RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940196-10
Uitspraak d.d. 13 april 2011
Tegenspraak / dip/ oip
[verdachte],
geboren te [plaats, 1965],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem, Hogenslagweg 8.
Raadsman: mr. J. Zeegers advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 november 2010, 11 januari 2011 en 30 maart 2011.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 mei 2010 te Brummen met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning, heeft weggenomen een geldbedrag groot 34 euro, althans enig geldbedrag, en/of een doosje medicijnen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- de slaapkamer van voornoemde [slachtoffer A] is binnengedrongen/binnengegaan en/of
- voornoemde [slachtoffer A] op agressieve wijze het woord: "Liggen!!" heeft toegevoegd en/of
- (tegelijkertijd) een mes, althans een zaagje, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer A] heeft getoond en/of op die [slachtoffer A] heeft gericht en/of die [slachtoffer A] (daarbij) op dreigende toon de woorden: "Ik steek je aan het mes", althans soortgelijke woorden, heeft toegevoegd;
hij op of omstreeks 30 mei 2010 te Brummen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte van een (grote) hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- met een capuchon en/of een (thee)doek op/om/over zijn, verdachtes, gezicht/hoofd in de
slaapkamer van die [slachtoffer A] naar binnen is gegaan en/of
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer A] heeft gezegd: "Dit is een overval" en/of "Ik wil je geld"
en/of "Liggen" en/of "Ik steek je aan het mes", althans (telkens) woorden van gelijke
(dreigende) aard en/of strekking, en/of
- (daarbij) een mes en/of een zaagje, althans een scherp en/of puntig voorwerp, aan die [slachtoffer A] heeft getoond, althans in de nabijheid van die [slachtoffer A] heeft vastgehouden, en/of
- met die [slachtoffer A] heeft gevochten en/of in worsteling is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 wetboek van Strafrecht jo
art 45 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2010 tot en met 2 juni 2010 te Voorstonden, althans in de gemeente Brummen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (werk)ruimte/werkplaats (van/bij een camping), althans een pand, heeft weggenomen een schroevendraaier en/of een (schil)mesje en/of een zaagje en/of (ander) gereedschap en/of tape, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 mei 2010 tot en met 2 juni 2010 te Voorstonden, althans in de gemeente Brummen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een caravan heeft weggenomen een suikerpot en/of etenswaren en/of een (groot) mes en/of een thermosfles, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 28 mei 2010 tot en met 31 mei 2010 te Voorstonden, althans in de gemeente Brummen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een caravan heeft weggenomen bier en/of etenswaren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Naar aanleiding van een overval op een woning aan [adres] te Brummen in de nacht van 29 op 30 mei 2010 is een SMS alert in werking gesteld. Op zondag 30 mei 2010 omstreeks 11.30 uur meldde zich een getuige2 die vermoedde dat de verdachte van de overval op voormelde woning zich bevond in een tent op de [naam camping] te Brummen.3 De melder was getuige [getuige A]. [getuige A] verklaarde dat hij op voornoemde camping verblijft en een sms alert had ontvangen. Hij zag een hem bekende campinggast van wie het gezicht zwaar gehavend was. Hij had de man aangesproken op zijn verwondingen en de man vertelde dat hij was gevallen. De man had een hele dikke bult op zijn oog en dit zat ook dicht. Ook vertoonde het gezicht plekken wat erop leek alsof de man in elkaar geslagen was. De man had de avond ervoor geen verwondingen. Hij zou in een koepeltentje verblijven.4 Dezelfde dag gingen agenten ter plaatse. Ze hadden zicht op een tent waar de verdachte zich mogelijk bevond. Omstreeks 13.28 uur kwam er een man uit de tent.5 De man had een groot wit verband om zijn hoofd en deels om zijn gezicht zitten.6
Op het moment dat verdachte werd aangehouden, heeft hij de agenten verzocht om zijn medicijnen mee te nemen die in een plastic tas zaten. In de plastic tas zat ook een doosje Tramadol op naam van [slachtoffer A].7 In de tent zijn verschillende goederen in beslag genomen.8
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat diefstal zonder geweld en poging tot afpersing kunnen worden bewezen verklaard. Daarbij heeft zij zich gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer A], de bekennende verklaring van verdachte, het TFO-onderzoek, de foto's en de verschillende verklaringen van getuigen die zich in het dossier bevinden.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 2 tenlastegelegde diefstal. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangifte en bekennende verklaring van verdachte.
