RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940450-10
Uitspraak 25 maart 2011
Tegenspraak / dnip - onip
[verdachte B],
geboren op [1984 te plaats] (Irak),
woonachtig aan [adres, plaats].
Raadsvrouw: mr. M.P.H. Sanders, advocaat te Doetinchem.
De zaak is op 22 februari 2011 aanhangig gemaakt en toen aangehouden omdat er onvoldoende zittingsruimte was om de zaak inhoudelijk te behandelen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
22 februari 2011 en 11 maart 2011.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 22 februari 2011 is gewijzigd, is aan verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 23 november 2010 in de gemeente Doetinchem met een ander
of anderen, op of aan de openbare weg, de Keppelseweg, in elk geval op of aan
een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer],
welk geweld bestond uit
-het meermalen (met kracht) stompen/slaan (met de vuist en/of de vlakke hand
en/of met een om een hand gewikkelde ketting/rozenkrans) op/tegen het hoofd
en/of het (boven)lichaam (buik en/of rug en/of borstkas) van [slachtoffer] (terwijl
[slachtoffer] werd vastgehouden) en/of
-het naar de grond werken van [slachtoffer] en/of
-het meermalen schoppen/trappen op/tegen het (boven)lichaam van [slachtoffer] en/of
-het duwen en/of trekken en/of vasthouden/vastpakken naar/aan/van [slachtoffer] en/of
-het roepen en/of schreeuwen tegen die [slachtoffer] en/of het anderszins bijdragen
aan een ontremmende sfeer;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 23 november 2010 in de gemeente Doetinchem, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer],
wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft/hebben/is/zijn verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
opzettelijk wederrechtelijk
-[slachtoffer] in zijn auto achtervolgd, althans achter [slachtoffer] is/zijn
aangereden en/of vervolgens [slachtoffer] tot stoppen gedwongen/bewogen (door met de
lampen van de auto te knipperen) en/of
-zijn/hun auto('s) zodanig achter de auto van [slachtoffer] geparkeerd dat [slachtoffer] niet
weg kon rijden en/of
(nadat [slachtoffer] was uitgestapt uit zijn auto)
-[slachtoffer] meermalen (met kracht) (met de vuist en/of de vlakke hand en/of met
een om een hand gewikkelde ketting/rozenkrans) op/tegen het hoofd en/of het
(boven)lichaam (buik en/of rug en/of borstkas) gestompt/geslagen (terwijl
[slachtoffer] werd vastgehouden) en/of
-[slachtoffer] naar de grond gewerkt en/of
-[slachtoffer] meermalen op/tegen het (boven)lichaam geschopt/getrapt en/of
-naar/aan [slachtoffer] geduwd en/of getrokken en/of [slachtoffer] vastgehouden/vastgepakt
en/of
-(telkens) tegen [slachtoffer] geroepen/gezegd/geschreeuwd: "Wat jij met [naam] doet, kan niet" en/of "jij begint een relatie met [naam] op een manier, die niet past binnen de Koerdische cultuur" en/of "jij
moet met ons meekomen", althans woorden van gelijke strekking en/of
-[slachtoffer] vastgepakt en/of vastgehouden en (vervolgens) in een auto
geduwd/gedrukt/gezet/laten stappen en/of op/ingesloten (gehouden) en/of
-(met) [slachtoffer] in die auto door Doetinchem gereden en/of meegenomen naar de
(kruising) [kruising] (te Doetinchem),
terwijl voornoemde [slachtoffer] zich niet op ieder gewenst moment kon verwijderen
en/of terwijl hij - verdachte - en of zijn mededader(s) die [slachtoffer] niet
heeft/hebben laten gaan en/of staan waar hij wilde;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 23 november 2010 in de gemeente Doetinchem, [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling
en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van
personen bestond, met verkrachting en/of met feitelijk aanranding van de
eerbaarheid,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden
toegevoegd: "we gaan je doden" en/of, "niet alleen doden we jou, maar ook je
vader en je zus" en/of "we verkrachten/neuken je moeder" en/of "we
verkrachten/neuken je zus" en/of "ik sla je helemaal in elkaar/verrot"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 23 november 2010 omstreeks 17.00 uur bericht de meldkamer van de Regionale politie Noord en Oost Gelderland te Apeldoorn aan alle surveillance-eenheden in en rondom Doetinchem dat er een vechtpartij plaatsvindt bij [restaurant aan de adres te plaats]. Nadat verschillende politie-eenheden daar ter plaatste komen, volgt de aanhouding van een drietal personen. De politie start vervolgens een onderzoek.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie acht, op basis van de verklaring van [slachtoffer], de verklaringen van diverse getuigen, de verklaringen van verdachte en de medeverdachten en op basis van het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld jegens [slachtoffer]. De officier van justitie heeft daarom gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde en heeft daartoe een bewijsmiddelenoverzicht overgelegd, welk overzicht aan het proces-verbaal van de terechtzitting is gehecht.
