ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ6215

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
25 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/940470-10
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Ouweneel
  • A. Heenk
  • J. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en poging tot doodslag met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 25 mei 2011 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen verdachte A, die op 5 december 2010 te Doetinchem betrokken was bij een gewelddadig voorval. Verdachte werd beschuldigd van diverse mishandelingen en een poging tot doodslag. De rechtbank oordeelde dat verdachte A meerdere slachtoffers had mishandeld, waaronder [slachtoffer A], [slachtoffer B], [slachtoffer C], [slachtoffer D] en [slachtoffer E]. De mishandelingen bestonden uit het slaan en stompen van de slachtoffers, waarbij ook geweld in vereniging werd gepleegd. De rechtbank achtte het bewezen dat verdachte A opzettelijk geweld had gebruikt, wat resulteerde in letsel bij de slachtoffers. De officier van justitie had gevorderd tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan trainingen. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer B]. De rechtbank oordeelde dat verdachte A licht verminderd toerekeningsvatbaar was, wat werd onderbouwd door psychologisch onderzoek. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op, waaronder deelname aan een cognitieve vaardigheidstraining en behandeling bij een forensisch psychiatrische polikliniek. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde geweldsdelicten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940470-10
Uitspraak d.d.: 25 mei 2011
Tegenspraak / dip oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte A],
geboren te [plaats op 1991],
wonende te [plaats, adres],
thans gedetineerd in PI De Berg te Arnhem.
Raadsman: mr. M. van Kan, advocaat te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 11 mei 2011.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 05 december 2010 te Doetinchem met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Simonsplein, in elk geval op of aan een openbare weg, (telkens) openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd,
- tegen [slachtoffer A], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (met kracht)
slaan/stompen op/tegen het gezicht van die [slachtoffer A] en/of
- tegen [slachtoffer B], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (met kracht)
stompen/slaan op/tegen het gezicht, althans het hoofd van die [slachtoffer B] en/of
- tegen [slachtoffer C], welk geweld bestond uit het (met kracht) tegen de grond duwen die
van [slachtoffer C] en/of
- tegen [slachtoffer D], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (met kracht) slaan/stompen op/tegen het gezicht, althans het hoofd van die [slachtoffer D] en/of het schoppen/trappen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer D] en/of
- tegen [slachtoffer E], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal slaan/stompen op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of het schoppen/trappen op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer E]
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 05 december 2010, te Doetinchem, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk mishandelend
- [slachtoffer A], meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
- [slachtoffer B], meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het gezicht, althans het
hoofd heeft geslagen/gestompt en/of
- [slachtoffer C], (met kracht) tegen de grond heeft geduwd en/of
- [slachtoffer D], meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen het gezicht, althans het
hoofd heeft geslagen/gestompt en/of meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer D] op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt/geschopt en/of
- [slachtoffer E], meermalen, althans eenmaal op/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geslagen/gestompt en/of meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geschopt/getrapt,
waardoor die perso(o)n(en), (telkens) letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 05 december 2010 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer E] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer E] meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl die [slachtoffer E] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 05 december 2010 te Doetinchem tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer E], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer E] meermalen, althans eenmaal op/tegen het hoofd geschopt, terwijl die [slachtoffer E] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
1. Op 5 december 2010 omstreeks 04.15 uur zagen verbalisanten [verbalisant A] en [verbalisant B] op de Korte Heezenstraat te Doetinchem een groep mensen staan die naar de politie zwaaide. Zij reden richting de groep en zagen dat zich in deze groep mensen een man bevond die gewond was aan zijn gezicht. De mensen rondom deze man gaven aan dat hij door twee mannen was mishandeld. De verbalisanten zagen dat de man uit zijn oor bloedde, dat zijn gezicht opgezwollen was en dat zijn linkeroog helemaal dicht zat en verkleurd was. De man heet [slachtoffer E].2 Niet veel later werden dezelfde verbalisanten aangesproken door een man en vrouw die zeiden dat [verdachte A en medeverdachte B] degenen waren die de man hadden mishandeld.3 Na enige minuten konden verdachte en zijn broer [medeverdachte B] door de politie worden aangehouden.4
Standpunt van het openbaar ministerie
2. De officier van justitie heeft allereerst geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 1 tegen de heer [slachtoffer A] gepleegde, voor zover dat geweld ten laste is gelegd bij de verweten openlijke geweldpleging. Daartoe is gesteld dat verdachte dit geweld alleen op
[slachtoffer A] heeft uitgeoefend en dat om die reden niet gesproken kan worden van het in vereniging plegen van geweld. De onder 1 ten laste gelegde openlijke geweldpleging gepleegd tegen [slachtoffer B], [slachtoffer C], [slachtoffer D] en [slachtoffer E] en de onder 1 ten laste gelegde mishandelingen, gepleegd in vereniging met medeverdachte
[medeverdachte B] tegen voornoemde personen, kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De officier van justitie heeft voorts geconcludeerd tot het bewezenverklaring van het onder 2 primair ten laste gelegde, te weten de poging tot doodslag van aangever
[slachtoffer E].
