ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ0958

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940466-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en veroordeling voor zware mishandeling en openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 12 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen verdachte B. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar werd wel veroordeeld voor de poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De feiten vonden plaats op 5 december 2010 in Heerde, waar de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer, [slachtoffer], heeft aangevallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer meermalen hebben geslagen en geschopt, terwijl het slachtoffer op de grond lag. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld had gepleegd tegen het slachtoffer. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf op van 199 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 240 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verminderd toerekeningsvatbaarheid door ADHD en alcoholgebruik. De rechtbank achtte het belangrijk dat de verdachte zich aan de voorwaarden van de reclassering zou houden om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940466-10
Uitspraak d.d.: 12 april 2011
Tegenspraak / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte B],
geboren te [plaats op 1988],
wonende te [plaats, adres].
Raadsman: mr. O.J. Ingwersen, advocaat te Arnhem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 29 maart 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 december 2010 te Heerde ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, immers heeft hij en/of één of meer van zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal met geschoeide voet op/tegen het hoofd en/of het lichaam geschopt, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 05 december 2010 te Heerde tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij en/of één en/of meer van zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal met geschoeide voet op/tegen het hoofd en/of het lichaam geschopt, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 05 december 2010 te Heerde met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, Stationsstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan en/of schoppen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] en/of het geven van een "knietje" in het gezicht van die [slachtoffer] en/of het slaan en/of schoppen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] op de grond lag;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
1. Op 5 december 2010 werden agenten in het uitgaanscentrum van Heerde aangesproken door een man die aangaf dat er iemand half bewusteloos en onder het bloed bij [supermarkt] op de grond lag. De agenten gingen ter plaatse en zagen aldaar dat het slachtoffer tegenover de supermarkt op het terras van [café] zat en dat zijn gezicht bloedde. De vriendin van het slachtoffer verklaarde dat hij zou zijn geslagen en geschopt door twee personen. Van omstanders kregen de agenten te horen dat het ging om [verdachte B] en [medeverdachte A].2
Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde nu niet duidelijk is hoe en met welk schoeisel er tegen het hoofd is geschopt, waar precies is geschopt en voorts hoe vaak er is geschopt. De op aangever uitgeoefende geweldshandelingen kunnen gekwalificeerd worden als het medeplegen van een poging tot zware mishandeling. Verdachte en zijn medeverdachte zijn beide verantwoordelijk voor de geweldshandelingen, ook voor het trappen en/of schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer. Ook het onder 2 ten laste gelegde kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden verklaard en zij geeft aan dat daarbij is sprake van eendaadse samenloop ten aanzien van feit 1.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde nu verdachte het slachtoffer slechts twee maal heeft geslagen, eenmaal een knietje heeft gegeven en eenmaal een zachte schop tegen de arm van aangever heeft gegeven. Uit deze verklaring, de aangifte en de verklaring van getuige [vriendin slachtoffer] blijkt onvoldoende dat sprake is van een poging tot doodslag dan wel een poging zware mishandeling. Voorts is naar voren gebracht dat geen sprake is van medeplegen. In dit verband is aangevoerd dat sprake is van twee gescheiden feiten. Allereerst ontstaat er een vechtpartij tussen verdachte en aangever, waar medeverdachte [medeverdachte A] niets mee te maken wilde hebben. Op een gegeven moment wordt verdachte bij aangever weggetrokken en begint medeverdachte [medeverdachte A] te vechten. Hetgeen verdachte heeft gedaan is te kwalificeren als een eenvoudige mishandeling, maar dit is niet aan hem ten laste gelegd.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde is aangevoerd dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank oordeelt terzake als volgt.
