ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ4140

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580636-09
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Heenk
  • A. van der Hooft
  • J. Aufderhaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging met een voertuig

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 29 maart 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot doodslag, zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 juni 2009 in Harderwijk met een auto op het slachtoffer is ingereden, waarbij hij bewust de kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De rechtbank oordeelde dat het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen was, en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, een taakstraf van 200 uren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. Daarnaast is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, die als gevolg van de feiten schade heeft geleden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de rechtsorde in aanmerking genomen bij de straftoemeting.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580636-09
Uitspraak d.d. 29 maart 2011
Tegenspraak / dip / onip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te Amersfoort op [1989],
wonende te [adres]
Raadsman: mr. C.A. Boeve, advocaat te Putten.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 maart 2011.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 juni 2009 in de gemeente Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] met een auto heeft aangereden, althans opzettelijk met een auto tegen die [slachtoffer] is aangereden (met een geschatte snelheid van ongeveer 40 tot 45 kilkometer per uur, althans met een aanzienlijke/behoorlijke snelheid), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 28 juni 2009 in de gemeente Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een auto heeft aangereden, althans opzettelijk met een auto tegen die [slachtoffer] is aangereden (met een geschatte snelheid van ongeveer 40 tot 45 kilkometer per uur, althans met een aanzienlijk/behoorlijke snelheid),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2009 in de gemeente Harderwijk met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Graaf Ottolaan, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
-het (met kracht) stompen/slaan op tegen het gezicht, althans het hoofd van die [slachtoffer] en/of
-het (met kracht) schoppen/trappen op/tegen het hoofd en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] op de grond ligt) en/of
-het rukken en/of trekken aan de kleding van die [slachtoffer] en/of
-het rukken en/of trekken aan een (gouden) ketting van die [slachtoffer];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 28 juni 2009 in de gemeente Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (van de hals getrokken/gerukt) een (gouden) ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 28 juni 2009 in de gemeente Harderwijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (gouden) ketting, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of heeft/hebben weggemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 28 juni 2009 in de gemeente Harderwijk als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Graaf Ottolaan, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht;
art 7 lid 1 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
4.
hij op of omstreeks 28 juni 2009 in de gemeente Harderwijk opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 28 juni 2009 in de gemeente Harderwijk als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk BMW, kleur zwart, gekentekend [nummer]), daarmede rijdende op de weg, de Graaf Ottolaan, geen bijzondere voorzichtigheid in acht genomen, immers heeft hij verdachte
*met een snelheid van ongeveer 40 a 45 kilimeter per uur, althans met een (veel) te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse, naar links gestuurd en/of
*zich begeven op de weghelft bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, en/of
*niet geremd en/of
*geen stuurcorrectie gemaakt op het moment dat zich voor hem, -verdachte- op die weg een fietser en/of een voetganger met een fiets aan de hand bevond, welke hij -verdachte- (inmiddels) zeer dicht en/of op korte afstand was genaderd en/of
*waarbij hij -verdachte- niet is staat is geweest het door hem -verdachte- bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij -verdachte- de weg kon overzien en waarover deze vrij was, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Op zondag 28 juni 2009 te 04.49 uur werd via de meldkamer van de politie Noord- en Oost Gelderland een melding gedaan van een vechtpartij op de Graaf Ottolaan in Harderwijk.
Verbalisanten troffen ter plaatse twee jongeren aan, te weten [slachtoffer] en [getuige 1]. Zij hadden kort daarvoor gevochten met vier inzittenden van een BMW. Getuige [getuige 4] had het kenteken van de BMW genoteerd en doorgegeven aan de politie.
Op woensdag 1 juli 2009 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan.
Op 6 oktober 2009 werd de BMW met het door getuige [getuige 4] opgegeven kenteken aangetroffen op een parkeerplaats achter de ouderlijke woning van verdachte. Verdachte werd diezelfde dag aangehouden.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag op het standpunt gesteld dat in het dossier onvoldoende aanknopingspunten te vinden zijn om uit kunnen gaan van een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangegeven dat verdachte met het rijgedrag welbewust het risico heeft genomen dat hij aangever zwaar lichamelijk letsel zou kunnen toebrengen. De officier van justitie heeft aangenomen dat verdachte in ieder geval de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op de koop toegenomen heeft.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de onder 2 primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging tegen personen. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer] en de getuigenverklaringen.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde misdrijf van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4].
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 4 tenlastegelegde vernieling. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op getuigenverklaringen.