De officier van justitie heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat het onder 3 en 4 ten laste gelegde kan worden bewezen verklaard. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangiften en de bekennende verklaringen van verdachte.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie ter zake de kwalificatie.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat deze feiten kunnen worden bewezen verklaard op grond van de aangiften en de bekennende verklaringen van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
- de aangifte van [slachtoffer A]9;
- het aanvullende verhoor van [slachtoffer A]10
- de bekennende verklaring van verdachte11, welke hij ter terechtzitting van 23 november 2010 heeft bevestigd.
Uit deze bewijsmiddelen volgt dat de verdachte heeft ingebroken in de woning van aangever [slachtoffer A] en daar eerst een geldbedrag en een doosje medicijnen heeft weggenomen en dat hij vervolgens gepoogd heeft [slachtoffer A] af te persen. De rechtbank volgt de officier van justitie in haar standpunt dat eerst de diefstal heeft plaatsgevonden en dat vervolgens het geweld en de bedreiging van geweld heeft plaatsgevonden in de slaapkamer van het slachtoffer en dat op dat moment sprake was van een poging tot afpersing. De rechtbank acht derhalve diefstal zonder geweld en poging tot afpersing wettig en overtuigend bewezen en zij zal verdachte van het meer of anders ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
- de aangifte van [slachtoffer B]12;
- de bekennende verklaring van verdachte13, welke hij ter terechtzitting van 23 november 2010 heeft bevestigd. Verdachte heeft ontkend het aardappelschilmesje te hebben weggenomen.
Uit deze bewijsmiddelen volgt dat de verdachte heeft ingebroken in een (werk)ruimte/werkplaats bij een camping van aangever [slachtoffer B] en een schroevendraaier, een zaagje en tape heeft weggenomen. De rechtbank zal verdachte van het meer of anders ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
- de aangifte van [slachtoffer C]14;
- de bekennende verklaring van verdachte15, welke hij ter terechtzitting van 23 november 2010 deels heeft bevestigd.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
- de aangifte van [slachtoffer D]16;
- de bekennende verklaring van verdachte17, welke hij ter terechtzitting van 23 november 2010 heeft bevestigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 30 mei 2010 te Brummen met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning, heeft
weggenomen een geldbedrag en een doosje medicijnen toebehorende aan [slachtoffer A];
hij op 30 mei 2010 te Brummen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld toebehorende aan die [slachtoffer A],
- met een capuchon en een (thee)doek over zijn, verdachtes, gezicht/hoofd in de
slaapkamer van die [slachtoffer A] naar binnen is gegaan en
- (vervolgens) tegen die [slachtoffer A] heeft gezegd: "Dit is een overval" en/of "Ik wil je geld"
en/of "Liggen" en/of "Ik steek je aan het mes", en
- (daarbij) een mes aan die [slachtoffer A] heeft getoond en
- met die [slachtoffer A] heeft gevochten en/of in worsteling is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij omstreeks de periode van 15 mei 2010 tot en met 2 juni 2010 te Voorstonden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een (werk)ruimte/werkplaats (van/bij een camping), heeft weggenomen een schroevendraaier en een zaagje en (ander) gereedschap en tape toebehorende aan [slachtoffer B];
3.
hij omstreeks de periode van 20 mei 2010 tot en met 2 juni 2010 te Voorstonden met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een caravan heeft weggenomen een suikerpot en etenswaren en een (groot) mes en een thermosfles, toebehorende aan [slachtoffer C], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
4.
hij omstreeks de periode van 28 mei 2010 tot en met 31 mei 2010 te Voorstonden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een caravan heeft weggenomen bier en etenswaren, toebehorende aan [slachtoffer D], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1: diefstal; en poging tot afpersing;
Feit 2: diefstal;
Feit 3: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 4: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is psychologisch en psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een Pro Justitia rapport gedateerd 21 september 2010 opgemaakt door prof. Dr. J.J. Baneke (klinisch en forensisch psycholoog) en een Pro Justitia rapport gedateerd 31 augustus 2010, opgemaakt door L.P. Heinsman (psychiater).