De officier van justitie acht, eveneens op basis van de bovengenoemde verklaringen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde. Hij heeft daarom, overeenkomstig het bovengenoemde bewijsmiddelenoverzicht, gerekwireerd tot een bewezenverklaring van dit feit.
Ook het onder 3 tenlastegelegde acht de officier van justitie, op basis van de aangifte en de verklaring van verdachte zoals genoemd in het bewijsmiddelenoverzicht, wettig en overtuigend bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Voorts heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat - kort gezegd - [slachtoffer] zijn aangifte heeft ingetrokken en is teruggekomen op zijn eerdere verklaring dat hij onvrijwillig in de auto is gestapt, terwijl verdachte ontkent dat [slachtoffer] op enig moment is gedwongen om in de auto plaats te nemen en uit de getuigenverklaringen onvoldoende naar voren komt dat er van dwang sprake is geweest. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte daarom vrij te spreken van het onder 2 tenlastegelegde.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte ook van dit feit behoort te worden vrijgesproken, omdat verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd en er overigens onvoldoende betrouwbaar materiaal is om tot een bewezenverklaring te komen.
Beoordeling door de rechtbank
Aan verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat hij openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer]. Onder 2 is aan verdachte tenlastegelegd dat hij, tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten, [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden. De rechtbank overweegt als volgt.
De verklaring van [slachtoffer]
Op 23 november 2010 heeft [slachtoffer] tegenover de politie een verklaring afgelegd over hetgeen die dag is gebeurd. Hij heeft verklaard dat hij die dag een bezoek heeft gebracht aan [naam], die op dat moment aan het werk was in haar kapsalon in Doetinchem. Toen de broer van [naam], [medeverdachte A], op een gegeven moment de kapsalon binnen kwam, is [slachtoffer] de kapsalon uitgerend, in zijn auto gestapt en weggereden. [medeverdachte A] is vervolgens door Doetinchem achter hem aangereden en seinde daarbij steeds met zijn lichten in zijn richting. Hij besloot toen met [medeverdachte A] te gaan praten en heeft daartoe zijn auto geparkeerd in een parkeervak op een parkeerplaats aan de Keppelseweg in Doetinchem. [medeverdachte A] parkeerde zijn auto op de parkeerplaats vervolgens zo achter zijn auto dat hij niet meer van de parkeerplaats af kon.
Hij is vervolgens uit de auto gestapt, toen [medeverdachte A], die ook uit de auto was gestapt, meteen tegen hem begon te schelden. Meteen daarna kwam er een zwarte BMW aanrijden. Die BMW werd achter de auto van [medeverdachte A] geparkeerd en daaruit stapten twee personen. Eén van hen herkende hij als [verdachte B], de oudste broer van [naam]. De andere man herkende hij niet. Beide mannen kwamen meteen op hem afgerend en begonnen tegen hem te schelden. Toen de mannen voor hem stonden, begonnen ze hem alle drie te slaan. Ze sloegen hem met vuistslagen op zijn hoofd, buik en rug. Door de klappen is hij ten val gekomen, waarna hij is geschopt.
Tijdens het slaan en schoppen hoorde hij iemand zeggen dat hij mee moest komen. Vervolgens is hij vastgepakt bij zijn blouse en is hij vooruit geduwd. Ook hierbij werd hij geslagen en geschopt.2 Hij hoorde iemand zeggen dat hij door moest lopen en er werd tegen hem geduwd en aan hem getrokken. Hij moest toen in de BMW stappen. [verdachte B] en de onbekende jongen stapten vervolgens ook in die auto. Daarna zijn ze weggereden.3 [medeverdachte A] reed in een andere auto achter hen aan.