Ten slotte heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de onder 5 tenlastegelegde overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 kan worden bewezen verklaard. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op de aangifte van [slachtoffer] en getuigenverklaringen.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle aan verdachte ten laste gelegde feiten nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat dat verdachte aanwezig is geweest op de plaats delict op 28 juni 2009. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit diverse feiten blijkt dat verdachte niet aanwezig is geweest, terwijl de aanwijzingen waaruit zou moeten volgen dat hij wel aanwezig is geweest, onvoldoende zijn.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde
Aangever [slachtoffer] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij op zondagochtend 28 juni 2009, omstreeks 04.40 uur met zijn vriend, [getuige 1], van het centrum van Harderwijk naar huis fietste.2 Zij fietsten richting de Graaf Ottolaan en aangever zag een zwarte BMW geparkeerd staan. Er stonden vier Marokkaanse jongens en een meisje om de BMW heen. Volgens aangever gedroegen de jongens zich agressief. Aangever en [getuige 1] werden uitgescholden en staande gehouden door de jongens. De jongens begonnen een beetje te duwen en te trekken. De kleinste jongen gaf aangever plotseling een klap met zijn rechter vuist. Aangever voelde kort daarop een hevige pijn op zijn rechterslaap, waardoor hij met zijn fiets op de grond viel. Aangever stond weer op en de kleinste jongen begon hem te schoppen, waarop aangever in zijn nek is geraakt. Aangever vocht terug en hij denkt dat hij even bewusteloos is geweest.
Aangever heeft de kleinste jongen als volgt omschreven: Circa 1.60/1.70 meter lang, rond de 20 jaar, gespierd lichaam, opgepompt, Marokkaanse afkomst, korte, donkere stekels, met een roze, strak shirt en een spijkerbroek.3
Aangever heeft vervolgens aangegeven dat hij de volgende dag een stijf linkerbeen had, die ook beurs en blauw was. Hij had last van zijn rechterslaap en pijn op zijn schedel. Verder had hij last van zijn kaak. Van zijn voortand en hoektand is een stuk afgebroken.4
Verbalisant constateerde dat aangever schrammen op zijn linker onderbeen en op zijn handen had.5
In de geneeskundige verklaring van de huisarts P.A.J. Buis te Harderwijk is in de letselbeschrijving opgenomen: hals gevoelige spieren/spierpijn, drukpijn bij oren, diverse schaafwonden o.a. elleboog/benen, geen fractuurtekenen en inwendige kneuzingen. De duur van de genezing werd geschat op enkele weken.6
Getuige [getuige 1] heeft op 18 juli 2009 om 13.30 uur bij de politie verklaard dat hij in de nacht van 28 juni 2009 in Harderwijk met aangever uit is geweest.7 Hij fietste samen met aangever naar huis. Onderweg had hij een vriendin afgezet en toen hij terugfietste richting aangever zag [getuige 1] dat aangever met een Marokkaanse jongen stond te praten. [getuige 1] ging naar hen toe en hij zag dat drie andere Marokkaanse jongens er ook bijkwamen staan. Daarna begonnen de jongens een beetje agressief te doen. Op een gegeven moment zag [getuige 1] dat aangever de eerste klap kreeg. Hij denkt van de kleinste jongen. Toen ontstond een vechtpartij. Hij zag dat aangever op de grond viel en dat drie jongens op hem intrapte. Aangever kwam overeind en één van de jongens greep met een graaibeweging naar de hals van aangever. Hij zag dat de ketting en het shirt van aangever werd weggetrokken.
Na het vechten wilden aangever en [getuige 1] hun fiets pakken en weggaan. Toen aangever met zijn fiets op de weg stond zag [getuige 1] dat de BMW achteruit de splitsing opreed. Dit ging volgens hem aardig hard. Hij zag de BMW naar voren rijden in de richting van aangever en [getuige 1]. Hij zag dat de BMW met de linkervoorzijde aangever en zijn fiets schepte. Aangever ging over de motorkap van de auto en hij rolde er weer van af. Aangever viel op straat.8
[getuige 1] zag dat door de klap een ster in de voorruit aan de bestuurderszijde van de BMW was ontstaan. De bestuurder van de BMW had aardig gas gegeven. [getuige 1] denkt dat aangever door de BMW met een snelheid van wel 40 á 45 km per uur werd aangereden. Volgens [getuige 1] was het een donkerkleurige, vermoedelijk zwarte, en een wat oudere type BMW.
