ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ1372

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
15 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/850600-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • Kleinrensink
  • Davids
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van poging tot aanranding te Doetinchem

In de zaak tegen de verdachte, geboren in Turkije, werd op 15 april 2011 door de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van poging tot aanranding van een slachtoffer in Doetinchem op 6 mei 2010. De tenlastelegging omvatte het dwingen van het slachtoffer tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, waarbij de verdachte ongevraagd zijn blote penis toonde en daarbij expliciete opmerkingen maakte. Tijdens de zitting op 1 april 2011 werd het bewijs besproken, waarbij de officier van justitie concludeerde tot bewezenverklaring op basis van de aangifte van het slachtoffer en verklaringen van getuigen. De verdediging pleitte echter voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig bewijs was om de beschuldigingen te onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en de getuigen niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De rechtbank vond dat er geen direct bewijs was dat de lezing van het slachtoffer ondersteunde en dat de getuigen enkel op basis van horen zeggen verklaarden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij het feit had gepleegd. Tevens werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer onder leiding van voorzitter M. van der Mei, met de rechters Kleinrensink en Davids, en griffier mr. Oosting.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850600-10
Uitspraak d.d.: 15 april 2011
tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Turkije) op [1953],
wonende te [plaats, adres],
raadsvrouw: mr. Sanders, advocaat te Doetinchem.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 april 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 06 mei 2010 te Doetinchem,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)
[slachtoffer] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), de arm van die [slachtoffer] heeft gepakt terwijl hij haar ongevraagd en onverhoeds
zijn blote penis toonde en daarbij het volgende tegen haar zei "Zie je dat ik besneden ben?" Pak hem maar even vast", althans woorden van soortgelijke strekking,
art 246 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Het bewijs kan gebaseerd worden op de aangifte van [slachtoffer], de ondersteunende verklaring van [getuige A], de verklaringen van [getuige B], [getuige C], [getuige D] en [getuige E] en op hetgeen verdachte over [slachtoffer] heeft gezegd tegen [bedrijfsleider]. De officier van justitie acht de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar, zij heeft voorafgaand aan de aangifte haar verhaal aan diverse mensen verteld en hierover consistent verklaard. [slachtoffer] was geraakt en geëmotioneerd toen zij over het ten laste gelegde feit sprak. Uit de verklaring blijkt tevens dat [slachtoffer] overgehaald moest worden om aangifte tegen verdachte te doen. Voor het bewijs is verder van belang dat verdachte in het gesprek met zijn [bedrijfsleider] direct heeft gezegd dat het om [slachtoffer] moest gaan, terwijl dit niet aan verdachte was medegedeeld. Tenslotte heeft verdachte na het voorval smsjes gestuurd naar [slachtoffer] en ook naar getuige [getuige A].
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Zij heeft betoogd dat er onvoldoende wettig bewijs aanwezig is om tot een bewezenverklaring te komen. De verklaringen van [slachtoffer] en verdachte met betrekking tot het gedrag, zoals verwoord in de tenlastelegging, zijn volkomen tegenstrijdig. Ook uit de verklaringen van de overige gehoorde personen in het dossier, die het verhaal van horen zeggen hebben, is geen eenduidig beeld te verkrijgen van het verloop van de gebeurtenissen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging gekregen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is waaruit blijkt dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting uitdrukkelijk ontkend het ten laste gelegde feit te hebben gepleegd. Direct bewijs dat de lezing van aangeefster [slachtoffer] ondersteunt, is niet voorhanden. De verklaringen van de getuigen zouden onder omstandigheden elkaar in bewijsrechtelijke zin kunnen ondersteunen, maar geen van de getuigen kan uit eigen ervaring of waarneming verklaren. Ieder verklaart op basis van wat hij/zij heeft gehoord van aangeefster [slachtoffer]. Dat verdachte tegenover zijn [bedrijfsleider] de koppeling heeft gemaakt dat zijn schorsing te maken zou hebben met [slachtoffer], terwijl verdachte toen nog niet wist dat zij een klacht over verdachte had ingediend, vindt de rechtbank onvoldoende bijdragen tot het bewijs, gelet op de verklaring die de verdachte daarvoor heeft gegeven: verdachte heeft meerdere van zijn collega’s gebeld met de vraag wat er aan de hand was en waarom hij geschorst was. Iedereen heeft toen zijn telefoon beantwoord, behalve [slachtoffer].
Bij deze stand van zaken moet vrijspraak volgen voor het ten laste gelegde feit.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces ten aanzien van het ten laste gelegde feit.
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen, nu verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Beslissing
De rechtbank:
• verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
• verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Van der Mei, voorzitter, Kleinrensink en Davids, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Oosting, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 april 2011.