel heeft/hebben toegebracht, immers is/zijn die [medeverdachte A] en/of die [medeverdachte C]
opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk:
- met een personenauto naast die [slachtoffer A] gaan rijden en/of (vervolgens) die
[slachtoffer A], meermalen, althans eenmaal, met die personenauto klemgereden,
althans die [slachtoffer A] tot stoppen gedwongen, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer A] vastgepakt en/of vastgehouden, en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) die [slachtoffer A]
in/op/tegen het gezicht/hoofd geslagen en/of gestompt, ten gevolge waarvan
die [slachtoffer A] ten val is gekomen, althans die [slachtoffer A] ten val gebracht, waarna
die [slachtoffer A] terecht is gekomen op de rijbaan van de Den Elterweg, en/of
- (vervolgens), terwijl die [slachtoffer A] op de rijbaan lag, meermalen, althans
eenmaal op de buik, althans de maagstreek, en/of het lichaam van die [slachtoffer A]
gesprongen, en/of
- zich (met kracht) met ingetrokken knieën in/op/tegen de buik, althans de
maagstreek, en/of het lichaam van die [slachtoffer A] laten vallen, en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met geschoeide voet
in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer A] geschopt en/of getrapt en/of
gestampt, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer A] in hulpeloze toestand op de rijbaan achtergelaten,
waarna een personenauto over/tegen die [slachtoffer A] is gereden,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer A] ten gevolge heeft gehad,
welk feit zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 08 mei 2010 tot en
met 09 mei 2010 in de gemeente Zutphen en/of de gemeente Bronckhorst en/of
(elders) in Nederland, door misbruik van gezag en/of misleiding en/of door het
verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen opzettelijk
heeft uitgelokt, door opzettelijk:
- aan voornoemde [medeverdachte C] een SMS-bericht te sturen/verzenden met daarin de
woorden:"[slachtoffer A]. Wil hem echt doodtrappen", althans woorden van gelijke aard
en/of strekking, en/of
- meermalen, althans eenmaal, aan die [medeverdachte C] en/of [medeverdachte A] te melden dat
voornoemde [slachtoffer A], verdachte heeft uitgescholden voor kankerhoer, althans
woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- meermalen, althans eenmaal, aan die [medeverdachte C] en/of [medeverdachte A] te melden dat
voornoemde [slachtoffer A], verdachte en/of [medeverdachte C] met vijftig man uit Goor zou
komen opzoeken, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- voornoemde [medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] te wijzen op de aanwezigheid van die
[slachtoffer A] (in café [discotheek]), en/of
- tegen één of meer aanwezige(n) in café [discotheek] te zeggen dat haar,
verdachtes, vrienden hem wel zouden pakken, althans woorden van gelijke aard
en/of strekking, en/of
- tegen die [medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] te zeggen dat voornoemde [slachtoffer A] onderweg
was en/of dat voornoemde [slachtoffer A] in de buurt van verdachte woont en/of zij
voornoemde [slachtoffer A] onderweg nog wel tegen zouden komen, en/of
- (in de personenauto van [medeverdachte C]) tegen die [medeverdachte C] te zeggen, althans hem
ertoe te bewegen, (telkens) bij het passeren van een groepje fietsers
snelheid te verminderen en/of te stoppen, (telkens) teneinde te zoeken naar
de aanwezigheid van voornoemde [slachtoffer A], en/of
- tegen die [medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] te zeggen: "Dat is hem, met die capuchon",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- tegen die [medeverdachte A] te zeggen:"Pak hem dan. Pak hem dan, nu", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 303 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
zij op of omstreeks 09 mei 2010 in de gemeente Zutphen en/of de gemeente
Bronckhorst tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, mishandelend een
persoon genaamd [slachtoffer A], en na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk:
- tegen één of meer aanwezige(n) in café [discotheek] heeft/hebben gezegd dat
zij, althans haar, verdachtes, vrienden, hem wel zouden pakken, althans
woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- (in de personenauto van [medeverdachte C]) heeft/hebben gezegd dat [medeverdachte C] (telkens) bij
het passeren van een groepje fietsers snelheid diende te verminderen en/of
diende te stoppen, (telkens) teneinde te zoeken naar de aanwezigheid van
voornoemde [slachtoffer A], en/of
- (in de personenauto van [medeverdachte C]) heeft/hebben gezegd: "Dat is hem, met die
capuchon", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- (in de personenauto van [medeverdachte C]) heeft/hebben gezegd:"Pak hem dan. Pak hem
dan, nu", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- (vervolgens) met een personenauto naast die [slachtoffer A] is/zijn gaan rijden
en/of (vervolgens) die [slachtoffer A], meermalen, althans eenmaal, met die
personenauto heeft/hebben klemgereden, althans die [slachtoffer A] tot stoppen
heeft/hebben gedwongen, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer A] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden, en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met kracht) die [slachtoffer A] in/op/tegen
het gezicht/hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt, ten gevolge waarvan
die [slachtoffer A] ten val is gekomen, althans die [slachtoffer A] ten val heeft/hebben
gebracht, waarna die [slachtoffer A] terecht is gekomen op de rijbaan van de Den
Elterweg, en/of
- (vervolgens), terwijl die [slachtoffer A] op de rijbaan lag, meermalen, althans
eenmaal op de buik, althans de maagstreek, en/of het lichaam van die [slachtoffer A]
heeft/hebben gesprongen, en/of
- (vervolgens) zich (met kracht) met ingetrokken knieën in/op/tegen de buik,
althans de maagstreek, en/of het lichaam van die [slachtoffer A] heeft/hebben laten
vallen, en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met geschoeide voet
in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer A] heeft/hebben geschopt en/of
getrapt en/of gestampt, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer A] in hulpeloze toestand op de rijbaan heeft/hebben
achtergelaten, waarna een personenauto over/tegen die [slachtoffer A] is gereden,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer A] ten gevolge heeft gehad;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 301 lid 3 Wetboek van Strafrecht
[medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] op of omstreeks 09 mei 2010 in de gemeente
Zutphen en/of de gemeente Bronckhorst, opzettelijk en met voorbedachten rade
mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, aan een persoon genaamd E.
[slachtoffer A], opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk:
- met een personenauto naast die [slachtoffer A] is/zijn gaan rijden en/of
(vervolgens) die [slachtoffer A], meermalen, althans eenmaal, met die personenauto
heeft/hebben klemgereden, althans die [slachtoffer A] tot stoppen heeft/hebben
gedwongen, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer A] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden, en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) die [slachtoffer A]
in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt, ten
gevolge waarvan die [slachtoffer A] ten val is gekomen, althans die [slachtoffer A] ten val
heeft/hebben gebracht, waarna die [slachtoffer A] terecht is gekomen op de rijbaan
van de Den Elterweg, en/of
- (vervolgens), terwijl die [slachtoffer A] op de rijbaan lag, meermalen, althans
eenmaal op de buik, althans de maagstreek, en/of het lichaam van die [slachtoffer A]
heeft/hebben gesprongen, en/of
- zich (met kracht) met ingetrokken knieën in/op/tegen de buik, althans de
maagstreek, en/of het lichaam van die [slachtoffer A] heeft/hebben laten vallen,
en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met geschoeide voet
in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer A] heeft/hebben geschopt en/of
getrapt en/of gestampt, en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer A] in hulpeloze toestand op de rijbaan heeft/hebben
achtergelaten,waarna een personenauto over/tegen die [slachtoffer A] is gereden,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer A] ten gevolge heeft gehad,
welk feit zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 08 mei 2010 tot en
met 09 mei 2010 in de gemeente Zutphen en/of de gemeente Bronckhorst en/of
(elders) in Nederland, door misbruik van gezag en/of misleiding en/of door het
verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen opzettelijk
heeft uitgelokt, door opzettelijk:
- aan voornoemde [medeverdachte C] een SMS-bericht te sturen/verzenden met daarin de
woorden:"[slachtoffer A]. Wil hem echt doodtrappen", althans woorden van gelijke aard
en/of strekking, en/of
- meermalen, althans eenmaal, aan die [medeverdachte C] en/of [medeverdachte A] te melden dat
voornoemde [slachtoffer A], verdachte heeft uitgescholden voor kankerhoer, althans
woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- meermalen, althans eenmaal, aan die [medeverdachte C] en/of [medeverdachte A] te melden dat
voornoemde [slachtoffer A], verdachte en/of [medeverdachte C] met vijftig man uit Goor zou
komen opzoeken, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- voornoemde [medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] te wijzen op de aanwezigheid van die
[slachtoffer A] (in café [discotheek]), en/of
- tegen één of meer aanwezige(n) in café [discotheek] te zeggen dat haar,
verdachtes, vrienden hem wel zouden pakken, althans woorden van gelijke aard
en/of strekking, en/of
- tegen die [medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] te zeggen dat voornoemde [slachtoffer A] onderweg
was en/of dat voornoemde [slachtoffer A] in de buurt van verdachte woont en/of zij
voornoemde [slachtoffer A] onderweg nog wel tegen zouden komen, en/of
- (in de personenauto van [medeverdachte C]) tegen die [medeverdachte C] te zeggen, althans hem
ertoe te bewegen, (telkens) bij het passeren van een groepje fietsers
snelheid te verminderen en/of te stoppen, (telkens) teneinde te zoeken naar
de aanwezigheid van voornoemde [slachtoffer A], en/of
- tegen die [medeverdachte A] en/of [medeverdachte C] te zeggen: "Dat is hem, met die capuchon",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- tegen die [medeverdachte A] te zeggen:"Pak hem dan. Pak hem dan, nu", althans
woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 301 lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 301 lid 2 Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
A. Vaststaande feiten / aanleiding onderzoek.
Op zondag 9 mei 20102 omstreeks 03.50 uur kwamen er bij de Regionale Meldkamer te
Apeldoorn meerdere meldingen binnen over een geweldsincident aan de Den Elterweg
te Zutphen. Ongeveer 200 meter voorbij het tankstation Amigo, zou een persoon in
elkaar geslagen worden. De dader was niet meer ter plaatse en zou zijn weggereden in
een grijze auto, in de richting Baak. De Meldkamer stuurde meerdere politie-eenheden,
die omstreeks 03.55 uur ter plaatse kwamen.