[getuige 1] heeft de bestuurder van de auto als volgt omschreven: een klein gespierd mannetje, 1.60/1.65 meter, met korte donkere stekels, tussen de 20 á 25 jaar oud, een strak roze shirt.9
[getuige 1] heeft bij een meervoudige fotoconfrontatie verdachte herkend.10
Getuige [getuige 2] heeft op 7 juli 2009 bij de politie verklaard dat zij met haar gezin aan de Graaf Ottolaan woont. Op 28 juni 2009, omstreeks 04.30 uur, werd zij wakker van geschreeuw op straat.11 Na een kwartier hoorde zij wederom geschreeuw. Twee fietsers stonden bij vier Marokkaanse jongens, die bij een zwarte BMW stonden. De twee fietsers werden tegengehouden door de Marokkaanse jongens. De bestuurder van de BMW begon met duwen en hij sloeg de jongen op de fiets met zijn vuist in zijn gezicht. Vervolgens begon een vechtpartij. Eén van de fietsers viel in het gras en hij had geen shirt meer aan. Twee Marokkaanse jongens schopten de fietser. Even later liepen de fietsers naar hun fiets en de vier Marokkaanse jongens stapten in de BMW. De BMW reed met piepende banden richting het station. Direct daarna reed de BMW met een noodgang achteruit. [getuige 2] zag dat de BMW keerde en erg hard richting de fietsers reed. De BMW reed in een rechte lijn naar de fietsers. Ineens zag zij dat de BMW zonder te remmen op de fietsers inreed. De fietser zonder shirt rolde over de motorkap van de BMW. De fietser raakte de linker voorzijde van de BMW. Daarna reed de BMW vol gas weg. 12
Getuige [getuige 2] heeft de bestuurder van de BMW als volgt beschreven: Klein, ongeveer 1.60 meter, tussen de 20 en 30 jaar, fluorescerende roze shirt zonder opdruk, vermoedelijk Marokkaans, kort opgeschoren haar aan de zijkanten en bovenop vrij lange stekels, donkere haarkleur, donkere lange broek en donkere schoenen. De BMW heeft zij beschreven als een vierdeurs auto met sportvelgen.13
Getuige [getuige 3] heeft op 18 juli 2009 bij de politie verklaard dat hij aan de Graaf Ottolaan in Harderwijk woont. Op 28 juni 2009 werd hij wakker van lawaai van buiten. Hij zag dat twee blanke jongens met vier vermoedelijk Marokkaanse aan het vechten waren. Een donkerkleurige BMW stond in de buurt.14 Eén van de blanke jongens liep tot vier keer richting de getinte jongens. Hierop kreeg hij telkens een klap in zijn gezicht van één van de getinte jongens. Op een gegeven moment lag de blanke jongen op de grond en drie van de vier getinte jongens schopten hem over het gehele lichaam en ook in het gezicht.
Vervolgens liepen de twee blanke jongens weg en de vier getinte jongens stapten in de BMW. De kleinste van de vier jongens nam achter het stuur plaats. De achteruitrijdlichten van BMW flitsten en paar keer op en [getuige 3] hoorde dat de kleinste getinte jongen wel vier keer probeerde om de pook in de eerste versnelling te zetten. Op een gegeven moment zag hij dat de BMW achteruit reed. Er werd nog een aantal malen gepoogd de pook in de eerste versnelling te zetten hetgeen lukte. Er werd een dot gas gegeven en de BMW reed vooruit en reed in de richting van de Gelreweg. Ook zag [getuige 3] dat de twee blanke jongens met hun fiets aan de hand aan de linkerzijde van de straat in de richting van de Gelreweg liepen. Beide jongens liepen zodanig over de weg dat er genoeg ruimte voor een auto was om er langs te rijden. Halverwege de kruising reed de BMW in de tweede versnelling en reed achter de twee blanke jongens aan. De BMW werd bewust naar links gestuurd en de blanke jongen die geslagen en geschopt was, werd met de linkervoorzijde van BMW van achteren aangereden.15 De jongen kwam op de motorkap terecht en hij rolde er vervolgens weer vanaf. De BMW reed over een gedeelte van de fiets van deze jongen. De BMW reed ongeveer vijftig kilometer per uur toen hij de jongen aanreed. Na het incident reed de BMW weg.
[getuige 3] heeft de bestuurder van de BMW als volgt beschreven: een stuk kleiner dan de andere drie jongens, vermoedelijk van Marokkaanse afkomst, ongeveer 18 á 19 jaar oud en donker kort haar.16
Getuige [getuige 4] heeft op 22 juli 2009 bij de politie verklaard dat hij aan de Graaf Ottolaan in Harderwijk woont. Op 28 juni 2009 omstreeks 02.30 uur hoorde hij ruzie op straat. [getuige 4] keek uit een openstaande raam en hij zag een donkerkleurige BMW met het kenteken [nummer]. [getuige 4] heeft het kenteken van de BMW ingetoetst in zijn mobiele telefoon.17 Hij zag dat vier jongens aan het trekken en duwen waren met twee jongens. Van één van de jongens werd een shirt van zijn lichaam getrokken. De jongen werd door de jongens geslagen. Volgens [getuige 4] waren het voornamelijk de vier jongens die op de twee jongens insloegen. De jongen zonder shirt werd in zijn gezicht en in zijn zij geslagen.
