RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940303-10
Uitspraak d.d.: 18 februari 2011
Tegenspraak / dip, oip
[verdachte],
geboren te [plaats] (Marokko) op [1991],
wonende te Zutphen,
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Zutphen.
Raadsman: mr. J. Zevenboom, advocaat te Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
10 november 2010 en 4 februari 2011.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 4 februari 2011 is gewijzigd, is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij in de nacht van 28 juli op 29 juli 2010, te Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer A] van het leven te beroven, met dat opzet met (een) sabel(s)/zwaard(en) en/of (een) klewang(s), althans met een scherp en metalen voorwerp, en/of met een stuk hout en/of houten (honkbal)knuppel(s), althans met (een) voorwerp(en), (meermalen) met kracht op/tegen het hoofd en/of, terwijl die [slachtoffer A] op de grond lag, (meermalen) in de richting van zijn hoofd en/of (meermalen) op/tegen de arm(en) en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestoten en/of hem (meermalen) heeft/hebben geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij in de nacht van 28 op 29 juli 2010, te Zutphen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, (te weten [slachtoffer A]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een gebroken (onder)arm en/of een of meer gebroken en/of gekneusde ribben en/of een of meer snijwonden in/aan het gezicht), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (meermalen) met (een) sabel(s)/zwaard(en) en/of (een) klewang(s), althans met een scherp en metalen voorwerp, en/of met een stuk hout en/of (een) houten (honkbal)knuppel(s), althans met een voorwerp, (meermalen) met kracht op/tegen het hoofd en/of, terwijl die [slachtoffer A] op de grond lag, (meermalen) in de richting van zijn hoofd en/of (meermalen) op/tegen de arm(en) en/of op/tegen het lichaam te slaan en/of te stoten en/of hem (meermalen) te trappen/schoppen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de nacht van 28 juli op 29 juli 2010, te Zutphen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met (een) sabel(s)/zwaard(en) en/of (een) klewang(s), althans met een scherp en metalen voorwerp, en/of met een stuk hout en/of houten (honkbal)knuppel(s),
althans met (een) voorwerp(en), (meermalen) met kracht op/tegen het hoofd en/of, terwijl die [slachtoffer A] op de grond lag, (meermalen) in de richting van zijn hoofd en/of (meermalen) op/tegen de arm(en) en/of op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestoten en/of hem (meermalen) heeft/hebben geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 28 juli 2010, te Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer B], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer B] met een mes, althans met een scherp en puntig voorwerp, in de arm/schouder, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of gestoten, althans getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 28 juli 2010, te Zutphen, [slachtoffer B] opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] met een mes, althans met een scherp en puntig voorwerp, in de arm/schouder, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of gestoten, althans getroffen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een steekwond), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 29 juli 2010, te Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer C] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer C] (een) sabel(s)/zwaard(en) en/of (een) klewang(s) en/of (een) houten (honkbal)knuppel(s), althans een stuk hout, en/of een schede van een sabel/zwaard vastgehouden en/of achter die [slachtoffer C]
is/zijn aangerend of gelopen en/of vervolgens in de richting van die [slachtoffer C] heeft geslagen, althans slaande beweging(en) heeft/hebben gemaakt;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 6 juni 2010, te Zutphen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer D] met een schaar(tje) en/of met een aansteker, althans met een scherp en/of puntig voorwerp tegen/in het hoofd en/of een arm heeft geslagen en/of gesneden, in ieder geval die [slachtoffer D] (met kracht) tegen/op het hoofd heeft gestompt en/of geslagen en/of gekrabd, waardoor deze [slachtoffer D] letsel ((een) snijwond(en) op het hoofd en/of arm) heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden; (parketnummer 940211-10)
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
1. Op 28 juli 2010 omstreeks 23.25 uur vond er in Zutphen een geweldsincident plaats tijdens de Zutphense zomerfeesten. In de Lombardsteeg werd [slachtoffer B] met een mes gestoken (feit 2). Een uur later, op 29 juli 2010 omstreeks 00.25 uur vond er aan de [adres] te Zutphen eveneens een geweldsincident plaats. [slachtoffer A] werd met een sabel/zwaard en een stok geslagen. [slachtoffer C], het neefje van eerdergenoemde [slachtoffer B], was daarbij aanwezig (feiten 1 en 3).
Voornoemde [slachtoffer B] en [slachtoffer A] werden diezelfde avond/nacht in het ziekenhuis aan hun verwondingen behandeld en konden (kort) na de behandeling het ziekenhuis verlaten. Daarnaast vond er op 6 juni 2010 in de binnenstad van Zutphen een vechtpartij plaats, waarbij [slachtoffer D] is geslagen en gewond is geraakt aan zijn hoofd en arm (feit 4).
Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft allereerst geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 primair ten laste gelegde. Voor zover verdachte ten aanzien van dit feit een beroep doet op noodweer, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat dit beroep niet kan slagen, nu niet is komen vast te staan dat op dat moment sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding richting verdachte. Uit alle getuigenverklaringen blijkt dat het juist verdachte was die uitdagend de confrontatie zocht, aldus de officier van justitie.
Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie nog naar voren gebracht dat het slaan met sabels en trappen van de op de grond liggende [slachtoffer A] naar haar uiterlijke verschijningsvorm een poging doodslag oplevert. Verdachte en zijn broer hebben hierbij bewust en nauw samengewerkt en zijn over en weer verantwoordelijk voor elkaars geweldshandelingen.
