ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ4978

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
18 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
121304 - KG ZA 11-106
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G. Vrieze
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de plaatsing van een minderjarige in het onderwijs en de rol van de toelatingscommissie

In deze zaak vorderden de wettelijke vertegenwoordigers van een dertienjarig meisje, hierna aangeduid als [dochter], dat het Almende College haar zou plaatsen in de tweede klas havo/vwo. De wettelijke vertegenwoordigers stelden dat de toelatingscommissie van het Almende College onzorgvuldig had gehandeld door te besluiten om [dochter] te plaatsen op vmbo(t)/havo-niveau. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen, omdat onvoldoende aannemelijk was gemaakt dat de toelatingscommissie zich enkel had gebaseerd op de Cito-toets. De voorzieningenrechter oordeelde dat de commissie ook een onderwijskundig rapport van de basisschool en overleg met vier basisschooldirecteuren had meegenomen in haar beoordeling. De rechter concludeerde dat het Almende College niet onzorgvuldig had gehandeld en dat de beslissing om [dochter] in te delen in vmbo(t)/havo redelijk was. De wettelijke vertegenwoordigers waren niet gehoord op hun bezwaar, maar dit leidde niet tot de conclusie dat de toelatingscommissie onzorgvuldig had gehandeld. De vordering werd afgewezen en de wettelijke vertegenwoordigers werden veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van het Almende College tot EUR 1.384,00 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 121304 / KG ZA 11-106
Vonnis in kort geding van 18 mei 2011
in de zaak van
1. [eiser A],
en
2. [eiser B],
in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige [dochter], wonende te [adres],
eiseres,
advocaat mr. C.W.J. de Bont te Doetinchem,
tegen
de stichting STICHTING ACHTERHOEK V.O.,
gevestigd te Silvolde, gemeente Oude IJsselstreek,
gedaagde,
advocate mr. A.C. Ranke te Alphen aan den Rijn.
Partijen zullen hierna mede [Eisers] respectievelijk het Almende College genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van het Almende College.
2. De feiten
2.1. [Eisers] zijn de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige [dochter] (hierna: [dochter]).
2.2. [dochter] is op [1997] geboren in Polen. Zij woont met haar moeder, [eiser A], sinds [2005] in Nederland. Vanaf die datum ging [dochter] naar de basisschool [basisschool] in [plaats].
2.3. In het schooljaar 2009-2010 zat [dochter] in groep 8 en heeft zij de Cito-toets gemaakt, waarbij zij een score van 533 punten heeft behaald. Uitgangspunt is dat bij een score vanaf 540 punten sprake is van havo/vwo-niveau.
2.4. [Eisers] hebben [dochter] voor het schooljaar 2010-2011 aangemeld bij het door gedaagde geëxploiteerde Almende College. Hun wens was dat [dochter] op havo/vwo-niveau zou worden geplaatst.
2.5. Bij brief van 31 maart 2010 heeft het Almende College [Eisers] onder meer het volgende medegedeeld:
“(…) De Toelatingscommissie van het Almende College heeft vergaderd over de toelating van de leerlingen van groep 8. Het advies van de basisschool, uw wens ten aanzien van het type onderwijs, de gegevens van de Cito-toets en waar nodig het leerlingvolgsysteem, zijn zorgvuldig beoordeeld door de Toelatingscommissie. Indien nodig is er een gesprek gevoerd met de adviserende leerkracht. De Toelatingscommissie heeft gekozen voor het schooltype dat naar haar mening het beste past bij de capaciteiten en de persoonlijke eigenschappen van uw kind. (…)”
In voormelde brief is in een schema aangekruist dat de toelatingscommissie ten aanzien van [dochter] heeft gekozen voor het schooltype havo(t) op de locatie Bluemers te Dinxperlo; havo(t) staat voor havo(techniek).
2.6. Havo(t)-niveau is bedoeld voor leerlingen met een goed perspectief maar van wie nog niet duidelijk is of zij havo aankunnen. Deze leerlingen worden in de twee jaar durende brugklas vmbo(t)/havo geplaatst.
2.7. De toelatingscommissie van het Almende College bestaat uit vier directieleden van het Almende College en vier directeuren van basisscholen, waaronder de directeur van de [basisschool].