Kort na de mishandeling, toen [slachtoffer A] nog op het wegdek lag, is een automobilist, rijdend in een Fiat, die plaats gepasseerd.
De politiemensen troffen het slachtoffer, naar later bleek [slachtoffer A], op het
wegdek van de Den Elterweg aan. Om het slachtoffer stond een groep mensen. Het
slachtoffer had een grote wond op zijn achterhoofd. Zijn ogen waren gezwollen en zijn
gezicht was bebloed. Uit de rechter mondhoek liep een straal bloed en hij maakte een
snurkend geluid. De ter plaatse gekomen ambulancedienst nam het slachtoffer mee naar
het ziekenhuis het Nieuwe Spittaal te Zutphen. Vanwege de ernstige verwondingen werd het slachtoffer vrijwel direct doorgebracht naar het Radboud ziekenhuis in Nijmegen.
Naar aanleiding van onder meer de verklaring van de ter plaatse gehoorde vriend van [slachtoffer A], [slachtoffer B], werden in de loop van 9 mei 2010 verschillende personen aangehouden, onder wie verdachte [medeverdachte A], [medeverdachte C] en [verdachte B].
Diezelfde dag, 9 mei 2010, om 13.34 uur overleed [slachtoffer A] in het Radboud ziekenhuis in Nijmegen.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het meer subsidiair aan verdachte ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, te weten het medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade met de dood van [slachtoffer A] als gevolg.
De doodsoorzaak is niet vast te stellen, maar het overlijden is toe te rekenen aan de verdachten, of het nu komt door het schoppen, door het overrijden of door een combinatie van die twee. Als [slachtoffer A] niet in elkaar geslagen was had hij niet op het wegdek gelegen en was er niet een auto over hem heengereden. Doordat [slachtoffer A] klappen en schoppen had gehad lag hij op het wegdek, daardoor kon er een auto over hem heenrijden. Er is causaal verband tussen het handelen van de verdachten en het ingetreden gevolg, terwijl het overlijden ook aan verdachten kan worden toegerekend.
De officier heeft zich voor het door haar bewezen geachte onder meer gebaseerd op verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte A], een door verdachte verstuurd sms-bericht aan de medeverdachte [medeverdachte C] en de verklaringen van genoemde [medeverdachte C] en verdachte. Daarnaast heeft zij zich gebaseerd op verklaringen van onder meer [slachtoffer B], [getuige A], [getuige B], [getuige C], verschillende (andere) sms-berichten, het sectieverslag en de bevindingen van de patholoog.
De officier heeft aangevoerd dat het overlijden van [slachtoffer A] is toe te rekenen aan de verdachten, of het nu komt door het schoppen danwel door het de aanrijding of door een combinatie van die twee. Als [slachtoffer A] niet in elkaar was geslagen had hij niet op het wegdek gelegen en was er niet een auto over hem heen gereden.
Het is in de gegeven omstandigheden redelijk om het overlijden van [slachtoffer A] toe te rekenen aan verdachte in die zin, dat het voor diens rekening en risico komt dat [slachtoffer A] is overleden, aldus de officier van justitie.
C. Standpunt van de verdachte / de verdediging
Door de raadsman is een algehele vrijspraak bepleit omdat:
- er geen sprake is van een bewijsbaar opzet danwel van een bewijsbare voorbedachte raad;
- er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking (medeplegen);
- verdachte nooit heeft geweten of zelfs kunnen vermoeden wat er zou volgen (geen risicoaanvaarding van welke vorm van mishandeling dan ook);
- er is onvoldoende causaal verband tussen de mishandeling en het intreden van de dood.
D. Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
In het dossier bevinden zich verschillende processen-verbaal, waaronder verklaringen van diverse personen en bescheiden, zoals hierna zakelijk en verhalenderwijs weergegeven:
Door de arts en patholoog dr. Kubat is naar aanleiding van de uit- en inwendige schouwing op 10 mei 2010 geconcludeerd3 dat het overlijden van [slachtoffer A], geboren op [1992], volledig wordt verklaard door ernstige inwendige letsels en de daardoor opgetreden verwikkelingen en weefselschade. Deze letsels zijn ontstaan door multipel en heftig uitwendig mechanisch botsend geweld op het lichaam.
Uit het interdisciplinair forensisch onderzoek (IDFO) van het NFI4 blijkt dat op grond van de verschillende deelonderzoeken niet is aan te geven welke letsels vóór een eventuele overrijding (rechtbank: met de Fiat) reeds waren toegebracht.
Verder blijkt volgens het IDFO-rapport en de onderliggende deelonderzoeken, dat aan de Fiat bloedsporen zijn aangetroffen, waarvan het verkregen DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer A]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurige man matcht met het uit het spoor verkregen profiel is volgens het NFI kleiner dan 1 op 1 miljard. Uit het IDFO-rapport blijkt eveneens, dat een spoor bij de jaszak van [slachtoffer A] er op wijst, dat dit deel van de jas in aanraking is geweest met de bumper van de Fiat. Deze conclusie wordt bevestigd door de aangetroffen vezelsporen aan de Fiat, aldus het NFI.
[medeverdachte A] heeft verklaard5 dat hij die zaterdagavond 8 mei 2010 met [medeverdachte C] en de beide meisjes, beiden genaamd [verdachte B/getuige B], op de skatebaan in Warnsveld was en dat ze daar afspraken om naar de discotheek [discotheek] in Zutphen te gaan.
Vóórdat ze naar [discotheek] gingen heeft hij [slachtoffer A] nog aan de telefoon gehad. Dat was op de skatebaan. [verdachte B] had daar telefonisch contact met [slachtoffer A]. [verdachte B] zei, dat [slachtoffer A] steeds belde. Hij heeft toen de telefoon van [verdachte B] overgenomen. [slachtoffer A] ontkende dat hij [verdachte B] bedreigd zou hebben. [verdachte B] - de telefoon stond op de luidspreker - schreeuwde er doorheen dat hij een leugenaar was. [slachtoffer A] zei hem dat hij ruzie met [verdachte B] had. [slachtoffer A] zei hem dat hij niet meer zou bellen met [verdachte B].
Ze zijn met de auto van [medeverdachte C], een Honda Civic, naar [discotheek] gegaan. De beide meisjes kende hij enkel via via. [verdachte B] kende hij van de kapper, waar zij werkte. [slachtoffer A] was hij voor het eerst tegengekomen met [verdachte B] op Koninginnedag in Vorden.
Hij zag [slachtoffer A] in de discotheek [discotheek]. Hij kreeg een beetje ruzie met [slachtoffer A] vanwege iets wat was voorgevallen op die Koninginnedag.
[verdachte B] heeft in [discotheek] de boel lopen opfokken. Hij stond met [slachtoffer A] te praten in de rokersruimte toen de beide [verdachte B/getuige B] er ook weer bijkwamen. [verdachte B] zei dat
[slachtoffer A] haar weer kankerhoer had genoemd en haar in elkaar wilde slaan als zij buiten
kwam. [verdachte B] schreeuwde tegen [slachtoffer A] dat hij kankerhoer tegen haar had gezegd en de andere [getuige B] bevestigde dat.
[medeverdachte A] heeft verklaard dat hij aangeschoten was. Ze zijn rond 03.30 uur vertrokken uit [discotheek]. Ze zijn toen eerst naar de skatebaan in Warnsveld geweest en daarna terug via Zutphen langs [discotheek] richting Baak. Hij zat op de bijrijdersplaats.
[medeverdachte A] heeft verder verklaard dat het wel kan kloppen dat hij na het vertrek uit [discotheek] onderweg in de auto tegen [medeverdachte C] heeft gezegd even te stoppen als ze [slachtoffer A] zouden zien. [verdachte B] zei tegen hem dat [slachtoffer A] hem (verdachte) nog een keer wilde pakken en doodmaken. Ook zei [verdachte B] tegen [medeverdachte C] dat [slachtoffer A] hem een stumperd vond en een mongool. Hij - [medeverdachte A] - was daar boos over. Ze zouden met z'n allen kijken of ze [slachtoffer A] ergens tegenkwamen. [verdachte B] had het in de auto steeds over [slachtoffer A]. Ze probeerde hem zwart te maken. Als [verdachte B] niet had gezegd dat [slachtoffer A] over die weg fietste, zou hij [slachtoffer A] niet eens hebben gezien.
[verdachte B] was degene die aan [medeverdachte C] vroeg om zachter te gaan rijden als ze een groepje fietsers passeerden en zij was ook degene die [slachtoffer A] zag fietsen. Opeens zei [verdachte B]: "Ja, dat is hem, met die capuchon".
Hij schreeuwde tegen [medeverdachte C] dat hij moest stoppen, waarop [medeverdachte C] de berm in reed. Vanuit de auto riep hij door het geopende raam tegen [slachtoffer A] dat hij moest stoppen.
Hij heeft de deur van de auto open gedaan zodat [medeverdachte C] wel moest stoppen.
[slachtoffer A] is door de auto afgesneden - net voorbij het tankstation Amigo -, want [slachtoffer A] wilde er nog achterlangs fietsen.