Gedurende de rit door Doetinchem nam de onbekende jongen, die in het begin als bijrijder in de auto zat, op enig moment naast hem op de achterbank plaats en daarbij werd de linkerachterdeur op slot gedaan. Hij heeft ook gedurende de rit zijn telefoon aan [verdachte B] moeten afgeven. Ze zijn vervolgens naar de kapsalon van [naam], (aan de kruising [kruising te plaats]4) gereden. Bij de kapsalon is [verdachte B] uit de auto gestapt en de kapsalon ingelopen. Hij moest met de onbekende jongen in de auto blijven zitten. Vervolgens is de politie ter plaatse gekomen.
[slachtoffer] heeft verder verklaard dat de onbekende jongen een ketting om zijn hand had waarmee hij sloeg. Hij heeft gezien dat de ketting na een paar stoten kapot ging en op de grond terecht kwam.
Als gevolg van het geweld heeft hij rode vlekken en strepen in zijn gezicht, waarbij ook bloed zit. Ook heeft hij een scheur in zijn blouse. [slachtoffer] heeft verder verklaard dat hij tegen zijn wil is meegenomen.5
De verklaringen van verdachte en de medeverdachten
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 23 november 2010 met zijn vriend [medeverdachte C] naar het parkeerterrein in Doetinchem is gegaan, nadat hij van zijn broer [medeverdachte A] een telefoontje kreeg dat hij achter iemand aan door Doetinchem reed. Verdachte heeft eveneens verklaard dat het klopt dat er daar een vechtpartij is ontstaan, waarbij een toen onbekende jongen is geslagen en door [medeverdachte A] is geschopt.6 Verdachte heeft bij de politie daarover nog verklaard dat hij en [medeverdachte A] de jongen hebben geslagen. Hij heeft de jongen zelf met de vlakke hand geslagen.7
Verdachte heeft verder verklaard dat de jongen inderdaad in de auto heeft plaatsgenomen en is meegereden naar zijn zus. Verdachte stelt zich echter op het standpunt dat hij daartoe niet is gedwongen, maar vrijwillig is meegegaan. Verdachte heeft bij de politie wel verklaard dat hij de jongen mee naar de BMW heeft genomen en dat hij de jongen bij zijn arm heeft gepakt, omdat hij wilde voorkomen dat hij weg zou rennen. Verdachte heeft ook verklaard dat hij in de BMW de mobiele telefoon van de jongen in zijn bezit had.8
[medeverdachte A] heeft bij de politie verklaard dat hij die dag inderdaad in Doetinchem achter een jongen is aangereden en dat hij vervolgens op een parkeerplaats, nadat de jongen had geparkeerd, zijn auto zo achter de auto van de jongen heeft geparkeerd dat de jongen niet weg kon. Zijn broer [verdachte B] en zijn vriend [medeverdachte C] kwamen vervolgens ook ter plaatse en hebben hun auto achter die van [medeverdachte A] geparkeerd.9 Daarna is er een confrontatie met de jongen geweest, waarbij er tegen de jongen is gescholden en [medeverdachte C] de jongen heeft vastgepakt.10 [medeverdachte A] heeft eveneens verklaard dat [medeverdachte C] de jongen toen heeft geslagen en dat hijzelf de jongen heeft geschopt.11 Vervolgens hoorde [medeverdachte A] dat [verdachte B] tegen de jongen zei dat hij gewoon in de auto moest stappen. De jongen is toen in de auto gestapt en is met [verdachte B] en [medeverdachte C] naar de kapsalon gereden. [medeverdachte A] is in een andere auto achter hen aangereden.12
Ook [medeverdachte C] heeft bij de politie een verklaring afgelegd en ook hij heeft verklaard dat hij die dag met [medeverdachte A] en [verdachte B] op de parkeerplaats is geweest, waarbij ook een onbekende jongen aanwezig was. [medeverdachte C] zegt dat hij de jongen wel heeft vastgepakt, maar ontkent dat er verder geweld is gebruikt.13 [medeverdachte C] heeft verklaard dat de jongen zelf is ingestapt, maar ook dat hij gewoon mee moest, omdat ze wilden weten wat er aan de hand was.14 Als hem een foto wordt getoond van de ketting/rozenkrans die is aangetroffen op de parkeerplaats, verklaart [medeverdachte C] dat dit zijn ketting is. 15
Naast de betrokkenen hebben verschillende getuigen een verklaring afgelegd over hetgeen zij die dag op de parkeerplaats hebben waargenomen.
