RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/940094-10
Uitspraak d.d.: 31 mei 2011
Tegenspraak
Raadsvrouw mr. W.E. van Veldhuizen (advocaat te Apeldoorn)
[verdachte],
geboren te [plaats op 1961],
wonende te [plaats, adres].
Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 mei 2011.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009
tot en met 31 januari 2010 te Epe (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan
zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [2000], immers heeft hij (telkens) opzettelijk
ontuchtig meermalen, althans eenmaal die [slachtoffer] afgetrokken, althans de
penis van die [slachtoffer] betast;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs1
Aanleiding van het onderzoek
Na een informatief gesprek met de politie op 1 februari 2010 heeft [moeder slachtoffer], moeder en wettelijk vertegenwoordigster van de dan 9-jarige [slachtoffer] (verder te noemen [slachtoffer]), op 8 februari 2010 aangifte gedaan van seksueel misbruik van haar zoon [slachtoffer] tegen haar (toenmalige) vriend [verdachte], met wie zij samenwoonde. Op 8 maart 2010 is verdachte buiten heterdaad aangehouden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, met dien verstande dat de pleegperiode ruim genomen is, maar in ieder geval is aangevangen na de verjaardag van [slachtoffer] op [2009].
Het standpunt van de verdachte/verdediging
Door vaagheden/algemeenheden getuigt [slachtoffer] in zijn verklaring niet van 'zogenaamde intieme kennis', zodat aan zijn verklaring geen wettige en overtuigende bewijskracht toekomt, voor zover het verder gaat dan het eenmalige - korte voorval - op 30 januari 2010 's morgens omstreeks 09:30 uur.
De raadsvrouw heeft voorts gesteld dat de getuigenverklaring van moeder [moeder slachtoffer] - mede gelet op haar eigen belang - onbetrouwbaar voor het bewijs moet worden geacht, nu zij in een later stadium "alles" van [slachtoffer] vernomen heeft en daarna vele malen op indringende wijze met [slachtoffer] gesproken heeft. Om die redenen is de verklaring van [moeder slachtoffer] onbruikbaar voor het bewijs, aldus de raadsvrouw.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank baseert zich hierbij op de aangifte van [moeder slachtoffer]2, het studioverhoor van [slachtoffer]3 en de verklaringen van verdachte45.
De aangifte van [moeder slachtoffer]
[moeder slachtoffer] heeft verklaard dat zij als wettelijk vertegenwoordigster namens [slachtoffer] gerechtigd is tot het doen van aangifte van seksueel misbruik van haar 9-jarig zoontje [slachtoffer], door haar
48-jarige vriend [verdachte], eveneens woonachtig in de woning aan het adres [adres te plaats]. [verdachte] heeft meerdere keren aan het piemeltje van haar zoon gezeten, aldus [moeder slachtoffer].
Op 30 januari 2010 was zij de hele dag met [naam 1] op het conservatorium. Na het avondeten is zij met de kinderen boven in bed TV gaan kijken. [naam 2] zei dat ze iets moest vertellen en zei: "Ik vond het zo raar vanmorgen. Ik hoorde [verdachte] tegen [slachtoffer] zeggen, doe je onderbroekje eens uit". [naam 2] had gehoord dat [slachtoffer] zei dat hij dat niet wilde en dat [verdachte] vervolgens tegen [slachtoffer] zei: "Ga dan maar weg". [slachtoffer] wilde er niet over praten, maar op haar vragen heeft hij aan je gezeten en heeft hij aan je piemel gezeten, antwoordde/knikte hij ja. Toen zij [slachtoffer] vroeg wat [verdachte] precies gedaan had, zag zij dat [slachtoffer] het koordje van zijn trui vastpakte en vasthield tussen zijn duim en wijsvinger. Hij maakte daarmee op en neer gaande bewegingen langs het touwtje. Zij begreep van [slachtoffer], dat [verdachte] dat bij hem had gedaan en dat [slachtoffer] niets bij [verdachte] heeft moeten doen. [slachtoffer] gaf aan dat het vaker gebeurd was en alleen in zijn of de ouderslaapkamer. [slachtoffer] vertelde dat [verdachte] hem welterusten kwam zeggen en dat [verdachte] dan ook wel aan zijn piemel kwam.
De volgende dag, 31 januari 2010, hebben [verdachte] en zij hierover gesproken in het bijzijn van [naam 3], een goede vriend en collega van [verdachte], als bemiddelaar/vertrouwens-persoon. [verdachte] ontkende niet wat er gebeurd was. Hij vertelde dat het niet zijn bedoeling was [slachtoffer] te beschadigen en dat hij zich schaamde. Ook zei hij dat het een paar maanden zou spelen. Zij vindt het belangrijk dat [verdachte] geholpen wordt om herhaling te voorkomen, aldus [moeder slachtoffer].
