RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/850374-10
Uitspraak tussenvonnis d.d. 31 mei 2011
Tegenspraak - dip
Raadsman: mr. Koopman te ’s-Hertogenbosch
[verdachte],
geboren te [plaats op 1946],
wonende te [plaats, adres].
Dit tussenvonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
17 mei 2011. Op die zitting heeft de raadsman zich bij wijze van preliminair verweer primair op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman enkele onderzoeks-/getuigenverzoeken gedaan. De voorzitter heeft de raadsman hierop laten weten dat de rechtbank op al die verweren/verzoeken op 31 mei 2011 bij eindvonnis dan wel tussenvonnis zal beslissen.
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is als preliminair verweer naar voren gebracht dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat rechten van de verdachte onherstelbaar zijn geschonden en ernstige inbreuken zijn gemaakt op de goede procesorde.
Daartoe is – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de dagvaarding voor een eerdere terechtzitting van 11 januari 2011 in strijd met artikel 8.2.1 van het Landelijk Strafprocesreglement enkele dagen voor die terechtzitting is ingetrokken.
Daarnaast is verdachte in zijn eerste verhoor gehoord, zonder dat hij gewezen is op zijn recht op consultatiebijstand, terwijl sprake was van een zogenaamde A-zaak, waarin verdachte volgens de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor van het Openbaar Ministerie geen afstand kan doen van zijn consultatierecht. Dit is in strijd met de arresten Salduz, Pischalnikov en Brusco van het EHRM.
Voorts is op verschillende onderdelen in strijd met de Aanwijzing opsporing en vervolging seksueel misbruik gehandeld. Zo is het informatief gesprek niet auditief vastgelegd, noch is dat adequaat vastgelegd in het dossier. Daarnaast is aangeefster [slachtoffer] in weerwil van deze aanwijzing slechts door één verbalisant gehoord.
Tot slot is tevens nagelaten deze zaak na afronding van het onderzoek spoedig aan te brengen op zitting.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd, dat in casu de dagvaarding (mogelijkerwijs) is ingetrokken, omdat de verdediging onder meer de wens had getuigen te horen. Om proceseconomische redenen is het gebruikelijk hieraan via een mini-instructie gevolg te geven. Het gestelde door de raadsman, dat hierdoor de belangen van verdachte zouden zijn geschaad, klopt niet. Het is juist in het belang van de verdachte.
De stelling van de raadsman dat in strijd zou zijn gehandeld met de arresten Salduz, Pischalnikov en Brusco van het EVRM, wordt niet door het openbaar ministerie gedeeld. Volgens de HR is Salduz niet van toepassing op een niet aangehouden verdachte. Verdachte is niet aangehouden, dus gaat Salduz niet op, aldus de officier van justitie.
Volgens de officier van justitie was ten tijde van het verhoor van verdachte op 22 april 2010, de oude Aanwijzing opsporing en vervolging seksueel misbruik van kracht. Dit verhoor is afgenomen door twee gecertificeerde zedenrechercheurs. De verklaring waar de raadsman kennelijk op doelt, is de weergave op pagina 3 van het stamproces-verbaal, en betreft een weergave van het informatieve gesprek. Er is gehandeld zoals het hoort, (zelfs) vanuit de nieuwe richtlijnen en alles is auditief geregistreerd. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er geen doelbewuste schending van de belangen van verdachte heeft plaatsgevonden en dat de belangen van verdachte absoluut niet geschaad zijn. Mocht de rechtbank hier anders over denken, dan kan dit verdisconteerd worden in bewijsuitsluiting of strafvermindering en is een niet-ontvankelijk van het Openbaar Ministerie een te zware sanctie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat door de verdediging terecht naar voren is gebracht dat een eerdere dagvaarding voor een terechtzitting van 11 januari 2011 in strijd met artikel 8.2.1. van het (op 1 januari 2011 in werking getreden) Landelijk Strafprocesreglement slechts enkele dagen voor die zitting is ingetrokken. Deze intrekking heeft mede tot gevolg gehad dat het onderzoek ter terechtzitting tegen verdachte eerst enkele maanden later, te weten op 17 mei 2011, heeft aangevangen. Dit verzuim is echter niet zodanig ernstig – ook al schrijft de Aanwijzing opsporing en vervolging seksueel misbruik spoedige vervolging na gereedkomen van het proces-verbaal voor – dat dit niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie kan rechtvaardigen. Hierbij wordt tevens verwezen naar de redelijke termijn-jurisprudentie van de Hoge Raad (zie onder meer HR 17 juni 2008, NJ 2008/358)