De vier jongens renden vervolgens naar de BMW en stapten in. De jongen met het roze
T-shirt was de chauffeur. De BMW reed behoorlijk hard achteruit. Toen de BMW tot stilstand kwam was de bestuurder van de BMW aan het prutsen met de versnellingspook om weg te komen. Plotseling ging de BMW vol gas vooruit. Direct hierop zag [getuige 4] dat de BMW vol op één van de jongens knalde. De jongen rolde daarna van de motorkap en hij viel op straat. [getuige 4] hoorde de auto hoog in zijn toeren. Volgens [getuige 4] reed de auto in de eerste versnelling.18
[getuige 4] heeft de bestuurder als volgt beschreven: buitenlandse type, Marokkaanse of Turkse jongen, roze T-shirt.19
Uit gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer blijkt dat het kenteken [nummer] behoort bij een personenauto van het merk BMW, met een zwarte kleur die op naam staat van verdachte. De datum aanvang laatste tenaamstelling is 9 oktober 2008.20
Getuige [getuige 5] heeft op 16 oktober 2009 bij de politie verklaard dat de BMW van verdachte schade heeft gehad. De BMW had een barst in de ruit. Verdachte had desgevraagd [getuige 5] niet willen vertellen waar dat van kwam. Zij begreep dat die barst kwam van een vechtpartij. Verdachte wilde liever niet uit in Harderwijk omdat hij een keer bij een vechtpartij was betrokken in Harderwijk.21
In het proces-verbaal van bevindingen is gerelateerd dat verbalisant op 6 oktober 2009 de BMW heeft bestuurd. Verbalisant constateerde tijdens het schakelen dat de versnellingsbak niet goed functioneerde. Bij het achteruit parkeren van de BMW haperde de versnellingsbak waardoor de versnellingspook moeilijk in de achteruitstand kon worden gezet. Verdachte heeft tegenover verbalisant verklaard dat hij bij aanschaf van de BMW ook problemen had met de versnellingsbak en zijn BMW moeilijk in de achteruitstand kon worden gezet.22
Voorts is een uitdraai van de digitaal verstrekte gegevens van de mobiele telefoon van
28 juni 2009 gemaakt. 23
Bespreking van de verweren:
BMW
De raadsman heeft aangevoerd dat niet is gebleken of de BMW waarmee de aanrijding is veroorzaakt hetzelfde model is als de BMW van verdachte. Verdachte heeft in december 2008 nieuwe kentekenplaten besteld in verband met diefstal c.q. vermissing van zijn oude kentekenplaten. De getuigen hebben niet verklaard over het specifieke kenmerk op de kentekenplaat, te weten een extra gedrukt cijfer "1".
De raadsman heeft voorts gesteld dat het juist is dat de BMW van verdachte diverse schades heeft. Verdachte heeft de auto immers al gekocht met diverse schades. Voor de overige schades heeft verdachte een duidelijke verklaring. Uit de waargenomen schades aan de BMW zoals gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen (zichtbare schade aan de voor- en linkerzijde) kan niet worden geconcludeerd dat een aanrijding heeft plaatsgehad met een fietser. Zeker niet omdat specialistisch onderzoek door het Team Forensische Ondersteuning niet heeft plaatsgehad. Bovendien had verdachte in juni 2009 geen problemen (meer) met de versnellingsbak. Ook hiernaar is geen specialistisch onderzoek gedaan, aldus de raadsman.
De raadsman heeft voorts de getuigenverklaring van [getuige 5], de ex-vriendin van verdachte, over de schade aan de BMW betwist.
Uit het voorgaande blijkt dat aangever en getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4] allemaal een donkerkleurige dan wel zwarte BMW hebben gezien. Getuige [getuige 2] heeft zelfs aangegeven dat de BMW was voorzien van sportvelgen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat er een ster in de voorruit aan de bestuurderszijde van de BMW was ontstaan. Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat de BMW een barst in de ruit had. Daarnaast hebben getuigen [getuige 3] en [getuige 4] verklaard dat de bestuurder problemen had om de BMW in de versnelling te krijgen. Verbalisant [naam] heeft in het proces-verbaal van bevindingen gerelateerd dat hij tijdens het schakelen heeft geconstateerd dat de versnellingsbak niet goed functioneerde. Getuige [getuige 4] heeft het kenteken van de BMW genoteerd en uit de voertuiggegevens is gebleken dat verdachte de eigenaar is van deze BMW. Gelet op voormelde verklaringen kan het niet anders dan dat de BMW die op 28 juni 2009 in Harderwijk is gezien de BMW van verdachte is. Dat getuige [getuige 2] heeft verklaard dat de BMW geen uitstekende kofferbak had en de BMW van verdachte die wel zou hebben, maakt het voorgaande niet anders, nu zij wel andere relevante informatie over de BMW heeft kunnen geven. Evenmin doet ter zake dat er geen ster in de voorruit van de BMW van verdachte zou zijn aangetroffen. De rechtbank overweegt daartoe dat er enige tijd is verstreken tussen het gebeurde op 28 juni 2009 en de inbeslagname van de BMW op 6 oktober 2009. Niet kan worden uitgesloten dat in die periode de schade in de voorruit zou kunnen zijn hersteld, zeker nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij de auto als schadeauto heeft gekocht en hij de auto aan het opknappen was en nu hij ter terechtzitting heeft verklaard dat er een barst heeft gezeten in de ruit aan de passagierszijde, welke barst niet bij de inbeslagname van de BMW is geconstateerd.
