ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ3973

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
10 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940442-10, 06/580657-08 (TUL) en 06/801064-09 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Valderen
  • A. Prisse
  • F. Follender Grossfeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor straatroof en poging daartoe met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 10 mei 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van straatroof en poging tot straatroof. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, op 30 maart 2010 en 28 april 2010 twee berovingen heeft gepleegd in Apeldoorn. Bij de eerste beroving werd slachtoffer A gedwongen tot de afgifte van zijn portemonnee en mobiele telefoon, terwijl bij de tweede beroving slachtoffer B op gewelddadige wijze van zijn fiets werd geduwd en bedreigd met een vuurwapen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden die onder andere een behandeling bij Tactus Verslavingszorg omvatten. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan ADHD en middelenmisbruik. De rechtbank heeft ook de impact van de misdrijven op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De benadeelde partij, slachtoffer B, heeft schadevergoeding toegewezen gekregen voor zowel materiële als immateriële schade, met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen, gezien de herhaalde strafbare feiten van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/940442-10, 06/580657-08 (TUL) en 06/801064-09 (TUL)
Uitspraak d.d.: 10 mei 2011
Tegenspraak / dip, oip, aanzegging
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Bondsrepubliek Duitsland) op [1986],
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Zwolle.
Raadsman: mr. J.M. Stam, advocaat te Apeldoorn.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 5 januari 2011, 15 maart 2011 en 26 april 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 maart 2010, te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonee (o.a. inhoudende geld en/of een bankpas en/of een ID-kaart) en/of een mobiele telefoon (Nokia E52), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer A], die op (een fietspad op) reed, tot stoppen hebben/heeft gedwongen, althans de weg voor die [slachtoffer A] hebben/heeft geblokkeerd, althans de vrije doorgang voor die [slachtoffer A] hebben/heeft bemoeilijkt/belemmerd en/of
- een (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer A] hebben/heeft gericht en/of gericht gehouden en/of duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer A] hebben/heeft vastgehouden en/of
- tegen die [slachtoffer A] hebben/heeft gezegd "Afstappen. Geef alles. We willen geld.", althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
- die [slachtoffer A] op of tegen de grond hebben/heeft gegooid en/of geduwd en/of
- (terwijl die [slachtoffer A] op de grond lag) op die [slachtoffer A] zijn/is gaan zitten en/of een arm op de nek van die [slachtoffer A] hebben/heeft gedrukt/gelegd (waardoor het gezicht van die [slachtoffer A] ten opzichte van hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) was afgewend) en/of
- nadat die [slachtoffer A] zijn portemonnee had afgegeven, tegen die [slachtoffer A] op dreigende/gebiedende toon hebben/heeft gezegd "Geef ook je telefoon", althans woorden van soortgeljke aard of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 30 maart 2010 te Apeldoorn tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonee (o.a. inhoudende geld en/of een bankpas en/of een ID-kaart) en/of een mobiele telefoon (Nokia E52), in elk geval enig(e) goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer A], die op (een fietspad op) reed, tot stoppen hebben/heeft gedwongen, althans de weg voor die [slachtoffer A] hebben/heeft geblokkeerd, althans de vrije doorgang voor die [slachtoffer A] hebben/heeft bemoeilijkt/belemmerd en/of
- een (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer A] hebben/heeft gericht en/of gericht gehouden en/of duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer A] hebben/heeft vastgehouden en/of
- tegen die [slachtoffer A] hebben/heeft gezegd "Afstappen. Geef alles. We willen geld.", althans woorden van soortgelijke aard of strekking en/of
- die [slachtoffer A] op of tegen de grond hebben/heeft gegooid en/of geduwd en/of
- (terwijl die [slachtoffer A] op de grond lag) op die [slachtoffer A] zijn/is gaan zitten en/of een arm op de nek van die [slachtoffer A] hebben/heeft gedrukt/gelegd (waardoor het gezicht van die [slachtoffer A] ten opzichte van hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) was afgewend) en/of
- nadat die [slachtoffer A] zijn portemonnee had afgegeven, tegen die [slachtoffer A] op dreigende/gebiedende toon hebben/heeft gezegd "Geef ook je telefoon", althans woorden van soortgeljke aard of strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 28 april 2010, te Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of ander(e) goed(eren) van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer B], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met voormeld oogmerk