Voor zover verdachte ten aanzien van deze feiten eveneens een beroep heeft gedaan op noodweer(exces), kan dit beroep volgens de officier van justitie evenmin slagen. Niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding dan wel een dreiging daartoe van de zijde van [slachtoffer A] en [slachtoffer C] in de richting van de familie van verdachte op het moment dat [slachtoffer A] en [slachtoffer C] bij de woning van verdachte komen. Indien de rechtbank er evenwel vanuit gaat dat op dat moment sprake was van een noodweersituatie, was deze situatie beëindigd op het moment dat [slachtoffer A] en [slachtoffer C] op de vlucht sloegen. Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat - mede gelet op het voorgaande - in ieder geval geen sprake (meer) was van een noodweersituatie op het moment dat het daadwerkelijke geweld op [slachtoffer A] werd uitgeoefend. Het door verdachte en zijn medeverdachte toegepaste geweld op [slachtoffer A] was derhalve niet gerechtvaardigd. Van noodweerexces of verschoonbaar tardief noodweer - ook indien wel zou moeten worden uitgegaan van een eerdere noodweersituatie - is geen sprake geweest. De stelling dat [slachtoffer C] met een mes aan de deur stond, vindt onvoldoende steun in andere verklaringen.
Tot slot heeft de officier van justitie geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. Door en namens verdachte is allereerst naar voren gebracht dat hij van het onder 2 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat bij verdachte het (voorwaardelijk) opzet aanwezig was om aangever [slachtoffer B] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Bovendien kan - gelet op de aard van de handeling - niet gezegd worden dat verdachte bewust de kans heeft aanvaard dat er zwaar lichamelijk letsel zou optreden noch dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op intreden van het ten laste gelegde gevolg.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging zich voorts op het standpunt gesteld dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard ten aanzien van de strafverzwarende omstandigheid "tengevolge waarvan hij zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen". Daartoe is aangevoerd dat onder 2 primair de onvoltooide zware mishandeling ten laste is gelegd en onder 2 subsidiair de voltooide zware mishandeling, hetgeen innerlijk tegenstrijdig is. De tenlastelegging voldoet in zoverre niet aan de daarvoor gestelde eisen. Voor zover de rechtbank anders oordeelt, dient vrijspraak te volgen voor de onder 2 subsidiair ten laste gelegde strafverzwarende omstandigheid, nu er onvoldoende bewijs aanwezig is dat aangever [slachtoffer B] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Tot slot is door de verdediging ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde een beroep gedaan op noodweer. Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging noodzakelijk was.
Door en namens verdachte is ter terechtzitting ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde allereerst naar voren gebracht dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat de handelingen niet zijn te kwalificeren als een poging doodslag, waarbij tevens is gewezen op het bij aangever [slachtoffer A] geconstateerde letsel. Het voorgaande is onvoldoende om (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer A] aan te nemen. In dit verband is tevens naar voren gebracht dat verdachte met een ongeslepen sierzwaard heeft geslagen.
Subsidiair is door de verdediging naar voren gebracht dat verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 3 een geslaagd beroep op noodweer(exces) toekomt. Verdachte heeft zichzelf en zijn moeder verdedigd tegen een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding. Als gevolg van een hevige gemoedsbeweging is verdachte echter doorgeslagen in die verdediging. Bij het ontstaan van die hevige gemoedsbeweging zijn de direct voorafgaande wederrechtelijke aanrandingen doorslaggevend geweest, maar ook andere factoren hebben volgens de verdediging een rol gespeeld. De verdediging heeft in dit verband verwezen naar de omstandigheid dat verdachte en zijn medeverdachte eerder die avond zijn geslagen in de binnenstad van Zutphen. Voorts is van belang het eerdere steekincident op die avond en verder dat [slachtoffer A] en [slachtoffer C] na middernacht naar de woning van verdachte en zijn medeverdachte zijn gegaan om verhaal te halen over dat eerdere steekincident.
De verdediging heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van feit 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank zal evenals de officier van justitie en de raadsman ter terechtzitting hebben gedaan, de feiten 1 tot en met 3 in chronologische volgorde behandelen en bespreken. Bij de beoordeling van die feiten gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
5. Op 28 juli 2010 was verdachte in de binnenstad van Zutphen.2 Aangever [slachtoffer B] (hierna: [slachtoffer B]) was met zijn vrienden eveneens in de binnenstad.3 In de Beukerstraat ter hoogte van de Lombardsteeg zag [slachtoffer B] verdachte. Laatstgenoemde kwam in de richting van [slachtoffer B] en zijn vrienden lopen. [slachtoffer B] is op hem afgestapt en toen hij op ongeveer één meter afstand van verdachte stond, zag [slachtoffer B] dat verdachte met één van zijn armen met kracht in zijn richting sloeg. Hierop voelde hij direct een stekende pijn in zijn arm. Verdachte rende hierna direct weg.4 [slachtoffer B] is naar het ziekenhuis gebracht, alwaar werd geconstateerd dat hij een snijwond had. Deze verwonding is gehecht.5
De aangifte van [slachtoffer B] wordt bevestigd door de verklaringen van getuigen [getuige A]6 en [getuige B]7. Hoewel getuige [getuige B] niet heeft gezien dat verdachte heeft gestoken, zag hij wel dat [slachtoffer B] naar verdachte liep, dat verdachte een slaande beweging maakte naar [slachtoffer B], zich ineens omdraaide en vervolgens wegrende. Daarna hoorde hij dat [slachtoffer B] zei dat hij last van zijn arm had en dat iemand riep "een mes".8
Verdachte heeft erkend dat hij [slachtoffer B] in de Lombardsteeg te Zutphen met een mes in diens schouder heeft gestoken.9 Nadat hij is weggerend, heeft hij het door hem gebruikte mes in de Rosmolensteeg weggegooid.10 Door de politie werd in de Rosmolensteeg tussen de planten in de tuin, een ingeklapt zakmes met een bruin houten handvat aangetroffen.11 Verdachte heeft over dit mes verklaard dat dit het mes is, waarmee hij aangever [slachtoffer B] heeft gestoken.12
6. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte [slachtoffer B] met een mes in zijn schouder heeft gestoken.