De rechtbank overweegt voorts dat nergens uit blijkt dat de kentekenplaten van verdachte zijn gestolen en dat er een zwarte BMW met de oude kentekenplaten van verdachte zou rondrijden.
Gelet op voormelde verklaringen en omstandigheden kan dus worden geconcludeerd dat het de BMW van verdachte is geweest die op 28 juni 2009 is gezien.
Signalement en fotoconfrontatie
De raadsman heeft vervolgens aangevoerd dat verdachte niet voldoet aan de door de getuigen gegeven omschrijving van de dader. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de fotoconfrontatie met getuige [getuige 1] in strijd met de regels heeft plaatsgevonden, zodat de herkenning niet mag worden gebruikt bij de bewijsvoering.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn standpunt. Aangever en de getuigen hebben van het gebeuren op 28 juni 2009 signalementen van de dader gegeven. De signalementen komen in hoofdlijnen overeen en verschillen slechts in de kleine details. Getuige [getuige 1] heeft vervolgens verdachte bij een meervoudige fotoconfrontatie herkend. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de herkenning door [getuige 1]. Er is door [getuige 1] een signalement gegeven van de dader, voordat hij verdachte van een foto herkende. Het is overigens bijzonder dat [getuige 1] verdachte heeft herkend, gelet op de omstandigheden dat er een behoorlijke tijd verstreken is nadat het feit is begaan en het gebeurde in de nacht rond vijf uur 's-nachts heeft plaatsgevonden en er sprake was van een vechtpartij, waarbij het er hectisch aan toe ging. Bij de herkenning heeft hij verklaard dat hij het (eigenlijk wel) zeker wist. De combinatie van het geven van het signalement met de herkenning, maakt dat de rechtbank deze betrouwbaar acht. Dat [getuige 1] verklaarde verdachte te hebben herkend op de eerste foto nadat hij alle twaalf geselecteerde foto's heeft gezien, hoeft niet aan de betrouwbaarheid af te doen. Zelfs indien ervan zou moeten worden uitgegaan dat hierdoor sprake zou zijn van schending van een waarborgnorm - hetgeen niet het geval is - dan levert die schending nog niet een zodanig ernstige schending op dat de fotoherkenning niet voor het bewijs kan worden gebezigd.
Mobiele telefoon
Ten aanzien van het uitlezen van de mobiele telefoon van verdachte heeft de raadsman aangevoerd dat ten tijde van de strafbare feiten geen mastlocaties in of nabij Harderwijk zijn aangestraald. Voorts heeft de raadsman verwezen naar de verklaring van verdachte dat hij niet of nauwelijks ging stappen op zaterdagavond in Harderwijk.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon van verdachte is gebleken dat het mobiele nummer die nacht van 28 juni 2009 meerdere malen is gebruikt. Op 28 juni 2009 is het nummer tussen 04.00 uur en 05.14 uur niet gebruikt en werden geen locaties weergegeven. Op 05.14 uur werd de mastlocatie Van Oldenbarneveltstraat in Nijkerk aangestraald.24 Op grond van deze gegevens kan niet worden uitgesloten dat verdachte omstreeks 04.49 (melding bij de politie) in Harderwijk is geweest. De afstand tussen Harderwijk en Nijkerk is ongeveer 20 kilometer. Deze afstand kan zeker 's-nachts in korte tijd worden afgelegd.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de verkeersgegevens van de mobiele telefoon geenszins uitsluiten dat verdachte op de plaats delict is geweest.
De rechtbank acht voorts het volgende van belang. Verdachte heeft op 6 oktober 2009 bij de politie verklaard dat hij meestal na zijn werk geen energie meer heeft en dat hij dan gaat douchen en slapen. Hij heeft dan meestal geen zin om uit te gaan.25 Verdachte heeft voorts op 7 oktober 2009 bij de politie verklaard dat 28 juni in het hoogseizoen valt en dat hij dan tot ergens tussen 00.00 uur en 01.00 uur in Voorthuizen werkt en dat hij na het werk vaak moe is en dan meteen naar huis gaat om te slapen.26 Deze verklaring heeft verdachte ter terechtzitting bevestigd. De verklaring van verdachte over de tijdsbesteding na zijn werkzaamheden strookt niet met de verkeersgegevens van zijn mobiele telefoon. De rechtbank hecht in dit geval geen waarde aan de verklaring van verdachte dat hij denkt dat hij op 28 juni 2009 na het werk niet meer is uitgegaan en (daarom) niet in Harderwijk is geweest.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de persoon is geweest die op 28 juni 2009 in Harderwijk is gezien door aangever [slachtoffer] en de getuigen [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4]. Verdachte is eveneens de persoon geweest die de BMW heeft bestuurd.