- die [slachtoffer B], die op (het fietspad op) een fiets reed, tot stoppen hebben/heeft gedwongen, althans de weg voor die [slachtoffer B] hebben/heeft geblokkeerd, althans de vrije doorgang voor die [slachtoffer B] hebben/heeft bemoeilijkt/belemmerd en/of
- die [slachtoffer B] van zijn fiets hebben/heeft geduwd en/of geslagen en/of op of tegen de grond hebben/heeft gegooid en/of geduwd en/of
- een (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer B] hebben/heeft gericht en/of duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer B] hebben/heeft vastgehouden en/of
- dat (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op/tegen het/de hoofd/slaap/nek, althans het lichaam, van die [slachtoffer B] hebben/heeft gedrukt/gezet en/of gedrukt gehouden en/of
- het gezicht van die [slachtoffer B] (terwijl [slachtoffer B] op de grond lag) in het zand/tegen de grond hebben/heeft geduwd en/of
- een of meer zak(ken) van de kleding van die [slachtoffer B] hebben/heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 28 april 2010, te Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer B] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goed(eren) van hun/zijn gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met voormeld oogmerk
- die [slachtoffer B], die op (het fietspad op) een fiets reed, tot stoppen hebben/heeft gedwongen, althans de weg voor die [slachtoffer B] hebben/heeft geblokkeerd, althans de vrije doorgang voor die [slachtoffer B] hebben/heeft bemoeilijkt/belemmerd en/of
- die [slachtoffer B] van zijn fiets hebben/heeft geduwd en/of geslagen en/of op of tegen de grond hebben/heeft gegooid en/of geduwd en/of
- een (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer B] hebben/heeft gericht en/of duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer B] hebben/heeft vastgehouden en/of
- dat (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op/tegen het/de hoofd/slaap/nek, althans het lichaam, van die [slachtoffer B] hebben/heeft gedrukt/gezet en/of gedrukt gehouden en/of
- het gezicht van die [slachtoffer B] (terwijl [slachtoffer B] op de grond lag) in het zand/tegen de grond hebben/heeft geduwd en/of
- een of meer zak(ken) van de kleding van die [slachtoffer B] hebben/heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Vaststaande feiten / aanleiding van het onderzoek
1. In de periode januari 2010 tot juni 2010 hebben er binnen de gemeente Apeldoorn diverse berovingen plaatsgevonden en diverse andere geweldsincidenten die wat betreft modus operandi overeenkwamen. De berovingen vonden alle plaats gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, waarbij werd gedreigd met een mes, een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en voorts was er sprake van jonge jongens. Naar aanleiding daarvan is door de politie het onderzoek "Duvel" opgestart. Binnen dit onderzoek is onder andere een beroving gepleegd op 30 maart 2010 op de Kanaal Zuid te Apeldoorn onderzocht. Bij deze beroving werd een telefoon van [slachtoffer A] weggenomen. Naar aanleiding van de historische gegevens van die telefoon werd verdachte aangehouden. Bij de politie heeft verdachte toen erkend dat hij deze beroving samen met [medeverdachte A] en [medeverdachte B]n heeft gepleegd. Daarnaast erkende hij een tweede beroving te hebben gepleegd met [medeverdachte A].
Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft allereerst geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde, waarbij zij heeft verwezen naar de aangifte van [slachtoffer A], de verklaringen van verdachte en die van zijn medeverdachten [medeverdachte A] en [ medeverdachte B]. De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde, waarbij zij heeft verwezen naar de aangifte van [slachtoffer B], de verklaring van verdachte en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte A].
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. Door en namens verdachte is ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geen verweer gevoerd. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde is door de verdediging naar voren gebracht dat onvoldoende vaststaat dat de beroving waar verdachte over verklaart, het onder 2 ten laste gelegde feit betreft, te weten de poging om de heer [slachtoffer B] te beroven. Daartoe wordt aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat de tweede beroving ongeveer 3 maanden plaatsvond na de eerste beroving, die hij heeft gepleegd op 30 maart 2010. Voorts is gewezen op de tussen verdachte en zijn medeverdachte aanwezige discrepanties in hun verklaringen en de aanwezige discrepanties tussen de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachte enerzijds en aangever [slachtoffer B] anderzijds. Gelet op het voorgaande stelt de verdediging zich op het standpunt dat het mogelijk is dat de poging om de heer [slachtoffer B] te overvallen is gepleegd door anderen dan verdachte. Door de verdediging is dan ook vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde bepleit.