Met betrekking tot de stelling dat verdachte voorafgaande aan zijn eerste verhoor niet is gewezen op zijn recht een raadsman te consulteren, vermeldt het proces-verbaal van politie op pagina 4 dat verdachte schriftelijk en telefonisch is uitgenodigd op het politiebureau om te worden gehoord en dat aan hem is kenbaar gemaakt dat hij vooraf aan dit verhoor een raadsman kon raadplegen. Verdachte gaf aan hier geen gebruik van te willen maken. De stelling mist derhalve gelet op de thans voorhanden zijnde gegevens feitelijke grondslag.
De stelling van de raadsman dat verdachte gelet op de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor (Stcrt. 2010, nr. 4003) geen afstand kon doen brengt de rechtbank tot het volgende.
In casu is verdachte uitgenodigd op het politiebureau te verschijnen om te worden gehoord. Hij is aangemerkt als verdachte, maar niet aangehouden.
Onder verwijzing naar de in de Aanwijzing rechtsbijstand politieverhoor vermelde criteria betrof de verdenking jegens verdachte een ernstig zedendelict, waarop een gevangenisstraf van 12 jaar of meer is gesteld. In een dergelijke, als Categorie A aan te merken zaak kan de verdachte geen afstand doen van het recht op consultatiebijstand. Echter, gelet op de tekst van de Aanwijzing en de daarin vervatte verwijzingen naar onder meer relevante Kamerstukken ziet de Aanwijzing op de verdachte welke is aangehouden. Derhalve waren de in de Aanwijzing vervatte regels en voorschriften niet van toepassing. Evenmin volgt een recht op consultatierecht voor de niet aangehouden verdachte uit de door de raadsman aangehaalde, zogenaamde Salduz-jurisprudentie, en dan met name niet de uitspraak inzake Brusco (EHRM 14-10-2010, nr 1466/07). Uit de voorhanden zijnde stukken komt daarbij niet naar voren dat verdachte welbewust niet is aangehouden, met als (enig) doel de Aanwijzing niet op zijn zaak van toepassing te doen zijn. Hij is gewezen op de mogelijkheid om een raadsman te raadplegen en hem is de cautie gegeven voorafgaande aan het verhoor. De rechtbank ziet derhalve in het namens verdachte gestelde geen reden het openbaar ministerie niet ontvankelijk in zijn vervolging te verklaren.
De rechtbank stelt vast dat ten tijde van het informatief gesprek, het opnemen van de aangifte van [begeleidster slachtoffer] (namens [slachtoffer]) en het studioverhoor van [slachtoffer] de thans vigerende Aanwijzing opsporing en vervolging seksueel misbruik (Stcr. 2010, nr. 19123) nog niet in werking was getreden. Destijds gold een eerder versie, te weten de Aanwijzing opsporing en vervolging seksueel misbruik (2008A031), gepubliceerd: Stcr. 2008,253. In die Aanwijzing wordt in tegenstelling tot het thans vigerende Aanwijzing niet gerept over het auditief of audiovisueel registeren van het zogenaamde informatief gesprek. Wel is opgenomen dat een schriftelijk verslag van het informatieve gesprek moet worden gemaakt, waarin in ieder geval moet worden aangegeven welke personen daarbij aanwezig waren. Aan dit voorschrift lijkt gelet op het stam proces-verbaal, pagina 3, te zijn voldaan. De eis dat de aangifte door twee zedenrechercheurs wordt opgenomen bestond nog niet in de Aanwijzing van 2008. Het werken met verhoorkoppels is ‘slechts’ genoemd als een aanbeveling om te komen tot een professioneel, adequaat en zorgvuldig opgenomen aangifte. Vastgesteld moet overigens worden dat de aangifte van [begeleidster slachtoffer] (namens [slachtoffer]) door twee gecertificeerd zedenrechercheurs is opgenomen. Weliswaar is [slachtoffer] als getuige gehoord door één gecertificeerd zedenrechercheur en studioverhoorder, maar in het licht van de Aanwijzing van 2008 en het feit dat de formele aangifte van [begeleidster slachtoffer] was, kan thans niet worden vastgesteld dat hiermee doelbewust een schending van de rechten van verdachte heeft plaatsgevonden.