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is voor een poging tot doodslag dan wel poging zware mishandeling. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet duidelijk is hoe hard de aanrijding is geweest. Uit het dossier blijkt onvoldoende of de personenauto 40 tot 45 kilometer heeft gereden en daarbij is ook van belang dat het letsel beperkt is gebleven.
De rechtbank overweegt het volgende.
Beoordeeld dient te worden of het handelen van verdachte te kwalificeren is als een poging tot doodslag. Bij poging tot doodslag is van belang de vraag of de door de verdachte verrichte handeling de dood ten gevolge zou kunnen hebben gehad. Op basis van de letselbeschrijving en de geneeskundige verklaring, in combinatie met het feit dat niet is vast te stellen hoe hard de BMW reed toen aangever werd geschept is niet met zekerheid vast te stellen dat de door verdachte verrichte handelingen de dood van aangever ten gevolge zouden kunnen hebben gehad. De duur van de genezing van de verwondingen werd overigens door de huisarts geschat op enkele weken. De rechtbank zal derhalve verdachte vrijspreken van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag.
Op grond van de getuigenverklaringen acht de rechtbank het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen. Door met een auto op aangever in te rijden heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er bij aangever zwaar lichamelijk letsel zou kunnen optreden. Ten aanzien van de snelheid van de BMW stelt de rechtbank vast dat niet is gebleken dat de BMW ongeveer 40 tot 45 kilometer heeft gereden. Uit de getuigenverklaringen kan wel worden opgemaakt dat verdachte aangever met zijn BMW met een aanzienlijke snelheid heeft aangereden. De omstandigheid dat aangever op de motorkap is terechtgekomen en er vervolgens is afgerold, wijst eveneens op een aanzienlijke snelheid.
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld of verdachte een aandeel heeft gehad in het onder 2 tenlastegelegde feit en hoe groot zijn aandeel zou zijn geweest. Nu niet duidelijk is wat de exacte aandelen zijn geweest van de vier jongens kan niet zonder meer van mededaderschap of handelen in vereniging worden gesproken.
De rechtbank is op grond van voormelde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte de onder 2 primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe dat het gebruik van "in vereniging" in artikel 141 van het Wetboek Strafrecht aangeeft dat voldoende is dat wordt bewezen dat de betrokkene opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Uit verklaringen van aangever en de getuigen blijkt dat verdachte de persoon is geweest die aangever heeft geslagen en dat de andere drie jongens (tegelijkertijd) ook met aangever aan het vechten waren. Verdachte heeft derhalve een voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het door meerdere personen toegepaste geweld om tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging te kunnen komen.
Ten aanzien van het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde
De rechtbank is op grond van voormelde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij 28 juni 2009 in de gemeente Harderwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een auto heeft aangereden met een aanzienlijke snelheid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 28 juni 2009 in de gemeente Harderwijk met anderen, op de openbare weg, de Graaf Ottolaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
-het met kracht stompen tegen het gezicht, althans het hoofd van die [slachtoffer] en
-het schoppen tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] op de grond ligt) en
-het trekken aan de kleding van die [slachtoffer] en
-het trekken aan een (gouden) ketting van die [slachtoffer].
3.
hij op 28 juni 2009 in de gemeente Harderwijk als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op de Graaf Ottolaan, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en schade was toegebracht.
4.
hij op 28 juni 2009 in de gemeente Harderwijk opzettelijk en wederrechtelijk een fiets toebehorende aan [slachtoffer] heeft vernield.
5.