Beoordeling door de rechtbank
4. Naar het oordeel van de rechtbank kan allereerst wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, waarbij de rechtbank zich baseert op de volgende bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer A]2;
- het proces-verbaal van bevindingen van 28 oktober 2010, waarin is gerelateerd over de door verdachte bij [naam winkel te plaats]n verkochte telefoon3;
- de verklaring van medeverdachte [ medeverdachte B]4;
- de verklaring van medeverdachte [medeverdachte A]5; en
- de bekennende verklaring van verdachte bij de politie6, welke verklaring hij ter terechtzitting van 26 april 2011 heeft bevestigd.
5. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde is door de verdediging gesteld dat het mogelijk is dat anderen dan verdachte deze poging om de heer [slachtoffer B] te overvallen, hebben gepleegd. De rechtbank overweegt terzake als volgt.
Op 29 april 2010 heeft de toen 80-jarige [slachtoffer B] aangifte gedaan.7 Hij heeft daarbij verklaard dat hij op 28 april 2010 omstreeks 22.30 uur naar huis fietste. Hij fietste op het fietspad tussen het Kanaal Zuid en de Rietdekkersdreef. Op een gegeven moment zag hij twee mannen met een donkere huidskleur aankomen, die hem van zijn fiets sloegen.8 Hij heeft verder aangegeven dat één van de mannen een pistool tegen de linkerkant van zijn hoofd drukte. De andere man pakte aangever [slachtoffer B] bij zijn nek en duwde diens hoofd in het zand. Aangever [slachtoffer B] heeft voorts verklaard dat de beide mannen met hun handen langs zijn jaszakken gingen. Aangever [slachtoffer B] heeft verder verklaard dat de mannen in een keer weg waren en dat hij zag dat er een scooter aan kwam rijden. Aangever dacht dat de mannen daardoor geschrokken waren. Tot slot heeft hij verklaard dat zijn heup was gekneusd en dat hij last had van zijn rechterschouder.9
Op 23 november 2010 heeft de politie contact opgenomen met aangever [slachtoffer B] teneinde hem nader te bevragen over de door hem opgegeven huidskleur van de daders.10 Desgevraagd heeft aangever [slachtoffer B] verklaard dat die avond alle straatverlichting uit was in de omgeving van Kanaal Zuid en dat hij dacht dat de daders een donker gezicht hadden, maar hij heeft in dit verband verder verklaard dat iedereen donker lijkt als het zo donker is.11
Medeverdachte [medeverdachte A] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte - ná de beroving op [slachtoffer A] - een tweede beroving heeft gepleegd.12 Dat was op dezelfde plek als waar de eerste beroving had plaatsgevonden13, te weten bij het Kanaal te Apeldoorn14. Medeverdachte [medeverdachte A] heeft verder verklaard dat verdachte de man in één keer van zijn fiets afduwde en hem vervolgens naar de grond duwde.15 Volgens [medeverdachte A] was het een oude vent16 Verder heeft hij verklaard dat verdachte de man met zijn hoofd naar beneden duwde en voelde of de man wat bij zich had.17 Medeverdachte [medeverdachte A] heeft tot slot verklaard dat hij degene was die het pistool op aangever [slachtoffer B] heeft gericht18 en dat ze zonder iets zijn weggegaan19.
Verdachte heeft verklaard dat hij met medeverdachte [medeverdachte A] een tweede beroving, althans een poging daartoe heeft gepleegd. Bij de politie heeft verdachte over deze beroving verklaard dat hij de man van de fiets heeft geduwd.20 Dit alles vond plaats op dezelfde plek als waar de eerste beroving plaatsvond. Verdachte heeft verder verklaard dat er een zogenoemde bibigun is gebruikt en dat de man het wapen heeft gevoeld omdat medeverdachte [medeverdachte A] dit wapen in de nek van de man drukte. Verdachte heeft tot slot verklaard dat hij toen in de verte een scooter hoorde aankomen om welke reden hij en [medeverdachte A] zijn weggerend.21 Ter terechtzitting van 26 april 2011 heeft verdachte deze verklaring bevestigd.
