ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ0688

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
8 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940348-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Ouweneel
  • A. van der Mei
  • J. Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling niet bewezen; mishandeling van de moeder van de partner wel bewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 8 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling van de moeder van zijn partner, alsook van mishandeling van zijn partner zelf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de poging tot doodslag en zware mishandeling niet bewezen kon worden, omdat niet duidelijk was wat er precies was gebeurd en de medische informatie niet wees op ernstige verwondingen. De rechtbank heeft echter wel de mishandeling van de moeder van de partner bewezen verklaard. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur, met bijzondere voorwaarden waaronder deelname aan een training voor huiselijk geweld. De rechtbank overwoog dat de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat er geen psychiatrische stoornis was vastgesteld. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte en de impact van zijn daden op het slachtoffer. De benadeelde partij, de moeder van de partner, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 305,02, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte het belang van begeleiding en behandeling voor de verdachte, gezien zijn eerdere problematiek en de noodzaak om herhaling van geweld te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940348-10
Uitspraak d.d.: 8 april 2011
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats, 1978],
wonende te [adres].
Raadsman: mr. F.A.J.M. Peeters, advocaat te Winterswijk.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 maart 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 augustus 2010 te Aalten ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer A] van het leven
te beroven, met dat opzet:
- deze [slachtoffer A] meermalen althans eenmaal met kracht bij/naar de keel
heeft (vast)gegrepen en/of de keel vastgegrepen heeft gehouden, en/of
- de keel van deze [slachtoffer A] meermalen althans eenmaal met kracht heeft
dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden, en/of
- meermalen althans eenmaal deze [slachtoffer A] (met kracht) op/tegen de grond
heeft gegooid en/of geduwd, en/of
- meermalen althans eenmaal deze [slachtoffer A] (met kracht) tegen de muur heeft
gegooid en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 28 augustus 2010 te Aalten ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet:
- deze [slachtoffer A] meermalen althans eenmaal met kracht bij/naar de keel
heeft (vast)gegrepen en/of de keel vastgegrepen heeft gehouden, en/of
- de keel van deze [slachtoffer A] meermalen althans eenmaal met kracht heeft
dichtgeknepen en/of dichtgeknepen heeft gehouden, en/of
- meermalen althans eenmaal deze [slachtoffer A] (met kracht) op/tegen de grond
heeft gegooid en/of geduwd, en/of
- meermalen althans eenmaal deze [slachtoffer A] (met kracht) tegen de muur heeft
gegooid en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 28 augustus 2010 te Aalten opzettelijk mishandelend [slachtoffer A]
- meermalen althans eenmaal met kracht bij/naar de keel heeft (vast)gegrepen
en/of de keel vastgegrepen heeft gehouden, en/of
- de keel meermalen althans eenmaal met kracht heeft dichtgeknepen en/of
dichtgeknepen heeft gehouden, en/of
- meermalen althans eenmaal (met kracht) op/tegen de grond heeft gegooid en/of
geduwd, en/of
- meermalen althans eenmaal (met kracht) tegen de muur heeft gegooid en/of
geduwd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2010
tot en met 31 augustus 2010 te Aalten (telkens) opzettelijk mishandelend zijn
levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer B],
- meermalen, althans eenmaal een kopstoot heeft gegeven en/of
- meermalen, althans eenmaal op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of
op/tegen het lichaam heeft gestompt/geslagen en/of
- meermalen, althans eenmaal de keel heeft dichtgeknepen en/of