7. Ter beoordeling staat vervolgens de vraag of dit als een poging tot zware mishandeling kan worden gekwalificeerd, zoals door de officier van justitie bepleit. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald vervolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Voorts is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan, dan dat degene die de handeling verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Naar het oordeel van de rechtbank gaat het vorengaande niet op voor het door verdachte eenmaal steken met het mes in de schouder van [slachtoffer B]. Deze handeling is naar haar uiterlijke verschijningsvorm niet gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte dient om die reden van het onder 2 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
8. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Door de verdediging is met betrekking tot dit feit allereerst aangevoerd dat de dagvaarding partieel nietig moet worden verklaard ten aanzien van het onderdeel "tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen", nu de dagvaarding in zoverre innerlijk tegenstrijdig is met het primair ten laste gelegde, waarin verdachte een onvoltooide zware mishandeling ten laste is gelegd.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Zij overweegt daartoe dat ten aanzien van het primair ten laste gelegde het opzet mede moet zien op het willen toebrengen van het zwaar lichamelijk letsel, terwijl het subsidiair ten laste gelegde onderdeel "tengevolge waarvan hij zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen" een strafverzwarende omstandigheid betreft. Het gaat hier om een gevolg waarop het opzet niet was gericht. Gelet hierop verwerpt de rechtbank het door de verdediging gevoerde verweer.
9. Naar het oordeel van de rechtbank kan het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Voor zover verdachte verweten wordt dat het steken met het mes in de schouder bij aangever [slachtoffer B] zwaar lichamelijk letstel heeft veroorzaakt, volgt de rechtbank dit niet. Uit de beschikbare medische informatie blijkt dat aangever [slachtoffer B] in het ziekenhuis behandeld is en dat hij diezelfde avond het ziekenhuis weer heeft mogen verlaten. Voorts had hij een snijwond welke was gehecht en de geschatte genezing was een paar weken afhankelijk van de spierschade.13 Nu voor het overige geen medische informatie over het letsel van [slachtoffer B] beschikbaar is, kan niet gezegd worden dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte dient derhalve van dit (strafverzwarende) onderdeel te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de feiten 1 en 3
10. Na voormeld incident in de Lombardsteeg te Zutphen, zijn aangever [slachtoffer A] (hierna: [slachtoffer A]) en het neefje van [slachtoffer B], aangever [slachtoffer C] (hierna: [slachtoffer C]) naar het woonadres van verdachte gegaan, te weten de [adres] te Zutphen, om naar eigen zeggen verhaal te halen over het steekincident eerder op die avond.14
11. De rechtbank gaat er bij de beoordeling van de feiten 1 en 3 allereerst vanuit dat [slachtoffer A] en [slachtoffer C], anders dan zijzelf hebben verklaard, in opgewonden en boze toestand naar de woning aan de [adres] zijn gegaan. De rechtbank neemt in dit verband onder meer in aanmerking dat [slachtoffer C] in het ziekenhuis meerdere malen riep dat de persoon die dit (het steken van [slachtoffer B]) gedaan had, hier niet mee weg zou komen en er spijt van zou krijgen.15 Voorts heeft getuige [getuige C] verklaard dat er op de deur werd gebonsd en dat - toen zij de deur had opengedaan - door [slachtoffer A] en [slachtoffer C] werd geschreeuwd.16
12. Verder gaat de rechtbank bij de beoordeling van de feiten 1 en 3 uit van de volgende feiten en omstandigheden.
13. Op het moment dat [slachtoffer A] en [slachtoffer C] omstreeks 00.25 uur bij de woning van verdachte en zijn medeverdachte aankwamen, werd de voordeur - na aanbellen of hard bonzen - opengedaan door getuige [getuige C].17 Vanaf dit moment lopen de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte enerzijds en de verklaringen van [slachtoffer A] en [slachtoffer C] anderzijds uiteen.
De lezing van verdachte en zijn medeverdachte is als volgt.
Op het moment dat [getuige C] de deur open deed, hoorden medeverdachte [medeverdachte] - die toen al in bed lag - en verdachte mensen schreeuwen.18 Verdachte hoorde dat hij naar buiten moest komen. Toen verdachte naar buiten keek, zag hij zijn moeder en [getuige C] buiten staan, tegenover [slachtoffer A] en [slachtoffer C].19 Medeverdachte [medeverdachte] herkende aan de stemmen dat het dezelfde jongens waren die hem eerder op die avond mishandeld hadden. Hij liep naar beneden, omdat hij het idee had dat het uit de hand ging lopen.20 Verdachte liep ook richting de voordeur. Verdachte zag dat [slachtoffer C] een mes in zijn hand hield, hetgeen hij bedreigend vond.21 Voorts verklaart medeverdachte [medeverdachte] dat verdachte voordat hij naar beneden ging een zwaard heeft gepakt.22 Verdachte is met een zwaard in zijn hand en gekleed in een witte voetbalbroek naar buiten gerend.23
Toen medeverdachte [medeverdachte] naar beneden ging en bij de voordeur kwam, zag hij getuige [getuige C] en verdachte buiten staan.24
Hierop is medeverdachte [medeverdachte] ook naar buiten gelopen alwaar hij [slachtoffer A] en [slachtoffer C] zag staan met beiden een fiets in hun handen. Ook de moeder van verdachte stond buiten. Zij werd door [slachtoffer A] aan de kant geduwd op het moment dat zij de fiets wilde pakken.25 Medeverdachte [medeverdachte] werd gelijk door [slachtoffer A] aangevallen.26 Vervolgens kwam [slachtoffer A] in de richting van medeverdachte [medeverdachte] lopen en wilde de fiets in zijn richting gooien. Hierop is medeverdachte [medeverdachte] naar binnen gerend en heeft een stok - een soort Afrikaans siervoorwerp - uit de woonkamer gepakt.27 Met deze stok is hij vervolgens naar buiten gelopen. [slachtoffer A] kwam toen wederom met de fiets op medeverdachte [medeverdachte] af. Laatstgenoemde probeerde [slachtoffer A] op afstand te houden met de stok. Medeverdachte [medeverdachte] heeft [slachtoffer A] met de stok op de linkerzijkant van het lichaam geraakt.28 Een fiets werd in de richting van de moeder van verdachte gegooid, waarbij zij geraakt werd. Verdachte liep toen met het zwaard zichtbaar in de richting van [slachtoffer A] en [slachtoffer C], waarop beiden wegliepen. [slachtoffer C] liep voorop.29
[slachtoffer A] en [slachtoffer C] renden beide weg in de richting van het eind van een doodlopende straat.30 Verdachte ging achter hen aan. Verdachte was echt boos. Verdachte heeft [slachtoffer A] toen een aantal maal geslagen.31 Verdachte zag dat [slachtoffer A] weer in de richting van zijn moeder liep en toen heeft verdachte hem met de platte kant van het zwaard op de rug geslagen, waardoor [slachtoffer A] op de grond viel.32 Ook medeverdachte [medeverdachte] zag dat [slachtoffer A] op een gegeven moment op de grond lag. Verdachte schopte hem en schold hem uit.33 Voorts werd [slachtoffer A] - terwijl deze op de grond lag - door verdachte meerdere malen geslagen met het zwaard en de schede en werd hij een paar maal in zijn zij geschopt.34 Verdachte verklaart dat hij [slachtoffer A] met de platte kant van het zwaard heeft geslagen en niet met volle kracht.35 Verdachte geeft voorts aan dat [slachtoffer A] steeds probeerde op te staan, maar dat verdachte hem bleef slaan tot [slachtoffer A] uiteindelijk bleef liggen.36 Medeverdachte [medeverdachte] verklaart dat hij [slachtoffer A] eenmaal met de stok geslagen heeft, maar dat hij er niet bij is geweest toen [slachtoffer A] op de grond lag.37 Verdachte is vervolgens weggerend en heeft het zwaard weggegooid. 38
De lezing van [slachtoffer A] en [slachtoffer C] is als volgt.