Standpunt van de verdachte / de verdediging
3. Door en namens verdachte is allereerst vrijspraak bepleit van de onder 1 ten laste gelegde openlijke geweldpleging. Daartoe is aangevoerd dat tussen verdachte en zijn medeverdachte geen sprake was van samenwerking in welke vorm dan ook. Het onderdeel "in vereniging" kan derhalve niet bewezen worden verklaard. Ten aanzien van de onder 1 cumulatief ten laste gelegde mishandelingen stelt de verdediging zich op het standpunt dat deze mishandelingen bewezen kunnen worden verklaard, in die zin dat verdachte deze handelingen steeds alléén heeft gepleegd.
Voor zover onder 2 ten laste is gelegd dat verdachte aangever [slachtoffer E] heeft geschopt, dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu het tegen deze [slachtoffer E] gepleegde geweld reeds bij het onder 1 ten laste gelegde is opgenomen en bewezen kan worden verklaard, aldus de verdediging.
Beoordeling door de rechtbank
4. De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.
5. [slachtoffer A] heeft aangifte5 gedaan, waarbij hij heeft verklaard dat hij op 5 december 2010 omstreeks 03.40 uur op het Simonsplein te Doetinchem was als taxichauffeur.6 Hij kreeg toen een klap van een jongen. Hij zag en voelde dat deze jongen hem met opzet en met kracht met zijn rechtervuist in het gezicht sloeg, waarbij hij zijn linkeroog raakte. Dit deed pijn en [slachtoffer A] heeft een aantal dagen een gezwollen oog gehad.7
De aangifte van voornoemde [slachtoffer A] wordt onder meer bevestigd door getuige
[getuige 1]. Zij was op 5 december 2010 omstreeks 03.45 uur op het Simonsplein te Doetinchem. Zij zag dat een jongen met een lichtkleurig jack de taxichauffeur sloeg.8 Ook getuige [getuige 2] zag dat de taxichauffeur werd geslagen door een voor hem onbekende jongen in een licht gekleurde jas. Deze [getuige 2] zag dat de jongen een klap uitdeelde aan de taxichauffeur en hem in zijn gezicht raakte. Toen de taxichauffeur weer in zijn auto stapte, zag hij dat de jongen het portier aan de bestuurderszijde opende en nog wat schreeuwde en voorts dat die jongen enkele keren met zijn vuist sloeg op het gezicht van de taxichauffeur. 9 Ook getuigen [getuige 3]10, [getuige 4]11 en [slachtoffer C]12 zagen dat de taxichauffeur werd geslagen.