(tegelijkertijd) de neus heeft dichtgeknepen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op 28 augustus 2010 kwam bij de meldkamer een melding van een zware mishandeling binnen2. Verbalisanten werd verzocht naar het adres [adres] te Aalten te gaan. Ter plaatse troffen verbalisanten twee vrouwen aan. De ene vrouw, genaamd [slachtoffer A], verklaarde dat ze door de vriend van haar dochter tot twee keer toe bij de keel was gepakt en bijna was gewurgd. Ze was op de grond gegooid en werd gewurgd terwijl ze op de grond lag, doordat hij haar keel dichtkneep. De andere vrouw, genaamd [slachtoffer B], verklaarde dat ze had gezien dat haar moeder tot twee keer toe werd gewurgd door haar vriend en dat hij haar op de grond had gegooid. Verbalisanten hebben vervolgens het protocol huiselijk geweld toegepast, waarna verdachte is aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak voor het onder 1 primair ten laste gelegde en bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer A] en [slachtoffer A] niet betrouwbaar zijn. Op basis van de medische rapportage van de arts kan objectief worden vastgesteld dat geen sprake kan zijn geweest van een poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling jegens [slachtoffer A]. Het opzet van zijn cliënt was daar ook niet op gericht. Verder was geen sprake van naar uiterlijke verschijningsvorm op voltooiing gerichte handelingen inzake poging tot doodslag dan wel poging tot zware mishandeling, aldus de raadsman.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde betoogd dat zijn cliënt het feit ontkent en dat [slachtoffer A] uitdrukkelijk heeft verklaard dat zij haar aangifte wenst in te trekken, omdat haar verklaringen onjuist zijn en zij onder druk van haar ouders aangifte heeft gedaan. Volgens de raadsman is er te weinig bewijs en dient zijn cliënt van het onder 2 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Poging tot doodslag
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet kan worden bewezen. Niet is gebleken dat het opzet van verdachte hierop was gericht. Verdachte heeft in dit verband ter terechtzitting verklaard dat hij wilde dat zijn schoonmoeder zou weggaan met het nog jonge nichtje, omdat hij niet wilde dat het kind bij de ruzie was. Verder wijst de medische informatie niet op een poging tot doodslag. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Poging tot zware mishandeling / mishandeling
De rechtbank overweegt dat aangeefster [slachtoffer A] heeft verklaard3 dat zij op 28 augustus 2010 in de woning van haar dochter [slachtoffer B] aan de [adres] te Aalten was. Verdachte en [slachtoffer B] hadden ruzie4. Aangeefster zag dat verdachte de keuken binnen kwam en hoorde dat hij zei dat zij hun jas moesten aantrekken en moesten gaan. Aangeefster heeft daarop gezegd dat [slachtoffer B] de huur betaalt en het voor het zeggen heeft. Verdachte heeft haar toen plotseling bij de keel gepakt.
[slachtoffer A] heeft verklaard5 dat verdachte op 28 augustus 2010 in haar woning aan de [adres] te Aalten kwam. Hij zocht ruzie en ze kregen woorden. Zij is naar haar moeder in de keuken gegaan. Verdachte kwam de keuken in stormen en schreeuwde tegen haar moeder dat ze hun jas aan moesten doen en zijn huis uit moesten. Haar moeder reageerde door rustig te zeggen dat ze bleef omdat zij, [slachtoffer A], meer rechten had, zij betaalde de huur. [slachtoffer A] zag dat verdachte op haar moeder afliep en haar bij de keel greep.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn schoonmoeder één keer bij de keel heeft gepakt en 5 à 6 seconden heeft vastgehouden. Hij heeft dat gedaan door zijn arm om haar nek heen te slaan.
De rechtbank overweegt dat niet duidelijk is geworden wat zich precies heeft afgespeeld bij het incident, meer in het bijzonder op welke wijze verdachte [slachtoffer A] bij haar keel heeft gepakt.
Daarbij komt dat, hoewel [slachtoffer A] heeft verklaard dat verdachte haar naar de grond heeft getrokken, het niet uitgesloten is dat zij en verdachte samen ten val zijn gekomen, zoals door verdachte is verklaard. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat bovendien de medische informatie niet wijst op een poging tot zware mishandeling. Het door de arts waargenomen 'geringe' letsel bij aangever [slachtoffer A] past naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer bij de geweldshandelingen zoals die haar door verdachte zouden zijn aangedaan.
De rechtbank acht poging tot zware mishandeling om die reden niet bewezen. Wel acht de rechtbank de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen, met dien verstande dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte [slachtoffer A] eenmaal met kracht bij de keel heeft vastgegrepen.
Feit 2
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt dat verdachte dit feit heeft ontkend. Naast de verklaring van aangeefster, die overigens bij schrijven van 13 september 2010 heeft aangegeven, dat zij de aangifte tegen verdachte onder druk heeft gedaan, is er slechts de verklaring van [slachtoffer A] als steunbewijs. Zij heeft de gestelde mishandelingen overigens niet zelf waargenomen, doch zij heeft van [slachtoffer A] gehoord dat verdachte haar sloeg. Voorts heeft zij zelf gezien dat [slachtoffer A] drie keer een blauw oog had. De rechtbank acht dit onvoldoende nu niet kan worden uitgesloten dat deze verklaring is afgelegd enkel uit ongenoegen over de relatie die verdachte met de dochter van [slachtoffer A] onderhoudt.