5. Aangever [slachtoffer] was in de nacht van 4 op 5 december 2010 samen met zijn vriendin [vriendin slachtoffer] uit in Heerde. Bij een café zag hij dat zijn vriendin werd aangesproken door twee jongens.3 Eén van hen zei tegen haar: "Hé zullen wij je eens lekker verwennen? Ga je met ons mee?" of woorden van gelijke strekking. Aangever liep toen op de jongens toe en zei dat ze normaal moesten doen. De jongen met de pet kwam gelijk op aangever aflopen. Aangever heeft de jongen van hem afgeduwd maar de jongen kwam weer op hem af en duwde aangever met kracht achterover en sloeg aangever gelijk in het gezicht. Na de eerste klap kreeg aangever nog meer klappen in zijn gezicht.4 Aangever probeerde zijn handen voor zijn gezicht te houden om niet geraakt te worden. De klappen werden met gebalde vuist gegeven en met kracht. Hij voelde en zag dat. Hij werd met name geslagen ter hoogte van zijn oog en oogkas.5 Terwijl hij met zijn bovenlichaam naar voren bukte, zag hij dat de jongen met de pet met zijn knie in het gezicht van aangever sloeg.6 Aangever stond gebukt omdat hij de jongen naar de grond wilde werken. Hij werd licht in zijn hoofd en het deed pijn.7 Aangever voelde dat hij een beetje door zijn knieën zakte. Terwijl hij op de grond lag, voelde hij harde trappen tegen zijn lichaam - ongeveer acht keer - en voelde hij dat de jongens hem in zijn gezicht sloegen. De jongen met de pet sloeg en de andere jongen trapte volgens aangever alleen maar.8 Hij voelde harde schoppen tegen zijn hoofd en gezicht. Hij voelde ze ook ter hoogte van zijn rechterzij en rechterschouder.9 Degene die hem schopte droeg sportschoenen. Op het moment dat hij dacht dat het over was, werd aangever nog een keer tegen zijn gezicht geschopt.10 Alles gebeurde op de openbare weg de Stationsstraat te Heerde.11 Aangever verklaart vervolgens dat de jongen met de pet [verdachte B] moet zijn, wonende aan de [adres]12
Nadat aangever door het ambulancepersoneel was onderzocht, bleek hij niets gebroken te hebben maar mogelijk wel een lichte hersenschudding te hebben.13
Uit de medische gegevens van de huisarts blijkt dat de ochtend na het voorval sprake was van veel hoofdpijn, misselijkheid en af en toe stoornissen in het korte termijn geheugen. Ook twee dagen later heeft aangever nog wel hoofdpijn en lijkt het korte termijn geheugen nog verminderd te zijn. Aangever heeft een kleine zwelling op zijn achterhoofd, waarschijnlijk een hematoom. Op de rechterzijde van zijn neus heeft hij een kleine hematoom en onder zijn linkeroog een vaal hematoom.14
6. De aangifte van [slachtoffer] wordt bevestigd door zijn vriendin [vriendin slachtoffer].15 Zij zag dat [verdachte B] op [slachtoffer] in begon te slaan en dat hij met zijn gebalde vuisten in het gezicht van [slachtoffer] sloeg.16 Er werd even wat geduwd en getrokken, omdat [slachtoffer] niet wilde vallen en [medeverdachte A] dat duidelijk wel wilde.17 Terwijl [verdachte B] sloeg, zag zij dat de andere jongen - van wie zij later begreep dat het [medeverdachte A] was - haar vriend tackelde.18 [verdachte B] was toen ook tegen [slachtoffer] aan het duwen.19 [slachtoffer] viel achterover. [medeverdachte A] hing boven [slachtoffer] en ging met zijn vuist richting het gezicht van [slachtoffer].20 Terwijl [slachtoffer] op de grond lag, zag [vriendin slachtoffer] dat [medeverdachte A] en [verdachte B] op [slachtoffer] insloegen en intrapten.21 Terwijl zij [verdachte B] probeerde bij [slachtoffer] weg te houden, zag ze dat [medeverdachte A] tegen het hoofd van [slachtoffer] trapte.22 Dit ging hard en snel.23 [slachtoffer] kreeg aardig wat klappen en schoppen tussen zijn middel en zijn hoofd. Zowel [medeverdachte A] als [verdachte B] heeft geslagen en geschopt, aldus [vriendin slachtoffer].24 [slachtoffer] lag een beetje opgerold en had zijn handen voor zijn gezicht om zichzelf te beschermen. [vriendin slachtoffer] pakte [verdachte B] bij zijn arm en zei tegen hem dat hij moest ophouden.25 Hij ging wel door met slaan en schoppen en ze zag ook dat hij met een vuist in het gezicht van [slachtoffer] sloeg. [medeverdachte A] was ook nog steeds aan het slaan en schoppen.26 Terwijl zij op [verdachte B] aan het inpraten was, zag ze dat hij [slachtoffer] trapte terwijl deze op de grond lag. Hij raakte hem in zijn zij en op zijn hoofd. Dit deed hij een paar keer. Ook gaf [verdachte B] een trap richting het hoofd van [slachtoffer].27 Ze had de indruk dat [slachtoffer] niet meer echt bij bewustzijn was.28 Ze heeft ook gezien dat [medeverdachte A] trapte richting het gezicht van [slachtoffer], maar heeft niet gezien of het raak was. Ze heeft [verdachte B] wel tegen het gezicht van [slachtoffer] zien trappen.29