Eén van hen is getuige [getuige A]. Zij heeft verklaard dat zij op 23 november 2010 heeft gezien dat er mannen op de parkeerplaats stonden, die een man vasthielden die door hen werd geslagen. Zij heeft gezien dat er daarbij flink met de vuist werd uitgehaald. [getuige A] heeft ook gezien dat de man die werd geslagen op enig moment in een auto probeerde te stappen, maar vervolgens aan zijn schouders naar achteren werd weggetrokken.16 Daarna is zij het zicht op de mannen kwijtgeraakt.
Getuige [getuige B] heeft verklaard dat zij die dag geschreeuw hoorde in een vreemde taal. Toen zij vervolgens op de parkeerplaats keek, zag ze drie auto's heel dicht op elkaar staan. Zij zag ook dat er mannen naar een auto liepen. Eén van hen was in het wit gekleed en de andere mannen liepen achter hem aan. De man in het wit liep vervolgens min of meer gewillig naar het achterportier aan de bijrijderszijde.17 Dit portier werd vervolgens door één van de andere mannen geopend, waarna de man in het wit instapte. [getuige B] zag daarbij dat één van de mannen bij het instappen een duw tegen de zijkant van de rechterbovenarm van de man gaf. Zij omschrijft deze duw als een duw in de trant van "jij gaat met ons mee". Daarna zag ze dat één van de mannen het achterportier dicht deed. Zij heeft niet gezien dat de man verder nog door de mannen werd aangeraakt, maar had wel de indruk dat de man in het wit niet vrijwillig meeging. Door de manier waarop de man liep en doordat de man niet zelf het portier opende, had [getuige B] eigenlijk gelijk het idee dat het om een ontvoering ging. Vervolgens zag zij de auto wegrijden.18
Getuige [getuige C] heeft verklaard dat hij die dag op de parkeerplaats vier á vijf mannen heeft zien staan, waarbij op enig moment één van hen door de anderen werd geslagen. De man, die lichtere kleding droeg dan de anderen, is daarbij in ieder geval op zijn borstkas of hoofd geraakt.19
Een aantal van deze getuigen heeft 112 gebeld naar aanleiding van hetgeen zij zagen gebeuren. Toen de betrokkenen bij de kapsalon aankwamen, was de politie daarom vrij snel ter plaatse.
De verbalisanten zien bij de kapsalon, onder andere, een donkere BMW staan. Eén van de verbalisanten heeft verklaard dat hij op dat moment twee personen op de achterbank van de BMW ziet zitten. Deze personen bleken later te zijn [slachtoffer] en [medeverdachte C].20 Hij heeft ook verklaard dat hij bij de kapsalon [verdachte B] heeft gevorderd aan hem de telefoon van [slachtoffer] te overhandigen, hetgeen ook is gebeurd.21
Verbalisant Coumans heeft die dag op het parkeerterrein een sieraad, lijkend op een rozenkrans, aangetroffen.22
Op grond van bovengenoemde verklaringen stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer], [verdachte B], [medeverdachte A] en [medeverdachte C] op 23 november 2010 op de parkeerplaats in Doetinchem zijn geweest en dat zij daarna met twee auto's naar de kapsalon van [naam] zijn gereden.