[medeverdachte C] is toen een stuk het fietspad opgereden. [slachtoffer A] kon toen niet meer langs de auto en probeerde langs de achterkant van de auto weg te komen. [medeverdachte C] reed toen achteruit zodat [slachtoffer A] daar niet langs kon. Hij is toen snel uit de auto gestapt om [slachtoffer A] tegen te houden. Hij was zo boos dat hij vergat de gordel af te doen bij het uitstappen. [verdachte B] zat achter hem en kwam helemaal naar voren geleund naar de plaats waar hij zat. Hij is daarop uit de auto gestapt en naar [slachtoffer A] toe gerend. [slachtoffer A] probeerde weg te fietsen. Hij heeft hem beetgepakt en van zijn fiets getrokken. Hij heeft [slachtoffer A] vervolgens een aantal klappen, hooguit vijf, met de vuist in/op zijn gezicht gegeven. Door de klappen viel [slachtoffer A] op de rechterzijde van de Den Elterweg, met zijn benen richting fietspad en met zijn bovenlichaam en hoofd op de weg. Daarna heeft hij [slachtoffer A] - nadat deze gevallen was - op zijn gezicht geschopt/gestampt, één keer in het gezicht en één keer tegen het achterhoofd. Hij hoorde dat [verdachte B] riep dat hij naar de auto moest komen. Hij is toen nog wel even bij [slachtoffer A] blijven staan, voordat hij weer in de auto is gestapt. Hij heeft misschien een keertje meer geschopt. Hij is nog naar de vriend van [slachtoffer A] gelopen en heeft hem een vuistslag in het gezicht gegeven. Vervolgens is hij naar de auto gelopen, is hij ingestapt en zijn ze weggereden.
Verdachte [medeverdachte C] heeft verklaard6 dat hij op zaterdag 8 mei 2010 om 23.00 uur met een aantal mensen bij de skatebaan in Warnsveld was, waaronder [verdachte B], [getuige B] en [medeverdachte A] [medeverdachte A]. Er was afgesproken dat ze met een heel stel naar de stad zouden gaan, maar uiteindelijk is hij alleen met de beide [verdachte B/getuige B] en [medeverdachte A] naar [discotheek] gegaan. In [discotheek] heeft hij de anderen een poos niet gesproken. Op een gegeven moment was hij in de rookkamer en zag hij dat [slachtoffer A] met [medeverdachte A] aan het praten was, terwijl [verdachte B] er omheen liep.7 Hij probeerde zich afzijdig te houden, maar werd er door [verdachte B] toch weer bij betrokken. Zij vertelde dat [slachtoffer A] haar had uitgescholden en bedreigd en dat [slachtoffer A] hem met een man of vijftig uit Goor of zo in elkaar wilde slaan. Rond 02.30/03.00 uur kwam [verdachte B] opnieuw bij hem en vertelde dat [slachtoffer A] haar weer had uitgescholden voor 'kankerhoer'. Ook liet zij hem een onduidelijk voicemailbericht horen.
Op een gegeven moment zijn zij weggegaan en is hij naar de skatebaan in Warnsveld gereden. Hij reed rustig. Hij wilde de beide [verdachte B/getuige B] naar huis brengen, maar wilde eerst nog langs [discotheek] rijden om een praatje te maken met oude schoolkameraden. Deze bleken er niet meer te zijn. Hij is vervolgens doorgereden richting Baak. Onderweg was [medeverdachte A] voortdurend uit het raam aan het schreeuwen. Op de weg richting Baak zag hij een aantal fietslichtjes en was daarop extra attent voor het geval de fietsers ineens de weg zouden oversteken. [medeverdachte A] hing op Den Elterweg weer met zijn hoofd buiten het openstaande raam.
[medeverdachte C] heeft verklaard dat hij twee keer is gestopt op de Den Elterweg. Bij de eerste keer zag hij [slachtoffer A] - hij wist op dat moment nog niet dat het [slachtoffer A] was - voorop fietsen. Hij hoorde een van de [verdachte B/getuige B] schreeuwen: "die met die capuchon". Dat was toen zij langs het tankstation reden en ze dichter bij de fietsers kwamen. [medeverdachte A] schreeuwde ineens: " stop, stop, stop". [medeverdachte A] stapte uit en schreeuwde wat tegen de fietsers, maar die reden door waarop [medeverdachte A] weer instapte en schreeuwde: "rij door". Hij heeft de fietsers vervolgens weer ingehaald. [medeverdachte A] schreeuwde toen weer: "stop, stop, stop". [medeverdachte A] draaide vervolgens zijn hoofd af en zei tegen hem: "snij af". Hij heeft vervolgens de auto een meter tot anderhalve meter voor de fietsers gezet. [medeverdachte A] had de deur al los en zat wild aan zijn gordel te trekken. Voordat hij het wist was [medeverdachte A] uit de auto. Hij zag vervolgens via de spiegels van zijn auto dat [medeverdachte A] [slachtoffer A] van zijn fiets aftrok en dat [medeverdachte A] volledig aan het 'houwen was met die vent'.
Hij zag dat [slachtoffer A] op de grond viel. Hij lag half op de weg en half op het fietspad. Hij zag dat [medeverdachte A] [slachtoffer A] tegen het hoofd trapte met een trappende beweging naar beneden. Dit is meer dan een keer gebeurd.
De beide [verdachte B/getuige B] kwamen in paniek weer in de auto en schreeuwden naar [medeverdachte A] dat hij moest komen. Hij zag dat [medeverdachte A] nog naar de vriend van [slachtoffer A] liep en hem een duw gaf of zo. Vervolgens kwam [medeverdachte A] naar de auto gerend en is ingestapt, schreeuwend: "gas, gas, gas". Hij is daarop vol gas weggereden.
[medeverdachte C] heeft verder nog verklaard8 dat [verdachte B] hem een korte tijd daarvoor ook al had verteld dat zij ruzie had met [slachtoffer A] en dat [slachtoffer A] hem - [medeverdachte C] - zou komen opzoeken met 50 man uit Goor. [verdachte B] had hem op soortgelijke wijze al eerder zoiets geflikt. Op Koninginnedag was een kameraad naar hem toegekomen en had hem gezegd dat hij hem zou willen slaan. Die kameraad had hem gezegd dat hij ruzie had met [verdachte B] en dat [verdachte B] tegen hem gezegd had dat hij - [medeverdachte C] - hem in elkaar zou slaan vanwege zijn ruzie met [verdachte B]. Wat er nu met [slachtoffer A] is voorgevallen lijkt daar veel op. In [discotheek] liep ze elke keer [slachtoffer A] te zoeken en bij de skatebaan heeft ze ook steeds [slachtoffer A] gebeld. [verdachte B] heeft [medeverdachte A] lopen opfokken.
Op de skatebaan had zij die avond hem - [medeverdachte C] - verteld dat zij ruzie had met [slachtoffer A] en dat [slachtoffer A] met 50 man uit Goor hem op zou komen zoeken. [verdachte B] zei toen, zal ik [slachtoffer A] bellen. Hij zag aan de display van haar telefoon dat zij [slachtoffer A] belde. Ze liet de telefoon een aantal malen overgaan en drukte hem toen weg. Daarna is zij naar [medeverdachte A] gelopen. [medeverdachte A] was er bij toen zij vertelde van die 50 man. Hij zag dat [verdachte B] weer [slachtoffer A] belde en dat zij de telefoon aan [medeverdachte A] gaf.
Uit onderzoek van de mobiele telefoon van [medeverdachte C] blijkt9 dat hij op 8 mei 2010 om 19.22 uur een sms-bericht heeft ontvangen van [verdachte B], inhoudende: "[slachtoffer A]. Wil hem echt dood trappen. Daarom vroeg ik ook of je kon".
[medeverdachte C] heeft over deze sms verklaard dat hij begreep dat hij online moest komen op msn zodat hij een grote bek zou opzetten. Hij ging er vanuit dat [verdachte B] online ruzie aan het maken was met anderen10.
Uit onderzoek naar de onder [verdachte B] in beslaggenomen computer blijkt dat zij op 8 mei 2010 tussen ongeveer 19.00 uur en 19.30 uur op msn zat en daarbij chatte met onder meer [slachtoffer A]11.
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoons van [slachtoffer A] en [verdachte B] blijkt dat er op de late avond van 8 mei 2010 meerdere telefonische contacten tussen die telefoons hebben plaatsgevonden, waaronder contacten met een duur van bijna een minuut en van ruim anderhalve minuut12.
[verdachte B] heeft verklaard13 dat [medeverdachte A] na het voorval bij [discotheek] in de auto heel boos zei: "Ik moet [slachtoffer A] niet tegenkomen". [medeverdachte A] heeft dat twee keer gezegd. De eerste keer was nog in Zutphen toen ze voor [discotheek] langs reden en de tweede keer net voorbij de benzinepomp op de Den Elterweg. Bij ieder groepje fietsers dat ze tegenkwamen vroeg [medeverdachte A] aan [medeverdachte C] of hij iets zachter wilde rijden.
Toen ze naast het groepje fietsers reden, hoorde zij [medeverdachte A] tegen [medeverdachte C] zeggen: "Nu stoppen". [medeverdachte C] stopte toen ook direct. Zij zag dat [medeverdachte A] probeerde uit te stappen, maar dat de fietsers doorfietsten. Toen hoorde zij [medeverdachte A] tegen [medeverdachte C] zeggen: "Gooi hem ervoor!" [medeverdachte C] reed iets verder en zette de auto schuin voor de groep.