hij op 28 juni 2009 in de gemeente Harderwijk als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk BMW, kleur zwart, gekentekend [nummer]), daarmede rijdende op de weg, de Graaf Ottolaan, geen bijzondere voorzichtigheid in acht genomen, immers heeft hij verdachte
*geen stuurcorrectie gemaakt op het moment dat zich voor hem, -verdachte- op die weg een voetganger met een fiets aan de hand bevond, welke hij -verdachte- (inmiddels) zeer dicht was genaderd en
*waarbij hij -verdachte- niet is staat is geweest het door hem -verdachte- bestuurde voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij -verdachte- de weg kon overzien en waarover deze vrij was, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
feit 1 subsidiair: Poging tot zware mishandeling;
feit 2 primair: Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3: Overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoort, vernielen;
en de overtreding:
feit 5: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft voor het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 bewezen verklaarde een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren gevorderd. Daarnaast heeft zij een werkstraf voor de duur van 200 uren gevorderd met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering hechtenis is doorgebracht. Voor het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde heeft zij tevens oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden gevorderd met aftrek van de tijd dat het rijbewijs was ingevorderd. Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde heeft de officier van justitie gevorderd dat toepassing wordt gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Bij haar strafeis heeft de officier van justitie in het nadeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat hij een auto als moordwapen inzet en dat hij vervolgens geen verantwoording heeft genomen voor zijn daden. Voorts heeft zij in haar strafeis verdisconteerd dat er weliswaar vijf feiten op de dagvaarding staan maar dat deze op één tijdstip zijn gepleegd. Ten slotte heeft zij rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte. Gelet op het tijdsverloop in deze strafzaak heeft zij geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf geëist en heeft zij het aantal uren werkstraf gematigd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de officier van justitie geëiste ontzegging van de rijbevoegheid te bezwarend is. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn nieuwe baan als autoschadehersteller. Als verdachte geen rijbewijs heeft, dan raakt hij deze baan kwijt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 28 juni 2009 schuldig gemaakt aan een serie strafbare feiten. Nadat verdachte aangever had geslagen en geschopt, is hij in zijn auto gestapt en ingereden op aangever. Aangever is geschept en op de motorkap terechtgekomen en weer op het wegdek gerold. Aangever had onder meer blauwe plekken, schaafwonden en spierpijn, drukpijn bij de oren en van een voortand en hoektand was een stuk afgebroken. De omstandigheid dat het slachtoffer daaraan niet meer letsel heeft overgehouden, is een gelukkige omstandigheid die geenszins aan verdachte is te danken. Het gaat om ernstige geweldsdelicten die een voor de rechtsorde schokkend karakter hebben en dat leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Dit klemt te meer nu het gebeurde heeft plaatsgevonden op de openbare weg, en daarvan meerdere personen getuige zijn geweest.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met diens verouderde justitiële documentatie.
Ten aanzien van de strafeis van de officier van justitie overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een onredelijk lang tijdsverloop. Het ten laste gelegde heeft op 28 juni 2009 plaatsgevonden en daarna is opsporing verricht naar de BMW. Op 6 oktober 2009 is de BMW aangetroffen bij de ouderlijke woning van verdachte. De officier van justitie heeft vervolgens de strafzaak tegen verdachte op 16 juli 2010 en 16 november 2010 ter terechtzitting aangebracht. De verdachte is op beide terechtzittingen niet verschenen. Dat deze strafzaak eerst op 15 maart 2011 inhoudelijk is behandeld is derhalve niet te wijten aan het Openbaar Ministerie. Bovendien is sinds het gebeurde nog geen twee jaren verstreken zodat de redelijke termijn in elk geval niet is overschreden
De rechtbank overweegt vervolgens dat zij gelet op de ernst van het feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in overweging heeft genomen. Deze heeft de officier van justitie niet geëist. De officier van justitie heeft naast een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid gevorderd. De rechtbank overweegt dat verdachte zwaar, doch niet onevenredig, in zijn belang wordt getroffen door een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Omdat de rechtbank oog heeft voor de omstandigheid dat het verdachte zwaar zal vallen dat hij enige tijd zijn rijbewijs zal kwijtraken, zal zij daarnaast niet ook nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.
Alles overwegende komt de rechtbank tot een strafoplegging conform de eis van de officier van justitie, te weten een werkstraf gedurende 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank ziet ook aanleiding tot het opleggen van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen. Het belang van de verkeersveiligheid is gediend met het onvoorwaardelijk ontnemen van de rijbevoegdheid aan verdachte.
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van 6 maanden.
Ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde zal de rechtbank toepassing geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
In beslag genomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gevorderd de inbeslaggenomen personenauto verbeurd te verklaren. De personenauto is vatbaar voor verbeurdverklaring omdat de onder 1 subsidiair, 3, 4, en 5 bewezen verklaarde feiten met behulp van deze personenauto zijn gepleegd. Volgens Auto Scout 24 is de waarde van deze auto zonder schade tussen de € 2.000,00 en
€ 3.000,00. Nu het een schadeauto betreft zal de waarde volgens de officier van justitie veel lager liggen. Zij acht verbeurdverklaring derhalve niet disproportioneel.
De raadsman heeft aangevoerd dat het beslag op de inbeslaggenomen personenauto dient te worden opgeheven en dat de personenauto dient te worden geretourneerd aan verdachte. Verbeurdverklaring is volgens de raadsman disproportioneel, nu de officier van justitie de waarde van de personenauto heeft vastgesteld op de waarde in 2011 en niet op de waarde in 2009 toen de personenauto in beslag werd genomen.
Ten aanzien van de vaststelling van de waarde van de personenauto is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie vastgestelde waarde redelijk is. Hiertoe wordt overwogen dat verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven dat hij de auto als schadeauto heeft gekocht en dat hij deze gedurende een bepaalde periode heeft opgeknapt. Uit de voertuiggegevens van de RDW blijkt dat de datum eerste toelating van de personenauto is gesteld op 12 januari 1999 en dat de datum eerste afgifte Nederland is gesteld op 30 augustus 2005. Hieruit kan worden afgeleid dat het een ouder type BMW betrof. Gelet op de omstandigheid dat het een ouder type BMW betrof en gelet op de verklaring van verdachte dat het een schadeauto was, acht de rechtbank de door de officier van justitie aangegeven waarde aannemelijk.