De vraag is vervolgens of op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdacht zich daarbij heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
Voor wat betreft het onder 1 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat, gelet op het hierboven overwogene, niet alleen [slachtoffer] verklaart dat er geweld, zoals tenlastegelegd, jegens hem is gebruikt door de drie betrokkenen. Ook verdachte en zijn medeverdachten verklaren over geweldshandelingen. De getuigen die het voorval hebben zien gebeuren, verklaren eveneens over geweld jegens een voor hen onbekende persoon, welke persoon [slachtoffer] is geweest. De verklaring van [slachtoffer] wordt dus ondersteund door andere bewijsmiddelen en de rechtbank zal daarom zijn (eerste) verklaring tot het bewijs bezigen. Het feit dat [slachtoffer] een tweede verklaring heeft afgelegd, waarin hij stelt dat - kort gezegd - het slaan en schoppen geen pijn heeft gedaan en hij vrijwillig is meegegaan naar de kapsalon, staat daaraan niet in de weg. De rechtbank ziet namelijk geen aanleiding om aan de inhoud van de eerste verklaring van [slachtoffer] te twijfelen.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte B], [medeverdachte A] en [medeverdachte C] tezamen en in vereniging geweld, zoals tenlastegelegd, hebben gepleegd jegens [slachtoffer]. Dit geweld vond plaats op de openbare weg en is daarom te kwalificeren als openlijk in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde.
Voor wat betreft het onder 2 tenlastegelegde overweegt de rechtbank dat ook hier de stelling van [slachtoffer] dat hij onder dwang in de auto is ingestapt en is meegereden, steun vindt in andere bewijsmiddelen. Verdacht heeft immers zelf verklaard dat hij [slachtoffer] bij zijn arm heeft gepakt om te voorkomen dat hij weg zou rennen. [medeverdachte A] heeft verklaard dat hij hoorde dat [verdachte B] tegen [slachtoffer] zei dat hij mee moest komen en [medeverdachte C] heeft verklaard dat [slachtoffer] mee moest, omdat ze wilden weten wat er aan de hand was. Bovendien heeft getuige [getuige B] verklaard dat de man een duw kreeg en zij het gevoel had dat de man niet vrijwillig meeging. Gelet op die verklaringen acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat [slachtoffer] vrijwillig is meegegaan, onaannemelijk. Verdachte en zijn medeverdachten hebben [slachtoffer] door de tenlastegelegde handelingen gedwongen in de auto plaats te nemen en mee te rijden, terwijl [slachtoffer] zich niet op ieder gewenst moment kon verwijderen. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, tezamen en in vereniging met zijn medeverdachten, door zijn handelen [slachtoffer] gedurende die tijd wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, overeenkomstig de tenlastegelegde feitelijkheden.
Uitzondering hierop zijn de tenlastegelegde feitelijkheden dat [slachtoffer] in zijn auto is achtervolgd en is gedwongen te stoppen door met de lichten van de auto te knipperen. Deze tenlastegelegde handelingen zijn namelijk uitsluitend verricht door [medeverdachte A], op het moment dat verdachte en zijn medeverdachte nog niet ter plaatse waren. Er kan daarom niet worden gezegd dat deze handelingen tezamen en in vereniging zijn gepleegd door verdachte en zijn medeverdachten. Verdachte zal daarom van deze feitelijkheden worden vrijgesproken.
Verdachte zal ook worden vrijgesproken van de feitelijkheden dat op enig moment tegen [slachtoffer] is geroepen dat wat hij met [naam]h deed niet kon of dat hij een relatie met [naam] begon op een manier die niet past binnen de Koerdische cultuur, omdat bezwaarlijk kan worden gezegd dat het al dan niet roepen van deze woorden op enigerlei wijze heeft bijgedragen aan het beroven van [slachtoffer] van zijn vrijheid. Daarbij komt dat die, enkel door [slachtoffer] gestelde, uitlatingen geen steun vinden in de overige bewijsmiddelen.
Aan verdachte is onder 3 tenlastegelegd dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd. De rechtbank overweegt als volgt.