In het rapport van Baneke wordt het volgende vermeld:
Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis: een dysthyme stoornis en alcoholverslaving/afhankelijkheid, alsmede een borderline persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, passief-agressieve en antisociale trekken. Dit beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. In het delict lijkt sprake van een soort laatste opleving van zijn actieve kant, met een zekere manische overdekking van de onderliggende depressie en toenemende uitzichtloosheid. Het manische werd al duidelijk in de voorafgaande episode, waarin hij zeer veel geld uitgaf voor een reis naar Egypte, de verbouwing van een nieuwe woning en overmatig hard werken. Door zijn stoornissen is hij niet in staat zich voldoende te begrenzen en schiet hij door. Door zijn hypomanische toestand kon hij zich ook niet begrenzen in het uitgeven van geld. Dat hij daarvoor verder geen hulp heeft gezocht past bij zijn onafhankelijkheidsbehoefte, waarin ook narcistische elementen aanwezig zijn. Kort daarna werd hij weer lichamelijk ziek en toenemend depressief. Hij kreeg huurachterstand, welke hij niet kon opvangen door hard te werken. Hij werd opgenomen en moest zowel lichamelijk als psychisch behandeld worden. Dat lukte slechts minimaal. Toen hij door de campingbaas werd aangesproken op zijn betalingsachterstand, reageerde hij impulsief met de planning van de inbraak. De planning zelf verliep niet impulsief. Zijn defaitistische instelling heeft vermoedelijk ook een rol gespeeld bij het risicovolle en antisociale gedrag in deze, tevens is opnieuw sprake van een hypomanische, overmoedige, de realiteit ontkennende wijze van handelen. Het geheel van stoornissen wordt dermate ernstig geacht dat ondanks genoemde planmatigheid geadviseerd wordt hem als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
In het rapport van Heinsman wordt het volgende vermeld:
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de zin van alcoholafhankelijkheid en aandachtstekortstoornis, gecombineerde type (voorlopige diagnose). Verder is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidstoornis NAO met afhankelijke en antisociale trekken. Dit was ook ten tijde van het delict het geval. Dit beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Het beeld komt naar voren van beperkingen in zijn keuzevrijheid van handelen in de aan het ten laste gelegde voorafgaande stappen vanuit zijn persoonlijkheidstoornis en zijn alcoholafhankelijkheid. Gedurende het ten laste gelegde zelf is het gedrag meer instrumenteel van aard, waarbij waarschijnlijk de effecten van intensief alcoholgebruik het instrumentele gedrag hebben bevorderd. De mate waarin de wisselwerking tussen persoonlijkheidstoornis en alcoholafhankelijkheid verdachte vooral in de voorafgaande stappen in zijn keuzevrijheid lijken te hebben beperkt, maken dat hij ten aanzien van het ten laste gelegde, als verminderd toerekeningsvatbaar geacht kan worden.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en psycholoog over en maakt die tot de hare.
Verdachte is strafbaar nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren. Voorts heeft de officier van justitie aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht gekoppeld, indien en voor zover de reclassering dat nodig vindt. Ten slotte heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte via artikel 43 van de Penitentiaire Beginselenwet een behandeling kan krijgen.
Bij haar strafeis heeft de officier van justitie in het nadeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat verdachte midden in de nacht heeft ingebroken in een woning. Hij is de woning binnen gegaan met een bedekt gezicht en een wapen. Dit is een ernstig strafbaar feit en het zwaartepunt ten aanzien van de strafeis is naar het oordeel van de officier van justitie hierin gelegen.
In het voordeel van verdachte heeft de officier van justitie rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en met de omstandigheid dat verdachte vrijwel geen justitiële documentatie heeft.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafeis te hoog is. Hij heeft verzocht om oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk strafdeel verzoekt hij de bijzondere voorwaarden te koppelen dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering en dat hij zich laat opnemen in de Mondriaan Zorggroep, afdeling FPA-V te Heerlen. Ten slotte heeft de raadsman verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid en de geringe justitiële documentatie.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen en een poging tot afpersing. Bij het onder 1 bewezenverklaarde feit heeft verdachte onder meer een geldbedrag uit de woning van het slachtoffer gestolen. Hij is vervolgens naar de slaapkamer van het slachtoffer gegaan en heeft het slachtoffer bedreigd en een mes getoond. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke strafbare feiten daarvan veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Dat de handelwijze van verdachte nadelige psychische gevolgen heeft gehad en nog altijd heeft, is gebleken uit het voegingsformulier van het slachtoffer.
