ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ0128

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
22 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850231-08
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. Ouweneel
  • J. Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid officier van justitie terzake ten laste gelegde aanranding wegens verjaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 22 maart 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding. De officier van justitie had de verdachte aangeklaagd voor meerdere seksuele misdrijven die zich zouden hebben voorgedaan tussen 1994 en 1995. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden wegens schending van de redelijke termijn, zoals vastgelegd in artikel 6 van het EVRM. De rechtbank oordeelde dat overschrijding van de redelijke termijn in dit geval niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, maar tot strafvermindering. Echter, voor het subsidiair ten laste gelegde feit, aanranding, werd de officier van justitie wel niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verjaringstermijn van twaalf jaar was overschreden. De verjaringstermijn was begonnen op 24 november 1996, terwijl de dagvaarding pas op 18 november 2009 was uitgebracht. Hierdoor was het recht tot strafvordering komen te vervallen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit wegens gebrek aan bewijs en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De uitspraak benadrukt de belangrijke rol van verjaring in strafzaken en de noodzaak voor het openbaar ministerie om tijdig te handelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer 06/850231-08
Uitspraak d.d. 22 maart 2011
Tegenspraak / dip - oip
Vonnis
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1976],
wonende te [plaats, adres].
Raadsvrouw: mr. Hellinga, advocaat te Zwolle.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
22 maart 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 september 1994
tot en met 10 maart 1995, in ieder geval in of omstreeks de periode van 23
november 1994 tot en met 10 maart 1995
in de gemeente Hattem
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [1978]) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- meermalen, althans eenmaal (met) zijn, verdachtes penis in de vagina van
die [slachtoffer] binnengedrongen en/of gegaan en/of geduwd en/of gebracht
en/of gehouden, en/of
- meermalen, althans eenmaal (met) zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina van
die [slachtoffer] binnengedrongen en/of gegaan en/of geduwd en/of gebracht
en/of gehouden, en/of
- meermalen, althans eenmaal met zijn, verdachtes vinger(s) aan/over de vagina
van die [slachtoffer] gevoeld en/of gestreeld en/of gewreven en/of die
vagina vastgehouden, en/of
- meermalen, althans eenmaal aan/op/over de/een borst(en) van die [slachtoffer] gezogen en/of gevoeld en/of gekust en/of gestreeld en/of die
borst(en) vastgehouden, en/of
- meermalen, althans eenmaal (zich door) die [slachtoffer] (zijn, verdachtes
penis) laten masturberen en/of aftrekken, en/of
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] (aan) zijn, verdachtes penis
laten voelen en/of laten vasthouden, en/of
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] gedwongen haar vinger(s) in
haar vagina te brengen en/of te houden,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens)
- de deur van zijn, verdachtes, (slaap)kamer op slot heeft gedaan, en/of
- het (rol)gordijn op zijn, verdachtes (slaap)kamer naar beneden/dicht heeft
gedaan, en/of
- de/een (deel van de) kleren van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken, en/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen naar (een) (vieze) (seks)film(s) te
kijken, en/of
- die [slachtoffer] op zijn, verdachtes (slaap)kamer (op een stoel) heeft
vastgebonden, en/of
- (daarbij) bij die [slachtoffer] een prop papier in de mond heeft gedrukt
en/of gehouden, en/of
- die [slachtoffer] op haar rug heeft gedraaid en/of gelegd, en/of
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen, en/of
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft gedrukt en/of
- (daarbij) (telkens) gebruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes fysieke en/of
geestelijke overwicht,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 september 1994
tot en met 10 maart 1995, in ieder geval in of omstreeks de periode van 23
november 1994 tot en met 10 maart 1995
in de gemeente Hattem
(telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [1978]) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handeling(en), hebbende verdachte
- meermalen, althans eenmaal (met) zijn, verdachtes penis in/tegen de vagina
van die [slachtoffer] binnengedrongen en/of gegaan en/of geduwd en/of
gebracht en/of gehouden, en/of
- meermalen, althans eenmaal (met) zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina van
die [slachtoffer] binnengedrongen en/of gegaan en/of geduwd en/of gebracht
en/of gehouden, en/of
- meermalen, althans eenmaal met zijn, verdachtes vinger(s) aan/over de vagina
van die [slachtoffer] gevoeld en/of gestreeld en/of gewreven en/of die
vagina vastgehouden, en/of
- meermalen, althans eenmaal aan/op/over de/een borst(en) van die [slachtoffer] gezogen en/of gevoeld en/of gekust en/of gestreeld en/of die
borst(en) vastgehouden, en/of
- meermalen, althans eenmaal (zich door) die [slachtoffer] (zijn, verdachtes
penis) laten masturberen en/of aftrekken, en/of
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] (aan) zijn, verdachtes penis
laten voelen en/of laten vasthouden, en/of
- meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] gedwongen haar vinger(s) in
haar vagina te brengen en/of te houden,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte (telkens)
- de deur van zijn, verdachtes, (slaap)kamer op slot heeft gedaan, en/of
- het (rol)gordijn op zijn, verdachtes (slaap)kamer naar beneden/dicht heeft
gedaan, en/of
- de/een (deel van de) kleren van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken, en/of
- die [slachtoffer] heeft gedwongen naar (een) (vieze) (seks)film(s) te
kijken, en/of
- die [slachtoffer] op zijn, verdachtes (slaap)kamer (op een stoel) heeft
vastgebonden, en/of
- (daarbij) bij die [slachtoffer] een prop papier in de mond heeft gedrukt
en/of gehouden, en/of
- die [slachtoffer] op haar rug heeft gedraaid en/of gelegd, en/of
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen, en/of
- de benen van die [slachtoffer] uit elkaar heeft gedrukt en/of
- (daarbij) (telkens) gebruik heeft gemaakt van zijn, verdachtes fysieke en/of
geestelijke overwicht,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
art 246 Wetboek van Strafrecht.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
A. Aanleiding onderzoek1
Aanleiding voor het onderzoek2 was een informatief gesprek met [slachtoffer], een zus van verdachte, op 28 februari 2008 in het politiebureau te Hattem. Op 22 mei 2008 werd door haar aangifte gedaan van seksueel misbruik gepleegd door haar broer in de periode van 1 september 1991 tot 10 maart 1995.
B. Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit (verkrachting) wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De redelijke termijn is hier niet in het geding, aangezien ingevolge een uitspraak van de Hoge Raad uit 2008 de redelijke termijn alleen van invloed kan zijn op de hoogte van een eventueel op te leggen straf.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde (aanranding) dient het openbaar ministerie niet ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging, aangezien het feit inmiddels is verjaard.
C. Standpunt van de verdediging / de verdachte
T.a.v. het primair tenlastegelegde
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de officier van justitie terzake het primair ten laste gelegde feit niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid , van het EVRM. In de regel wordt overschrijding van de redelijke termijn gecompenseerd door strafvermindering, maar in uitzonderlijke gevallen dient termijnoverschrijding ingevolge de uitspraak van de Hoge Raad van 3 oktober 2000, LJN AA7309, te leiden tot een niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. In de onderhavige zaak is sprake van dergelijke bijzondere omstandigheden.
Subsidiair is door de raadsvrouw vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs.
T.a.v. het subsidiair tenlastegelegde
Primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging wegens verjaring.
Subsidiair heeft de raadsvrouw ook hier vrijspraak bepleit omdat verdachte volgens zijn eigen verklaring zijn zus toen hij tussen de 15 en 17 jaar oud was weliswaar onzedelijk heeft betast, maar niet zodanig dat er in de ten laste gelegde periode sprake is geweest van aanranding.
D. Beoordeling door de rechtbank
Niet-ontvankelijkheid
Door de raadsvrouw is ten aanzien van het primair tenlastegelegde een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wegens schending van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
Overschrijding van de redelijke termijn leidt ingevolge de geldende jurisprudentie van de Hoge Raad in strafzaken in een voorkomend geval slechts tot strafvermindering3 en niet langer tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het beroep van de raadsvrouw wordt om die reden dan ook verworpen.
Vrijspraak
Naast de verklaring van [slachtoffer] is er geen ondersteunend bewijs voor het primair ten laste gelegde feit voorhanden. De enkele verklaring van aangeefster als zelfstandig bewijsmiddel is, zoals ook geregeld in art. 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, onvoldoende om een bewezenverklaring te kunnen dragen. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde feit moeten worden vrijgesproken.
Verjaring
Wat het subsidiair ten laste gelegde feit betreft, dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging, aangezien er sprake is van verjaring.
De verjaringstermijn voor aanranding is twaalf jaar. In deze zaak is de verjaringstermijn aangevangen op 24 november 1996, terwijl de eerste daad van vervolging plaats vond op 18 november 2009 met het uitbrengen van de dagvaarding. Het recht tot strafvordering is daarmee komen te vervallen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 680,67 te vermeerderen met de wettelijke rente gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, alleen al omdat verdachte niet enige straf of maatregel zal worden opgelegd, of toepassing wordt gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging terzake het subsidiair ten laste gelegde;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Ouweneel en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 maart 2011.
Mr. Draisma is buiten staat mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van het in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0612/08-207325 van de Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, District Noord-West Veluwe, gedateerd 16 oktober 2008, opgemaakt door hoofdagent [naam] (voor zover niet anders is vermeld)
2 Stamproces-verbaal nummer PL0610 2010065254-8, doorgenummerde dossierpag. 2 en 5
3 Arrest Hoge Raad 17 juni 2008, NJ 2008, 358 (LJN BC6913)