6. Ook [slachtoffer B] heeft aangifte13 gedaan van mishandeling. Hij heeft daarbij verklaard dat hij op 4 december 2010 uit was in Doetinchem en dat hij op 5 december 2010 omstreeks 03.30 uur huiswaarts keerde. Bij het Simonsplein in Doetinchem ging hij samen met zijn vrienden wachten op een taxi. Op een gegeven moment zag [slachtoffer B] dat er een kleine oproer was bij één van de taxi's.14 Hij zag dat een man het portier van de bestuurder of bestuurster opentrok en naar binnen dook. Toen [slachtoffer B] tegen deze jongen riep dat hij normaal moest doen, zag [slachtoffer B] dat de jongen op hem toeliep en zijn rechterarm naar achteren haalde. [slachtoffer B] kan zich niet herinneren wat er daarna gebeurd is, maar hij kwam bij en lag op dat moment gestrekt op de grond. Hij voelde dat hij pijn had aan zijn neus en dat deze bloedde. Ook zijn linkeroog deed ontzettend pijn en hij had een wazige blik. Tengevolge van de klap en zijn val zijn er stukjes glazuur van zijn voortanden gesprongen.15
Door getuige [getuige 4] is verklaard dat hij zag dat de jongen - die even daarvoor op de taxichauffeur had ingeslagen - op [slachtoffer B] toeliep en meteen uithaalde. Hij zag dat de jongen [slachtoffer B] een keer met zijn rechterhand op diens gezicht sloeg.16 Ook getuige [getuige 2] zag dat jongen zich op [slachtoffer B] richtte en laatstgenoemde een stomp in zijn gezicht gaf, waardoor deze [slachtoffer B] een bloedneus opliep.17
7. [slachtoffer C] heeft ook aangifte18 gedaan. Zij heeft verklaard dat zij op 5 december 2010 tussen ongeveer 03.30 uur en 04.00 uur op het Simonsplein te Doetinchem stond te wachten op een taxi.19 Nadat zij zag dat een jongen in een wit jasje een taxichauffeur en een andere man had geslagen, zei zij tegen deze jongen dat hij rustig moest doen. [slachtoffer C] voelde en zag toen dat de jongen haar een flinke duw gaf tegen haar schouders, waardoor zij op de grond viel. Zij heeft hierdoor flinke pijn gehad aan haar schouder, nek en heup.20
Dat voornoemde [slachtoffer C] werd geduwd en daardoor op de grond viel, wordt bevestigd door onder meer getuigen [getuige 1]21, [getuige 3]22, [getuige 4]23,
[slachtoffer D]24 en [getuige 2]25.
8. Een vriend van eerdergenoemde [slachtoffer B], te weten [slachtoffer D], heeft ook aangifte26 gedaan. Hij heeft verklaard dat ook hij tegen de jongen zei dat hij normaal moest doen. De jongen draaide zich vervolgens om en kwam op [slachtoffer D] afstormen. De jongen kwam met gebalde vuist op hem afgerend en gaf [slachtoffer D] direct een stoot tegen zijn linkerwenkbrauw. [slachtoffer D] pakte hem hierop bij de nek en heeft hem naar de grond getrokken. Vervolgens ontstond op de grond een worsteling. Bij deze worsteling heeft de jongen [slachtoffer D] geslagen. [slachtoffer D] denkt dat de jongen hem een keer of vijf geslagen heeft. Toen [slachtoffer D] overeind kwam, voelde hij een harde klap in zijn gezicht. [getuige 5] heeft later tegen [slachtoffer D] verteld dat er een tweede jongen hem - [slachtoffer D] - een trap in zijn gezicht had gegeven, maar [slachtoffer D] heeft dit zelf niet gezien.27 Hij voelde direct een flinke pijn aan zijn neus en ook zijn wang/oogkas aan de rechterzijde van zijn gezicht deed direct pijn.28
Getuige [getuige 5] heeft hierover verklaard dat hij zag dat voornoemde [slachtoffer D] duw- en trekbewegingen maakte met een voor [getuige 5] onbekende jongen.29 Hij zag vervolgens dat [slachtoffer D] op de grond lag te vechten.30 [getuige 5] zag verder dat toen [slachtoffer D] zich oprichtte, laatstgenoemde een trap in het gezicht kreeg van een andere jongen. Over deze jongen heeft [getuige 5] verklaard dat deze zich in eerste instantie niet met het gevecht bemoeide. Hij zag dat de jongen met zijn been vol uithaalde naar het hoofd van [slachtoffer D] en dat [slachtoffer D] de voet vol tegen zijn hoofd kreeg.31