Ook met betrekking tot de feiten 2, 3 en 4 is sprake van het aantasten van het gevoel van veiligheid van de benadeelden. Ook is daarbij sprake van het veroorzaken van overlast en schade bij de benadeelden.
De verdachte heeft zich laten leiden door zijn zucht naar financieel gewin zonder stil te staan bij de mogelijke (ernstige) gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Op dergelijke feiten, in het bijzonder het eerste, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met de geringe justitiële documentatie, de hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid en de medewerking van verdachte aan het onderzoek.
De rechtbank heeft verder bij de strafoplegging rekening gehouden met de hiervoor vermelde Pro Justitia rapporten. Door Baneke, klinische en forensisch psycholoog, is naar voren gebracht dat vooral het ontbreken van levensperspectief, de cynische en zelfdestructieve instelling, en het ontbreken van adequate gewetensfuncties en gevoelens jegens anderen die hij hem voldoende kunnen reguleren in zijn antisociaal gedrag, risicofactoren zijn. Bovendien ontbreekt elk steunkader, mede omdat hij zich steeds meer sociaal isoleert en distantieert van anderen. De ernstig lichamelijke ziekte, die niet los gezien kan worden van de meer basale psychische problematiek, leidt mede tot een zeer somber en onduidelijk toekomstperspectief. Opmerkelijk is dat hij voor het eerst op deze openlijk agressieve manier heeft gehandeld, waar hij eerder veel meer bedekt/passief-agressief was in zijn gedrag. Juist door zijn defaitistische houding kan in toenemende mate sprake zijn van ernstig antisociaal of zelfs psychopathisch gedrag met een sterk (zelf)destructieve inslag, vooral als de controle vermindert onder invloed van alcohol of hypomanie. Baneke adviseert een langdurige klinische behandeling binnen een forensisch-psychiatrische instelling met voldoende expertise op het gebied van alcohol en verslaving. Geadviseerd wordt de klinische behandeling op te leggen binnen het kader van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf met verplicht reclasseringstoezicht.
Door Heinsman, psychiater, is naar voren gebracht dat de kans op recidive bij gestructureerde risicotaxatie als beperkt verhoogd kan worden ingeschat. De normale coping van hard werken om spanningen te reguleren is met de afnemende gezondheid aangetast, waarbij niet werken bijdraagt aan het in stand houden van zijn financiële problemen. Betrokkene ervaart met een nagenoeg weggevallen sociaal-maatschappelijke inbedding en afnemende gezondheid, nauwelijks toekomstperspectief. Wanhoop, onverschilligheid ten aanzien van mogelijke consequenties en impulsiviteit staan hierbij op de voorgrond. Er lijkt sprake van een neerwaartse spiraal waar hij geen greep op lijkt te krijgen. Naast de verhoogde kans op recidive kan bij een eventuele recidive de kans op disproportioneel inzetten van agressie en/of verlies van impulscontrole niet uitgesloten worden. Geadviseerd wordt een forensische behandeling in een klinische setting met specifieke aandacht voor zijn verslavingsproblematiek, gericht op resocialisatie naar (beschermd) wonen, als voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf. Gezien het risico op terugval bij verslaving, wordt voorts verplicht reclasseringstoezicht geadviseerd.
Door de reclassering is op 28 maart 2011 een reclasseringsadvies uitgebracht. Hierin wordt naar voren gebracht dat betrokkene zeer gemotiveerd is voor een klinische behandeling. Op 13 januari 2011 is bij de reclassering het indicatieadvies van het NIFP binnen gekomen, waarbij betrokkene op basis van dit indicatieadvies is toegeleid naar de Mondriaan Zorggroep, afdeling FPA-V te Heerlen. Op 15 februari 2011 heeft het intakegesprek plaatsgevonden, waarna betrokkene op de wachtlijst is geplaatst. Betrokkene staat op de tweede plaats van de wachtlijst. De opname zal naar verluidt ongeveer één jaar in beslag nemen.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 30 maart 2011 aangegeven dat verdachte op 11 april 2011 op nummer 1 van de wachtlijst staat. Naar verwachting zal hij eind april 2011 kunnen worden geplaatst.