2.8. [Eisers] hebben de plaatsing van [dochter] in vmbo(t)/havo niet bevestigd aan het Almende College. Op het daarvoor bestemde “bevestigingsformulier beslissing toelatingscommissie” verzoeken zij om een herbeoordeling en voeren zij het volgende aan:
“(…) [dochter] heeft jarenlang bewezen het hoogste niveau aan te kunnen (vwo). Cito toets is niet zo goed gelukt met duidelijke tijdelijke redenen als oorzaak. Wij laten niet toe dat onze dochter op basis van 1 mindere prestatie afgerekend wordt, anders gezegd dat haar toekomst hierdoor negatief beïnvloed wordt. Wij zouden graag zien dat de toelatingscommissie nog eens goed informeert naar de kwaliteiten van [dochter]. (…)”
2.9. Bij brief van 20 april 2010 heeft de toelatingscommissie de ouders onder meer het volgende medegedeeld:
“(…) Gistermiddag heeft de Toelatingscommissie van het Almende College wederom vergaderd over de toelating van de leerlingen van groep 8. Het advies van de basisschool, uw wens ten aanzien van het type onderwijs, de gegevens van de Cito-toets en het leerlingvolgsysteem, zijn nogmaals zorgvuldig beoordeeld door de Toelatingscommissie. Indien nodig is er ook weer een gesprek gevoerd met de adviserende leerkracht. De Toelatingscommissie heeft gekozen voor het schooltype dat naar haar mening het beste past bij de capaciteiten en de persoonlijke eigenschappen van uw kind. (…)”
In voormelde brief is in een schema (wederom) aangekruist dat de toelatingscommissie ten aanzien van [dochter] heeft gekozen voor het schooltype havo(t) op de locatie Bluemers.
In de brief deelt het Almende College verder het volgende mee:
“(…) Indien u het ook nu niet eens bent met de beslissing van de Toelatingscommissie voor het schooltype, neemt u dan per omgaande (…) contact op (…). U kunt uw kind dan opgeven voor een HERTOETS. (…) Deze toets (…) vindt plaats op :
Maandag 26 april 2010
(…)
U krijgt na de hertoets (…) zo spoedig mogelijk een telefonische reactie waarin u wordt medegedeeld tot welke conclusie het testbureau is gekomen en wat dit betekent voor de plaatsing van uw kind. (…) Graag wijs ik u erop, dat alle betrokkenen zich neerleggen bij de conclusie van het testbureau.
(…)”
Met “alle betrokkenen” zijn de toelatingscommissie en de leiding van het Almende College bedoeld.
2.10. Op het bij laatstgemelde brief gevoegde bevestigingsformulier hebben [Eisers] de plaatsing van [dochter] in vmbo(t)/havo wederom niet bevestigd aan het Almende College. Op dit formulier delen [Eisers] het volgende mee:
“Zie vorig bevestigingsformulier. [dochter] heeft al jarenlang zeer goede rapporten, heeft een klas overgeslagen, als Pools meisje sprak [dochter] binnen 3 maanden goed Nederlands. Cito minder goed gelukt vanwege privé omstandigheden die op het moment van de Cito speelden. Deze omstandigheden hebben bij [dochter] emoties teweeg gebracht die een normale prestatie hebben geblokkeerd. Met uw beslissing die niet onderbouwd is gaan wij niet akkoord. Evt. kan een andere school waar [dochter] naar het vwo kan uitkomst bieden indien Almende [dochter] niet kan bieden hetgeen zij verdient. (…)”
Voorts verzoeken [Eisers] op het bevestigingsformulier om een schriftelijke onderbouwing van de beslissing.