De verklaringen van [slachtoffer] naar aanleiding van het studioverhoor
In het studioverhoor heeft [slachtoffer] verklaard, dat [verdachte] aan zijn piemel heeft gezeten. Dit is meer dan drie keer gebeurd en overal in huis. Het is begonnen een paar maanden na zijn negende verjaardag. Hij zat toen in het begin van groep 6, aldus [slachtoffer].
[slachtoffer] kan zich nog herinneren dat [verdachte] hem welterusten kwam zeggen. Hij lag met zijn pyjama en onderbroek aan in bed en [verdachte] trok met beide handen onder de dekens zijn onderbroek en pyjamabroek naar beneden. [verdachte] zat toen met zijn handen aan zijn piemel en ging heen en weer. Hij ging net zo lang door tot hij zei dat hij wilde slapen, toen ging [verdachte] weg en trok [slachtoffer] zijn (onder)broek weer aan.
[slachtoffer] vertelt dat het ook een keer is gebeurd in de slaapkamer van [verdachte]. [verdachte] lag op bed TV te kijken en had zijn gewone kleren aan. [slachtoffer] lag boven op de dekens aan zijn moeders kant van het bed, maar hij weet niet meer of hij zijn pyjama aan had of zijn gewone kleren. [verdachte] trok zijn (onder)broek naar beneden tot onder zijn knieën. [verdachte] ging vervolgens met zijn handen heen en weer aan zijn piemel.
[slachtoffer] kwam ook een keer in de woon/werkkamer naast [verdachte] op de bank zitten bij de open haard. [verdachte] trok toen de spijker- en onderbroek van [slachtoffer] naar beneden en hij zat weer met zijn handen aan zijn piemel en hij ging heen en weer tot [slachtoffer] zei dat hij moest stoppen.
De laatste keer zat [slachtoffer] in het bed van [verdachte] en vroeg [slachtoffer] waar zijn onderbroek gebleven was. [naam 2] hoorde dit en heeft het aan zijn moeder verteld. De volgende dag moest hij alles aan zijn moeder vertellen en zijn ze daarna naar oma en opa gegaan.
[slachtoffer] zegt dat hij het niet goed vond dat [verdachte] aan zijn piemel zat, maar hij dacht als hij dat ging zeggen dat [verdachte] boos zou worden.
[slachtoffer] heeft er niet eerder met iemand over gepraat, omdat hij dacht dat [verdachte] hem dan niet meer aardig vond en boos op hem zou worden. Het ging de laatste tijd net zo goed.
[verdachte] heeft gezegd dat hij het aan niemand mocht vertellen. [verdachte] deed steeds hetzelfde bij [slachtoffer]. [slachtoffer] heeft niets bij [verdachte] gedaan.
De verklaringen van verdachte
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard, dat het één keer gebeurd is. Bij de politie heeft hij daartoe verklaard, dat [moeder slachtoffer] en [naam 1] op 30 januari 2010 naar een concert waren. Hij lag in bed TV te kijken. [slachtoffer] kroop 's morgens rond 09.00 uur bij hem in bed. Zij lagen onder de dekens. Volgens verdachte heeft hij [slachtoffer] op zijn buik gekriebeld. Dat vond [slachtoffer] lekker, prettig. Verdachte merkte dat [slachtoffer] een stijve piemel kreeg. Volgens verdachte voelde hij dat. Verdachte verklaart dat hij niet wist dat zo'n klein jongetje zo'n stijf piemeltje kon krijgen. Verdachte stak toen zijn hand in de onderbroek van [slachtoffer] en hij voelde dat [slachtoffer] een stijve piemel had. Hij heeft toen in [slachtoffer]'s piemel geknepen. Hij ontkent hem te hebben afgetrokken. Op de vraag wie de onderbroek van [slachtoffer] naar beneden heeft geschoven, antwoordde hij dat hij dat wel gedaan zal hebben. Op de vraag hoe lang het duurde dat hij de piemel van [slachtoffer] vast had, antwoordde hij een minuut of twee minuten. Hij verklaart het niet meer precies te weten.
Samenvattende bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor het meermalen betasten - en niet ook het aftrekken -
van de penis van [slachtoffer] door verdachte. Verdachte ontkent dat hij de penis van [slachtoffer] meer dan eenmaal heeft betast. Daar staat echter tegenover dat [slachtoffer] heeft verklaard dat het meerdere keren is gebeurd. Tijdens zijn studioverhoor verklaart hij gedetailleerd over deze verschillende keren, waarbij hij lokaties en handelingen van verdachte benoemt. Zijn verklaring wordt voorts ondersteund door hetgeen [moeder slachtoffer] heeft verklaard van verdachte zelf te hebben gehoord in een gesprek waarbij ook [naam 3] aanwezig was daags na 30 januari 2011, namelijk dat het al een paar maanden zou spelen.