Verdachte en zijn medeverdachte trokken, nadat [getuige C] de deur had dichtgedaan, de deur open en renden naar buiten.39 De één had een knuppel in de hand en de ander een zwaard, waarmee ze [slachtoffer A] en [slachtoffer C] gelijk aanvielen.40 Volgens [slachtoffer C] begonnen verdachte en zijn medeverdachte gelijk op hen in te steken.41 Ze stormden achter elkaar op hen af met slaande bewegingen. Degene met het zwaard (zonder hoes) kwam met opgeheven zwaard op [slachtoffer A] af.42 Op het moment dat de twee jongens met de zwaarden op [slachtoffer A] en [slachtoffer C] kwamen afrennen, pakten laatstgenoemden ieder een fiets, welke zij vervolgens van zich af hebben gegooid.43 Met de fietsen wilden zij zich afweren.44 [slachtoffer C] verklaart dat hij de moeder niet heeft gezien aan de deur en dat hij ook niet heeft gezien dat [slachtoffer A] een fiets in haar richting gooide.45 Ze zijn vervolgens weggerend.46 [slachtoffer C] zag dat [slachtoffer A] achter hem liep. Toen [slachtoffer C] vervolgens weer achterom keek, zag hij dat [slachtoffer A] de andere kant op liep en dat hij geslagen werd. Toen [slachtoffer C] [slachtoffer A] wilde gaan helpen, kwam de andere jongen op [slachtoffer C] af. 47 [slachtoffer C] geeft aan dat hij zich door het hele gebeuren ernstig met de dood bedreigd voelde.48
[slachtoffer A] verklaart dat hij op enig moment op zijn hoofd geslagen werd, waardoor hij ten val kwam.49 [slachtoffer A] geeft aan dat hij op zijn zij viel en vervolgens weer een klap op zijn hoofd voelde.50 Terwijl hij op de grond lag, werd hij geslagen met het zwaard. Hij heeft zich afgeweerd met zijn armen, waardoor hij wonden aan zijn armen heeft opgelopen.51 De jongen die hem sloeg had een korte witte broek aan.52 [slachtoffer A] voelde dat er continu op hem in werd geslagen en dat hij op een gegeven moment door meerdere personen geslagen werd. Hij verklaart dat hij wel twintig keer geslagen werd en dat hij door het afweren en slaan zijn armen abnormaal dik opgezwollen waren.53
[slachtoffer C] zag dat beide jongens met het zwaard op [slachtoffer A] insloegen. [slachtoffer A] beschermde zijn hoofd door zijn armen voor zijn hoofd te houden.54 Vervolgens rende de verdachte met de witte korte broek achter [slachtoffer C] aan. [slachtoffer C] is vervolgens de [adres] uitgerend. Toen [slachtoffer C] achterom keek, zag hij dat verdachte terugliep en hij zag dat verdachte weer op [slachtoffer A] begon in te slaan. [slachtoffer C] is wederom teruggelopen, maar werd weer door verdachte achterna gezeten.55 [slachtoffer C] zag dat zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] op [slachtoffer A] aan het inslaan waren.56 Nadat het slaan was opgehouden, zag [slachtoffer C] dat [slachtoffer A] bloed bij zijn hoofd had.57
14. In het ziekenhuis bleek dat [slachtoffer A] een gebroken onderarm had, mogelijke breuken aan de rechterzijde van zijn ribbenkast had. Voorts was zijn hoofd ter hoogte van zijn rechterslaap gescalpeerd.58
15. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank allereerst wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat hij samen met zijn medeverdachte [slachtoffer C] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door met de wapens - een sabel/zwaard en een houten stok met speerpunt59 - in de hand uit de woning te rennen en met die wapens slaande bewegingen te maken in de richting van [slachtoffer C]. Tussen verdachte en zijn medeverdachte was op dat moment sprake van een bewuste, nauwe en volledige medewerking.