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte hem in de BMW heeft bedreigd door tegen hem te zeggen dat ze hem gingen doden, dat ze ook zijn vader en zus gingen doden en dat ze zijn moeder en zus gingen verkrachten.23
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij [slachtoffer] heeft bedreigd, maar heeft ook verklaard dat hij heel boos was en dingen heeft geroepen tegen [slachtoffer].24
Eén van de verbalisanten heeft verklaard dat hij verdachte bij de kapsalon, dus kort na de autorit, boos aantrof en dat hij hoorde dat verdachte van alles riep.25
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] over de bedreiging steun vindt in de verklaringen van verdachte en de verbalisant dat verdachte boos was en van alles riep. Bovendien komt de verklaring van [slachtoffer] de rechtbank, mede in het licht van de overige bewezenverklaarde feiten, niet anderszins onaannemelijk voor. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder 3 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, onder 2 en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 23 november 2010 in de gemeente Doetinchem met anderen, op of aan de openbare weg, de Keppelseweg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer],
welk geweld bestond uit
-het meermalen (met kracht) stompen/slaan (met de vuist en de vlakke hand
en met een om een hand gewikkelde ketting/rozenkrans) op/tegen het hoofd
en het (boven)lichaam (buik en rug en borstkas) van [slachtoffer] (terwijl
[slachtoffer] werd vastgehouden) en
-het naar de grond werken van [slachtoffer] en
-het meermalen schoppen/trappen op/tegen het (boven)lichaam van [slachtoffer] en
-het duwen en trekken en vasthouden/vastpakken naar/aan/van [slachtoffer] en
-het roepen en schreeuwen tegen die [slachtoffer] en het anderszins bijdragen
aan een ontremmende sfeer;
hij op 23 november 2010 in de gemeente Doetinchem, tezamen en in
vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer],
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
immers hebben zijn verdachte en zijn mededaders opzettelijk wederrechtelijk
-hun auto's zodanig achter de auto van [slachtoffer] geparkeerd dat [slachtoffer] niet
weg kon rijden en (nadat [slachtoffer] was uitgestapt uit zijn auto)
-[slachtoffer] meermalen (met kracht) (met de vuist en de vlakke hand en met
een om een hand gewikkelde ketting/rozenkrans) op/tegen het hoofd en het
(boven)lichaam (buik en rug en borstkas) gestompt/geslagen (terwijl
[slachtoffer] werd vastgehouden) en
-[slachtoffer] naar de grond gewerkt en
-[slachtoffer] meermalen op/tegen het (boven)lichaam geschopt/getrapt
-naar/aan [slachtoffer] geduwd en getrokken en [slachtoffer] vastgehouden/vastgepakt
en
-tegen [slachtoffer] geroepen/gezegd/geschreeuwd: "jij moet met ons meekomen", en
-[slachtoffer] vastgepakt en vastgehouden en (vervolgens) in een auto
geduwd/gedrukt/gezet/laten stappen en op/ingesloten (gehouden) en
-(met) [slachtoffer] in die auto door Doetinchem gereden en meegenomen naar de
(kruising) [kruising] (te Doetinchem),
terwijl voornoemde [slachtoffer] zich niet op ieder gewenst moment kon verwijderen
en terwijl hij - verdachte - en zijn mededaders die [slachtoffer] niet
hebben laten gaan en staan waar hij wilde;
hij op 23 november 2010 in de gemeente Doetinchem [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "we gaan je doden" en "niet alleen doden we jou, maar ook je vader en je zus" en "we verkrachten/neuken je moeder" en "we
verkrachten/neuken je zus" en "ik sla je helemaal in elkaar/verrot".
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
feit 1 openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2 medeplegen van: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3 bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, onder 2 en onder 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft bij zijn eis betrokken de ernst van de feiten en de afdoening in soortgelijke zaken als ook het feit dat verdachte niet eerder voor dergelijke feiten in aanraking is geweest met justitie.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte uitsluitend kan worden veroordeeld voor het onder 3 tenlastegelegde en heeft betoogd dat een werkstraf een passende afdoening is voor dit feit.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft zich, samen met zijn broer en vriend, schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld jegens [slachtoffer], waarbij [slachtoffer] rake klappen heeft moeten incasseren. Verdachte en zijn medeverdachten hebben na dit geweld [slachtoffer] gedwongen in een auto plaats te nemen en zijn vervolgens met hem naar de kapsalon van de zus van verdachte gereden. Verdachte heeft zo, wederom tezamen en in vereniging met zijn broer en vriend, die [slachtoffer] kort voor en gedurende de rit naar de kapsalon wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden. Ook heeft hij bedreigingen geuit jegens [slachtoffer]. Eenmaal bij de kapsalon is de vrijheidsberoving geëindigd door de tussenkomst van de politie.