2.11. Op 30 mei 2010 hebben [Eisers] een brief gestuurd naar de [basisschool], die onder meer het volgende inhoudt:
“(…) Wij (…) hebben aangegeven dat wij, op basis van de ontwikkelingen die [dochter] de afgelopen 5 jaren heeft laten zien, van mening zijn dat brugklas Havo/VWO het beste bij [dochter] past als volgende stap met als doel dat zij uiteindelijk het VWO diploma gaat behalen. Hierover waren [basisschool] en wij (…) het in ieder geval tot en met het laastste 15 minutengesprek (…) eens. [Leerkracht dochter basisschool] (leerkracht van [dochter] in groep 8, voorzieningenrechter) heeft volgens het Almende College, in strijd met de toezegging aan ons (…) dat Liborius zich sterk zou gaan maken voor Havo/Vwo, Almende geadviseerd dat [dochter] Havo(t) moet gaan volgen. Dit heeft ons bijzonder onaangenaam verrast zoals u weet. (…) Een schriftelijke aanbeveling van [basisschool] aan het Almende College inzake [dochter] is er niet volgens [basisschool] en Almende. [Leerkracht dochter basisschool] ontkent dat zij Havo (t) heeft geadviseerd. (…) Wij wensen in deze brief te herhalen dat wij op basis van de feiten die ons op dit moment voorliggen enkel akkoord kunnen en willen gaan met inschrijving voor Havo/VWO met ingang van augustus 2010. (…)”
2.12. In reactie op laatstgemelde brief heeft de [basisschool] [Eisers] bij brief van 1 juni 2010 onder meer het volgende medegedeeld:
“(…) U stelt in de brief, dat de school verantwoordelijk is voor de plaatsing. Dit is correct. De school biedt op grond van de resultaten van de cito-eindtoets, het leerlingvolgsysteem en de bespreking en advies van de toelatingscommissie het volgende aan:
[dochter] (…) kan op 1 augustus 2010 geplaatst worden in de HAVO/T klas op de locatie Bluemers van het Almende College. Blijkt na twee jaar, dat zij voldoende vaardigheden en kennis heeft om de HAVO/VWO richting te volgen, dan kan dit op de locatie Isala van het Almende College. (…)
Als school zorgen we voor een plaats voor [dochter]. Als u deze niet accepteert, is dit uw goed recht, maar we hebben op dat moment voldaan aan onze verplichting. De toelatingscommissie besluit uiteindelijk en de laatste stem hierin heeft de rector van het Almende College. (…)”
2.13. [Eisers] hebben de [basisschool] vervolgens schriftelijk onder meer medegedeeld dat zij niet akkoord gaan met plaatsing van [dochter] in de havo(t)-klas en dat zij van mening zijn dat de [basisschool] onzorgvuldig heeft gehandeld.
2.14. [dochter] is in het schooljaar 2010/2011 onderwijs gaan volgen bij het Almende College in de brugklas vmbo(t)/havo, zonder daar ingeschreven te staan.
3. Het geschil
3.1. [Eisers] vorderen dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis het Almende College zal veroordelen om binnen één dag na betekening van het vonnis over te gaan tot plaatsing van [dochter] in de tweede klas van de brugklas op niveau havo/vwo, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 3.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat het Almende College in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, en het Almende College zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. [Eisers] hebben aan hun vordering ten grondslag gelegd dat de besluiten van de toelatingscommissie van 31 maart en 20 april 2010 onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. [Eisers] hebben gesteld dat een onderwijskundig rapport niet voorhanden was bij de beslissingen van de toelatingscommissie en dat evenmin een onderzoek naar de geschiktheid van [dochter] heeft plaatsgevonden. Volgens [Eisers] is alleen afgegaan op de het advies van de basisschool, de wens van de ouders en de Cito-score. Nu de wens van de ouders en het advies van de basisschool echter havo/vwo was, heeft de toelatingscommissie onzorgvuldig gehandeld en kon zij niet in redelijkheid besluiten om [dochter] te plaatsen op vmbo(t)/havo niveau. Daarmee is de toegang tot het vwo voor haar geblokkeerd tot na voltooiing van de havo-opleiding.
[Eisers] hebben verder aangevoerd dat zij ten onrechte niet gehoord zijn op hun bezwaar inzake de toelating van [dochter].
3.3. Het Almende College voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Vooropgesteld wordt dat de voorzieningenrechter zich (als restrechter) bevoegd acht een oordeel te geven over de onderhavige vordering, aangezien niet gesteld is dat in de schoolreglementen is voorzien in de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te verzoeken. In het kader van dit kort geding dient beoordeeld te worden of de beslissing van het Almende College de marginale toets van redelijkheid en zorgvuldigheid kan doorstaan; zo niet, dan is gedaagdes weigerachtigheid onrechtmatig jegens [dochter] en het gevorderde gebod toewijsbaar.
4.2. Op een door het Almende College overgelegd formulier van de [basisschool] is in de kolom onder het kopje “Wens ouders” alsmede in de kolom onder het kopje “Advies school” het niveau havo aangekruist. Op datzelfde formulier is bij “Schoolkeuze” het niveau havo/vwo ingevuld.