De rechtbank merkt hierbij nog op dat verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2011 heeft aangegeven, dat hij gemotiveerd is voor een behandeling bij de Mondriaan Zorggroep in Heerlen.
Alles overwegende zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur 28 (achtentwintig) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk opleggen met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt als bijzondere voorwaarde gekoppeld dat verdachte zich dient te gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering. De rechtbank gaat er hierbij van uit dat verdachte zo spoedig mogelijk zal worden opgenomen bij de Mondriaan Zorggroep. Mogelijk kan hij al in de tweede helft van april 2011 worden geplaatst op basis van artikel 42 van de Penitentiaire Beginselenwet, zoals door de officier van justitie gesteld.
De rechtbank merkt daarbij op dat zij een lagere straf oplegt dan door de officier van justitie is gevorderd omdat verdachte nog een langdurige en intensieve behandeling moet ondergaan en hij bereid en gemotiveerd is om aan de behandeling(en) mee te werken. De rechtbank is van oordeel dat in het belang van verdachte en van de maatschappij een goede behandeling geboden is, zodat zij daarmee rekening heeft gehouden bij de op te leggen straf.
In beslag genomen voorwerpen
De rechtbank overweegt omtrent het beslag het volgende. In het dossier is een beslaglijst opgenomen met vermelding van de onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen. Verdachte heeft ter terechtzitting van 23 november 2010 afstand gedaan van die voorwerpen, zodat de rechtbank daaromtrent bij eindvonnis geen beslissing meer behoeft te geven.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.000,37 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde. Dit bedrag bestaat uit € 340,37 aan extra bedrijfshulp, € 60,-- aan hulp van de buurvrouw en € 1.600,-- aan immateriële schade.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering voor wat betreft de materiële schade voldoende onderbouwd is en voor wat betreft de immateriële schade billijk voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen. Daarnaast wordt de vergoeding vermeerderd met de wettelijke rente. De vergoeding van € 1.600,-- wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2010. In de periode van 30 mei 2010 tot en met 12 juni 2010 heeft de benadeelde partij voor € 340,37 aan extra hulp voor de bedrijfsverzorging door AB Oost ingehuurd en daarnaast heeft hij € 60,-- betaald voor de hulp van de buurvrouw bij het reinigen van de bad- en slaapkamer. De vergoedingen van € 340,37 en € 60,-- worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2010. De schadevergoedingsmaatregel zal tevens worden opgelegd.
De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1: diefstal; en poging tot afpersing;
Feit 2: diefstal;
Feit 3:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
Feit 4: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde
- zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt; en
- op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer A], [adres], bankrekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 2.000,37, met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf:
- 30 mei 2010 ten aanzien van het bedrag van € 1.600,-- en
- 13 juni 2010 ten aanzien van de bedragen van € 340,37 en € 60,--;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 2.000,37 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf:
- 30 mei 2010 ten aanzien van het bedrag van € 1.600,-- en
- 13 juni 2010 ten aanzien van de bedragen van € 340,37 en € 60,--,
met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 30 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Heenk, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 april 2011.
Mr. Borgerhoff Mulder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Eindnoten
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0630 2010077760-49, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 24 juni 2010.
2 Zie proces-verbaal van bevindingen (p.70-72), betreft getuige [getuige A]
3 Proces-verbaal van aanhouding (p.18-19)
4 Proces-verbaal van bevindingen (p.70-71)
5 Proces-verbaal van aanhouding (p.18-19)
6 Proces-verbaal van bevindingen (p.69)
7 Proces-verbaal van bevindingen (p.74-75)
8 Proces-verbaal van bevindingen (p.79) en proces-verbaal van bevindingen (p.86-87)
9 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer A], p. 33-37.
10 Proces-verbaal van het aanvullend verhoor van [slachtoffer A], p. 38-39.
11 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 154-156 + 157-166 + 167-169.
12 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer B], p. 186-189.
13 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 194-196.
14 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer C], p. 201-204.
15 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 205-208.
16 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer D], p. 178-181.
17 Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 183.