RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460221-09
Uitspraak d.d.: 15 april 2011
tegenspraak
[verdachte A],
geboren te [plaats] (Marokko) op [1987],
wonende te [plaats, adres],
raadsman: mr. [verbalisant A], advocaat te Utrecht
De zaak is behandeld door de politierechter op de terechtzitting van 24 februari 2010 en vervolgens verwezen naar de meervoudige kamer. De zaak is verder behandeld door de meervoudige kamer van deze rechtbank op de terechtzitting van 1 april 2011. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op die terechtzitting.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 februari 2009, te Didam, gemeente Montferland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een service/tankstation heeft weggenomen een of meer slof(fen) en/of pakje(s) sigaretten, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation]. en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een koevoet, althans een voorwerp in zijn hand(en), dreigend in de richting van die [slachtoffer], die in een auto, dicht bij het servicestation, zat te kijken en/of te observeren is/zijn gelopen en/of met die koevoet, althans dat voorwerp, op/tegen de auto heeft/hebben geslagen, althans getroffen;
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Het bewijs kan gebaseerd worden op de aangifte van [slachtoffer], de foto’s in het dossier van de vluchtauto en de bevindingen van wat er in deze auto is gevonden, de foto’s van de vernielingen van de auto van [slachtoffer] en de herkenning van verdachte door verbalisanten [verbalisant A] en [verbalisant B]. De vluchtauto is te koppelen aan deze inbraak, gekeken naar waar en hoe deze is aangetroffen. Er zijn meerdere persoonlijke spullen van verdachte in de vluchtauto gevonden, waaronder zijn Nederlands paspoort, een OV-studentenkaart en een europas. De officier van justitie acht de verklaring die verdachte geeft voor de aanwezigheid van deze spullen in de vluchtauto onaannemelijk gekeken naar de spullen die het betreft. Daarbij hebben twee verbalisanten onafhankelijk van elkaar op ambtseed verklaard dat zij verdachte herkennen op de videobeelden en de foto’s. Zij kennen verdachte uit hoofde van hun functie als wijkagent.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hij heeft betoogd dat er onvoldoende wettig bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen. De herkenningen van de verbalisanten [verbalisant A] en [verbalisant B] zijn onvoldoende betrouwbaar om voor het bewijs te gebruiken en dienen daarvan uitgesloten te worden. Voor het overige zijn er geen aanwijzingen die duiden op betrokkenheid van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende overtuigend bewijs is waaruit (rechtstreeks) blijkt dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De herkenning van verdachte op de videobeelden en de foto’s door verbalisanten [verbalisant A] en [verbalisant B] zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om als overtuigend bewijs te dienen. Zowel [verbalisant A] als [verbalisant B] wist voor het tonen van deze videobeelden en de foto’s dat er persoonlijke spullen van verdachte waren gevonden in de vluchtauto en dat er dus een grote kans was dat verdachte op deze videobeelden te zien zou zijn. De persoon die als verdachte zou moeten doorgaan, is op de videobeelden en de foto’s in het dossier slechts te zien met een petje en een doek voor zijn neus en mond, waardoor alleen zijn ogen zichtbaar zijn. De rechtbank is van oordeel dat dit de herkenning zeer lastig maakt, omdat maar een zeer beperkt gedeelte van het gezicht zichtbaar is. Nu verbalisanten voor het tonen van de videobeelden en de foto’s ervan op de hoogte waren dat zij mogelijk verdachte zouden zien op de beelden, leveren hun bevindingen wellicht een redelijke verdenking op maar de rechtbank acht deze beelden en de herkenningen door [verbalisant A] en [verbalisant B] onvoldoende om als zelfstandige bewijsmiddelen te dienen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte met betrekking tot de spullen die van hem in de vluchtauto zijn gevonden niet onaannemelijk. Dit betekent dat uit de aanwezigheid van de onderhavige spullen van verdachte in de auto niet kan worden afgeleid dat hij betrokken is geweest bij het plegen van het feit.
Nu er voor het overige geen bewijs is tegen verdachte, waaruit zijn betrokkenheid bij het feit rechtstreeks volgt, moet bij deze stand van zaken vrijspraak volgen voor het ten laste gelegde feit.
In beslag genomen voorwerpen
Nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de rechthebbende.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partijen [tankstation] en [slachtoffer] hebben zich met ieder een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde feit.
Deze benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, nu verdachte is vrijgesproken van het ten laste gelegde. De benadeelde partijen kunnen derhalve hun vorderingen slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
• gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan de rechthebbende, te weten:
- 3 boodschappentassen van ‘Paris’, ‘Matisse uit [adres]’ en ‘Les nouveaux commercants’;
- 1 witte schoen van het merk Cruyff;
- 1 cadeaubon, uitgegeven door Ici Paris Veenendaal, afgiftedatum december 2008;
• verklaart de benadeelde partijen [tankstation] en [slachtoffer] niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Aldus gewezen door mrs. Davids, voorzitter, Kleinrensink en Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 april 2011.
mr. Kleinrensink is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.