16. De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachte [slachtoffer A] met een sabel/zwaard en een houten stok met speerpunt heeft geslagen. Zij hebben [slachtoffer A] hierbij geraakt op het hoofd, de armen en op het lichaam. Voorts hebben zij met hetzelfde zwaard en de stok meermalen op [slachtoffer A] ingeslagen, terwijl deze op de grond lag. De verklaring van medeverdachte [medeverdachte] dat hij [slachtoffer A] slechts eenmaal heeft geslagen, acht de rechtbank niet geloofwaardig, gelet op de aangifte, de verklaring van getuige [slachtoffer C] en de hieronder weergegeven verklaringen van getuige [getuige D] en [getuige E]. Getuige [getuige D] zag dat een jongen geslagen werd met het zwaard en dat hij door die klap op de grond viel. Vervolgens zag hij dat beide jongens met de zwaarden op het slachtoffer insloegen. Getuige [getuige D] zag voorts dat verdachte en zijn medeverdachte wegliepen van de jongen die op de grond lag, dat ze vervolgens terugliepen en de jongen nogmaals met de wapens sloegen.60 Beide jongens sloegen met kracht toen het slachtoffer al op de grond lag. Hij werd door beide personen meerdere keren geslagen.61 Uit de verklaring van [getuige D] ter gelegenheid van zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris strafzaken volgt, dat hij het gebeuren vanachter zijn slaapkamerraam op een afstand van vier meter heeft waargenomen. Ook getuige [getuige E] zag dat verdachte en zijn medeverdachte bleven slaan op de jongen toen die op de grond lag.62
17. Ter beoordeling staat vervolgens de vraag of dit handelen van verdachten als een poging tot doodslag kan worden gekwalificeerd. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald vervolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Voorts is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan, dan dat degene die de handeling verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
Het gedrag van verdachte en zijn medeverdachte is naar de uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht geweest op de dood van [slachtoffer A] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte en zijn medeverdachte de kans op de dood van [slachtoffer A] hebben aanvaard. De stelling van verdachte dat hij [slachtoffer A] bewust niet op het hoofd heeft geslagen acht de rechtbank niet geloofwaardig, gelet op onder meer de verwonding die [slachtoffer A] aan zijn hoofd heeft opgelopen en diens verklaring alsmede de verklaring van getuige [slachtoffer C]. Op grond hiervan acht de rechtbank het voor poging doodslag benodigde opzet, ten minste in voorwaardelijke vorm, bewezen. Het onder 1 primair ten laste gelegde kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
18. Op 6 juni 2010 was [slachtoffer D] in de binnenstad van Zutphen. Toen hij omstreeks 02.40 uur die nacht in de Beukerstraat liep, zag hij dat zijn buurjongen [naam buurjongen] uit café [naam] kwam rennen, gevolgd door vijf jongens. De vijf jongens wilden [naam buurjongen] aanvallen.63 [slachtoffer D] wilde de ruzie sussen en is tussen de jongens in gaan staan. Op dat moment werd hij door een jongen besprongen en hij voelde dat hij een klap kreeg tegen de rechterzijkant van zijn hoofd. Aangever [slachtoffer D] is vervolgens naar het ziekenhuis gegaan om zich aan zijn verwonding te laten helpen. In het ziekenhuis zag hij de jongen lopen die hem geslagen had.64 In het ziekenhuis is een snijwond aan de zijkant van zijn hoofd van ongeveer 10 centimeter lang geplakt. Voorts had [slachtoffer D] een snijwond op zijn linkeronderarm.65 Door de politie zijn deze verwondingen tijdens het opnemen van de aangifte ook waargenomen.66
Verdachte heeft verklaard dat hij die avond in café [naam] was en dat zijn broer [medeverdachte] een woordenwisseling kreeg met een jongen.67 Kort daarop ontstond er in café [naam] een vechtpartij, waarbij de broer van verdachte was betrokken. Ook verdachte kreeg een klap toen hij - naar zijn zeggen - tussenbeide gingen staan. Verdachte en zijn broer zijn vervolgens naar buiten gegaan. Na korte tijd buiten te hebben gestaan, zag hij vier jongens, waaronder de eerdergenoemde jongen, naar buiten komen rennen. Kort daarachter rende de broer van verdachte. Verdachte is er achter aangegaan.68 Tijdens het rennen had hij een aansteker in zijn hand. Verdachte rende onder meer op de jongen af die hij later in het ziekenhuis zag. Verdachte verklaart dat hij de jongen die hij in het ziekenhuis tegenkwam, wel geraakt heeft als die jongen een snee in zijn gezicht heeft. Nadat verdachte de klap had gegeven, zag hij dat de aansteker welke hij in zijn hand had kapot was.69 Ter zitting heeft hij dit feit ook toegegeven.
19. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is die aangever [slachtoffer D] tegen het hoofd heeft geslagen, terwijl hij - verdachte - een aansteker in zijn hand hield. Aangever [slachtoffer D] heeft hierdoor pijn ondervonden en letsel bekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de nacht van 28 juli op 29 juli 2010, te Zutphen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer A] van het leven te beroven, met dat opzet met een sabel/zwaard en met een stuk hout of houten knuppel meermalen met kracht op/tegen het hoofd heeft geslagen en terwijl die [slachtoffer A] op de grond lag, meermalen op/tegen de armen en op/tegen het lichaam hebben geslagen en hem meermalen hebben geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 28 juli 2010, te Zutphen, [slachtoffer B] opzettelijk mishandelend [slachtoffer B] met een mes, in de schouder heeft gestoken, tengevolge waarvan deze lichamelijk letsel (een steekwond), heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
hij op 29 juli 2010, te Zutphen, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer C] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk dreigend duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer C] een sabel/zwaard en een houten knuppel, althans een stuk hout vastgehouden en achter die [slachtoffer C] zijn aangerend en vervolgens in de richting van die [slachtoffer C] hebben geslagen;
hij op 6 juni 2010, te Zutphen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer D] met een aansteker tegen het hoofd en een arm heeft geslagen, in ieder geval die [slachtoffer D] (met kracht) tegen/op het hoofd heeft gestompt en geslagen, waardoor deze [slachtoffer D] letsel een snijwond op het hoofd en arm heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
20. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Bespreking van het beroep op noodweer ten aanzien van feit 2
21. Door verdachte is ten aanzien van feit 2 een beroep op noodweer gedaan, waarbij hij heeft aangevoerd dat hij in de Lombardsteeg door [slachtoffer B] en diens vrienden werd omsingeld. Verdachte was eerder die avond door [slachtoffer B] en diens vrienden geslagen en verdachte was er ook van op de hoogte dat zijn broer diezelfde avond door [slachtoffer B] en diens vrienden was geslagen. Op het moment dat [slachtoffer B] in de Lombardsteeg op hem af kwam, probeerde [slachtoffer B] hem te slaan, waarop verdachte een zwaai met het mes heeft gemaakt, aldus verdachte.70
22. De rechtbank is van oordeel dat de door verdachte gestelde feiten en omstandigheden niet aannemelijk zijn geworden en dat derhalve niet kan worden geconcludeerd dat sprake was van een noodweersituatie. De verklaring van verdachte dat hij werd omsingeld door de groep waarin [slachtoffer B] zich bevond en dat [slachtoffer B] hem wilde slaan, wordt niet ondersteund door enig andere verklaring. Dit nog daargelaten dat aangever en de getuigen [getuige A], [getuige B] en [getuige F] allen hebben verklaard, dat verdachte tegen aangever riep voordat hij hem stak: "Kom maar, wie wil één op één vechten" of woorden van soortgelijke aard of strekking. Het verweer wordt derhalve verworpen.