De rechtbank acht de verklaring van [moeder slachtoffer] op dit punt betrouwbaar en is van oordeel dat het door de raadsvrouw gevoerde betrouwbaarheidsverweer verworpen dient te worden.
Niet valt in te zien op welke wijze haar eigen waarneming van het gesprek met [naam 3] en verdachte beïnvloed zou kunnen zijn door gesprekken die zij met [slachtoffer] zou hebben gehad danwel dat deze verklaring door eigen belang zou zijn ingegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastegelegde pleegperiode te ruim genomen is. Op grond van de verklaring van [slachtoffer] kan in ieder geval gesteld worden dat de ontucht is begonnen een paar maanden na zijn negende verjaardag op [2009], toen hij in het begin zat van groep 6.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van [2009] tot en met 31 januari 2010 te Epe telkens ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer], geboren op [2000], immers heeft hij telkens opzettelijk ontuchtig meermalen de penis van die [slachtoffer] betast.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden;
o een meldingsgebod;
o het zich houden aan de aanwijzingen te geven door de reclassering, ook als dit inhoudt een (groeps)behandeling door Kairos;
o een contactverbod met [slachtoffer], [naam 2] en [naam 1] en [moeder slachtoffer];
- een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De raadsvrouw van verdachte heeft primair aangevoerd dat verdachte door de twee dagen inverzekeringstelling, zijn deelname aan de gesprekken bij de reclassering, de reeds door hem ondergane individuele behandelsessies bij Kairos, en de inkomstenderving die hij tengevolge hiervan ondervindt, al meer dan genoeg gestraft is. Zij verzoekt de rechtbank om die redenen een schuldig verklaring zonder oplegging van straf op te leggen.
Mocht de rechtbank dit niet volgen dan bepleit zij subsidiair een korte voorwaardelijke straf met een proeftijd tot en met december 2011, omdat de groepsbehandeling bij Kairos dan zal zijn afgelopen. Verplicht reclasseringscontact voor verdachte wordt weinig zinvol geacht.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst
van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking
genomen.
Verdachte heeft binnen de thuissituatie in de gezamenlijk door hem, zijn toenmalige vriendin en haar kinderen bewoonde woning verschillende malen de penis van de 9-jarige zoon van zijn vriendin betast.
Door zijn handelwijze heeft verdachte misbruik gemaakt van en inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het veel jongere en aan zijn zorg toevertrouwde slachtoffer. Hij is daarbij volledig voorbijgegaan aan wat dit voor [slachtoffer] betekende en welke (psychische) schade hij [slachtoffer] hiermee zou kunnen berokkenen, terwijl hij als "stiefvader" jegens het slachtoffer en diens moeder een op vertrouwen gebaseerde verantwoordelijkheid droeg.
Hij heeft daarmee bij het slachtoffer en diens moeder veel verdriet en onbegrip teweeg gebracht.
Uit de ter terechtzitting voorgelezen brief van [slachtoffer] blijkt ook dat deze gebeurtenissen een grote impact hebben gehad op [slachtoffer] en zijn gezin.
Verdachte heeft ter terechtzitting, in de ogen van de rechtbank, niet direct laten blijken de laakbaarheid van zijn grensoverschrijdend gedrag in te zien, maar hij heeft wel aangegeven zich te schamen voor zijn gedragingen. Naar het oordeel van de rechtbank is het van belang dat verdachte ter voorkoming van herhaling de door hem reeds aangevangen behandeling bij Kairos voortzet door deel te nemen aan de door de reclassering geadviseerde, en als essentieel bestempelde groepsbehandeling. Teneinde dat te bewerkstelligen zal de rechtbank verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden opleggen. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe om de verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst opnieuw in de fout te gaan.
De verdachte zal tevens een contactverbod met [slachtoffer] opleggen, zodat deze niet meer tegen zijn wil met verdachte hoeft te worden geconfronteerd. De rechtbank vindt het niet noodzakelijk tevens een contactverbod op te leggen met de overige gezinsleden van [slachtoffer].
Daarnaast zal de rechtbank verdachte een aanzienlijke werkstraf opleggen. Bij het bepalen van de duur van de op te leggen werkstraf, heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de als bijzondere voorwaarde op te leggen behandeling bij Kairos, voor feiten als de onderhavige, lang en intensief pleegt te zijn. De rechtbank zal dit verdisconteren door de door de officier van justitie gevorderde werkstraf te verminderen met zestig uren.