[getuige B] heeft verklaard14 dat [medeverdachte A] zei, ook tegen [medeverdachte C], 'Even stoppen als we [slachtoffer A] zien' en dat [verdachte B] onderweg zei dat ze [slachtoffer A] misschien nog wel tegen zouden komen. Ze gingen vervolgens kijken of ze [slachtoffer A] tegen zouden komen. Ze deden dit eigenlijk een beetje met z'n allen. [medeverdachte A] had het portierraam open staan. Als ze onderweg een groepje tegen kwamen ging [medeverdachte C] langzamer rijden. Als ze een groepje passeerden en [slachtoffer A] zat er niet bij dan werd dit door iemand gezegd.
Net voorbij de benzinepomp zag zij een groepje fietsers rijden. [medeverdachte A] of [verdachte B] zei dat [slachtoffer A] er bij was. Zij keek toen ook en herkende [slachtoffer A] eveneens. [medeverdachte C] stopte naast het groepje, niet helemaal stil, en [slachtoffer A] probeerde snel door te fietsen. Zij zag dat [medeverdachte C] de auto schuin voor [slachtoffer A] zette. [medeverdachte A] is vlug uit de auto gegaan en is gelijk op [slachtoffer A] afgegaan. Zij heeft gezien dat [medeverdachte A] een aantal malen met zijn voet van boven af op het hoofd van [slachtoffer A] trapte.
[getuige B] heeft verder verklaard dat zij in [discotheek] zag dat [slachtoffer A] bang was voor verdachte en dat toen zij na [discotheek] in de auto zaten, er iets gezegd werd als 'dat er wel even gestopt zou worden als ze [slachtoffer A] zouden zien'.15
[slachtoffer B], vriend van [slachtoffer A], heeft verklaard16 dat hij op 8 mei 2010 samen met onder meer [slachtoffer A], [getui[getuige D] en [getuige A] naar [discotheek] in Zutphen is gegaan, waar ze omstreeks 24.00 uur naar binnen zijn gegaan. In [discotheek] werd [slachtoffer A] er door [medeverdachte A] op aangesproken dat hij een meisje genaamd [verdachte B] een hoer had genoemd. [slachtoffer A] heeft daarvoor zijn excuses aangeboden, maar hij hoorde [verdachte B] zeggen dat dit niet genoeg was. Op een gegeven moment wilden [getuige A] en Daan naar huis en zijn zij gevieren naar huis gefietst, langs de IJsselkade en uiteindelijk over de Den Elterweg. Vlak voorbij het tankstation aan de Den Elterweg hoorden ze een auto aankomen. De auto stopte naast hun en hij hoorde dat iemand tegen [slachtoffer A] zei dat hij moest stoppen. [slachtoffer A] ging daarop harder fietsen.
Hij zag dat de auto [slachtoffer A] probeerde te blokkeren. Dit lukte eerst niet, [slachtoffer A] kon er om heen fietsen. De auto reed nog een keer voor [slachtoffer A] en toen moest [slachtoffer A] wel stoppen. Hij zag dat de bestuurder uitstapte. Dat was [medeverdachte A] uit [discotheek]. Hij zag dat deze in het gezicht van [slachtoffer A] begon te slaan. Door de klappen viel [slachtoffer A] op zijn fiets. Vervolgens sprong [medeverdachte A] met de knie meerdere keren op de buik en het lichaam van [slachtoffer A]. [slachtoffer A] lag op de grond en hij zag dat [medeverdachte A] wel tientallen keren op het gezicht van [slachtoffer A] stampte en schopte. Op een gegeven moment stopte [medeverdachte A] en kwam hij op hem ([slachtoffer B]) af. [medeverdachte A] zei dat als hij wat zou zeggen hij ([medeverdachte A]) hem zou weten te vinden. Direct daarna gaf [medeverdachte A] hem met de rechtervuist een stoot vol in het gezicht. Daarna zijn ze weggereden richting Baak. [slachtoffer B] is vervolgens naar [slachtoffer A] toe gelopen. [slachtoffer A] was op dat moment niet meer aanspreekbaar. Hij hoorde [slachtoffer A] alleen maar kreunen.
[slachtoffer B] heeft verder verklaard17 dat toen ze nog op de fiets zaten, iemand riep: "Stoppen [slachtoffer A]". De auto reed toen ongeveer met dezelfde snelheid als zij fietsten. Toen [slachtoffer A] het vervolgens op een fietsen zette, reed de auto hem voor de eerste keer klem, dat wil zeggen stuurde de auto naar rechts. [slachtoffer A] kon er toen nog via de berm langs. De auto zette eigenlijk het hele fietspad af. De auto draaide toen snel weer bij, richting de weg. [slachtoffer A] werd toen voor de tweede keer klemgereden. Ook toen stond de auto weer schuin op het fietspad. [slachtoffer A] moest afstappen en probeerde achteruitlopend weg te komen.
[medeverdachte A] gaf [slachtoffer A] 4 of 5 klappen recht in het gezicht. Toen [slachtoffer A] op de grond lag kwam [medeverdachte A] op [slachtoffer A] toegelopen. Hij begon met zijn voet op [slachtoffer A]s hoofd te stampen, van bovenaf naar beneden, ongeveer 5 keer. Hij hoorde [slachtoffer A] schreeuwen van de pijn. Toen zag hij dat [medeverdachte A] voorwaarts schopte tegen het hoofd van [slachtoffer A]. [slachtoffer A] probeerde af te weren. Hij denkt dat [medeverdachte A] 5 of 6 keer tegen het hoofd heeft geschopt. Toen gaf [medeverdachte A] bij [slachtoffer A] knietjes in de buik. [medeverdachte A] deed dit door beide knieën in te trekken en zich te laten vallen op de buik van [slachtoffer A], ongeveer 3 keer. Hij hoorde [slachtoffer A] schreeuwen van de pijn. Daarna stampte [medeverdachte A] weer een keer of 4, 5 op het hoofd van [slachtoffer A]. Ook zag hij dat [medeverdachte A] nog ongeveer 3 keer tegen het hoofd van [slachtoffer A] schopte.
Toen de auto weg was is [slachtoffer B] naar [slachtoffer A] toegelopen. Hij hoorde hem kreunen van de pijn. Hij hoorde een auto aankomen en hij is ongeveer 10 meter voor [slachtoffer A] gaan staan om de auto te stoppen. Hij zwaaide met beide handen boven zijn hoofd naar de auto, maar moest aan de kant springen om niet zelf te worden aangereden. Toen de auto gepasseerd was, remde deze. Hij zag dat de auto over de fiets van [slachtoffer A] heen reed, dat [slachtoffer A] verschoof en dat de auto vervolgens een aantal meters verder stopte.
[getuige A] heeft verklaard dat toen ze naar huis fietsten een jongen die agressief klonk, hen vanuit een auto wat vroeg, dat de auto doorreed18 en dat de auto de berm in ging. 19Hij zag dat de auto [slachtoffer A] en [slachtoffer B] sneed. [slachtoffer A] reed rechts om de auto heen en fietste hard weg. De auto reed met piepende banden verder en sneed [slachtoffer A] nog een keer. Hij zag dat een man van de bijrijdersstoel uit de auto sprong. Hij zag dat [slachtoffer A] van de fiets viel. Hij zag dat die man met zijn vuisten op [slachtoffer A] begon te slaan. Hij sloeg meer dan eens op de kaak van [slachtoffer A]. Hij hoorde [slachtoffer A] hard schreeuwen. Even later zag hij dat die man knietjes gaf op de maag van [slachtoffer A]. Hij was inmiddels wat verder gereden, maar zag nog dat die man [slachtoffer A] met zijn hak/schoen tegen het hoofd trapte.
[getuige A] heeft ook verklaard dat er in [discotheek] een meisje was dat zei dat ze [verdachte B] heette. [slachtoffer B] ([slachtoffer B]) en [getuige D] vertelden later dat haar achternaam [medeverdachte A]s was. [slachtoffer A] had kennelijk wat problemen met die [verdachte B] gehad. Zij vertelde hem in [discotheek] dat [slachtoffer A] in een msn-gesprek vervelende dingen over haar had gezegd. Hij zag dat jongens die kennelijk bij [verdachte B] hoorden, [slachtoffer A] aanspraken. Hij zag dat de jongens een beetje aan het duwen waren tegen [slachtoffer A] en hem aan het provoceren waren. Het was wel een gespannen sfeertje. [verdachte B] zei dat ze [medeverdachte A] erbij kon halen en dat [slachtoffer A] moest oppassen want 'dan weet je hoe het gaat'. [verdachte B] kwam tussen [slachtoffer A] en [medeverdachte A] en zei dat ze [slachtoffer A]s excuses niet genoeg vond.20.
[getui[getuige D] heeft verklaard21 dat hij rond 02.00 uur in [discotheek] [slachtoffer A] zag en hoorde praten met een onbekende jongen. Een meisje, van wie hij wist dat zij [verdachte B] heette, stond achter en soms naast die jongen. Hij begreep dat er spanningen waren tussen [slachtoffer A] en die jongen en die [verdachte B]; er was spanning in het gesprek22. Rond 02.30 uur is hij samen met [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [getuige A] vertrokken bij [discotheek]. [slachtoffer A] en [slachtoffer B] fietsten voorop.