9. Tot slot heeft ook [slachtoffer E] aangifte32 gedaan. Hij heeft daarbij verklaard dat hij op 4 december 2010 is uit geweest in Doetinchem en dat hij een heel stuk van de film kwijt is. Hij heeft verder verklaard dat hij nog wel weet dat hij op een gegeven moment in een ambulance lag en naar het ziekenhuis werd vervoerd. Hij heeft aangifte gedaan van mishandeling, maar hij weet niet wat er gebeurd is. Door het hele gebeuren heeft hij een flinke schram op zijn linkerwang en jukbeen opgelopen, een flink gezwollen linkeroog, een snee in zijn linkeroor en wat schrammen.33
Getuige [getuige 3] heeft hierover verklaard dat zij zag dat de jongen met de witte jas - nadat hij de taxichauffeur en nog een andere jongen in het gezicht had geslagen - een man die op de grond lag schopte, waarbij hij die man volgens [getuige 3] in het gezicht raakte.34 Ook getuige [getuige 6] zag dat de jongen met een lichtgrijze, beige jas een jongen op de grond duwde en dat deze jongen op het moment dat hij lag, meteen een trap op zijn hoofd kreeg. Het was volgens deze [getuige 6] meer een stampende beweging.35 Ook getuige [getuige 7] zag dat jongen met de beige jas de man vooruit duwde, waardoor deze viel.36 Nadat de man op de grond viel, trapte de jongen met de beige jas de man op het gezicht. [getuige 7] zag dat de jongen met veel kracht trapte.37
10. Verdachte heeft bij de politie en ter zitting verklaard dat hij degene is die voornoemde personen geslagen heeft en voornoemde [slachtoffer E] geschopt heeft. Hij heeft verder verklaard dat hij die avond een witte jas droeg.
11. Medeverdachte [medeverdachte B] heeft bij de politie verklaard dat hij geen geweldshandelingen heeft verricht, maar geprobeerd heeft zijn broer - verdachte - mee naar huis te krijgen.
Ten aanzien van de rol van medeverdachte [medeverdachte B] overweegt de rechtbank allereerst als volgt. Voor zover getuige [getuige 5] heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte B] aangever [slachtoffer D] in het gezicht heeft geschopt, is de rechtbank van oordeel dat deze verklaring van [getuige 5] niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Aangever [slachtoffer D] zelf heeft enkel verklaard over een klap in zijn gezicht en dat hij eerst later van voornoemde [getuige 5] heeft gehoord dat hij een schop in zijn gezicht heeft gehad. Andere getuigen verklaren niet dat medeverdachte [medeverdachte B] deze [slachtoffer D] zou hebben geschopt. Dit zou echter wel voor de hand hebben gelegen, gelet op het aantal personen dat op dat moment daar aanwezig was. Gelet hierop acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat medeverdachte [medeverdachte B] deze [slachtoffer D] in het gezicht heeft geschopt.
Ook uit de overige in het dossier aanwezige verklaringen blijkt niet van enige geweldshandeling van de zijde van medeverdachte [medeverdachte B], gericht tegen één van de aangevers. Zo heeft getuige [getuige 3] verklaard dat de jongen met de bruine jas en een bril het opnam voor zijn vriend en begon te duwen en te trekken, maar dat zij niet heeft gezien dat deze jongen geslagen heeft. Verder heeft zij over deze jongen - medeverdachte
[medeverdachte B] - verklaard dat hij geprobeerd heeft de andere jongen - verdachte - mee naar huis te krijgen en dat hij probeerde de boel te sussen.38 Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij niet heeft gezien of de andere jongen - medeverdachte [medeverdachte B] - geslagen heeft.39 Ook aangever [slachtoffer C] heeft medeverdachte [medeverdachte B] niets zien doen.40 Daarnaast heeft ook getuige [getuige 6] verklaard dat de jongen met de bril niets deed, maar er vlakbij stond toen verdachte aangever [slachtoffer E] tegen het hoofd schopte.41
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat medeverdachte [medeverdachte B] een aandeel heeft gehad in het op 5 december 2010 op het Simonsplein te Doetinchem uitgeoefende geweld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft alleen verdachte deze geweldshandelingen gepleegd.