[vriendin slachtoffer] heeft nogmaals geprobeerd in te grijpen door [verdachte B] weg te duwen. [verdachte B] stopte, zei iets tegen [medeverdachte A] en beiden liepen vervolgens weg.30
7. Medeverdachte [medeverdachte A] heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat verdachte de jongen een knietje gaf in het gezicht.31 Hij heeft verder verklaard dat hij zelf de jongen één trap in diens buik heeft gegeven, waardoor aangever kwam te vallen.32 Toen verdachte en zijn medeverdachte bij de jongen wegliepen, zag medeverdachte [medeverdachte A] dat verdachte de jongen, terwijl deze op de grond lag, een schop gaf, waarbij hij aangever in zijn gezicht raakte.33
8. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 5 december 2010 het meisje had aangesproken en dat op dat moment een jongen - aangever - op hem kwam aflopen.34 Hij heeft voorts verklaard dat toen het tussen hem en aangever een beetje duwen en trekken werd en dat hij - verdachte - boos werd en dat hij aangever heeft geslagen35, op zijn hoofd of gezicht36. Hij heeft aangegeven dat hij aangever twee maal heeft geslagen en dat hij hem ook een knietje heeft gegeven, waardoor aangever naar de grond ging.37 Ter terechtzitting van 29 maart 2011 heeft verdachte verklaard dat hij die avond degene was die een pet droeg en dat hij twee maal geslagen heeft in de richting van het hoofd van aangever. Verder heeft hij bij die gelegenheid erkend dat hij aangever een knietje in zijn gezicht heeft gegeven nadat hij aangever had geslagen. Tot slot heeft hij verklaard dat hij aangever een tikje met de zijkant van zijn voet heeft gegeven terwijl aangever op de grond lag, waarbij hij aangever op zijn arm heeft geraakt.
9. Op grond van het voorgaande, in het bijzonder de aangifte van [slachtoffer] en de getuigenverklaring van zijn vriendin [vriendin slachtoffer], stelt de rechtbank vast dat aangever die avond door zowel verdachte als zijn medeverdachte [medeverdachte A] diverse malen is geslagen in het gezicht of tegen het hoofd en ook diverse malen is geschopt, waaronder tegen het hoofd terwijl aangever op de grond lag. Tussen verdachte en zijn medeverdachte was sprake van een bewuste, nauwe en volledige samenwerking gedurende de doorlopende geweldshandelingen, om welke reden zij voor elkaars gedragingen verantwoordelijk moeten worden gehouden. De stelling van de raadsman dat het gaat om twee afzonderlijke door verdachte en zijn medeverdachte gepleegde feiten wordt derhalve verworpen.
10. De rechtbank overweegt verder dat het schoppen tegen iemands hoofd, zeker wanneer er meerdere malen met kracht wordt geschopt, als zodanig de dood van een ander kan veroorzaken. In het onderhavige geval komt de rechtbank echter niet tot die conclusie. Daartoe wordt overwogen dat uit de aangifte, de verklaring van getuige [vriendin slachtoffer], maar ook uit het bij aangever geconstateerde letsel niet is komen vast te staan met hoeveel kracht en hoe vaak tegen het hoofd van aangever is getrapt. Gelet hierop dient verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
11. De rechtbank overweegt voorts dat onder 1 subsidiair het medeplegen van een poging tot zware mishandeling ten laste is gelegd. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Voorts is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan, dan dat degene die die handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Verdachte en zijn medeverdachte hebben tegen aangever diverse geweldshandelingen uitgeoefend, waaronder het geven van een knietje, het met gebalde vuist slaan in het gezicht en het schoppen tegen het hoofd van aangever, terwijl deze op de grond lag. Door deze handelingen te verrichten, hebben verdachte en zijn medeverdachte zich naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zodanig gevolg, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, zou intreden. Deze geweldshandelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dat verdachte en zijn medeverdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust hebben aanvaard.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
12. Ook het onder 2 ten laste gelegde kan naar het oordeel van de rechtbank wettig overtuigend bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. (subsidiair)
hij op 5 december 2010 te Heerde tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij en zijn mededader met dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen met geschoeide voet op/tegen het hoofd en het lichaam geschopt, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 5 december 2010 te Heerde met een ander op of aan de openbare weg, Stationsstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan en schoppen op/tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] en het geven van een "knietje" in het gezicht van die [slachtoffer] en het slaan en schoppen op/tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer], terwijl die [slachtoffer] op de grond lag.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 subsidiair: medeplegen van een poging tot zware mishandeling;