Toen hij samen met [getuige A] de weg overstak zag hij een auto uit de richting Zutphen komen. Hij hoorde uit de auto schreeuwen: Stoppen. Hij zag dat die auto [slachtoffer A] afsneed door dwars voor [slachtoffer A] te gaan staan, op het fietspad. Hij zag dat [slachtoffer A] via de achterkant van die auto probeerde weg te fietsen, via de rijbaan. Hij zag dat de bijrijder, een man, uitstapte en een slaande beweging maakte naar [slachtoffer A]. Hij zag [slachtoffer A] op de grond vallen. Hij viel midden op de rijbaan, voor verkeer uit de richting Zutphen. Hij hoorde [slachtoffer A] roepen. Hij zag toen dat die man meerdere keren van bovenaf, dus met de zool naar beneden, op [slachtoffer A] schopte. Hij zag dat hij het hoofd raakte van [slachtoffer A]. Ook zag hij dat de man meerdere keren vanaf de zijkant tegen [slachtoffer A] aanschopte. De man haalde echt uit met zijn been. Hij zag dat die man weer in de auto stapte, waarna deze hard wegreed. Hij zag [slachtoffer B] bij [slachtoffer A] staan. [slachtoffer B] had een bloedneus. [slachtoffer A] lag nog steeds op de weg. Hij hoorde dat [slachtoffer A] heel moeilijk adem haalde. [slachtoffer A] had bloed aan zijn hoofd en reageerde nergens meer op.
Ook door anderen dan degenen die deel uitmaakten van het groepje fietsers met [slachtoffer A] zijn verklaringen afgelegd over de contacten die er die nacht zijn geweest tussen de groep waartoe verdachte en zijn medeverdachten hoorden en [slachtoffer A]..
Zo heeft [get[getuige E] onder meer verklaard23 dat hij in [discotheek] een jongen tegen [slachtoffer A] aan het schreeuwen was en op dreigende toon sprak. Die jongen was verdachte [medeverdachte A] [medeverdachte A]. [slachtoffer A] moest niet meer zijn hand op de schouders van een van de meisjes leggen en mocht haar ook geen hoer meer noemen. Twee meisjes riepen dingen naar [medeverdachte A] over wat [slachtoffer A] gedaan had en gezegd zou hebben. Ze bleven dat herhalen en [medeverdachte A] werd er ook heel erg kwaad van.
[getuige F] heeft verklaard24 dat hij in het rookhok in [discotheek] van [getuige E] hoorde dat [slachtoffer A] ruzie zou hebben met een jongen, omdat hij een hand op de schouder van een meisje zou hebben gelegd. Hij hoorde dat die jongen [medeverdachte A] heette, omdat de meisjes steeds zijn naam noemden. [getuige F] zat naast [slachtoffer A] in het rookhok. [medeverdachte A] zei tegen [slachtoffer A] dat hij normaal moest doen en dat hij op moest passen wat hij tegen de meisjes zei. De meisjes stonden ook in het rookhok. [slachtoffer A] zei steeds tegen [medeverdachte A] dat hij het niet meer zou zeggen, maar er viel niet echt met [medeverdachte A] te praten.
Hij - [getuige F] - zei toen tegen [medeverdachte A]: Het is nu toch goed zo? De twee meisjes zeiden daarop dat hij zijn bek moest houden. Hij zei toen: "Drink er nog lekker 1". De meisjes vertelden dat aan [medeverdachte A], die daarop naar hem toekwam en hem bij zijn shirt pakte. [medeverdachte A] zei: "Wil je niet zo'n grote bek hebben tegen mijn vriendin en ik wil niet dat je zo over hen praat". Toen liep [medeverdachte A] weg en gaf [medeverdachte A] hem ([getuige F]) een kopstoot. Deze was niet super hard, maar hij voelde het wel. Het gedrag van [medeverdachte A] was wild en agressief en volgens hem waren de twee meisjes [medeverdachte A] aan het opjutten.
[getuig[getuige G] heeft verklaard25 dat zij op 8 mei 2010 vanaf 23.30 uur tot zondag 9 mei 2010 te 05.00 uur werkzaam was achter de bar bij [discotheek]. Zij hoorde dat [verdachte B] zei dat ze ruzie hadden met een jongen. [getuige G] hoorde dat [verdachte B] zei dat vrienden die jongen nog wel terug wilden pakken.
Specifieke bewijsoverwegingen
De gebeurtenissen in de avond van zaterdag 8 mei 2010 en de daaropvolgende nacht hebben geleid tot verdenkingen tegen verdachte. Die verwijten zijn op verschillende juridische wijzen ten laste gelegd.
De rechtbank volgt de officier van justitie in haar betoog dat de primair tenlastegelegde zware mishandeling niet bewezen kan worden, gelet op de resultaten van het (hiervoor besproken) IDFO-onderzoek. De rechtbank is namelijk van oordeel dat op grond van deze onderzoeksresultaten dient te worden geconcludeerd dat de passerende Fiat in aanraking is gekomen met [slachtoffer A], terwijl die op het wegdek lag. Verder volgt uit het IDFO-rapport dat op grond van de verschillende deelonderzoeken niet is aan te geven welke letsels vóór een eventuele overrijding (rechtbank: met de Fiat) reeds waren toegebracht. Onder die omstandigheden kan de officier van justitie gevolgd worden in haar betoog dat niet vastgesteld kan worden of de mishandeling van [slachtoffer A] door verdachte letsel bij [slachtoffer A] heeft veroorzaakte dat als zwaar lichamelijk letsel is aan te merken. Hoewel aannemelijk is dat door toedoen van verdachte enig letsel is ontstaan, kan de aard en omvang daarvan niet worden vastgesteld. Ook ten aanzien van dit subsidiaire deel van de tenlastelegging volgt derhalve een vrijspraak.
De rechtbank is evenwel van oordeel dat op grond van de hiervoor aangeduide bewijsmiddelen een bewezenverklaring kan en moet volgen van het meer subsidiair aan verdachte tenlastegelegde, namelijk het medeplegen van mishandeling met voorbedachten rade de dood ten gevolge hebbend. Daartoe wordt het volgende overwogen.
De voorbedachten rade en het medeplegen
Voor het aannemen van voorbedachte raad is vereist dat het handelen van de verdachte het gevolg is geweest van een tevoren door de verdachte genomen besluit en dat de verdachte tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering daarvan gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en de gevolgen van die voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Voor het aannemen van medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking vereist.
Uit de verklaring van [medeverdachte C] en het onderzoek naar zijn telefoon blijkt dat verdachte op de vroege avond van zaterdag 8 mei 2010 een sms heeft gestuurd met de inhoud: "[slachtoffer A]. Wil hem echt dood trappen. Daarom vroeg ik ook of je kon". [medeverdachte C] heeft deze sms ook gelezen.
Deze sms roept de vraag op, of de tekst 'wil hem echt doodtrappen' letterlijk bedoeld is en/of door [medeverdachte C] of door buitenstaanders zo begrepen kon en mocht worden. Het dossier bevat geen aanknopingspunt voor de conclusie dat verdachte en/of [medeverdachte C] hun medeverdachten over deze sms hebben geïnformeerd. Ook het verder verloop van de avond biedt geen aanknopingspunt voor de aanname dat verdachte daadwerkelijk de dood van [slachtoffer A] voor ogen stond. De rechtbank zal de tekst dan ook niet naar de letter opvatten.
Echter, de inhoud en strekking van de sms getuigt onmiskenbaar van een agressieve houding van verdachte richting [slachtoffer A]. Bovendien blijkt uit deze sms, die verdachte verstuurde terwijl zij met (onder meer) [slachtoffer A] op msn zat, dat zij een ander betrekt in haar conflicten om die conflicten in de door haar gewenste zin te (proberen te) beslechten. [medeverdachte C] wist dus door deze sms al van de agressieve houding van verdachte richting [slachtoffer A]. Daar doet niet aan af dat [medeverdachte C] zich naar zijn zeggen met de ruzie tussen verdachte en [slachtoffer A] verder niet heeft willen bemoeien.
Toen verdachte later die zaterdagavond bij de skatebaan in Warnsveld onder meer haar medeverdachten [medeverdachte C] en [medeverdachte A] ontmoette, heeft zij [medeverdachte A] en [medeverdachte C] verteld over haar ruzie met [slachtoffer A]. Zij hebben gezien dat verdachte telefoongesprekken heeft gevoerd met [slachtoffer A], waarvan een gesprek door [medeverdachte A] is overgenomen. Volgens [medeverdachte A] heeft hij tegen [slachtoffer A] (rustig) gezegd dat de ruzie met verdachte moest stoppen.
In [discotheek], waar verdachte en haar medeverdachten daarna belandden, zijn er verschillende contacten geweest tussen het groepje rondom verdachte en [slachtoffer A].
Uit de verklaringen van [getuige D], [getuige E], [getuige F], [getuige A], [getuige H] blijkt dat vooral verdachte [medeverdachte A] en de beide [verdachte B/getuige B] daarbij betrokken waren. Genoemd wordt, dat de meisjes boos waren en dingen riepen die [slachtoffer A] gedaan zou hebben; vooral verdachte zou dat hebben gedaan. Verdachte [medeverdachte A] zou daarbij, ook naar eigen zeggen, erg kwaad zijn geworden in de richting van [slachtoffer A]. [medeverdachte C] en [getuige B] hebben verklaard dat ze zagen dat [slachtoffer A] bang was voor [medeverdachte A]. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de verklaringen omtrent de gebeurtenissen in [discotheek] dat verdachte [medeverdachte A] en verdachte het op [slachtoffer A] gemunt hadden. Zij zochten hem op en stelden zich in zijn richting boos en zelfs agressief op.
Met name het gedrag van verdachte [medeverdachte A] lijkt er daarbij toe hebben geleid dat [slachtoffer A] op anderen de indruk maakte bang te zijn (geworden) voor [medeverdachte A]. Medeverdachte [medeverdachte C] lijkt slechts kortstondig bij deze contacten tussen verdachte [medeverdachte A], de beide [verdachte B/getuige B] en [slachtoffer A] aanwezig te zijn geweest. Toch kreeg [medeverdachte C] in [discotheek] mee dat verdachte [slachtoffer A] steeds opzocht, hem vertelde dat [slachtoffer A] schold op verdachte en haar en [medeverdachte C] bedreigde. [medeverdachte C] zag ook dat [slachtoffer A] bang was voor verdachte [medeverdachte A]. Verdachte [medeverdachte A] zelf heeft verklaard dat hij een bange blik in [slachtoffer A]s ogen zag.