Dit betekent dat het preliminaire verweer zal worden verworpen.
Dit leidt er toe dat de rechtbank thans heeft te beslissen op de subsidiair namens de verdediging gedane onderzoeksvragen.
De onderzoeksvragen van de verdediging
Door de raadsman is verzocht om in het belang van de verdediging en van de waarheidsvinding als getuigen te horen:
- [slachtoffer], aangeefster, geboren op [1951 te plaats], wonende te [plaats, adres];
- [begeleidster slachtoffer], begeleidster van aangeefster, geboren op [1963], wonende te [plaats, adres];
De raadsman heeft aangegeven de getuige [slachtoffer] te willen horen omtrent feiten en omstandigheden in deze kwestie en omtrent haar omstandigheden van vóór de tenlastegelegde periode en over een mogelijke bedreiging door verdachte.
De raadsman wil de getuige [begeleidster slachtoffer] bevragen wat zij in verband met de aangifte met derden heeft besproken en daarbij alle vragen stellen die de verdediging relevant voorkomen.
De officier van justitie heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen het horen van deze getuigen.
De rechtbank zal het verzoek tot het horen van deze twee getuigen toewijzen.
Het horen van verbalisanten als getuigen
De raadsman heeft verzocht de navolgende, met deze zaak belaste verbalisanten, te doen horen met betrekking tot de vraag in hoeverre in overeenstemming is gehandeld met de genoemde Aanwijzing opsporing en vervolging seksueel misbruik:
- [verbalisant A], brigadier, gecertificeerd zedenrechercheur, Team Recherche Apeldoorn;
- [verbalisant B], brigadier, gecertificeerd zedenrechercheur, Team Recherche Apeldoorn;
- [verbalisant C], hoofdagent, gecertificeerd zedenrechercheur, Team Recherche Apeldoorn;
- [verbalisant D], brigadier, gecertificeerd zedenrechercheur, Team Recherche Apeldoorn.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat hij ten aanzien van het horen van de verbalisanten [verbalisant A], [verbalisant C] en [verbalisant D], niet inziet welk verdedigingsbelang geschonden is, nu de oude Aanwijzing van toepassing was ten tijde van de plaatsgevonden verhoren. Dit verzoek dient naar zijn mening te worden afgewezen. Tegen het horen van [verbalisant B] heeft hij geen bezwaar.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot het horen van de verbalisanten [verbalisant A], [verbalisant C] en [verbalisant D] dient te worden afgewezen nu de raadsman de relevantie daarvan onvoldoende heeft onderbouwd, nu ten tijde van het politieonderzoek de oude Aanwijzing van toepassing was en de raadsman bij zijn verzoek tot het horen van deze drie verbalisanten er van uit is gegaan dat de nieuwe Aanwijzing reeds van toepassing was.
Het verzoek tot het horen van [verbalisant B] zal wel worden toegewezen.
De aanwezigheid van verdachte bij het horen van de getuigen
Door de verdediging wordt aangevoerd, dat verdachte heeft aangegeven aanwezig te willen zijn bij het horen van de getuigen om, op grond van artikel 6, lid 3, sub d, van het EVRM, eventueel vragen te kunnen stellen aan de getuigen.