in eendaadse samenloop gepleegd met:
Feit 2 : openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen,
Strafbaarheid van de verdachte
13. Naar de persoon van verdachte is psychologisch onderzoek verricht, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport van prof. dr. J.J. Baneke (forensisch psycholoog) van 23 maart 2011. In het rapport is onder meer vermeld dat bij verdachte sprake is van een aandachtstekortstoornis met impulsiviteit, misbruik van cannabis, mogelijk ook misbruik van andere middelen (mogelijk in remissie) en periodiek misbruik van alcohol. Bij verdachte is sprake van afhankelijke, achterdochtige en antisociale trekken. Dit beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde ten dele. Door de gebrekkige impulscontrole in samenhang met de ADHD kan verdachte makkelijk ontsporen. Tijdens het ten laste gelegde was hij in elk geval onder invloed van alcohol en lijkt hij de situatie verkeerd te hebben ingeschat, mogelijk mede door de ADHD. Volgens de deskundige is de zaak daardoor verder geëscaleerd, misschien ook doordat andere betrokkenen tevens onder invloed waren en/of de situatie verkeerd hebben ingeschat. Hoewel de deskundige aangeeft dat op basis van het door de hem uitgevoerde onderzoek moeilijk een inschatting is te maken van de relatieve invloed van de diverse componenten in deze, wordt gezien de hiervoor genoemde belastende psychische factoren geadviseerd om verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
14. Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
15. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot 18 dagen gevangenisstraf met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel heeft zij gevorderd de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht te koppelen. Tot slot heeft zij gevorderd - mede gelet op de door haar geëiste straf in de strafzaak tegen de medeverdachte - de maximale werkstraf voor de duur van 240 uur op te leggen, indien deze straf niet naar behoren wordt verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis.
16. Door en namens verdachte is ten aanzien van een eventuele strafoplegging naar voren gebracht dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor een strafbaar feit, dat het op dit moment goed met hem gaat, dat hij zich aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden en dat hij licht toerekeningsvatbaar moet worden geacht voor de ten laste gelegde feiten. Bepleit is met deze omstandigheden rekening te houden bij het opleggen van een straf.
17. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
18. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte en zijn medeverdachte zich hebben schuldig gemaakt aan een zeer ernstig geweldsdelict. Zonder enige aanleiding hebben zij het slachtoffer geslagen en geschopt, ook op het moment dat het slachtoffer al weerloos op de grond lag. De rechtbank acht dit zeer kwalijk. De omstandigheid dat het slachtoffer door de handelwijze van verdachte en zijn medeverdachte niet meer letsel heeft overgehouden is een gelukkige omstandigheid, die geenszins aan verdachte en zijn medeverdachte te danken is.
19. De rechtbank heeft tevens achtgeslagen op de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij in het verleden niet eerder veroordeeld is voor geweldsdelicten.
20. Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen het over verdachte reclasseringsrapport van 1 februari 2011, waarin onder meer is vermeld dat verdachte ten tijde van het delict onder invloed van alcohol was, waardoor hij mogelijkerwijs agressiever zou hebben gereageerd dan wanneer hij niet onder invloed was geweest. Ook zijn ADHD kan volgens de reclassering hebben meegespeeld bij het impulsief reageren. Naar eigen zeggen had verdachte ook een zware depressie achter de rug en is zijn relatie na vijf jaar stukgelopen. Met name dit laatste zou er voor hebben gezorgd dat hij niet goed in zijn vel heeft gezeten en mogelijk sneller geïrriteerd is geraakt. De vriend met wie hij die avond uitging zou volgens verdachte enige invloed hebben gehad op het delict, omdat hij in plaats van hem weg te halen bij het slachtoffer, juist meegedaan heeft. Volgens de reclassering zijn er geen aanwijzingen dat het alcoholgebruik in het dagelijks leven van verdachte een problematische rol zou spelen. Op de overige leefgebieden heeft de reclassering geen problemen vastgesteld. Het recidiverisico wordt door de reclassering als laag ingeschat en geadviseerd wordt om aan verdachte een werkstraf op te leggen met daarnaast een voorwaardelijke straf zonder daaraan bijzondere voorwaarden te koppelen.