Onvoldoende duidelijk is geworden waarom verdachte en zijn medeverdachten achter [slachtoffer] zijn aangegaan. Verdachte en zijn medeverdachten stellen dat zij achter hem zijn aangegaan omdat zij eerder waren overvallen en bang waren dat hij de kapsalon had of zou overvallen. In het dossier bevinden zich echter ook verklaringen waaruit zou kunnen volgen dat verdachte en zijn medeverdachten verhaal zijn gaan halen bij [slachtoffer], omdat zij dachten dat hij een relatie had met [naam]. Beide verhalen staan tegenover elkaar en geen van de verhalen vindt zoveel steun in andere bewijsmiddelen dat het ene verhaal aannemelijker moet worden geacht dan het andere verhaal.
Welk van de verhalen juist is, kan hier ook in het midden blijven. Immers, geen van beide mogelijke aanleidingen gaf verdachte het recht om [slachtoffer] te behandelen zoals hij heeft gedaan. Verdachte had de politie moeten bellen en zich van het gebruik van geweld en vrijheidsberoving jegens [slachtoffer] moeten onthouden. Door te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft verdachte voor eigen rechter gespeeld en dat wordt niet toegestaan, wat de reden voor verdachte om te handelen zoals hij heeft gedaan, ook moge zijn geweest.
Daarbij komt dat dergelijke feiten bijdragen aan gevoelens van onrust en angst in de samenleving. Diverse getuigen hebben gezien hoe [slachtoffer] op de openbare weg werd geschopt en geslagen en zij hebben gezien hoe hij werd gedwongen in de auto plaats te nemen. Uit de getuigenverklaringen volgt ook dat deze getuigen daarvan erg zijn geschrokken. Één van de getuigen zegt bijvoorbeeld dat ze snel de deur van het restaurant op slot draaide, omdat ze bang was dat het geweld zich naar binnen zou verplaatsen.
Verdachte is nooit eerder voor dergelijke feiten met justitie in aanraking geweest.26 Uit het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport volgt dat verdachte zijn leven op orde heeft en er geen criminogene factoren aanwezig zijn. Verplicht reclasseringscontact is daarom niet geïndiceerd. De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat daarmee rekening houden. Verder heeft verdachte voor deze feiten al enkele weken in voorlopige hechtenis doorgebracht.
De vraag is nu welke straf passend is en of verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Enerzijds rechtvaardigen dergelijke feiten onvoorwaardelijke gevangenisstraffen, mede vanwege de onrust die dergelijke feiten veroorzaken in de maatschappij. Anderzijds moet de rechtbank ook rekening houden met de omstandigheden van het geval en met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een (nagenoeg) blanco strafblad. Verdachte heeft een eigen bedrijf en lijkt verder zijn leven rustig en zonder problemen te leiden. Daarbij komt het slachtoffer in deze zaak, [slachtoffer], een tweede verklaring heeft afgelegd waarin hij stelt dat de verdachten hem weinig tot niets hebben misdaan en dat alles berustte op een misverstand. De rechtbank heeft deze verklaring buiten beschouwing gelaten bij de bewezenverklaring, maar zij houdt bij het bepalen van de strafmaat wel rekening met deze verklaring. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] maar relatief kort heeft geduurd.
In al het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank is echter wel van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is om verdachte voor de toekomst ervan te doordringen nooit meer op deze manier met dergelijke problemen om te gaan. Zij zal daarom verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van nader te noemen duur met een proeftijd van twee jaren.
Gelet op de ernst van de feiten en de onrust die dergelijke feiten teweeg brengen in de samenleving, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met uitsluitend het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Zij zal verdachte daarom eveneens veroordelen tot de maximale werkstraf van 240 uren, omdat een lagere werkstraf geen recht zou doen aan de ernst van de feiten. Van deze werkstraf zal worden afgetrokken de tijd door verdachte eerder in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht. De rechtbank zal eveneens het thans geschorste bevel tot voorlopige hechtenis tegen verdachte opheffen.
Deze straf is anders dan de straf door de officier van justitie is geëist. Dat is omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel is dat in deze geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf behoort te volgen.