Dit alles, in onderlinge samenhang bezien, leidt de rechtbank tot het oordeel dat toen verdachte en haar medeverdachten na vertrek uit [discotheek] in de auto stapten, de stemming in de richting van [slachtoffer A] confrontatiezoekend en agressief was en dat dit bij verdachte en haar medeverdachten bekend was, ook al is niet ieder van hen vóór vertrek uit [discotheek] op elk relevant moment aanwezig of betrokken of geïnformeerd geweest.
Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld of verdachte en haar medeverdachten met de auto zijn gaan rijden uitsluitend om [slachtoffer A] te zoeken. De rechtbank houdt het er derhalve op dat verdachte en haar medeverdachten in de auto op weg waren naar de woonplaats van de beide [verdachte B/getuige B] en dat zij onderweg hebben uitgekeken naar [slachtoffer A], die naar haar bekend was in dezelfde richting huiswaarts ging. Zoals [getuige B] het verwoordde: het kijken of ze [slachtoffer A] tegen zouden komen, deden ze eigenlijk een beetje met zijn allen, en er zou gestopt worden als ze [slachtoffer A] zouden zien. Er is steeds gekeken of [slachtoffer A] deel uitmaakte van groepjes fietsers die langs de weg reden. Uit de woorden en agressieve houding van met name verdachte [medeverdachte A] maar ook verdachte moest het voor verdachte en haar medeverdachten duidelijk zijn dat dit 'speuren' gebeurde naar aanleiding van ruzies, waarbij door verdachte en haar medeverdachte [medeverdachte A] op agressieve wijze eerder die avond en nacht de confrontatie met [slachtoffer A] is gezocht. Verdachte en haar medeverdachten zijn gestopt bij fietsers om te kijken of [slachtoffer A] er tussen zat, verdachte [medeverdachte A] heeft agressief schreeuwend uit het autoraam gehangen en verdachte heeft [slachtoffer A] aangewezen, waarna [medeverdachte C] op aanroepen van verdachte [medeverdachte A] tot twee keer toe de auto het fietspad op heeft gestuurd om [slachtoffer A] de doorgang te beletten.
Tegen deze achtergrond was het voor verdachte en haar medeverdachten duidelijk dat tegen [slachtoffer A], zo ze hem onderweg tegen zouden komen, geweld zou worden gebruikt. Na vertrek uit [discotheek] en vooral onderweg in de auto is er tijd en gelegenheid geweest daarover na te denken en er van terug te komen. Het heeft er alle schijn van dat juist onderweg in de auto de agressieve stemming richting [slachtoffer A] fors is toegenomen. Niet gebleken is dat verdachte of een van haar medeverdachten iets heeft ondernomen om het uitkijken naar [slachtoffer A] te (laten) stoppen en het afsnijden van [slachtoffer A] te voorkomen.
Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte [medeverdachte A] ook daadwerkelijk tot gewelddadig handelen overgegaan. Dat het geweld heviger en omvangrijker was dan mogelijk door verdachte en [medeverdachte C] was verondersteld, doet niet af aan de rol die zij in het geheel hebben gespeeld. Verdachte en haar medeverdachten hebben willens en wetens het aanmerkelijk risico aanvaard dat er aanzienlijk geweld zou worden gebruikt.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank voorbedachte raad en het medeplegen bewezen.
De mishandeling en de dood van [slachtoffer A]
Uit de aangehaalde bewijsmiddelen volgt dat verdachte [medeverdachte A] zonder enige aarzeling en meteen fors geweld richting [slachtoffer A] heeft gebruikt, terwijl [slachtoffer A] na de eerste afsnij-poging probeerde te ontkomen eerst door hard door te fietsen en later door achter de auto langs te gaan. Verdachte [medeverdachte A] heeft [slachtoffer A] van de fiets getrokken en meermalen in het gezicht geslagen. Toen [slachtoffer A] door die klappen op de weg viel, heeft [medeverdachte A] hem meerdere keren (voorwaarts) geschopt, ook tegen het hoofd. Verdachte [medeverdachte A] heeft verder met zijn voeten neerwaarts op het hoofd van [slachtoffer A] gestampt en zich een aantal keer met opgetrokken knieën op de buik van [slachtoffer A] laten vallen. [medeverdachte A]s verklaring dat dit slechts een keer per ongeluk zou zijn gebeurd, acht de rechtbank niet aannemelijk gelet op de andersluidende verklaringen van [slachtoffer B], [getuige A] en [getuige D].
De drie verdachten wisten dat [slachtoffer A] op de rijbaan van de Den Elterweg lag. Zij hebben hem daar in die toestand achtergelaten. Zeer kort daarop is [slachtoffer A] door een auto aangereden of overreden. Uit de verklaringen van [slachtoffer B] en [getuige A] blijkt dat de toestand van [slachtoffer A] na het wegrijden van verdachte en haar medeverdachten en voor de aanrijding met de Fiat ernstig was: [slachtoffer A] haalde moeilijk adem en reageerde nergens meer op. Dit is ook verdachte niet ontgaan: zij verklaarde dat [medeverdachte A] [slachtoffer A] optilde en liet vallen als een slappe pop. Op grond van deze verklaringen oordeelt de rechtbank dat verdachte en haar medeverdachten [slachtoffer A] in hulpeloze toestand hebben achtergelaten.
Aan het vorenstaande doet niet af dat vrienden van [slachtoffer A] in de buurt waren. De hulpeloze toestand is immers door verdachte en haar medeverdachten veroorzaakt.
De vraag of de dood van [slachtoffer A] ook redelijkerwijs als gevolg van de gedragingen aan de verdachte en haar medeverdachten kan worden toegerekend, wordt door de rechtbank bevestigend beantwoord. Als [slachtoffer A] (op de rijbaan) niet was mishandeld, zou hij niet gewond op het wegdek hebben gelegen en zou hij niet zijn overreden.
Hoewel niet kan worden vastgesteld of verdachte en haar medeverdachten de dood van [slachtoffer A] echt (bewust) gewild hebben of op de koop toe hebben genomen, kan hen van de dood van [slachtoffer A] derhalve wel een verwijt worden gemaakt.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 9 mei 2010 in de gemeente Zutphen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade, mishandelend een persoon genaamd [slachtoffer A], en na kalm beraad en rustig overleg:
- tegen aanwezige(n) in café [discotheek] heeft gezegd dat zij, althans haar, verdachtes, vrienden, hem wel zouden pakken, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- (in de personenauto van [medeverdachte C]) heeft gezegd dat [medeverdachte C] (telkens) bij het passeren van een groepje fietsers snelheid diende te verminderen (telkens) teneinde te zoeken naar de aanwezigheid van voornoemde [slachtoffer A], en
- (in de personenauto van [medeverdachte C]) heeft gezegd: "Dat is hem, met die capuchon", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- met een personenauto naast die [slachtoffer A] zijn gaan rijden en (vervolgens) die [slachtoffer A], meermalen, met die personenauto hebben klemgereden, althans die [slachtoffer A] tot stoppen hebben gedwongen, en
- (vervolgens) die [slachtoffer A] hebben vastgepakt en
- (vervolgens) meermalen met kracht) die [slachtoffer A] in/op/tegen het gezicht/hoofd hebben geslagen en/of gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer A] ten val is gekomen, waarna die [slachtoffer A] terecht is gekomen op de rijbaan van de Den Elterweg, en
- zich (met kracht) met ingetrokken knieën in/op/tegen de buik, althans de maagstreek, of het lichaam van die [slachtoffer A] hebben laten vallen, en
- (vervolgens) meermalen (met kracht) met geschoeide voet in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer A] hebben geschopt en/of getrapt en/of gestampt, en
- (vervolgens) die [slachtoffer A] in hulpeloze toestand op de rijbaan hebben achtergelaten, waarna een personenauto over/tegen die [slachtoffer A] is gereden,
terwijl dat feit de dood van die [slachtoffer A] ten gevolge heeft gehad.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: medeplegen van mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, terwijl het feit de dood tengevolge heeft.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport opgemaakt, bestaande uit een rapport gedateerd 14 december 2010 van de kinder- en jeugdpsychiater drs. H. van der Most van Spijk en een rapport gedateerd 10 december 2010 van de GZ psycholoog drs. J. Hamel.
Uit de bevindingen en de daaruit voortvloeiende conclusies van deze deskundigen komt naar voren dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De rechtbank neemt die conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van tien maanden waarvan een gedeelte van vijf maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Aan het voorwaardelijk gedeelte wil de officier van justitie een proeftijd verbonden zien van twee jaar, met als bijzondere voorwaarde toezicht van de jeugdreclassering.
De officier heeft de ernst van het feit laten meewegen. Een 18-jarige jongen die door leeftijdgenoten is klemgereden, in elkaar is gerost en half of misschien zelfs volledig bewusteloos op de weg is achtergelaten. Het feit heeft een enorme schok veroorzaakt in heel Zutphen en omgeving en een krater geslagen in het gezin [slachtoffer A]. Verdachte ziet haar rol niet en lijkt niet te beseffen wat haar aandeel is geweest, maar zij is wel degene geweest die op de avond van 8 mei 2010 de gebeurtenissen over zichzelf en alle anderen heeft afgeroepen. Als verdachte niet had lopen stoken, niet voortdurend had belaagd met sms- en voicemailberichten was dit waarschijnlijk nooit gebeurd. Zij heeft er voor gekozen om [medeverdachte A] [medeverdachte A] bij haar "probleem" te betrekken.