Het Almende College heeft – onweersproken – aangevoerd dat het advies van de [basisschool] op zich niet beslissend is en dat naar aanleiding daarvan ook overleg heeft plaatsgevonden tussen de contactpersoon van de toelatingscommissie en de [basisschool], waarbij de leerkracht van [dochter] heeft verklaard zich te kunnen vinden in plaatsing van [dochter] in vmbo(t)/havo.
Verder heeft het Almende College betwist dat zij haar beslissing tot plaatsing van [dochter] in de vmbo(t)/havo klas enkel heeft gebaseerd op de uitslag van de Cito-toets. Zij heeft verklaard dat zij voor de beoordeling van de toelating van [dochter] naast de Cito-score en het advies van de basisschool beschikte over een onderwijskundig rapport van de basisschool dat was opgesteld op basis van het leerlingvolgsysteem, waarbij van elke leerling gedurende de hele basisschool de vorderingen worden bijgehouden.
[Eisers] hebben niet weersproken dat uit dit door het Almende College overgelegde onderwijskundig rapport blijkt dat [dochter] voor verscheidene toetsen die zij in de groepen 6, 7 en 8 van de basisschool heeft gemaakt, scores heeft behaald die ondergemiddeld zijn en die niet duiden op een havo/vwo-niveau. Met name ten aanzien van het vak begrijpend lezen zijn de door [dochter] behaalde scores ondergemiddeld. Onweersproken is dat juist dit vak zwaar weegt bij de beoordeling door de toelatingscommissie, aangezien daarin behaalde resultaten een belangrijke indicatie zijn voor het begrijpend vermogen en het (toekomstig) niveau van een leerling.
4.3. Dat de toelatingscommissie zich bij de beoordeling ten aanzien van de plaatsing van [dochter] enkel heeft gebaseerd op de uitkomst van de Cito-toets acht de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk geworden. Het Almende College heeft zich ook gebaseerd op een onderwijskundig rapport van de basisschool en overlegd met vier basisschooldirecteuren, onder wie die van [dochter]. Het is het goed recht van het Almende College daarbij veel belang aan bijvoorbeeld begrijpend lezen te hechten.
Daar komt bij dat [Eisers] geen gebruik hebben gemaakt van de door het Almende College geboden mogelijkheid tot het maken van een hertoets, die door een andere instantie beoordeeld wordt en die juist bedoeld is om bij onenigheid ten aanzien van het schooltype uitkomst te bieden. Op grond van het vorenstaande kan derhalve niet worden geconcludeerd dat het Almende College onzorgvuldig heeft gehandeld en in redelijkheid niet tot haar beslissing om [dochter] in te delen in vmbo(t)-havo heeft kunnen komen.
4.4. Evenmin kan een dergelijke conclusie worden getrokken uit het feit dat [Eisers] niet zijn gehoord op hun bezwaar tegen de beslissing van het Almende College en in afwachting van de aangeboden hertoets een nadere motivering achterwege is gebleven. Vast staat dat [Eisers] [dochter] niet hebben ingeschreven bij het Almende College. Gelet op de verklaring van het Almende College dat [dochter] niet was verschenen bij de hertoets, het vervolgens geen reactie meer ontving van [Eisers] en het wegens het achterwege blijven van de inschrijving van [dochter] in de veronderstelling verkeerde dat [Eisers] [dochter] bij een andere school zouden inschrijven, kan niet worden geoordeeld dat het Almende College onzorgvuldig heeft gehandeld door het horen van [Eisers] achterwege te laten.
4.5. Toen [Eisers] [dochter] bij de aanvang van het schooljaar alsnog op de Bluemers-locatie kwamen brengen, mocht het Almende College daaruit instemming van de wettelijke vertegenwoordigers met de plaatsing op havo(t)-niveau afleiden.
Verder is onweersproken dat ook de in het lopende schooljaar door [dochter] reeds behaalde resultaten op het Almende College op zich geen aanleiding geven voor de conclusie dat [dochter] onderwijs volgt onder haar niveau.
4.6. Gelet op het vorenstaande zal de vordering worden afgewezen.
4.7. [Eisers] zullen in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers van [dochter] als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op:
- griffierecht EUR 568,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.384,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af;
5.2. veroordeelt eisers in hun hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordigers in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op EUR 1.384,00;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Vrieze en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2011.