12. Verdachte heeft dit ook erkend en hij heeft ter terechtzitting van 11 mei 2011 verklaard dat hij degene is geweest die de taxichauffeur heeft geslagen en dat zijn broer [medeverdachte B] hen toen uit elkaar gehaald heeft. Toen van achter hem werd geroepen "doe normaal", heeft hij aldaar een persoon een klap gegeven. Deze persoon viel daarop meteen naar achteren, aldus verdachte. Vervolgens heeft hij nog een man geduwd en een andere man geslagen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij een man een schop op diens hoofd heeft gegeven toen deze op de grond lag. Hij heeft daarover gezegd dat hij richtte op zijn schouder.
13. Voor zover verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij ook een vrouw, te weten [slachtoffer C], heeft geduwd, wordt deze verklaring weerlegd door de aangifte van deze [slachtoffer C] en diverse getuigenverklaringen, zoals hiervoor onder 7 is weergegeven. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze [slachtoffer C] heeft geduwd waardoor zij op de grond terecht kwam.
14. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte degene is geweest die op
5 december 2010 op het Simonsplein te Doetinchem [slachtoffer A] in zijn gezicht heeft geslagen en dat verdachte ook tegen [slachtoffer B], [slachtoffer C], [slachtoffer D] en [slachtoffer E] geweld heeft gebruikt. Uit de in het dossier aanwezige verklaringen van de aangevers en de diverse getuigen stelt de rechtbank - anders dan door de officier van justitie is betoogd - vast dat medeverdachte [medeverdachte B] weliswaar aanwezig is geweest bij de door verdachte uitgeoefende geweldshandelingen, maar dat niet kan worden vastgesteld dat hij daarbij actief betrokken is geweest en evenmin geweldshandelingen heeft verricht tegen voornoemde personen, om welke reden verdachte allereerst dient te worden vrijgesproken van de onder 1 ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging.
15. Aan verdachte is onder 1 cumulatief ten laste gelegd dat hij voornoemde personen tezamen en in vereniging met een ander of anderen mishandeld heeft. Gelet op de hiervoor weergegeven overweging van de rechtbank dat verdachte de geweldshandelingen alleen heeft gepleegd, dient hij derhalve van het onderdeel tezamen en in vereniging met een ander of anderen te worden vrijgesproken. Voor het overige acht de rechtbank de onder 1 cumulatief ten laste gelegde mishandelingen van voornoemde personen wettig en overtuigend bewezen met uitzondering van het onderdeel dat aangever [slachtoffer D] tegen het hoofd is geschopt/getrapt. De rechtbank verwijst hierbij naar hetgeen zij onder 11 heeft overwogen.
16. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vervolging, nu deze geweldshandeling, te weten het schoppen tegen het hoofd van aangever [slachtoffer E], reeds onder 1 aan verdachte ten laste is gelegd.
De rechtbank volgt de verdediging niet in dit standpunt, nu ten aanzien van feit 1 - voor zover daar het gepleegde geweld tegen voornoemde [slachtoffer E] ten laste is gelegd - en feit 2 op grond van artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht de regeling van eendaadse samenloop van toepassing is. Het tegen aangever [slachtoffer E] gepleegde geweld zoals dat ten laste is gelegd valt in meer dan één strafbepaling.
17. De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde verder als volgt. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij aangever [slachtoffer E] tegen het hoofd geschopt heeft.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Voorts is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan dan dat degene die die handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat het schoppen tegen iemands hoofd, zeker wanneer er met kracht wordt geschopt, als zodanig de dood van een ander kan veroorzaken. Verdachte heeft aangever [slachtoffer E] tegen het hoofd geschopt, waarbij verdachte ter zitting heeft aangegeven dat het een stampende beweging tegen het hoofd betrof. Door deze handeling te verrichten, heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zodanig gevolg, de dood, zou intreden. Het geven van een schop tegen het hoofd, terwijl het slachtoffer reeds op de grond ligt, is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het veroorzaken van de dood dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Het onder 2 primair ten laste gelegde kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op tijdstippen op 05 december 2010, te Doetinchem telkens opzettelijk mishandelend
- [slachtoffer A], eenmaal (met kracht) op/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geslagen/gestompt en
- [slachtoffer B], eenmaal (met kracht) op/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen/gestompt en
- [slachtoffer C], (met kracht) tegen de grond heeft geduwd en
- [slachtoffer D], meermalen (met kracht) op/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geslagen/gestompt en
- [slachtoffer E], eenmaal op/tegen het gezicht, althans het hoofd heeft geslagen/gestompt en eenmaal op/tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt,
waardoor die personen, telkens letsel hebben bekomen en/of pijn ondervonden;
2. (primair)
hij op 05 december 2010 te Doetinchem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer E] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer E] eenmaal op het hoofd heeft geschopt, terwijl die [slachtoffer E] op de grond lag, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
Feit 1 : mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 2 primair : poging tot doodslag.