De rechtbank overweegt dat de personenauto, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, vatbaar is voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.697,90 (€ 2.798,90 materiële schade en € 900,00 immateriële schade) gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 15 maart 2011 geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de vergoeding voor de fiets, de spijkerbroek en het shirt, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van 36f van het Wetboek van Strafvordering. Ten aanzien van de vergoeding voor de gouden ketting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de waarde van de gouden ketting met de overlegde stukken onvoldoende is onderbouwd.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting van 15 maart 2011 op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de broek en het shirt onvoldoende zijn onderbouwd. Volgens de raadsman is niet gebleken dat de door de benadeelde partij overgelegde nota betrekking heeft op de kleding die hij op de bewuste avond aanhad. De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de vordering ten aanzien van de gouden ketting € 1.850,00 onvoldoende is onderbouwd.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden. Ten aanzien van de materiële vordering acht de rechtbank een bedrag van € 2.798,90 als vergoeding voor de fiets, de spijkerbroek en het shirt alsmede de gouden ketting, alleszins redelijk. Uit de overgelegde nota's blijkt dat op 23 mei 2009 een spijkerbroek en shirt zijn gekocht. De rechtbank acht het aannemelijk dat de benadeelde partij deze kleding op 28 juni 2009 heeft gedragen. De rechtbank overweegt ten aanzien van de vergoeding voor de gouden ketting dat dit deel van de vordering voldoende is onderbouwd. De benadeelde partij heeft aangegeven dat zijn tante in zijn opdracht de ketting heeft gekocht en dat hij met zijn ouders een afbetalingsregeling heeft getroffen omdat zij dit bedrag voor hem hebben voorgeschoten. Daartoe heeft de benadeelde partij de nota van de gouden ketting overgelegd, alsmede de bankafschriften waaruit blijkt dat hij geld heeft overgemaakt naar zijn ouders. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij de schade ter zake van de ketting voldoende heeft onderbouwd.
De rechtbank overweegt voorts dat vast staat dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. De rechtbank zal de verzochte immateriële schade van € 900,00 toewijzen.
De rechtbank zal een bedrag van € 3.698,90 aan de benadeelde partij toewijzen. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de omstandigheid dat aangever bij het optellen van de bedragen een onjuist totaalbedrag heeft vermeld.
Daarnaast wordt de vergoeding vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2009 en zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op:
de artikelen 9a, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 33a, 36f, 45, 55, 57, 62, 91, 141, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en
de artikelen 5, 7, 176, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
feit 1 subsidiair: Poging tot zware mishandeling;
feit 2 primair: Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3: Overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele
aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 5: Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
* verklaart verdachte strafbaar;
* bepaalt ten aanzien van het onder 5 bewezen verklaarde dat geen straf of maatregel wordt opgelegd;
* veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 bewezen verklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
* bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
* veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 en 4 bewezen verklaarde tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 200 (tweehonderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
* beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
* ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 (zes) maanden;
* bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht;
* verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven personenauto, te weten: een BMW, type 346l, kleur zwart, met het kenteken [nummer];
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], bankrekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 3.698,90, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2009 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 3.698,90 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 juni 2009, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 46 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Heenk, voorzitter, Van der Hooft en Aufderhaar, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2011.
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer 20090121138, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Noordwest Veluwe, team recherche Noordwest Veluwe, gesloten en ondertekend op 13 november 2009.
2 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 23.
3 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 24 en 25.
4 Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 26.
5Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer], p. 27.
6 Geneeskundige verklaring van P.A.J. Buis, huisarts te Harderwijk van 2 juli 2009, (schriftelijk bescheid) p. 29.
7 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 34.
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 35.
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 36.
10 Processen-verbaal van bevindingen van 8 oktober 2009, p. 38 tot en met p. 42
11 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 44.
12 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 45.
13 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 46.
14 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 48 en 49.
15 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 49.
16 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 50.
17 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 52.
18 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 53.
19 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4], p. 54.
20 Verificatie procedure RDW, p. 58 en 59.
21 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5], p. 56.
22 Proces-verbaal van bevindingen van 8 oktober 2009, p. 83.
23(Stam)proces-verbaal, p. 11 en 12 en de uitdraai van de digitaal versterkte gegevens van KPN, p. 99.
24 (Stam)proces-verbaal, p. 11 en 12 en de uitdraai van de digitaal versterkte gegevens van KPN, p. 99.
25 Verklaring van verdachte, p. 65.
26 Verklaring van verdachte, p. 70.