Verdachte heeft een cruciaal aandeel in de gebeurtenissen gehad, hetgeen ook deels te maken heeft met haar persoon, zoals onder meer blijkt uit de over haar uitgebrachte rapporten van de psycholoog en de psychiater. Door deze gedragsdeskundigen is geconcludeerd dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De deskundigen omschrijven haar als impulsief en naïef, meer dan manipulatief. Dat laatste komt echter totaal niet overeen met het beeld dat uit het dossier naar voren komt, waar zij door leeftijdgenoten juist wel als manipulatief is omschreven.
Omdat verdachte een ontkennende verdachte is, hebben de deskundigen niets kunnen of willen zeggen over de eventuele behandelmethoden binnen een strafrechtelijk kader. De officier van justitie is van mening dat dit dan moet worden ingevuld in de vorm van een algemene open opdracht van reclasseringstoezicht, zoals ook is geadviseerd in het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 3 maart 2011.
Verdachte heeft in vergelijking tot haar medeverdachte [medeverdachte C] een meer centrale rol in het gebeuren gehad, een meer aansturende rol. Daar waar de medeverdachte [medeverdachte C] vijf maanden preventief heeft vastgezeten en medeverdachte [medeverdachte A] na tien maanden nog preventief gehecht is, kan het niet zo zijn dat verdachte [medeverdachte A]s alleen een werkstraf zou krijgen. Dat is niet uit te leggen aan de familie [slachtoffer A], niet uit te leggen aan andere slachtoffers in zaken van zinloos geweld en niet uit te leggen aan de maatschappij. In zaken als deze kan niet anders dan een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie worden geëist.
De raadsman heeft aangevoerd dat in het geval de rechtbank tot enige bewezenverklaring mocht komen, bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, het feit dat verdachte aan het feit een gediagnosticeerd posttraumatisch stresssyndroom heeft overgehouden, er geen gevaar is voor recidive en verdachte in verband met dit feit grote problemen heeft ondervonden in haar woonomgeving. De raadsman is van mening dat er geen straf aan verdachte zou moeten worden opgelegd anders dan het al ondergane voorarrest en een eventuele voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact en een behandelverplichting.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is niet degene geweest die [slachtoffer A] heeft mishandeld.
Zij is evenmin degene geweest die de auto heeft bestuurd waarmee [slachtoffer A] de weg tot tweemaal toe is afgesneden om te beletten dat hij zou ontkomen.
Verdachte is wel degene geweest die vanaf de vroege zaterdagavond 8 mei 2010 het initiatief heeft genomen voor het zoeken en blijven zoeken van de confrontatie met [slachtoffer A]. Ook bij de laatste confrontatie, die voor [slachtoffer A] fataal zou aflopen, is verdachte betrokken geweest.
Verdachte is derhalve medeverantwoordelijk voor de mishandeling en de dood van [slachtoffer A].
Zij maakte met haar medeverdachten deel uit van een klein groepje jongeren dat die zaterdagavond rondhing en uitging. Verdachte had het gezien de veelbesproken sms en haar negatieve verhalen over [slachtoffer A] op hem gemunt en betrok anderen bij die ruzie. In [discotheek] heeft verdachte met haar medeverdachte [medeverdachte A] [medeverdachte A] steeds de confrontatie met [slachtoffer A] gezocht. De agressieve manier waarop zij dit deden, maakte [slachtoffer A] bang.
Op de weg naar Baak hebben verdachte en haar medeverdachten uitgekeken naar [slachtoffer A]. Duidelijk was dat [slachtoffer A] het bij een treffen zou moeten ontgelden.
Verdachte heeft niets gedaan om te voorkomen dat haar medeverdachte [medeverdachte A] [slachtoffer A] te lijf zou gaan. Integendeel, verdachte heeft als inzittende van de auto het speuren naar [slachtoffer A] mogelijk gemaakt door te zeggen of [slachtoffer A] bij een groepje fietsers dat zij passeerden zat of niet. Toen medeverdachte [medeverdachte A] [slachtoffer A] mishandelde en bleef slaan en trappen, heeft verdachte nog wel 'stop' geroepen. Terwijl zij wist dat [slachtoffer A] door de mishandeling op het wegdek achterbleef, is zij met haar medeverdachten weggereden. [slachtoffer A] heeft geen kans gekregen om aan het onheil te ontkomen. Treurig is dat kennelijk de vlucht zwaarder heeft gewogen dan het te hulp schieten van [slachtoffer A].
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij anderen bij haar ruzie met [slachtoffer A] heeft betrokken en dat door haar niet aflatende toedoen en in haar bijzijn een agressieve sfeer richting [slachtoffer A] is ontstaan, die een voedingsbodem vormde voor het latere gewelddadige treffen.
Op bijzonder noodlottige wijze is [slachtoffer A] kort nadat hij op de weg was achtergelaten, aangereden of overreden door een auto. Uit de beschikbare rapporten blijkt dat niet vast te stellen is of [slachtoffer A] is overleden door de mishandeling, door de aan- danwel overrijding of door een combinatie van die twee gebeurtenissen. Met die onzekerheid zullen zijn nabestaanden de gewelddadige dood van [slachtoffer A] moeten verwerken. Hoe overweldigend groot dat verlies is, is door zijn vader bij de uitoefening van het spreekrecht verwoord.
Verdachte zal de last moeten dragen dat zij medeverantwoordelijk is voor de mishandeling en de dood van [slachtoffer A], ook al heeft zij die niet bewust gewild en ook al heeft zij het excessieve geweld bij de mishandeling niet verwacht.
Uit het rapport van de psychiater Van der Most van Spijk komt onder meer het volgende naar voren:
Op grond van dit onderzoek is er bij [verdachte B] sprake van een posttraumatische stressstoornis, een dysthyme (=stemmings-)stoornis en gedragsproblemen in remissie in het kader van een achterstand in sociaal-emotionele ontwikkeling naar aanleiding van kindfactoren (waaronder ADHD, zwakke verbale begaafdheid), gezinsfactoren (overbescherming) en een ernstig trauma (rechtbank: door de gebeurtenissen op 9 mei 2010) bij een overigens gezond, 18 jarig meisje in de adolescentiefase en met een dysharmonisch intelligentieprofiel. Er is sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling.
Ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte B] is behandeling van het trauma geïndiceerd, bijvoorbeeld middels een behandeling met EMDR. Daarnaast is een behandeling, gericht op het versterken van haar zelfbeeld en zelfvertrouwen en ter bevordering van haar identiteit geïndiceerd, waarbij, gelet op haar zwakke verbale begaafdheid, eerder gedacht moet worden aan een non-verbale therapie, zoals psychomotore therapie. Hierin kan zij ook leren zich meer bewust te worden van haar emoties, deze te leren uiten, waarbij zij ook haar agressieve gevoelens beter leert reguleren. Daarnaast zal verdere psycho-educatie ten aanzien van de ADHD, zowel voor [verdachte B] als haar ouders, zoals deze al eerder was gestart bij Karakter Doetinchem zinvol zijn.
De psychiater heeft geen advies uitgebracht aangaande het juridische kader waarin een dergelijke behandeling zou moeten plaatsvinden.
Uit het rapport van de psycholoog Hamel komt onder meer naar voren:
Bij betrokkene is sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel, waarbij zij verbaal op zwakbegaafd niveau functioneert en performaal op gemiddeld niveau. In het recente verleden is de diagnose ADD gesteld. Hoewel in het klinisch onderzoek de kenmerken van deze stoornis niet manifest aanwezig zijn, wordt op grond van zowel de anamnestische gegevens als de informatie van school en stage de ADD diagnose overgenomen. Als gevolg van het niet onderkend zijn van haar verbale zwakbegaafdheid in combinatie met de ADD is er bij betrokkene sprake van onzekerheid en faalangst, welke tot een negatief zelfbeeld hebben
geleid. Als gevolg van de mishandeling en dood van [slachtoffer A] heeft betrokkene een posttraumatische stress stoornis ontwikkeld.
Indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, kan gesteld worden dat betrokkene verminderd in staat is een juiste inschatting te kunnen maken van het mogelijke effect van haar eigen opmerkingen op de ander, deels als gevolg van haar zwakbegaafdheid, deels door haar kwetsbare persoonlijkheidsstructuur.
Geadviseerd wordt om betrokkene door middel van individuele psychotherapie meer zicht op haar eigen gevoelsleven te laten krijgen. Daarnaast is een traumabehandeling voor de PSST klachten geïndiceerd. Interventies op systeemniveau zijn nodig om de inbedding van betrokkenes behandeling gezond te houden."
Ook de psycholoog heeft geen advies uitgebracht aangaande het juridische kader waarin een dergelijke behandeling zou moeten plaatsvinden.
Door de Raad voor de Kinderbescherming is (rapport d.d. 3 maart 2011) mede naar aanleiding van de door voornoemde gedragsdeskundigen uitgebrachte rapporten geadviseerd om in het geval verdachte schuldig mocht worden bevonden haar - gelet de in de pro justitia genoemde argumenten - een werkstraf op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie met een maximale proeftijd, met als bijzondere voorwaarde dat zij zich zal houden aan aanwijzingen van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt meewerken aan een behandeling bij Karakter of een soortgelijke instelling.
Uit het rapport van de Raad van 17 juni 2010 blijkt dat eerder is gezocht naar een gepaste vorm van hulpverlening voor verdachte en dat zij in januari 2010 is terecht gekomen bij Karakter (expertisecentrum voor zorg en kennis rond complexe kinder- en jeugdpsychiatrie met locaties in Gelderland en Overijssel). Uit een brief van Karakter van 17 juni 2010 blijkt dat daar - naast de ADHD - de niet eerder onderkende diagnose is gesteld dat er bij verdachte sprake was van Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit van het voornamelijk Onoplettende type (ADD).