Ten aanzien van het tegen aangever [slachtoffer E] onder 1 en 2 bewezenverklaarde geweld is de rechtbank van oordeel, zoals hiervoor reeds overwogen, dat er sprake is van eendaadse samenloop, aangezien deze feiten in meer dan één strafbepaling vallen als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van de verdachte
18. Naar de persoon van verdachte is psychologisch onderzoek verricht, waarvan het resultaat is neergelegd in een rapport van 22 maart 2011, opgemaakt door drs. H.N.J. Hillege (GZ-psycholoog/psychotherapeut). Daarin is onder meer vermeld dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is sprake van een stoornis in de impuls- en agressieregulatie en van kenmerken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De gewetensfunctie is bij verdachte niet geïnternaliseerd te noemen. Verder is bij verdachte een egocentrische en onzekere, soms wantrouwige persoonlijkheidsstructuur in beeld gekomen, waarbij onzekerheid en onlust mannelijk wordt gecompenseerd. Er is sprake van misbruik van alcohol en cocaïne. Het voorgaande beïnvloedde de gedragskeuzes dan wel gedragingen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde zodanig dat het ten laste gelegde daaruit kan worden verklaard. Door de psycholoog wordt geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het plegen het ten laste gelegde, licht verminderd toerekeningsvatbaar is te achten.
Volgens de deskundige wordt hij betreffende het middelenmisbruik voorafgaand en/of ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde eveneens licht verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en zij neemt deze over.
19. Verdachte is strafbaar nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
20. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaar en met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarde te koppelen dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften van de reclassering, ook indien dit inhoudt dat hij zal deelnemen aan trainingen.
21. Door en namens verdachte is ten aanzien van een strafoplegging naar voren gebracht dat het - zeker gezien de jeugdige leeftijd van verdachte - tijd is om de voorlopige hechtenis te beëindigen en om te werken aan zijn toekomst.
22. De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
23. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich na het uitgaan heeft schuldig gemaakt aan diverse geweldsdelicten. Zonder enige aanleiding heeft hij meerdere personen geslagen. Uit de in het dossier aanwezige foto's van de slachtoffers blijkt dat verdachte hen behoorlijk letsel heeft toegebracht. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat hij één van zijn slachtoffers, te weten [slachtoffer E], tegen het hoofd heeft geschopt op het moment dat deze [slachtoffer E] al weerloos op de grond lag. De rechtbank acht dit zeer kwalijk. De omstandigheid dat [slachtoffer E] hierdoor niet meer of ernstiger letsel heeft overgehouden, is een gelukkige omstandigheid, die geenszins aan verdachte te danken is.