6. De rechtbank is van oordeel dat verdachte degene is geweest die samen met medeverdachte [medeverdachte A] op 28 april 2010 geprobeerd heeft [slachtoffer B] te beroven. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit onderzoek van de politie niet is gebleken dat er sprake was van een derde beroving waaraan verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig gemaakt kunnen hebben, waarbij door de politie gekeken is naar berovingen die hebben plaatsgevonden in de periode van 1 april 2010 tot en met 1 juli 2010 en waarbij is gekeken naar het geografische gebied waar de beroving heeft plaatsgevonden, de samenstelling van de dadergroep, de signalementen en de modus operandi.22 Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat zowel aangever [slachtoffer B] als verdachte verklaren dat hij en zijn medeverdachte zijn gestopt vanwege een naderende scooter.
Bovendien stelt de rechtbank vast dat zowel aangever als verdachte en zijn medeverdachte verklaren dat aangever eerst van zijn fiets is geduwd, vervolgens met zijn gezicht in het zand is gedrukt en dat er een wapen op het gezicht van aangever is gedrukt. Deze gang van zaken alsmede de verklaring van medeverdachte [medeverdachte A] dat het bij deze beroving om "een oude vent" ging, leiden de rechtbank tot de conclusie dat verdachte degene is geweest die zich samen met meergenoemde [medeverdachte A] aan deze poging tot beroving heeft schuldig gemaakt. Nu voorts uit de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte en/of zijn medeverdachte de jaszakken van aangever heeft/hebben gevoeld teneinde te bezien of er iets van hun gading bij was, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. (primair)
hij op 30 maart 2010, te Apeldoorn, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer A] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee (o.a. inhoudende geld en een bankpas en een ID-kaart) en een mobiele telefoon (Nokia E52), toebehorende aan [slachtoffer A],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededaders:
- die [slachtoffer A], die op (een fietspad op) reed, tot stoppen hebben gedwongen en
- een (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer A] hebben gericht en gericht gehouden en
- tegen die [slachtoffer A] hebben gezegd "Afstappen. Geef alles. We willen geld." en
- die [slachtoffer A] op of tegen de grond hebben geduwd en
- (terwijl die [slachtoffer A] op de grond lag) op die [slachtoffer A] zijn gaan zitten en een arm op de nek van die [slachtoffer A] hebben gedrukt (waardoor het gezicht van die [slachtoffer A] ten opzichte van hem, verdachte, en/of zijn mededaders was afgewend) en
- nadat die [slachtoffer A] zijn portemonnee had afgegeven, tegen die [slachtoffer A] op dreigende/ gebiedende toon heeft gezegd "Geef ook je telefoon";
2. (primair)
hij op 28 april 2010, te Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en goed(eren) van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer B], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer B], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
hij, verdachte, en zijn mededader met voormeld oogmerk
- die [slachtoffer B], die op (het fietspad op) een fiets reed, tot stoppen hebben gedwongen en
- die [slachtoffer B] van zijn fiets hebben geslagen en
- een (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer B] hebben gericht en/of duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer B] hebben vastgehouden en
- dat (vuur)wapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, tegen het hoofd van die [slachtoffer B] hebben gedrukt en
- het gezicht van die [slachtoffer B] (terwijl [slachtoffer B] op de grond lag) in het zand hebben geduwd en
- een of meer zak(ken) van de kleding van die [slachtoffer B] hebben doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 primair : afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen;
Feit 2 primair : poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en
bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te
maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer
verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
7. Naar de persoon van verdachte is psychologisch en psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport van drs. J.A.M. Gresnigt (klinisch psycholoog) van 1 maart 2011 en een rapport van I. Matthaei (psychiater) van 2 maart 2011. Door voornoemde Gresnigt is onder meer vermeld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in termen van een aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit, gecombineerde type. Daarnaast is er sprake van ernstige afhankelijkheid en misbruik van middelen (speed, cannabis, XTC), welke in detentie naar zijn eigen zeggen in remissie is. Voorts is er sprake van een scheefgroei in zijn persoonlijkheids-ontwikkeling, gekenmerkt door antisociale, narcistische en achterdochtige kenmerken. De genoemde aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) en antisociale persoonlijkheidskenmerken waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, terwijl verdachte tevens danig onder invloed van amfetamine was. Er was sprake van een doorwerking van zijn ADHD, antisociale persoonlijkheidstendensen en ernstig speedgebruik in het ten laste gelegde en deze doorwerking verminderde zijn gedragskeuzemogelijkheden. Geconcludeerd wordt om verdachte ten aanzien van het laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Deze conclusie is door Matthaei onderschreven, waarbij nog het volgende is opgemerkt. Gezien de ruime ervaring van verdachte dat het gebruik van speed tot agressief gedrag leidt, zou kunnen worden gesteld dat de verdachte ten laste gelegde feiten hem zijn toe te rekenen. Bij verdachte is echter waarschijnlijk ook sprake van ADHD wat tot gevolg heeft dat hij impulsief is en mogelijk jarenlang speed heeft gebruikt als automedicatie. Vanuit deze stoornis kan worden gesteld dat hij wel inzicht heeft gehad van het strafbare van zijn gedrag, maar dat hij door zijn impulsiviteit in verminderde mate in staat is geweest naar dit inzicht handelen. Deze laatste overwegingen leiden ook Matthaei ertoe om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Met de conclusie van de psycholoog en de psychiater dat verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze conclusie over.
8. Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
9. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 (zevenentwintig) maanden, waarvan 12 (twaalf) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 (drie) jaar en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel heeft zij gevorderd de bijzondere voorwaarden te koppelen dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen en voorschriften hem te geven door of namens de reclassering, ook als dat inhoudt dat hij zal deelnemen aan een ambulante behandeling bij Tactus Verslavingszorg dan wel zal deelnemen aan een Cova-Training en een leefstijltraining en dat hij zich zal onthouden van het gebruiken van drugs.
10. Door de verdediging is allereerst naar voren gebracht dat verdachte vóór zijn verhoor op 26 oktober 2010 niet gewezen is op zijn recht om vooraf aan het verhoor een advocaat te raadplegen. Gelet hier op is sprake van strijd met het bepaalde in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), waarbij is verwezen naar de uitspraak van het Europese Hof (Salduz 27-11-2009, NJ 2009, 214). Zonder de verklaring van verdachte zouden de beide medeverdachten niet bekend zijn geworden bij de politie en zouden er van hen geen verklaringen zijn. Dit zijn directe uitvloeisels van de onrechtmatig verkregen verklaring van verdachte. Gelet op het voorgaande is de verdediging van mening dat verdachte door deze gang van zaken onrechtmatig is beïnvloed c.q. in zijn mogelijke verdedigingsstrategie is geschaad. Het voorgaande dient op zijn minst te leiden tot strafvermindering.
Verder is ten aanzien van een eventuele strafoplegging naar voren gebracht dat verdachte zich achter de adviezen van de gedragsdeskundigen schaart en door de verdediging is bepleit een groot deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
11. De rechtbank verwerpt het door de verdediging gevoerde Salduz-verweer en overweegt daartoe dat nu verdachte zijn bij de politie afgelegde verklaringen ter terechtzitting van 26 april 2011 heeft bevestigd en de door hem gepleegde strafbare feiten heeft erkend, niet valt in te zien hoe verdachte in zijn belangen is geschaad. De rechtbank zal hiermee dan ook geen rekening houden bij het bepalen van de op te leggen straf.
12. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
13. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich tezamen met zijn mededaders schuldig heeft gemaakt aan een strafroof en zich tezamen met een mededader schuldig heeft gemaakt aan een poging daartoe. Beide feiten vonden plaats op de openbare weg op twee willekeurig gekozen slachtoffers, waarbij aan de slachtoffers een balletjespistool is getoond. Verdachte heeft het gevoel van veiligheid van de slachtoffers en met name dat van de 80-jarige [slachtoffer B], in ernstige mate aangetast. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke overvallen daarvan veelal langdurige en ernstige psychische gevolgen ondervinden. Dat de gedragingen voor [slachtoffer B] nadelige psychische gevolgen heeft gehad en nog altijd heeft, is gebleken uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring. Straatroven veroorzaken ook in de maatschappij in het algemeen gevoelens van onrust en veiligheid. Verdachte en zijn mededaders hebben zich laten leiden door hun zich naar financieel gewin zonder stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van hun handelen voor de slachtoffers. Op dergelijke feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
14. De rechtbank heeft voorts in aanmerking genomen dat verdachte reeds eerder veroordeeld is voor een soortgelijk delict.