Vordering tot schadevergoeding
Door de benadeelde partij [slachtoffer], is een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van
€ 1.400, -, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, ingediend, bestaande uit:
- € 1.350, - voor geleden immateriële schade;
- € 50, - voor geleden materiële schade, bestaande uit schade als gevolg van de gescheurde
blouse.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid aangaande de dagwaarde van de blouse en dit geschatte bedrag toe te wijzen. Voor wat betreft het gedeelte van de vordering dat ziet op vergoeding van immateriële heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat voldoende aannemelijk is gemaakt dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als gevolg van de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie schat het bedrag dat voor vergoeding in aanmerking komt op € 750,- . Hij heeft verzocht dit gedeelte van de vordering toe te wijzen en heeft gevorderd dat daarbij de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot de hoogte van de toe te wijzen bedragen. De officier van justitie acht de vordering voor het overige deel een onevenredige belasting van het strafproces en heeft de rechtbank verzocht om dit deel af te wijzen.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat onvoldoende vast staat dat [slachtoffer] daadwerkelijk schade heeft geleden die voor vergoeding in aanmerking komt, omdat [slachtoffer] zijn eerste verklaring heeft ingetrokken. De raadsvrouw heeft zich daarom op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voldoende vast komen te staan dat [slachtoffer] als gevolg van het handelen van verdachte materiële schade heeft geleden, bestaande uit schade als gevolg van een gescheurde blouse. Verdachte is hiervoor naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk. De dagwaarde van deze blouse komt voor vergoeding in aanmerking en de rechtbank zal die dagwaarde schatten op € 40, -. Dit gedeelte van de vordering zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het schadeveroorzakende feit. Ook zal de rechtbank bepalen dat de verdachte niet langer gehouden is te betalen wanneer het volledige bedrag door zijn mededader is of wordt voldaan. De rechtbank zal het overige gedeelte van de vordering dat ziet op vergoeding van schade aan de blouse afwijzen.
Dit is anders voor wat betreft de vergoeding voor geleden immateriële schade. [slachtoffer] heeft immers bij de politie twee verklaringen afgelegd. Op grond van zijn eerste verklaring zou kunnen worden aangenomen dat hij immateriële schade heeft geleden, maar op grond van zijn tweede verklaring kan het bestaan van immateriële schade in twijfel worden getrokken. Dat maakt dat op dit moment onvoldoende is aangetoond dat [slachtoffer] immateriële schade heeft geleden, terwijl een onderzoek daarnaar een onevenredige belasting voor het strafgeding met zich meebrengt. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit gedeelte van de vordering en bepalen dat dit gedeelte slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De oplegging van straf en maatregel is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 36f, 47, 57, 141, 282 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, onder 2 en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1 openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2 medeplegen van: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3 bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
* bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt
* veroordeelt de verdachte eveneens tot de navolgende taakstraf, te weten een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij een tenuitvoerlegging van de straf uren in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in voorarrest doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* heft op het thans geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
* veroordeelt veroordeelde tot betaling van schadevergoeding aan [slachtoffer], [adres, plaats] van een bedrag van € 40, -, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 40, - vanaf 23 november 2010, met veroordeling van veroordeelde in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 40, - met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededaders het schadebedrag betreffende de benadeelde partij is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering voor wat betreft het niet toegewezen gedeelte van de vordering dat ziet op vergoeding van immateriële schade;
* wijst de vordering voor het overige af.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Davids en Edelenbos,
rechters, in tegenwoordigheid van mr. Janssen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 maart 2011.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010 171 997, Regiopolitie Noord en Oost Gelderland, district/team recherche Achterhoek, gesloten en ondertekend op 14 december 2010.
2 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 75.
3 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 71.
4 Het proces-verbaal van bevindingen, p, 89.
5 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 72.
6 De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 maart 2011.
7 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 155.
8 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 151.
9 Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte B], p. 169.
10 Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte B], p. 173.
11 Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte B], p. 174.
12 Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte B], p. 169.
13 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte C], p. 186.
14 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte C], p. 190.
15 Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte C], p. 196.
16 Het proces-verbaal van verhoor van [getuige A], p. 120.
17 Het proces-verbaal van verhoor van [getuige B], p. 124.
18 Het proces-verbaal van verhoor van [getuige B], p. 125.
19 Het proces-verbaal van verhoor van [getuige C], p. 131.
20 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 91.
21 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 92.
22 Het proces-verbaal van bevinden, p. 103.
23 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 72.
24 De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 maart 2011.
25 Het proces-verbaal van bevindingen, p. 94.
26 Uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 26 november 2010.