ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ1349

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940392-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kleinrensink
  • A. van der Mei
  • J. Davids
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor tasjesroof met geweld en bedreiging in Apeldoorn

Op 15 april 2011 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 3 oktober 2010 in Apeldoorn een tasjesroof heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1978 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging. Tijdens de rechtszittingen op 11 januari en 1 april 2011 werd vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader de tas van het slachtoffer heeft weggenomen, waarbij zij geweld heeft gebruikt door met een schaar te dreigen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen voldoende bewijs boden voor de tenlastelegging. De verdachte heeft tijdens de zitting gedeeltelijk bekend, maar ontkende de bedreiging met de woorden "Ik snij je helemaal open". De rechtbank achtte deze bedreiging echter bewezen op basis van de getuigenverklaringen en de aangifte van het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de angst die het slachtoffer heeft ervaren, en het strafblad van de verdachte. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 1.932,00 toegewezen aan het slachtoffer, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op, waarbij de verdachte verplicht werd om een bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de gevolgen voor slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940392-10
Uitspraak d.d.: 15 april 2011
tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op 1978],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in PI Overijssel - PIV Zwolle te Zwolle,
raadsvrouw: mw. mr. H. van der Ende, advocaat te Maastricht.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 januari 2011 en 1 april 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 03 oktober 2010, te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud (oa geld en/of een ID-bewijs en/of een mobiele telefoon (HTC, desire), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of verdachtes mededader(s)
- aan die tas van die [slachtoffer] heeft/hebben gerukt en/of getrokken en/of
- duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer] een schaar heeft/hebben vastgehouden
en/of
-(daarbij) die [slachtoffer] heeft/hebben toegeschreeuwd of toegeroepen "Ik
snij je helemaal open" en/of
- een of meer beweging(en) met die schaar in de richting van die [slachtoffer]
heeft/hebben gemaakt en/of
- met die schaar een draagriem van dat tasje heeft/hebben doorgeknipt en/of
gesneden en/of
- dat tasje uit de handen van die [slachtoffer] heeft/hebben gerukt en/of getrokken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
Aanleiding voor het onderzoek was een melding op zondag 3 oktober 2010. Twee verbalisanten werden op straat aangesproken door drie meisjes, zij vertelden dat één van hen rond 14.50 uur te Apeldoorn beroofd was van haar handtas. De dader was een vrouw en zij had gedreigd met een schaar.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard op basis van de deels bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting, de aangifte van [slachtoffer] en de verklaringen van getuigen [getuige A] en [getuige B]. Verdachte betwist dat zij het slachtoffer met de schaar en met woorden heeft bedreigd, maar het slachtoffer is hier in haar aangifte duidelijk over. Ook de getuigen ondersteunen het verhaal van aangeefster en verdachte heeft toegegeven dat zij een schaar bij zich had, zodat alle gedachtestreepjes van de tenlastelegging bewezen kunnen worden.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er voldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, met dien verstande dat niet bewezen kan worden verklaard dat sprake is van het toeschreeuwen of toeroepen van het slachtoffer met de woorden "Ik snij je helemaal open" (derde gedachtestreepje) en het een of meer beweging(en) maken met de schaar in de richting van het slachtoffer (vierde gedachtestreepje). Getuige [getuige A] liep naast het slachtoffer, maar heeft niet gezien dat er gedreigd is met de schaar en zij heeft ook de toegeschreeuwde of toegeroepen bedreiging richting het slachtoffer niet gehoord. Dit in combinatie met de pertinente ontkenning van verdachte op deze punten, moet ertoe leiden dat verdachte van deze onderdelen worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend het tenlastegelegde te hebben gepleegd, met uitzondering van hetgeen tenlaste is gelegd onder het derde en vierde gedachtestreepje.