15. Ten aanzien van de persoon van verdachte neemt de rechtbank in aanvulling op hetgeen onder 5 reeds is vermeld, namelijk dat verdachte ten aanzien van de feiten verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, uit het psychologische en psychiatrische rapport voorts nog het volgende in aanmerking. Door Gresnigt is vermeld dat in verdachte zelf als ook in zijn leven weinig compenserende en structurerende factoren aanwezig zijn. Er is sprake van een uiteengevallen gezinssituatie met ouders die niet of marginaal beschikbaar zijn, een laaggemiddelde intelligentie, geen opleiding, geen werk, geen steunend sociaal netwerk en zogenaamde verkeerde vrienden. Gelet hierop wordt de kans op recidive hoog geschat. Alleen de aanwezigheid van zijn vriendin en het gegeven dat zij samen een kindje verwachten kan beschouwd worden als een motiverende factor om zijn leven een andere wending te geven. Zorgelijk is echter dat zijn ziekte-inzicht en probleembesef marginaal is, en dat hij de ernst van zijn verslavingsproblematiek bagatelliseert. Tevens is zorgelijk dat hij mede vanuit zijn ADHD-problematiek moeite heeft om behandelafspraken na te komen en zich te verbinden aan een behandeling. Al met al wordt de kans op recidive door Gresnigt als hoog ingeschat. Gezien de eerdere mislukte behandelingen voldoet een ambulante behandeling volgens Gresnigt niet, nu dit veel te weinig structuur en grenzen biedt. Volgens Gresnigt is een forensisch klinische behandeling gericht op abstinentie van druggebruik, het verbeteren van zijn oplossingsvaardigheden, gewetens- en identiteitsontwikkeling, het structureren van zijn alledaagse leven, het verbeteren van zijn sociaal-maatschappelijke inbedding, conflicthantering en het verbeteren van zijn emotie- en agressieregulatie, geïndiceerd. Geadviseerd wordt om bij een geheel of gedeeltelijke voorwaardelijke straf als bijzondere voorwaarde te stellen dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de van de reclassering, ook indien dit inhoudt dat hij zich zal laten behandelen in een forensische kliniek.
Door Matthaei is dit advies onderschreven, waarbij voorts is geconcludeerd dat het belangrijk is dat verdachte het gebruik van drugs staakt en - nadat de diagnose ADHD met zeker is vastgesteld - gemotiveerd blijft voor een adequate behandeling van deze stoornis. Mogelijk kan de kans op terugval in het gebruik van middelen zeer sterk worden teruggedrongen als hij voor de mogelijke aanwezige stoornis ADHD langdurige adequaat medicamenteus wordt behandeld en gecoacht. Het ontbreken van huisvesting, werk en daardoor financiële middelen, een stabiele relatie dan wel steunsysteem als een hem bevredigende invulling van vrije tijd dragen bij aan een verhoogde kans op recidive.
16. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de diverse over verdachte opgemaakte rapporten van Tactus Verslavingszorg. In het meest recente rapport van 21 april 2011 is vermeld dat het drugsgebruik van verdachte, zijn vervaagde grenzen en financiële problemen gerelateerd waren aan de gepleegde delicten. Hij had (op vrijwillige basis) een netwerk van hulpverleners om zich heen verzameld, maar zonder dwangmiddelen en structuur heeft verdachte dit niet verder voortgezet dan een intake bij Kairos en een maand hulp van Tactus.
Naar het oordeel van de reclassering is het nodig dat verdachte sturing door middel van dwang nodig heeft om tot een hulpverleningstraject te komen en dit door te zetten. De zwangerschap van zijn vriendin en het feit dat hij nu vast zich, is voor hem een stimulans om aan zichzelf te werken. Door de reclassering wordt het recidiverisico als hoog ingeschat, maar met de aanhoudende motivatie van verdachte en de in te zetten behandelingen zal het recidiverisico verminderen. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen van de Tactus Verslavingszorg en dat hij zal meewerken aan een klinische opname bij de forensische psychiatrische afdeling Mondriaan Zorggroep voor de maximale duur van 9 maanden. Door de reclassering wordt opgemerkt dat de overplaatsing naar de FPA ook op artikelplaatsing binnen een TR-traject kan plaatsvinden.
17. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden, waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk passend en geboden is. De rechtbank heeft hierbij aansluiting gezocht bij het vonnis van 29 maart 2011, waarbij medeverdachte [medeverdachte A] voor dezelfde feiten is veroordeeld tot deze straf. De rechtbank heeft toen overwogen dat een lagere straf is opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat voornoemde [medeverdachte A] nog een langdurige en intensieve behandeling moet ondergaan en hij bereid en gemotiveerd is om aan de behandeling(en) mee te werken. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in het geval van verdachte ook aan de orde. In het belang van verdachte en van de maatschappij is een goede behandeling geboden, zodat de rechtbank daarmee rekening heeft gehouden bij de hoogte van de op te leggen straf. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals door de officier van justitie geëist evenals de door haar geëiste proeftijd van 3 (drie) jaren. Er dient ernstig rekening te worden gehouden met de omstandigheid dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De door de psychiater en psycholoog geadviseerde klinische behandeling kan - zoals de officier van justitie heeft aangegeven - plaatsvinden in het kader van het zogenoemde TR-traject binnen detentie. Om die reden zal de rechtbank deze behandeling niet als bijzondere voorwaarde in haar vonnis opnemen.
18. De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf op de voet van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met de veroordeling door de politierechter te Zutphen van 10 augustus 2010.
Vordering tot schadevergoeding
19. De benadeelde partij [slachtoffer B], wonende aan de [adres te plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.582,50 (€ 82,50 kosten bril en € 1.500,00 voor geleden immateriële schade) vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde. Tevens wordt gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Ter terechtzitting is de vordering aangevuld met een bedrag van € 476,00 voor de kosten die hij heeft moeten maken als gevolg van het inschakelen van een advocaat voor het behouden van zijn volkstuin.
20. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot het gevraagde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
21. Door en namens verdachte is ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding naar voren gebracht dat het gevorderde bedrag voor geleden immateriële schade te hoog is, mede omdat van echte psychische schade niet is gebleken, althans medisch niet is onderbouwd. Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de door de benadeelde partij gevorderde kosten voor het inschakelen van een advocaat geen rechtstreeks gevolg is van het handelen van verdachte.
22. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
De verzochte vergoeding van € 82,50 voor de bril zal de rechtbank toewijzen. Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat de benadeelde partij, een 80-jarige man, om 22.30 uur van zijn fiets is geslagen en dat gepoogd is hem te beroven. Verdachtes handelen heeft een grote impact op de benadeelde partij gehad. Het staat derhalve vast dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht een bedrag van € 1.000,00 voor geleden immateriële schade redelijk en zal dit bedrag dan ook toewijzen.
Ook de door de benadeelde partij gevorderde kosten voor het inschakelen van een advocaat komt naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing in aanmerking. Volgens de toelichting van de benadeelde partij ter zitting heeft hij deze kosten moeten maken, nu hij - gelet op het door hem opgelopen lichamelijke ongemak door het handelen van verdachte - niet meer kon werken in zijn volkstuin en daarover met het bestuur van de volkstuinen een conflict kreeg. Hoewel de door de benadeelde partij gemaakte kosten in een verder verwijderd verband staan met betrekking hetgeen bewezen is verklaard, acht de rechtbank de kosten voor toewijzing vatbaar, nu deze kosten zijn gemaakt als gevolg van het lichamelijke ongemak dat hij door toedoen van verdachte en zijn mededaders heeft opgelopen.
De rechtbank zal - zoals gevorderd - de vergoeding vermeerderen met de wettelijke rente. Het bedrag van € 1.082,50 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit, te weten 28 april 2010.
Het bedrag van € 476,00 zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 december 2010, te weten de datum van de factuur van de advocaat van de benadeelde partij.
Verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht - hoofdelijk - aansprakelijk. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Vordering tenuitvoerlegging ten aanzien van parketnummer 06/580657-08
23. Door de officier van justitie is gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter te Zutphen op 25 augustus 2009 voorwaardelijk opgelegde straf toe te wijzen, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
24. Door en namens verdachte is bepleit de vordering af te wijzen en de proeftijd te verlengen.
25. Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een soortgelijk strafbaar feit, dient de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 25 augustus 2009 (parketnummer 06/580657-08) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden ten uitvoer gelegd te worden.