24. De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij eenmaal eerder veroordeeld is voor een geweldsdelict.
25. Ten aanzien van de persoon van verdachte neemt de rechtbank in aanvulling op hetgeen onder 18 reeds is vermeld, te weten dat verdachte ten aanzien van de feiten licht verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd, uit het psychologische rapport voorts nog het volgende in aanmerking. Spanning en kritiek worden op grond van de nog kwetsbare basis - waaronder een egocentrisch perspectief, frustratietolerantie en beperkte copingvaardigheden - door verdachte moeilijk verdragen. De verantwoordelijkheid wordt door hem niet genomen. Het probleeminzicht van verdachte is beperkt, mede gelet op zijn persoonlijkheidsproblematiek. De eigen agressie wordt onvoldoende erkend bij een neiging deze te geringschatten of te rationaliseren. De benedengemiddelde intelligentie, de ontoereikende impulscontrole en de antisociale kenmerken in de persoonlijkheid maken, te meer daar ook sprake is van misbruik van alcohol en drugs, dat het risico op recidive aanwezig is. Door de deskundige wordt geadviseerd om aan verdachte binnen een niet-vrijblijvend kader een meervoudig behandelaanbod te doen, aansluitend bij zijn begripsniveau en huidige vaardigheden. Door de deskundige is aangegeven dat de behandeling aan verdachte aangeboden zou mogen worden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf. Als bijzondere voorwaarde zou opgelegd mogen worden dat hij de aanwijzingen van de reclassering dient op te volgen, waaronder het opvolgen van aanwijzingen met betrekking tot een ambulante behandeling bij bijvoorbeeld Kairos of De Tender en controle op middelenmisbruik.
26. Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van 31 januari 2011, waarin onder meer is vermeld dat verdachte door vallen en opstaan lijkt te hebben geleerd dat hij maar weinig mensen echt kan vertrouwen en hij grotendeels met zijn eigen familieleden lijkt om te gaan. Eerst tijdens het laatste gesprek op 25 januari 2011 heeft hij toegegeven het delict onder invloed van cocaïne te hebben gepleegd. Hij heeft dat al die tijd verzwegen, omdat hij bang was dat dit zijn opleiding bij de mariniers zou kunnen schaden. Naar zijn eigen zeggen was hij de cocaïne aan het afbouwen, maar had hij het op 5 december 2010 toch weer aangeboden gekregen en gebruikt. Daarnaast zijn er duidelijke aanwijzingen dat hij op die dag een flinke hoeveelheid bier gedronken heeft. Het kan niet worden ingeschat of verdachte de gevolgen van alcohol wat betreft ontremming voor zichzelf kent. Hij heeft gezegd spijt te hebben van hetgeen hij gedaan heeft en zou de slachtoffers zijn excuses willen aanbieden.
De kans op herhaling wordt door de reclassering als hoog ingeschat, waarbij met name zijn delictsgeschiedenis, drugs- en alcoholgebruik, denkpatronen, gedrag en vaardigheden en houding hoog scoren. Er is nooit feitelijk een training of behandeling gericht op impulsregulatie aangeboden en dat zou volgens de reclassering beslist moeten gebeuren, wil hij nog voor verandering vatbaar zijn en niet opnieuw in herhaling vallen. Door de reclassering wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden dat hij zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en zich daartoe binnen 14 dagen volgend op de definitieve uitspraak moet melden bij de Reclassering Nederland, Houtwal 16/D, 7201 ES te Zutphen en verder dat hij zich zo frequent moet melden als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht. Verder zal hij moeten deelnemen aan de cognitieve vaardigheidstraining+ en leefstijltraining (kort). Tot slot wordt hij, gezien de directe samenhang van de vermoedelijke impulsregulatiestoornis met het criminele gedrag, verplicht om zich voor deze stoornis te laten behandelen bij een forensische psychiatrische ambulante polikliniek.
27. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden. Gelet op de ernst en de hoeveelheid geweldsdelicten die in een kort tijdbestek hebben plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest zoals de rechtbank uit de woorden van de verdediging heeft begrepen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk op te leggen strafdeel de bijzondere voorwaarden koppelen als na te melden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bereid is zich aan eventueel op te leggen voorwaarden te houden.