Bespreking van het beroep op noodweer ten aanzien van de feiten 1 en 3
23. Verdachte heeft ten aanzien van de feiten 1 en 3 eveneens een beroep gedaan op noodweer(exces). Hij heeft daarbij - kort samengevat - aangevoerd dat hij zich diende te verdedigen tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn eigen en zijn moeders lijf. Hij is daarbij vervolgens doorgeslagen in zijn verdedigingshandelingen als gevolg van een hevige gemoedsbeweging die ook werd veroorzaakt door de eerder die avond plaatsgevonden aanrandingen. Verdachte was doodsbang en is in paniek geraakt.
24. De officier van justitie heeft gesteld dat een beroep op noodweer(exces) niet kan slagen.
25. De rechtbank oordeelt als volgt. Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of de begane feiten waren geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
26. De rechtbank heeft de lezingen van verdachte en zijn medeverdachte enerzijds en [slachtoffer A] en [slachtoffer C] anderzijds getoetst aan de andere zich in het dossier bevindende stukken, in het bijzonder de (onafhankelijke) getuigenverklaringen van de diverse buren, in het bijzonder de eerdergenoemde [getuige D] en [getuige E].
Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte en zijn medeverdachte in de woning waren op het moment dat [slachtoffer A] en [slachtoffer C] aan de deur kwamen. Zoals reeds overwogen gaat de rechtbank er vanuit dat [slachtoffer A] en [slachtoffer C] 'opgefokt' waren op het moment dat zij bij de woning kwamen, dat zij toen op de deur hebben gebonsd en daarbij bedreigingen hebben geuit. Verdachte en zijn medeverdachte zijn derhalve in de nachtelijke uren, voor hun eigen woning, belaagd en bedreigd door [slachtoffer A] en [slachtoffer C]. Laatstgenoemden hebben ook de moeder van verdachte bedreigd. Voorts hebben zij (op enig moment) de moeder geraakt met een fiets. In die situatie, waarin verdachte en zijn medeverdachten in een aanvankelijk niet door hen gezochte confrontatie werden bedreigd, acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte en zijn medeverdachte op dat moment gehandeld hebben in een noodweersituatie. Naar het oordeel van de rechtbank mochten verdachte en zijn medeverdachte zich op dat moment tegen deze ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding verdedigen.
27. Het pareren van deze aanranding door met een zwaard en een stok de woning uit te komen, heeft op [slachtoffer C] het beoogde resultaat gehad. Laatstgenoemde is weggerend. Gelet op het voorgaande kan de verdachte verweten bedreiging van [slachtoffer C] wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, maar is dit feit niet strafbaar - en derhalve niet kwalificeerbaar - gelet op de door de rechtbank aanwezig geachte noodweersituatie. Verdachte zal daarom voor het onder 3 ten laste gelegde worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
28. Ook [slachtoffer A] rende weg na het zien van de wapens in de handen van verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank is - gelet op het vorenoverwogene - van oordeel dat het handelen van verdachte in aanvang een noodweersituatie opleverde. Op het moment dat [slachtoffer A] en [slachtoffer C] wegvluchtten, was die situatie echter beëindigd zodat verdachte op dat moment geen geslaagd beroep meer kan doen op noodweer. Het is echter, mede gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 18 mei 1993 (NJ 1993,691), nog zeer wel mogelijk dat verdachte handelde onder invloed van een hevige gemoedsbeweging veroorzaakt door de daaraan voorafgaande dreiging van een aanval en hetgeen eerder die avond in de binnenstad van Zutphen had plaatsgevonden.
Echter op het moment dat verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer naar de grond sloegen en op hem insloegen, was naar het oordeel van de rechtbank niet alleen de noodweersituatie reeds beëindigd, maar kon ook een mogelijke hevige gemoedsbeweging niet langer voortduren door de kennelijke weerloosheid van [slachtoffer A]. In dit verband neemt de rechtbank tot slot nog in aanmerking de omstandigheid dat verdachte en zijn medeverdachte op enig moment - nadat [slachtoffer A] reeds op de grond lag - van [slachtoffer A] zijn weggelopen om vervolgens weer naar hem terug te lopen en wederom op hem in slaan. Het verweer van verdachte dat sprake was van noodweerexces wordt derhalve verworpen.
29. Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 primair : medeplegen van poging tot doodslag;
Feit 2 subsidiair en 4: : telkens, mishandeling,
Strafbaarheid van de verdachte
30. Voor zover door verdachte ten aanzien van het onder 1 primair ten laste een beroep is gedaan op noodweerexces, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij reeds heeft overwogen onder overweging 28. Het beroep wordt derhalve verworpen.
