RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940019-11
Uitspraak d.d.: 10 mei 2011
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats] (Nederlandse Antillen) op [1969],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Doetinchem.
Raadsman: mr. K. Kok, advocaat te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 26 april 2011.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 januari 2011 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans een, blik(ken)/verpakking(en) (inhoudende: eau de toilette, merk Jean Paul Gaultier), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
1. Op 13 januari 2011 doet [naam] namens de [winkel], gevestigd aan de [adres te plaats] aangifte van diefstal, gepleegd op diezelfde dag.
Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. Door verdachte is toegegeven dat hij op 13 januari 2011 uit de [winkel] te Apeldoorn twee flessen eau de toilette van het merk Jean Paul Gaultier heeft weggenomen.
Beoordeling door de rechtbank
4. Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, waarbij de rechtbank zich baseert op de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [naam] namens [winkel] te Apeldoorn2;
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie3, welke verklaring hij ter terechtzitting van 26 april 2011 heeft bevestigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 13 januari 2011 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee blikken/verpakkingen (inhoudende: eau de toilette, merk Jean Paul Gaultier), toebehorende aan [winkel].
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
5. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van 2 (twee) jaar op te leggen.
6. Door en namens verdachte is ten aanzien van een eventuele strafoplegging naar voren gebracht dat verdachte reeds eerder een ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen en dat het om die reden niet nuttig is hem thans weer deze maatregel op te leggen. Verdachte wil meewerken aan een behandeling, welke bij voorkeur plaatsvindt aansluitend aan zijn detentie. Bepleit is om verdachte nog één kans te geven en hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden op te leggen en een voorwaardelijke gevangenisstraf, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook indien dit inhoudt dat hij zal deelnemen aan een behandeling.
7. Door de reclassering is geadviseerd om verdachte opnieuw een ISD-maatregel op te leggen.4 De reclassering heeft in het advies onder meer vermeld dat het na een eerdere ISD-maatregel vrij snel bergafwaarts ging met verdachte. Verdachte is geruime tijd werkloos vanwege jarenlang drugsgebruik en ondergane detenties. Hij pleegde de delicten om aan geld te komen om drugs te kopen. Ten aanzien van het onderhavige delict vertelde verdachte de reclassering dat hij geld nodig had om levensmiddelen te kunnen kopen. Tijdens detentie en klinische opnamen was er min of meer sprake van abstinentie, maar zodra verdachte weer op straat kwam, gebruikte hij. Naast basecoke gebruikte hij heroïne, cannabis en methadon. Het druggebruik is al jarenlang delictgerelateerd en verdachte roept al lange tijd dat hij wil stoppen, maar hij maakt geen interventies af en het is hem zelfstandig niet voor lange tijd gelukt. Hij ziet zelf in dat hij hulp nodig heeft.
Voorts is door de reclassering vermeld dat verdachte in detentie altijd gemotiveerd is en dan van alles wil, maar dat hij dit - eenmaal buiten - echter niet kan waarmaken. Hij valt snel terug in middelengebruik en recidive. Het recidiverisico wordt door de reclassering als hoog ingeschat.
8. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
9. Verdachte heeft zich op 13 januari 2011 schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een ergerlijk feit, dat schade veroorzaakt en in het algemeen bij de benadeelde gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt.
10. De bewezenverklaarde diefstal is een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij gedurende vijf jaren voorafgaand aan het plegen van de onderhavige diefstal meer dan driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld. De onderhavige diefstal is gepleegd na de tenuitvoerlegging van die straffen en maatregel. Gelet op de recidive van verdachte op het terrein van vermogenscriminaliteit, dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Eerdere veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. Bij vonnis van 31 juli 2007 is aan verdachte de ISD-maatregel is opgelegd. In augustus 2009 was deze maatregel beëindigd. Verdachte is nadien reeds twee malen veroordeeld voor vermogensdelicten.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij graag behandeld wil worden voor met name zijn verslavingsproblematiek en dat deze behandeling bij voorkeur aansluitend aan zijn detentie dient plaats te vinden en het liefst niet binnen het kader van de ISD-maatregel. De door de verdediging voorgestelde strafoplegging staat naar het oordeel van de rechtbank echter niet in verhouding tot het gepleegde misdrijf en de rechtbank zal dit dan ook niet volgen. De rechtbank ziet aanleiding om aan verdachte wederom de ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat - anders dan door de officier van justitie ter zitting is betoogd - de maatregel niet enkel strekt tot bescherming van de maatschappij tegen het gedrag van verdachte, maar dat de maatregel eveneens tot doel heeft de recidive te verminderen. Indien de verdachte verslaafd is dan wel ten aanzien van hem andere specifieke problematiek bestaat waarmee het plegen van strafbare feiten samenhangt, strekt de maatregel er mede toe een bijdrage te leveren aan de oplossing van zijn verslavingsproblematiek dan wel die andere problematiek, aldus het bepaalde in artikel 38m, derde lid van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank ziet gelet op het vorenoverwogene dan ook aanleiding om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen. De rechtbank zal bij het opleggen van de maatregel echter wel bepalen dat het openbaar ministerie de rechtbank binnen zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging bericht over de voortgang van het ISD-traject en over de wenselijkheid en de noodzaak van de voortzetting van de maatregel, en dat uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de noodzaak van de voortzetting daarvan tussentijds zal worden beoordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 38s en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
en verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
* legt aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op voor de tijd van 2 (twee) jaar;
* bepaalt dat uiterlijk 6 (zes) maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel een tussentijdse beoordeling zal plaatsvinden omtrent de noodzaak van voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel en bepaalt dat het openbaar ministerie uiterlijk 1 (één) maand voor dat tijdstip de rechtbank zal berichten als bedoeld in artikel 38s, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde maatregel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Prisse, voorzitter, Van Valderen en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 mei 2011.
Mr. Follender Grossfeld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0621 2011006098-1, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Apeldoorn, gesloten en ondertekend op 14 januari 2011.
2 Proces-verbaal van aangifte van [naam] namens [winkel] (p.6-7)
3 Proces-verbaal van verhoor van verdachte (p.20-21)
4 Rapport Tactus Verslavingszorg d.d. 12 april 2011, opgemaakt door reclasseringswerker M. Smit.