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde, waaronder ook hetgeen onder het derde en vierde gedachtestreepje is vermeld, wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank vindt hiervoor redengevend de aangifte van [slachtoffer]2, de verklaring van getuige [getuige A]3, de verklaring van getuige [getuige B]4 en de verklaringen van verdachte die zij ter terechtzitting heeft afgelegd.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij met haar vriendin [getuige A] op 3 oktober 2010 in de binnenstad van Apeldoorn was. Tussen 14.45 uur en 15.00 uur voelde ze plotseling dat er van achteren aan haar tas werd getrokken. Ze had een klein tasje bij zich en droeg dat kruislings aan een smalle draagriem over haar schouder, voor haar borst langs. Ze pakte het tasje met haar rechter hand vast om te voorkomen dat het weg zou worden getrokken. Ongeveer op dat moment voelde ze ook dat de draagriem van het tasje van haar schouder afgleed. Ze draaide zich om en zag een onbekende vrouw achter haar staan en zij trok aan haar tasje. Ze zei: "geef terug, die is van mij". [slachtoffer] trok het tasje snel naar zich toe. Een moment later zag [slachtoffer] dat de vrouw een schaar in haar hand had. Het was een verchroomde schaar van ongeveer 15 tot 20 centimeter. Ze stak met de schaar in de richting van [slachtoffer]. Op dat moment zei ze: "Ik snij je helemaal open". Dat deed ze niet in een snelle beweging, maar de schaar kwam een beetje trillerig haar kant op. Ze bewoog de schaar in de richting van het hoofd of de borst van [slachtoffer]. [slachtoffer] schrok daarvan. De schaar kwam ongeveer dertig centimeter vanaf haar hoofd dan wel haar borst. [slachtoffer] stapte achteruit en liet haar tasje los. Dat deed ze omdat ze bang was voor de bedreiging met de schaar. Als die vrouw haar niet had bedreigd, dan had [slachtoffer] haar tasje nooit losgelaten. In de tas zaten onder andere een ID-kaart, één euro en een mobiele telefoon van het merk HTC, type Desire.
Getuige [getuige A] heeft verklaard dat zij op 3 oktober 2010 omstreeks 14.50 uur met haar vriendin [slachtoffer] in de binnenstad van Apeldoorn liep. Het viel haar op dat twee vrouwen indringend naar hen stonden te kijken. Toen ze de vrouwen ongeveer tien meter gepasseerd waren, zag ze ineens dat [slachtoffer] met de vrouw met blonde krullen aan het worstelen was. Ze zag dat de vrouw het handtasje van [slachtoffer] probeerde af te pakken en [slachtoffer] wilde dit voorkomen door het tasje terug te trekken. [slachtoffer] vertelde [getuige A] dat de vrouw het hengsel van haar tasje had doorgeknipt met een schaar. Daarna vertelde ze dat ze ook was bedreigd met een schaar door de blonde vrouw. Vervolgens vertelde [slachtoffer] aan [getuige A] dat ze haar handtas had afgegeven, omdat de vrouw met de schaar voor haar neus riep dat ze haar in stukken zou snijden.
Getuige [getuige B] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat een vrouw met blond lang krullend haar hard wegrende en een klein dames schoudertasje in haar hand had. Zij zag om de hoek een andere vrouw met kort donker haar staan met een fiets in haar hand. Zij stond die fiets af aan de vrouw die hard rennend was aan komen lopen.