In het voordeel van verdachte weegt dat zij, gezien het uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 juni 2010, niet eerder met justitie in contact is gekomen.
De rechtbank heeft zich beraden op de vraag welke strafsoort dient te worden opgelegd. Daarbij komt het in feite neer op de vraag of verdachte terug moet in detentie.
Bij het bepalen van de straf is de rechtbank er vanuit gegaan dat verdachte en haar medeverdachten de dood van [slachtoffer A] niet hebben gewild. Verdachte heeft niet geweten dat haar medeverdachte excessief geweld tegen [slachtoffer A] zou gebruiken. Toen zij zag wat haar medeverdachte [slachtoffer A] aandeed, heeft zij 'stop' geroepen. Verdachte heeft evenmin willens en wetens voorzien dat toen [slachtoffer A] achterbleef op het wegdek een passerende auto hem zou raken.
Deze factoren merkt de rechtbank als strafverlichtend aan.
De mishandeling en de dood van [slachtoffer A] kan verdachte worden verweten. Het zwaarste verwijt dat deze verdachte te maken valt, is dat zij haar medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte C] heeft betrokken bij haar ruzie met [slachtoffer A] door hen die bewuste avond en nacht voortdurend op te stoken. Dit heeft in [discotheek] geleid tot de eerste fysieke confrontatie met [slachtoffer A], waarbij verdachte en vooral haar medeverdachte [medeverdachte A] zich intimiderend richting [slachtoffer A] hebben opgesteld. [slachtoffer A] werd daar bang van. Daarna, onderweg in de auto is die agressieve houding opgevoerd. Ook verdachte heeft uitgekeken naar [slachtoffer A]. Ze heeft hem aangewezen, waarna medeverdachte [medeverdachte C] [slachtoffer A] met de auto de pas heeft afgesneden en medeverdachte [medeverdachte A] [slachtoffer A] vervolgens op afschuwelijke wijze heeft mishandeld.
Zonder verdachtes opstelling en gedrag zou medeverdachte [medeverdachte A] [slachtoffer A] niet hebben opgezocht, niet telefonisch op de skatebaan, niet in levende lijve in [discotheek] en evenmin op de Den Elterweg.
Zorgwekkend is dat verdachte haar rol en aandeel meermalen heeft ontkend danwel gebagatelliseerd. Omtrent haar ontmoetingen met [slachtoffer A] in [discotheek] heeft zij eerst evident ongeloofwaardige verklaringen afgelegd om vervolgens na confrontatie met andersluidende getuigenverklaringen verklaringen af te leggen die bepaald niet aannemelijk zijn geworden. Eenzelfde gevolgtrekking verbindt de rechtbank aan de verklaringen van verdachte omtrent de al dan niet vanaf de skatebaan met [slachtoffer A] gevoerde telefoongesprekken. In weerwil van andersluidende getuigenverklaringen en de belastende resultaten van onderzoek naar de telefoongegevens van verdachte en [slachtoffer A], blijft verdachte volhouden dat zij [slachtoffer A] toen niet gesproken heeft.
De bovenstaande factoren merkt de rechtbank aan als strafverzwarend. Het aandeel dat verdachte in deze zaak heeft gehad, zou op zich een vrijheidsstraf kunnen rechtvaardigen, al was het maar vanuit oogpunt van vergelding.
Bij het bepalen van de strafsoort weegt verder mee dat verdachtes voorlopige hechtenis sinds 2 juli 2010 onder voorwaarden is geschorst. Tegen die schorsing heeft het Openbaar Ministerie zich toen niet verzet.
Opgemerkt moet worden dat beslissingen omtrent het al dan niet voortduren van de voorlopige hechtenis geheel los staan van de uiteindelijk na sluiting van het onderzoek door de rechtbank te nemen beslissingen omtrent (onder meer) de strafsoort en -maat.
Niettemin gaat het hier om een ten tijde van het feit minderjarige verdachte, bij wie sprake is van persoonlijkheidsproblematiek zodanig dat zij verminderd toerekeningsvatbaar is. Voor die problematiek is sinds begin 2010 professionele hulp ingeschakeld en die behandeling is tijdens de schorsingsperiode voortgezet.
Alles afwegend komt de rechtbank uiteindelijk tot het oordeel dat verdachte geen (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf dient te worden opgelegd. Een terugkeer naar detentie na een schorsing sinds 2 juli 2010 bij deze sinds kort 18-jarige verdachte met persoonlijkheidsproblematiek waaraan wordt gewerkt, acht de rechtbank niet passend of geboden hoe strafbaar en moreel laakbaar haar gedrag ook is geweest.
Dit betekent niet dat verdachte geen straf krijgt. Die heeft ze namelijk wel verdiend.
De hoofdstraffen die het wetboek van strafrecht kent, zijn jeugddetentie, taakstraf en geldboete. Onvoorwaardelijke Jeugddetentie valt af om de redenen die hiervoor zijn uiteengezet. Van een geldboete kan alleen al gelet op de aard van het bewezenverklaarde geen sprake zijn. Dit betekent dat de wet voor de rechter een taakstraf over laat.
De rechtbank zal verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf opleggen voor het wettelijk toegestane maximum van 200 uren. De tijd die door verdachte in voorlopige hechtenis is doorgebracht, wordt daarop in mindering gebracht zoals de wet voorschrijft, volgens de gebruikelijke maatstaf.
Teneinde verdachte te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten en om de ingezette behandeling en het reclasseringstoezicht te borgen, zal verdachte daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd voor de duur van vijf maanden met een proeftijd van twee jaar.
De rechtbank acht deze beslissing passend en in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 27, 47, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 300 en 301 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft
begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
medeplegen van mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, terwijl het feit de dood tengevolge heeft;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van vijf maanden;
* bepaalt, dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij Karakter of een soortgelijke instelling. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die hem door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven;
- veroordeelde zal op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorlopige hechtenis doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, tevens kinderrechter, Van Valderen en Kleinrensink, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 maart 2011.
Mr. Van Valderen voornoemd is buiten staat mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010067007 van de Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, Team Recherche IJsselstreek, Onderzoek "SANSA", gedateerd 16 juli (jaartal ontbreekt), opgemaakt door [namen]n, beiden werkzaam bij het team recherche IJsselstreek van de Regiopolitie Noord- en oost Gelderland (voor zover niet anders is vermeld)
2 Stamproces-verbaal nummer 2010067007, doorgenummerde dossierpag. 13
3 (deel)rapport Nederlands Forensisch Instituut inzake 'Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood' gedateerd 22 oktober 2010, opgemaakt door de NFI-deskundige Forensische Pathologie dr. B. Kubat, pagina 4/11
4 rapport Nederlands Forensisch Instituut inzake "Interdisciplinair forensisch onderzoek naar aanleiding van een geweldsdelict met dodelijke afloop gepleegd in Zutphen op 9 mei 2010" gedateerd 27 januari 2011, opgemaakt door de NFI-zaakverantwoordelijke dr. M. Koeberg, pagina 16/20
5 Verklaringen verdachte [medeverdachte A] d.d. 10, 11 en 17 mei 2010, doorgenummerde dossierpag. 80, 81, 82, 86, 87, 88, 90, 91, 101, 104, 111, 112, 113, 136
6 Verklaringen verdachte [medeverdachte C] d.d. 10, 11 en 14 mei 2010, doorgenummerde dossierpag. 170, 171, 172, 183, 186
7 Verklaringen verdachte [medeverdachte C] d.d.14 mei 2010, doorgenummerde dossierpag. 195
8 Verklaring verdachte [medeverdachte C] d.d. 14 mei 2010, doorgenummerde dossierpag. 191
9 Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [naam], doorgenummerde dossierpag. 1265
10 Verklaring verdachte [medeverdachte C] d.d. 8 mei 2010, doorgenummerde dossierpag. 1202
11 Proces-verbaal kopiëren gegevensdragers en onderzoek data verbalisant Jansen van 19 juli 2010
12 Proces-verbaal onderzoek verkeersgegevens opgemaakt op 9 juni 2010, doorgenummerde dossierpag. 1443-1444.
13 Verklaring verdachte [verdachte B] d.d. 9 mei 2010, doorgenummerde dossierpag. 263, 264
14 Verklaring verdachte [getuige B], doorgenummerde dossierpag. 367, 368
15 Verklaring [getuige B] d.d. 1 december 2010 bij rechter-commissaris
16 Aangifte [slachtoffer B] d.d. 9 mei 2010, doorgenummerde dossierpag. 401 t/m 403
17 Verklaring [slachtoffer B] d.d. 12 mei 2010, doorgenummerde dossierpag. 408, 409, 411
18 Verklaring [getuige A] d.d. 3 december 2010 afgelegd bij rechter-commissaris
19 Verklaring [getuige A] d.d. 9 mei 2010, doorgenummerde dossierpag. 424, 425, 426
20 Verklaring [getuige A] d.d. 3 december 2010 afgelegd bij rechter-commissaris
21 Verklaring [getuige D] d.d. 9 mei 2010, doorgenummerde dossierpag. 430, 431
22 Verklaring [getuige D] d.d. 3 december 2010 afgelegd bij rechter-commissaris
23 Verklaring [getuige I] d.d. 10 mei 2010, doorgenummerde dossierpag. 444, 446
24 Verklaring [getuige F] d.d. 11 mei 2010, doorgenummerde dossierpag. 450, 451
25 Verklaring [getuige G] d.d. 26 mei 2010, doorgenummerde dossierpag. 610