Voorts heeft de rechtbank ten slotte in het voordeel van verdachte in aanmerking genomen dat hij, blijkens een op zijn naam gesteld uittreksel Justitiële Documentatie van 09 maart 2010, niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Vordering tot schadevergoeding
[moeder slachtoffer], als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon [slachtoffer] (geboren op [2000]), wonende te [plaats, adres], bijgestaan door mr. Schoemaker, advocaat te Deventer, heeft zich in het strafproces gevoegd als benadeelde partij ten aanzien van het tenlastegelegde met een vordering tot schadevergoeding, betreffende een voorschot op de immateriële schade ten bedrage van € 2.000,00 alsmede vergoeding van kosten raadsvrouw ad € 178,50. Tevens is verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering tot schadevergoeding kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van verdachte stelt zich primair op het standpunt dat de benadeelde partij, wegens betwisting op alle onderdelen (kort samengevat, de omvang van de schade, het ontbreken van onderbouwing en causaal verband), niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
Subsidiair dient te vordering te worden afgewezen, nu verdachte op 7 mei 2010, door vrijwillige betaling aan [moeder slachtoffer] van een contant bedrag à € 5.000,00, bestemd om, indien en voor zover al sprake zou zijn van enige schade, eventuele kosten voor [slachtoffer] te voldoen. De raadsvrouw heeft bepleit dat de gevorderde schade daarmee reeds is vergoed.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [moeder slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in haar vordering. Door de raadsvrouwe van verdachte is gesteld, dat het reeds betaalde bedrag van € 5.000,00 (gedeeltelijk) ziet op de nu gevorderde schade in het strafproces. Namens de benadeelde partij is erkend dat dit bedrag betaald is, zij het dat het betrekking had op de inrichting van de nieuwe woning die het gezin per 1 mei 2010 toegewezen heeft gekregen en als vergoeding voor verrichte administratieve werkzaamheden door [moeder slachtoffer] voor het bedrijf van verdachte. Nu erkend is dat het bedrag van € 5.000,00 daadwerkelijk betaald is, is de vordering op dat punt onvoldoende onderbouwd en zou nader onderzoek moeten uitwijzen waarvoor de destijds door verdachte aan [moeder slachtoffer] betaalde geldsom van € 5.000,00 bestemd was.
Dit onderzoek zou naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan daarom thans in zijn vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke artikelen
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 249 van het Wetboek van Strafrecht.
* verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
* verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
* verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
* verklaart verdachte strafbaar;
* veroordeelt verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
* bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit schuldig maakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarden niet naleeft;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering (al dan niet verband houdende met de hierna volgende overige bijzondere voorwaarden), voor zover en zolang als dat door de reclassering noodzakelijk wordt geacht;
* stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich binnen vijf (5) dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis, telefonisch meldt bij de Reclassering te Zutphen en zich na de eerste afspraak blijft melden op de afgesproken tijdstippen en locaties, voor zo lang als de reclassering dat nodig acht;
- veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen (groepsbehandeling) door Kairos te Apeldoorn of een vergelijkbare instelling, ter beoordeling aan de reclassering, voor zolang als de reclassering dat nodig acht. De veroordeelde zal zich houden aan de regels die door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven;
- veroordeelde, op geen enkele wijze (direct of indirect) contact zal leggen of laten leggen met [slachtoffer], geboren op [2000];
- veroordeelde zal op verzoek van de reclassering ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
* geeft opdracht aan de reclassering om aan de veroordeelde bij de naleving van voornoemde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
* veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten een werkstraf gedurende 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
* beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat voor de eerste zestig dagen in voorarrest doorgebracht 2 uur per dag in mindering wordt gebracht en voor de overige dagen 1 uur per dag;
* verklaart de benadeelde partij [moeder slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering;
* verwijst de benadeelde partij [moeder slachtoffer] in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. Ouweneel, voorzitter, mr. Van de Wetering en mr. Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van De Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 mei 2011.
Voetnoten:
1 Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina's, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen verbaal, als bijlagen opgenomen bij proces-verbaal nr. PL0610 2010017321-1, Regiopolitie Noord- en Oost Gelderland, district Veluwe, gesloten op 6 april 2010
2 Proces-verbaal van aangifte van [moeder slachtoffer] nr. 2010017321-1, pag. 021-024
3 Proces-verbaal van bevindingen nr. 2010017321-3, pag. 029-039
4 Proces-verbaal van verhoor verdachte nr. 2010017321-09, pag. 053
5 Proces-verbaal van verhoor verdachte nr. 2010017321-13, pag. 059-061