31. Ten aanzien van de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank voorts het volgende in aanmerking genomen. Naar de persoon van verdachte is psychologisch onderzoek verricht, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport van 30 december 2010, opgemaakt door drs. C. Moerland (GZ-psycholoog). In dit rapport is onder meer vermeld dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis NAO. Zijn persoonlijkheid is onrijp, onvolwassen en op meerdere levensgebieden laat hij een dusdanig disfunctioneren zien dat gesproken dient te worden van een persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is sprake van misbruik van alcohol en cannabis. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde, en wel zodanig dat daaruit mede het ten laste gelegde kan worden verklaard. Waarschijnlijk heeft een aantal, tegelijkertijd van invloed zijnde factoren een rol gespeeld in de delictsituatie, te weten zijn beperkte uitgerijptheid, zijn impulsiviteit en gebrek aan verantwoordelijkheidszin in combinatie met fors, ontremmend alcoholgebruik. Op grond van het voorgaande wordt geconcludeerd dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze over.
32. Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
33. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaar met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
34. De raadsman heeft ten aanzien van een eventuele strafoplegging bepleit een geheel voorwaardelijke straf op te leggen, waarbij is verwezen naar de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die tot uitdrukking komen in de over verdachte opgemaakte rapportages. Aan de voorwaardelijke straf kan de bijzondere voorwaarde van behandeling worden gekoppeld. Verdachte is gemotiveerd om deel te nemen en mee te werken aan een behandeling.
35. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
36. De rechtbank heeft in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan drie geweldsdelicten, waarbij de mate van geweld steeds is toegenomen. Twee van deze geweldsdelicten zijn gepleegd in het uitgaansgebied van Zutphen. De rechtbank acht dergelijke feiten zeer kwalijk en deze feiten vormen een onaanvaardbare inbreuk op een gezellige avond voor andere deelnemers aan het uitgaansleven. Bovendien versterkt het gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. In dit verband neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat verdachte op 6 juni 2010 [slachtoffer D] heeft geslagen, terwijl deze [slachtoffer D] juist degene was die de vechtende partijen probeerde te scheiden en de ruzie probeerde te sussen. Deze [slachtoffer D] heeft door het handelen van verdachte een snijwond in zijn gezicht opgelopen.
Het meest ernstige feit waarvoor verdachte thans wordt veroordeeld is de poging tot doodslag die hij samen met zijn broer heeft gepleegd. Verdachte en zijn broer hebben het slachtoffer, terwijl deze op de grond lag, geslagen met een (ongeslepen) zwaard en een houten stok. De omstandigheid dat het slachtoffer daardoor niet is overleden dan wel daaraan niet meer letsel heeft overgehouden, is een gelukkige omstandigheid die geenszins aan verdachte en zijn medeverdachte is te danken. De ervaring leert dat slachtoffers van geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden.
37. De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld.
38. De rechtbank neemt tevens in ogenschouw dat verdachte ten aanzien van de feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Met betrekking tot de persoon van verdachte neemt de rechtbank uit eerdergenoemd rapport van GZ-psycholoog Moerland nog in ogenschouw dat het forse alcohol- en cannabisgebruik, de beïnvloedbaarheid en de impulsiviteit van belang kunnen zijn voor de kans op recidive. Om dit recidivegevaar te verminderen acht de deskundige het aangewezen dat meerdere aspecten van zijn functioneren door een behandeling worden aangevat. Van belang is dat verdachte in behandeling gaat voor zijn middelenproblematiek, maar ook dat hij leert meer verantwoordelijkheid te nemen voor zijn gedrag en meer eigenheid en volwassen realiteitszin ontwikkeld - voor zover tenminste haalbaar. Volgens de psycholoog kan behandeling van de middelenproblematiek en agressieproblematiek plaatsvinden bij Tactus of een forensisch psychiatrische polikliniek als Kairos of De Ponder. Geadviseerd wordt de behandeling te laten plaatsvinden in het kader van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht. Aangegeven wordt dat indien niet wordt geïntervenieerd door middel van een behandeling, er waarschijnlijk wel enige kans op herhaling van soortgelijk gedrag aanwezig is. Hoewel verdachte aangeeft open te staan voor behandeling en begeleiding, lijkt deze motivatie vooral ingegeven door externe druk en niet zozeer door intrinsieke motivatie die voortkomt uit probleembesef. Verdachte is sterk afhankelijk van externe structuur. Naast het voorgestelde ambulante behandeltraject is het van belang dat verdachte aan het werk gaat en/of een praktijkopleiding gaat volgen.
39. Ook de reclassering heeft gerapporteerd over de persoon van verdachte. De reclassering vermeldt in haar rapport van 14 oktober 2010 dat het een zorgelijke ontwikkeling is dat de delicten in tijd ernstiger zijn geworden. Er zijn signalen dat sprake is van agressie- en/of impulsproblematiek en emotieregulatieproblematiek. De reclassering vermoedt voorts dat verdachte mogelijk bepaalde onvermogens heeft, waardoor hij niet in staat is om zichzelf grenzen te stellen of juiste keuzes te maken. De reclassering schat het recidiverisico hoog in. Daarnaast wordt ingeschat dat er een hoog risico op het onttrekken aan eventueel op te leggen voorwaarden aanwezig is. Hoewel verdachte zich enigszins zal conformeren aan de straf die hij krijgt, kiest hij bij enige ruimte snel zijn eigen pad en komt hij afspraken niet altijd na. In het rapport van 14 oktober 2010 wordt dan ook geadviseerd aan verdachte een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
In het rapport van 31 december 2010 blijkt echter dat in tegenstelling tot de vorige rapportage verdachte zich thans wel openstelt voor behandeling en begeleiding. Voorts is daarin nog vermeld dat beïnvloedbaarheid, draaglast en kwetsbaarheid maken dat verdachte sneller in de problemen komt. Hij laat zich leiden door anderen en kan geen grenzen aangeven wat betreft alcoholgebruik, drugsgebruik en vrienden. Voorts kan hij zich niet goed inleven in anderen en is er vermoedelijk sprake van een beperkte gewetensfunctie. De reclassering onderschrijft het advies van de deskundige om aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering ook indien dit inhoudt dat hij zich moet melden bij Tactus Reclassering, dat hij zich aldaar moet laten behandelen, dat hij geen softdrugs gebruikt zolang de reclassering dat nodig acht en dat verdachte contact houdt met zijn jongerencoach.