De rechtbank acht de ontkenning van verdachte dat zij het slachtoffer heeft toegeschreeuwd en heeft bedreigd met een schaar niet aannemelijk, mede omdat zij eerder anders heeft verklaard over dit feit. Tijdens haar eerste verklaringen bij de politie heeft verdachte namelijk ontkend dat zij dit feit heeft gepleegd. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de aangifte van [slachtoffer]. Getuige [getuige A] heeft verklaard dat ze ineens zag dat [slachtoffer] aan het worstelen was met de vrouw met blonde krullen nadat ze de twee vrouwen die indringend stonden te kijken ongeveer tien meter gepasseerd waren. Het is goed mogelijk dat [getuige A] niet alles heeft meegekregen. Wel heeft [getuige A] verklaard dat [slachtoffer] haar na het voorval meteen heeft verteld dat ze bedreigd is met een schaar en dat de vrouw met de schaar voor haar neus tegen [slachtoffer] riep dat ze haar in stukken zou snijden. Daarbij heeft verdachte toegegeven dat ze een schaar bij zich had en deze ook gebruikt heeft om de riem van het tasje door te knippen. Verdachte heeft tijdens de diefstal van het tasje een schaar bij zich gehad en er is een worsteling geweest met [slachtoffer], omdat [slachtoffer] haar tasje niet meteen wilde afgeven. Op grond van deze combinatie van aanwijzingen vindt de rechtbank dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, inclusief hetgeen onder het derde en vierde gedachtestreepje tenlaste is gelegd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 03 oktober 2010, te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud (o.a. geld en een ID-bewijs en een mobiele telefoon (HTC, desire), toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- aan die tas van die [slachtoffer] heeft gerukt en/of getrokken en
- duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer] een schaar heeft vastgehouden en
- (daarbij) die [slachtoffer] heeft toegeschreeuwd of toegeroepen "Ik snij je helemaal open" en
- een beweging met die schaar in de richting van die [slachtoffer] heeft gemaakt en
- met die schaar een draagriem van dat tasje heeft doorgeknipt en
- dat tasje uit de handen van die [slachtoffer] heeft getrokken.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
Diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meerdere verenigde personen
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft in dit verband betoogd dat het een ernstig feit is waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt, verdachte heeft veel angst veroorzaakt bij het slachtoffer en het slachtoffer is hiervoor in therapie. Tevens heeft de officier van justitie bij deze vordering rekening gehouden met het forse strafblad van verdachte en de conclusie van de reclassering dat de kans op herhaling groot wordt geacht.
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest op te leggen. Gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS en vergelijkbare uitspraken is de eis van de officier van justitie te hoog.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een ernstig feit, dat veel angst bij het slachtoffer heeft veroorzaakt. Het slachtoffer heeft nog steeds last van de gevolgen van dit feit. Verdachte heeft bij het plegen van het feit gebruik gemaakt van een scherp voorwerp en heeft het feit gepleegd te midden van het winkelend publiek. Daarbij wordt het verdachte aangerekend dat zij niet volledig openheid van zaken heeft gegeven over de vraag waar de spullen van het slachtoffer zijn gebleven. De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat zij eerder is veroordeeld, waaronder voor het plegen van een vergelijkbaar delict. Deze straffen en de daarin begrepen waarschuwingen hebben haar er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een dergelijk strafbaar feit te plegen. De aard en de ernst van het feit rechtvaardigen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw de oriëntatiepunten van het LOVS.
Al het voorgaande in aanmerking nemend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren, passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Hierbij is ook rekening gehouden met de conclusies uit het rapport van de reclassering5.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde. De vordering bestaat uit een bedrag van € 1.432,00 voor materiële kosten, uit een bedrag voor de toekomstige kosten voor behandeling bij de psycholoog en uit een bedrag van € 500,00 voor immateriële kosten.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag van € 1.932,00 (€ 1.432,00 materiële kosten en € 500,00 immateriële kosten) schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar. Hierin zijn 12 sessies bij de psycholoog à € 90,00 per sessie toegewezen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu onduidelijk is hoeveel kosten de benadeelde partij voor de behandeling bij de psycholoog in relatie tot dit feit nog zal maken. De benadeelde partij kan derhalve dit gedeelte van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meerdere verenigde personen;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [plaats, adres], gironummer [nummer], van een bedrag van € 1.932,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2010 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 1.932,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 oktober 2010, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 29 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Aldus gewezen door mrs. Kleinrensink, voorzitter, Van der Mei en Davids, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 april 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL06212010146369-1, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 21 oktober 2010.
2 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (ongenummerd)
3 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (ongenummerd)
4 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (ongenummerd)
5 Reclasseringsadvies d.d. 2-12-2010