Vordering tenuitvoerlegging ten aanzien van parketnummer 06/801064-09
26. Door de officier van justitie is gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter te Zutphen op 26 januari 2010 voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen onder verlenging van de proeftijd.
27. Door en namens verdachte is het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van deze vordering tot tenuitvoerlegging onderschreven.
28. De vordering tot tenuitvoerlegging van na te melden straf dient naar het oordeel van de rechtbank te worden afgewezen, aangezien deze voorwaardelijke veroordeling ziet op een geheel ander feit (te weten vernieling) dan de feiten die thans door de rechtbank bewezen zijn verklaard.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d,14g, 27, 36f, 45, 57, 63, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1 primair : afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of
meer verenigde personen;
Feit 2 primair : poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld
en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd
door twee of meer verenigde personen;
en verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat :
- veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij Tactus Verslavingszorg en ook indien dit inhoudt dat veroordeelde zal deelnemen aan een Cova- en leefstijltraining en ook indien dit inhoudt dat hij zich zal onthouden van het gebruiken van drugs;
- veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], wonende aan de [adres te plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) van een bedrag van € 1.082,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 april 2010 en van een bedrag van € 476,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 december 2010, en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer B], voornoemd, voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B] voornoemd, een bedrag te betalen van € 1.082,50 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 april 2010 en een bedrag te betalen van
€ 476,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 december 2010, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 25 (vijfentwintig) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
* gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 25 augustus 2009 (parketnummer 06/580657-08), te weten van: 4 (vier) maanden gevangenisstraf;
* wijst af de vordering van de officier van justitie van 7 februari 2011, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 26 januari 2010 (parketnummer 06/801064-09) voorwaardelijk opgelegde geldboete.
Aldus gewezen door mrs. Van Valderen, voorzitter, Prisse en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 mei 2011.
Mr. Follender Grossfeld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van de schriftelijke bescheiden, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 2010171977, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, team Apeldoorn Noord, gesloten en ondertekend op 25 november 2010.
2 Een schriftelijk bescheid inhoudende de aangifte van [slachtoffer A] (p.14-19)
3 Een schriftelijk bescheid inhoudende het onderzoek van de politie naar de van [slachtoffer A] weggenomen mobiele telefoon (p.60)
4 Een schriftelijk bescheid inhoudende het verhoor van medeverdachte [ medeverdachte B] (p.112-114)
5 Een schriftelijk bescheid inhoudende het verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (p.81-83)
6 Een schriftelijk bescheid inhoudende het verhoor van verdachte (p.43-44 en 57)
7 Een schriftelijk bescheid inhoudende de aangifte van [slachtoffer B] (p.187-189)
8 Een schriftelijk bescheid inhoudende de aangifte van [slachtoffer B] (p.187)
9 Een schriftelijk bescheid inhoudende de aangifte van [slachtoffer B] (p.188)
10 Een schriftelijk bescheid inhoudende het gesprek tussen de politie en [slachtoffer B] (p.192-193)
11 Een schriftelijk bescheid inhoudende het gesprek tussen de politie en [slachtoffer B] (p.192)
12 Een schriftelijk bescheid inhoudende het verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (p.87)
13 Een schriftelijk bescheid inhoudende het verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (p.87)
14 Een schriftelijk bescheid inhoudende het verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (p.81)
15 Een schriftelijk bescheid inhoudende het verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (p.87)
16 Een schriftelijk bescheid inhoudende het verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (p.88)
17 Een schriftelijk bescheid inhoudende het verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (p.89 en 91)
18 Een schriftelijk bescheid inhoudende het verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (p.91)
19 Een schriftelijk bescheid inhoudende het verhoor van medeverdachte [medeverdachte A] (p.89)
20 Schriftelijke bescheiden inhoudende de verhoren van verdachte (p.44 en 57)
21 Een schriftelijk bescheid inhoudende het verhoor van verdachte (p.44)
22 Een schriftelijk bescheid inhoudende een overzicht van het onderzoek naar de poging tot beroving van [slachtoffer B] (p.183)