De officier van justitie heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de aanwezigheid van verdachte bij het horen van de verbalisant als getuige, maar wel tegen zijn aanwezigheid bij het horen van de getuigen [begeleidster slachtoffer] en [slachtoffer], omdat dit mede gelet op de aard van de zaak, te confronterend voor hen kan zijn.
De rechtbank is van oordeel dat zij hierover geen oordeel kan geven. De verhoren vinden plaats bij de rechter-commissaris. De rechter-commissaris gaat over de inrichting en orde van de verhoren en het is aan de rechter-commissaris hierover te beslissen.
Open of gesloten verwijzing naar de rechter-commissaris
De raadsman heeft aangegeven dat hij gelet op het stadium van het onderzoek mogelijk nog meer onderzoeksvragen heeft. Mocht zijn preliminair verweer worden verworpen, dan verzoekt hij tevens om een zogenaamde open verwijzing naar de rechter-commissaris.
Van de zijde van de officier van justitie bestaat hiertegen geen bezwaar.
Dit leidt er toe dat de rechtbank de zaak open zal verwijzen naar de rechter-commissaris strafzaken in deze rechtbank.
Verstrekking van een gegevensdrager
Om te kunnen vaststellen of de verklaring van verdachte mogelijk is verkregen in strijd met artikel 29 Wetboek van Strafvordering, wil de raadsman in het bezit gesteld worden van een kopie van de opgenomen verhoren van verdachte, zodat hij deze kan uitluisteren.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij van de verhoren van verdachte bij de politie een gegevensdrager (CD of DVD) ter beschikking zal stellen raadsman.
De rechtbank vertrouwt er op dat zulks zal geschieden en zij zal geen beslissing meer op dit punt nemen.
Nieuw reclasseringsrapport
De raadsman heeft gesteld dat het omtrent verdachte, door reclasseringswerker C.M.J. Meurs, opgestelde rapport van 14 maart 2011, volstrekt ondeugdelijk en onbruikbaar is. Verdachte kan zich op geen enkele wijze verenigen met de inhoud en de rechtbank wordt aan de hand van deze rapportage onjuist en onvoldoende voorgelicht omtrent de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Door de raadsman wordt verzocht een andere rapporteur aan te stellen en een nieuw reclasseringsrapport op te laten maken.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er geen aanleiding is aan het verzoek van de raadsman te voldoen. Meurs kan, indien gewenst, altijd bij de behandeling ter terechtzitting gehoord worden.
De rechtbank wijst dit verzoek af. Bij de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting wordt verdachte in de gelegenheid gesteld op het rapport te reageren en kan hij de rechtbank desgewenst verder voorlichten over zijn persoonlijke omstandigheden.
Voortzetting van de behandeling van de strafzaak
Nadat de rechter-commissaris zijn onderzoek heeft afgerond zal de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op een nog nader te bepalen tijdstip worden voortgezet.
• stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde de navolgende getuigen te horen:
1. [slachtoffer], aangeefster, geboren op [1951 te plaats], wonende te [plaats, adres];
2. [begeleidster slachtoffer], begeleidster van aangeefster, geboren op [1963], wonende te [plaats, adres];
3. [verbalisant B], brigadier, gecertificeerd zedenrechercheur, Team Recherche Apeldoorn,
en voorts datgene te doen hetgeen de rechter-commissaris in deze verder dienstig voorkomt.
• Wijst de overige door de raadsman gedane onderzoeksvragen af.
De rechtbank beveelt de oproeping van verdachte (met kennisgeving daarvan aan zijn raadsman) en de benadeelde partij tegen een nader te bepalen terechtzitting.
Deze beslissing is gegeven door mr. Gilhuis, voorzitter, mr. Van de Wetering en
mr. Ouweneel, rechters, in tegenwoordigheid van De Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 mei 2011.
Mr. Ouweneel en de griffier zijn buiten staat mede te ondertekenen.