40. De rechtbank neemt in het voordeel van verdachte tevens in ogenschouw de bijzondere omstandigheden waaronder feit 1 is gepleegd. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het slachtoffer in de nachtelijke uren naar de woning van verdachte is gekomen, om op 'opgefokte' toon met een ander verhaal te komen halen. Doordat het slachtoffer onder deze omstandigheden naar de woning is gegaan, heeft hij kunnen verwachten dat er een reactie van de zijde van verdachte en zijn familie zou kunnen komen. Het door verdachte gepleegde geweld is aldus voor een deel te wijten aan het gedrag van het slachtoffer zelf.
41. Al het voorgaande in aanmerking nemend, waarbij de rechtbank in het bijzonder rekening houdt met de nog jonge leeftijd van verdachte, de omstandigheden waaronder hij de feiten heeft gepleegd en zijn enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid, acht de rechtbank een lagere straf geïndiceerd dan door de officier van justitie is gevorderd. Deze lagere straf is mede ingegeven door de beslissing dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
42. Gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank een langdurige gevangenisstraf, waarvan een deel voorwaardelijk, passend en geboden. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke straf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen.
Vordering tot schadevergoeding
43. De benadeelde partij [slachtoffer B], wonende aan de [adres], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde. Nu de benadeelde partij geen bedrag heeft ingevuld, kan niet gesproken worden van een vordering als bedoeld in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering waarop de rechtbank moet beslissen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
44. Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 41, 45, 47, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
* Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het onder 3 bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte voor dit feit van alle rechtsvervolging.
verklaart het onder 1 primair, 2 subsidiair wen 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1 primair : medeplegen van poging tot doodslag;
Feit 2 subsidiair en 4: : telkens, mishandeling,
en verklaart verdachte ten aanzien van die feiten 1;
* veroordeelt verdachte ten aanzien van onder 1 primair, 2 subsidiair en 4 bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 18 (achttien) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook indien dit inhoudt dat:
- zich binnen 5 (vijf) dagen volgend op de invrijheidsstelling zal melden bij Tactus
Reclassering aan de Piet Heinstraat 25 te Zutphen en hij zich gedurende door de
reclassering bepaalde perioden zal blijven melden zo frequent als zij nodig acht;
- hij zal deelnemen aan een behandeling bij Tactus Verslavingszorg;
- hij geen alcohol en softdrugs zal gebruiken, zolang de reclassering dat nodig acht;
- hij contact zal houden met zijn jongerencoach;
* geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Feraaune en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 februari 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna (ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3) verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL2010125420, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, Team Recherche IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 30 september 2010. Wanneer hierna (ten aanzien van feit 4) verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0630 2010081617-54, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, District IJsselstreek, gesloten en ondertekend op 2 juli 2010.
2 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p. 188)
3 Proces-verbaal van verhoor van aangifte van [slachtoffer B] (p.90)
4 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer B] (p.90) en proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer B] (p.99)
5 Schriftelijk bescheid, inhoudende de medische informatie van [slachtoffer B] (p.94)
6 Processen-verbaal van verhoor van getuige [getuige A] (p.104 en p.107-108)
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (p.129-130)
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige B] (p.130)
9 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.199) en zijn verklaring ter terechtzitting van 4 februari 2011.
10 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.105)
11 Proces-verbaal van bevindingen (p.164)
12 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.200)
13 Schriftelijk bescheid, inhoudende de medische informatie (p.94)
14 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (p.242) en proces-verbaal van verhoor van
[slachtoffer A] (p.250) en proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer C] (p.257) en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (p.269-271)
15 Proces-verbaal van bevindingen (p. 159)
16 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (p.269-271)
17 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige C] (p. ), proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer C] (p.256-257) en proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (p.250) en proces-verbaal van medeverdachte [medeverdachte] (p.366)
18 Processen-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] (p.366) en (p.370)
19 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] (p.382
20 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] (p.366) en (p.370)
21 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] (p.382)
22 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] (p.369)
23 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] (p.382)
24 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] (p.366) en (p.370)
25 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] (p.366)
26 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] (p.370)
27 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] (p.366) en (p.370)
28 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] (p.366)
29 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] (p.382)
30 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] (p.366)
31 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] (p.367)
32 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] (p.382)
33 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] (p.367)
34 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] (p.370) en proces-verbaal van verhoor van
verdachte [verdachte] (p.382)
35 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] (p.382)
36 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] (p.383)
37 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] (p.375)
38 Proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] (p.383)
39 Proces-verbaal van verhoor van aangever/getuige [slachtoffer A] (p.250) en processen-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer C] (p.256, 257 en 260)
40 Processen-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer C] (p.256, 257 en 260) en proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer A] (p.250)
41 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer C] (p.261)
42 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer A] (p.250)
43 Processen-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer C] (p.261 en 393-394) en proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (p.242)
44 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (p.242)
45 Processen-verbaal van verhoor van [slachtoffer C] (p.256-257 en 393-394)
46 Processen-verbaal van verhoor van [slachtoffer C] (p.256-257 en 393-394) en proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (p.242)
47 Processen-verbaal van verhoor van [slachtoffer C] (p.256-257 en 393-394)
48 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C] (p.254)
49 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (p.242 en 250)
50 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer A] (p.250)
51 Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer A] (p.242 en 250)
52 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (p.242)
53 Proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer A] (p.251)
54 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer C] (p.261)
55 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer C] (p.261)
56 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer C] (p.261)
57 Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer C] (p.256-257)
58 Proces-verbaal van bevindingen (p.322-323)
59 Proces-verbaal van bevindingen (p. 177en 178)
60 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D] (p.279)
61 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige D] (p.282)
62 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige E] (p.285)
63 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer D] (p.77)
64 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer D] (p.78)
65 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer D] (p.78) en een schriftelijk bescheid inhoudende de geneeskundige verklaring (p.81c)
66 Proces-verbaal van bevindingen (p.81)
67 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.114-115)
68 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.115)
69 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.122)
70 Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 4 februari 2011.