Gelet op het voorgaande dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 28 augustus 2010 te Aalten opzettelijk mishandelend [slachtoffer A] met kracht bij de keel heeft (vast)gegrepen en de keel vastgegrepen heeft gehouden, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is in het kader van een trajectconsult een rapport gedateerd 9 december 2010 opgemaakt door J.H. Verhoef, psychiater verbonden aan het NIFP Zutphen. Met de conclusie van dit rapport, te weten dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 150 uur subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van twee jaar en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Verdachte dient zich in dat kader te houden aan een meldingsgebod. Verder dient hij deel te nemen aan de Terugval preventie Training Huiselijk geweld en dient hij een behandeling te ondergaan.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van de moeder van zijn partner. Verdachte heeft door te handelen als bewezen verklaard het slachtoffer een bijzonder nare ervaring bezorgd. Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat zijn schoonmoeder is geschrokken van hetgeen is gebeurd en dat zij daarna emotioneel was. Ook uit de medische informatie komt naar voren dat aangeefster aangeslagen was en dat sprake was van een psychotrauma.
De rechtbank neemt in aanmerking het rapport van J.H. Verhoef voornoemd. Daaruit komt naar voren dat bij verdachte geen sprake is van een psychiatrische stoornis in engere zin, noch van een persoonlijkheidsstoornis. Wel heeft verdachte last van wisselende, soms forse situationele stress in verband met de problematiek in de relatie met zijn partner en haar familie. Ook is sprake van problematiek in de persoonlijkheid van verdachte en al dan niet daaraan gekoppelde agressiehuishouding. Tot aan zijn aanhouding gebruikte verdachte dagelijks cannabis. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij de bijzondere voorwaarden zijn afgestemd op het Plan van Aanpak zoals vermeld in het reclasseringsadvies van 16 november 2010. Volgens Verhoef dient daarbij aandacht te worden besteed aan individuele begeleiding en training van verdachte en aan zijn relatie met zijn partner en schoonfamilie.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte first offender is en dat hij reeds is gestart met de Terugval preventie Training Huiselijk geweld.
De rechtbank komt tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is gevorderd, mede als gevolg van het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt.
De rechtbank acht een werkstraf als na te melden passend en geboden. De rechtbank zal de werkstraf in zijn geheel voorwaardelijk opleggen teneinde verdachte ervan te weerhouden dat hij opnieuw strafbare feiten pleegt. De rechtbank acht in dit verband van belang dat verdachte weer samenwoont met zijn partner, dat hij inmiddels is gestart met de Terugval preventie Training Huiselijk geweld en dat hij gemotiveerd is een behandeling te ondergaan. Ook zijn partner volgt een traject waarbij het de bedoeling is dat beide behandelingen op enig moment gelijk op zullen gaan.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 540,- voor immateriële schade en € 55,02 voor materiële schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het 1 meer subsidiair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot een bedrag van € 55,02 voor materiële schade. De rechtbank acht een bedrag van € 250,- voor immateriële schade redelijk en billijk. Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk. De vordering dient tot een bedrag van € 305,02 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2010 te worden toegewezen. Wat betreft het meer of anders gevorderde moet de vordering, als in zoverre ongegrond worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 27 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als: mishandeling;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen;
* bepaalt, dat de taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die
hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit
noodzakelijk oordeelt;
- zich zal houden aan een meldingsgebod;
- zal deelnemen aan een gedragsinterventie, te weten de Terugval preventie Training
Huiselijk geweld;
- verplicht is een ambulante behandeling te ondergaan, als de reclassering zulks nodig
oordeelt, waarbij valt te denken aan een behandeling bij de forensische polikliniek de
BOOG;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres] (bankrekeningnummer [nummer]), van een bedrag van € 305,02 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
28 augustus 2010 en vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 305,02 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 augustus 2010, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 6 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
* heft op het reeds -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Van der Mei en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 april 2011.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0644 2010127971-25, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 9 september 2010.
2 Proces-verbaal van bevindingen, p. 32-33
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p.18-19
4 Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [slachtoffer A], p.22-24
5 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer B], p.26-29