21. Ten aanzien van de persoon van verdachte neemt de rechtbank in aanvulling op hetgeen onder 13 reeds is vermeld, namelijk dat verdachte ten aanzien van de feiten licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, uit het psychologische rapport voorts nog het volgende in aanmerking. De deskundige geeft aan dat op basis van het uitgevoerde psychologische onderzoek enkele risicofactoren zijn te noemen die gelegen zijn in de persoonlijkheid van verdachte in combinatie met de ADHD. De voorgeschiedenis laat geen geregistreerde geweldsincidenten zien, hetgeen de kans op herhaling beperkter maakt. Er blijft echter een zeker risico bestaan, zeker als verdachte onder invloed van middelen is. Volgens de deskundige zou enige begeleiding op zijn plaats zijn omdat er diverse risico's zijn dat verdachte opnieuw ontspoort. Dat wil niet zeggen dat frequente begeleiding op dit moment nodig is, maar wel dat hij snel hulp kan krijgen als hij dreigt terug te vallen. Momenteel is verdachte weer aan het werk en heeft hij een nieuwe relatie. Van belang is dat hij minder afhankelijk en beïnvloedbaar wordt en dat hij gestimuleerd wordt in zijn verdere ontwikkeling naar volwassenheid. Het bij herhaling niet voltooien van behandelingen en opleidingen door verdachte brengt een zeker risico met zich. Anderzijds kan het ten laste gelegde opgevat worden als een eenmalig incident omdat er geen eerdere geweldsincidenten hebben plaatsgevonden en zou verdere begeleiding niet nodig zijn binnen een strafrechtelijk kader.
22. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals door de officier van justitie gevorderd passend en geboden is en zij zal deze straf aan verdachte opleggen, in die zin dat zij aan verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 199 dagen, waarvan 180 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank acht een voorwaardelijke straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht, gelet op hetgeen door forensisch psycholoog Baneke in het rapport is vermeld, reclasseringstoezicht geïndiceerd en de rechtbank zal deze bijzondere voorwaarde dan ook aan het voorwaardelijk strafdeel koppelen. Daarnaast zal de rechtbank - mede gelet op de aan de medeverdachte opgelegde straf en de tijd die deze medeverdachte voor deze zaak reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht - een werkstraf van de maximale duur opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 45, 47, 55, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1 subsidiair: medeplegen van een poging tot zware mishandeling;
in eendaadse samenloop gepleegd met:
Feit 2 : openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
en verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 199 (honderdnegenennegentig) dagen;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 180 (honderdtachtig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
* heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Heenk en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 april 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0615 2010177141-35, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 14 december 2010.
2 Stamproces-verbaal (p.4) en proces-verbaal van bevindingen (p.86)
3 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.59)
4 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.60)
5 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] (p.63)
6 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.60)
7 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] (p.63)
8 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.60)
9 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] (p.63)
10 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] (p.64)
11 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] (p.64-65)
12 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.60)
13 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (p.60)
14 Schriftelijk bescheid inhoudende de medische gegevens, opgemaakt door huisarts De Ruiter d.d.
7 december 2010 (p.73)
15 Proces-verbaal van verhoor van getuige [vriendin slachtoffer] (p.76-77)
16 Proces-verbaal van verhoor van getuige [vriendin slachtoffer] (p.76)
17 Proces-verbaal van verhoor van getuige [vriendin slachtoffer] (p.79)
18 Processen-verbaal van verhoor van getuige [vriendin slachtoffer] (p.77 en 79) en haar op 15 maart 2011 afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris (geen paginanummer)
19 Proces-verbaal van verhoor van getuige [vriendin slachtoffer] (p.79) en haar bij de rechter-commissaris op 15 maart 2011 afgelegde verklaring (geen paginanummer)
20 Proces-verbaal van verhoor van getuige [vriendin slachtoffer] (p.79)
21 Proces-verbaal van verhoor van getuige [vriendin slachtoffer] (p.77) en haar op 15 maart 2011 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring (geen paginanummer)
22 Proces-verbaal van verhoor van getuige [vriendin slachtoffer] (p.77)
23 Proces-verbaal van verhoor van getuige [vriendin slachtoffer] (p.77) en haar op 15 maart 2011 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring (geen paginanummer)
24 De door getuige [vriendin slachtoffer] op 15 maart 2001 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring (geen paginanummer)
25 Proces-verbaal van verhoor van getuige [vriendin slachtoffer] (p.79) en haar op 15 maart 2011 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring (geen paginanummer)
26 De door getuige [vriendin slachtoffer] op 15 maart 2001 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring (geen paginanummer)
27 Proces-verbaal van verhoor van getuige [vriendin slachtoffer] (p.79)
28 Proces-verbaal van verhoor van getuige [vriendin slachtoffer] (p.79) en haar op 15 maart 2011 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring (geen paginanummer)
29 De door getuige [vriendin slachtoffer] op 15 maart 2001 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring (geen paginanummer)
30 De door getuige [vriendin slachtoffer] op 15 maart 2001 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring (geen paginanummer)
31 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (p.95 en 96)
32 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (p.98)
33 Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (p.99)
34 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.100)
35 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.101)
36 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.102)
37 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.105)