Vordering tot schadevergoeding ten aanzien van feit 1 - [slachtoffer B]
28. De benadeelde partij [slachtoffer B], wonende aan [adres te plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.106,58 vermeerderd met de wettelijke rente, gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
29. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 656,58. Ten aanzien van de gevorderde toekomstige schade, te weten
€ 1.450,-, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering nu de behandeling van de vordering voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
30. Door en namens verdachte is ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding naar voren gebracht dat niet valt te begrijpen dat er schade aan het gebit van deze [slachtoffer B] is ontstaan, te meer nu pas op 15 december 2010 een consult bij de tandarts heeft plaatsgevonden. Volgens de verdediging is de vordering van [slachtoffer B] onvoldoende onderbouwd en dient [slachtoffer B] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
31. Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank acht het aannemelijk dat het slachtoffer schade aan zijn gebit heeft door de handelwijze van verdachte. De rechtbank acht het bedrag van
€ 106,58 voor de reeds ondergane tandheelkundige behandeling toewijsbaar en zal deze vordering vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2010, te weten de datum van de behandeling. Voor zover de benadeelde partij [slachtoffer B] tevens heeft verzocht om vergoeding van in de toekomst gelegen tandheelkundige kosten, overweegt de rechtbank dat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal de benadeelde partij op dit punt derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
De benadeelde partij heeft voorts een bedrag van € 550,- gevorderd voor geleden immateriële schade. De rechtbank acht een bedrag van € 350,- redelijk en zal de vordering tot dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2010, toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot vergoeding van geleden immateriële schade.
Vordering tot schadevergoeding ten aanzien van feit 1 - [slachtoffer D]
32. De benadeelde partij [slachtoffer D], wonende aan de [adres te plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 400,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer E], wonende aan de [adres te plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 345,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
33. Door de officier van justitie en de verdediging is geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen nu deze vorderingen reeds zijn voldaan door verdachte.
34. Nu uit de door de verdediging op 5 mei 2011 toegezonden stukken blijkt dat deze vorderingen reeds op voorhand door verdachte zijn voldaan, zal de rechtbank deze vorderingen afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som geld ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 45, 55, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
* verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Feit 1 : mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 2 primair : poging tot doodslag
en verklaart verdachte (hiervoor) strafbaar;
* veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden;
* bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat:
- veroordeelde zich zal melden bij de Reclassering Nederland, Houtwal 16/D, 7201 ES
te Zutphen en zich zo frequent zal melden als de reclassering gedurende deze
perioden nodig acht;
- veroordeelde zal deelnemen aan een cognitieve vaardigheidstraining+ (CoVa+) en een leefstijltraining;
- veroordeelde zich zal laten behandelen bij een forensisch psychiatrische ambulante polikliniek;
- veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
* veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer B], wonende aan [adres te plaats] (bankrekeningnummer: [nummer]) van een bedrag van € 350,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
5 december 2010 en een bedrag van € 106,58, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2010 en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
* verklaart de benadeelde partij [slachtoffer B], voornoemd voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering;
* legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B], voornoemd, een bedrag te betalen van € 350,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 december 2010 en een bedrag te betalen van € 106,58 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 december 2010, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 9 (negen) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
* bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
* wijst af de vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 400,-, ingediend door de benadeelde partij [slachtoffer D];
* wijst af de vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 345,-, ingediend door de benadeelde partij [slachtoffer E].
Aldus gewezen door mrs. Ouweneel, voorzitter, Heenk en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 mei 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal nummer PL0641 2010177154-34, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, gesloten en ondertekend op 7 december 2010.
2 Proces-verbaal van bevindingen (p.52)
3 Proces-verbaal van bevindingen (p.52-53)
4 Proces-verbaal van bevindingen (p.53)
5 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (p.85-87)
6 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (p.85)
7 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer A] (p.86)
8 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] (92)
9 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] (p.109)
10 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] (p.95)
11 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] (p.112)
12 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C] (p.81-82)
13 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (p.66-67)
14 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (p.66)
15 proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer B] (p.67)
16 Proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] (p.112)
17 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] (p.109)
18 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C] (p.81-82)
19 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C] (p.81)
20 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C] (p.82)
21 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] (p.93)
22 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] (p.96)
23 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] (p.113)
24 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer D] (p.74)
25 Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] (p.110)
26 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer D] (p.73-75)
27 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer D] (p.74)
28 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer D] (p.75)
29 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] (p.98)
30 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] (p.98-99)
31 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] (p.99)
32 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer E] (p.59-60)
33 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer E] (p.60)
34 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] (p.95)
35 Proces-verbaal van verhoor van [getuige 6] (p.103)
36 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] (p.89)
37 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] (p.90)
38 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] (p.95)
39 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] (p.109)
40 Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer C] (p.82)
41 Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 6] (p.103)